H. D. VERTELLINGEN
sintrame JP
^mantel* g
if
HET MEDAILLON VAN
LORD STAIR
HAARLEM'S DAGBLAD
VRITDAG 19 APRIL 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
door
JOH. O. VAN DOORN.
„De Sleutel
De familie streek aan één der tafeltjes
op het caféterras neer. Pa Nansen, Ma
Narisen en Jetje Nansen. Even later boog
een kellner voor den ditmaal ook van de
warmte glimmenden neus van Pa, die na
een vrij-langdurige conferentie bestelde:
Ranja mét spuit voor Jetje, Ranja zonder
spuit voor Ma (die niet tegen de kriebeling
in d'r neus kon) en voor he mzelf dezen
keer buiten zijn biertje gaande, ook al van
de warmte een Whisky-Soda.
De familie verviel daarna weer in een stil
zwijgen, waaruit ze plotseling opgeschrikt
werd door een uitroep van een passeerend
Jongmensch: Nee maar, hoe maakt u
liet?"
Pa knipperde eens met zijn oogei), maar
kon den jongen blijkbaar niet thuis brengen,
doch Ma verhief zich dadelijk van haar zetel
en zei-
„Meneer Schreuders, U weer hier? en
tot Pa: „Herinner je je niet? meneer Schreu
ders, een vroegere vriend van onzen Jan".
Pa kreeg een vage voorstelling van een
deugniet in de korte broek, die altijd op
ecrbipdingen afstand vanJetje gehouden moest
worden, omdat hij, volgens Ma „al veel te veel
wist".
Ma ging vriendelijk verder: En onze
dochter die kent u ook nog?Henriëtte?
„Jetje.... o ja, hoe maakt jeu
het?'
Jetje maakte het best en bloosde.
De familie kreeg een verhaal, dat hij in
de stad kwam om een kamei1 te zoeken, hij
had een mooie betrekking hier gekregen,
noemde een goede baan aan een der Rijks
gebouwen, ging nu nog een paar vroegere
vrienden opzoeken envoegde hij er bij:
„Ik moet nog een kamer in 't hotel be
spreken".
Pa, die het blozen van Jetje opgemerkt
had, kreeg een idee.
„Zeg vrouw, meneer Schreuders kan
eigenlijk net zoo goed vannacht bij ons
logeeren, dat is toch veel prettiger dan in
zoo'n vreemd hotel".
Ma, die het blozen ook gezien had, was het
geheel met haar echtgenoot eens.
Schreuders echter maakte bezwaren, het
kon wel eens laat worden, als hij- zijn vrion-
den trof, en om dan nog bij de familie aan
te komen zetten
Pa kreeg een tweede idee, deed een greep
in zijn broekzak, en overhandigde Schreu
ders den huissleutel, met de woorden:
„Dat is geen bezwaar, hier hebt u den
sleutel. Geneert u zich maar nietwij
zijn ook jong geweest, wat jij, vrouw?"
Ma vond dat ook en Schreuders nam on
der duizend dankbetuigingen „bij voorbaat"
afscheid en ging zijn vrienden opzoeken.
„Sjonge, sjonge, dat 's een goede baan",
•begon Pa weer, toen Schreuders uit het ge
zicht verdwenen was.
„Ja", beaamde Jetje en bloosde opnieuw.
Dit bracht Pa op een derde idee, en even
later verdween hij, om na eenige minuten
met een zelf-genoegzaam gezicht terug te
komen.
,,'k Heb voor morgen een auto besteld,
met dit mooie weef is een ritje wel fijn, dan
kunnen we dien Schreuders ook mee vragen.
Zoo om een uur of hall' elf. nlefc te vroeg,
want lilj zal wel zin hebben om uit te
slapen, na zoo'n nacht
De nacht was, althans in den huize
Nansen, rustig en in hoopvolle verwachting
verloopen.
Pa was vroeg op, waarom begreep liij
zelf niet, maar Ma zei, dat hij zenuwachtig
was, volgens haar absoluut overbodig, om
dat 't zeker In orde kwamhun Jetje
had hij niet zelf na de poging om haar
naam te veredelen heel familiair, als vroeger,
„Jetje" gezegd? was de partij voor
Schreuders, en het gelukkige toeval had hen
op den levensweg samengebracht.
Om tien uur daalde het slachtoffer-in-sné,
ook al wegens de zenuwen, eenigszins luid
ruchtig de trappen af, wat Pa op deed
stuiven
Jetje, begrijp je dan niet, Schreuders
slaapt nogssstttü!
Jetje begreep, en ging zic-h, in afwach
ting op de dingen, die komen zouden, na
eenige aarzeling tusschen „Gentlemen
prefer Blondes" en „Flaming Youth", In hel
laatste trachten te verdiepen.
Pa liep maar aldoor op zijn kousen, voor
de zoonoodige stilte, vloekte tegen den
melkboer, die juist dezen morgen, volgens
Pa, extra 1 \rd belde, raasde op de dienst
bode die nota bene om half elf op den gong
wilde slaan,_ voor het ontbijt! We heb
ben een logé, die slaapt nog, moet ik je dat
nu nog eens vertellen?
Intusschen verliep de tijd, en extra hard
toeterend reed de auto voor. Pa was al bij
den chauffeur:
„Och zeg, rij nog een kwartiertje
om, en alsjeblieft, toeter niet zoo..., er
slaoen nog mensehen!"
Om kwart voor elf verwisselde Jetje „Fla
ming Youth" voor „Gentleman Prefer
Blondes" wat haar even later onbewust op
deed staan om In den spiegel te kijken.
De atmosfeer werd geladen. Ma was al
eens naar bóven geloopen, had ondanks hef
tig probest van Pa, op de deur geklopt, maar
een antwoord bleef achterwege.
Zoo vast als hij toch slaapt, hé?
zeker aardig uit geweest, maar ochhii
heeft gelijkoverigens is hij in elk geval
bekwaam thuis gekomen, want ik. heb niets
gehoord.
Niets gehoord!? vroeg Pa en terwijl
een vreeselijk denkbeeld in zijn brein op
kwam, werd er gescheld.
De dienstbode sloop naar de deur, kwam
onmiddellijk terug: Of meneer even wou
komen.
En in de gang, eenigszins verlegen met
zijn figuur en onder duizend excuses zijn
relaas beginnend, stond Henk Schreuders.
Ja, ziet u, en ik stond maar in dat
slot te rammelen, en ik kon die deur maar
niet open krijgen. Eindelijk kwam er iemand
voor, en toen werd het raadsel opgelost; ik
meende, dat u nog in het vorig huis woon
de, u hadt mij niets van de verhuizing
gezegd. Daar stond ik, een tram ging er niet
meerwaar moest ik heen. Enfinde
heer des huizes vertrouwde zeker nog al op.
mijn fatsoenlijk gezicht, en noodigde me
uit, om daar te logeeren, ja ziet una
zoo'n avondkan ik dat toch niet af
slaanwilt u mevrouw en juffrouw Jetje
van me groeten, ik kan tot mijn spijt niet
blijven, er wordt op me gewacht, nogmaals
mijn excuus.
Eenige weken later zat de familie weer op
het terras in hetzelfde gezellige stilzwijgen
bijeen.
Een heer en dame kwamen voorbij. De
heer groette.
Wat zie ik riep Ma.
Dat isvervolgde Pa.
Schreudersmet dat akelige kind
van de Hoogenraads, waar hij toen dien
nacht geslapen heeft;... trachtte Jetje heel
gewoon te zeggen.
LETTEREN EN KUNST
INGEZONDEN MEDEDEEl.INGEN
k 60 Cts. per regel.
1fjUiZte-ixAj Mui*
HET TOONEEL.
FRITS BOUWMEESTER-ENSEMBLE.
BRANDING.
Een spel in 3 bedrijven door
Ralph Cullinan.
In de groote fcooneelzaal van het Gebouw
St. Bavo heeft gisteren voor de Haarlemsche
afdeelïng van den Nederlandschen Roomsch-
Katholieken Volksbond het ensemble van
Frits Bouwmeester een opvoering gegeven van
„Branding", een spel in. 3 bedrijven uit T et
Iersche visschersleven van clen Amerikaan-
schen schrijver Ralph Cullinan. De zaal was
prachtig bezet en irj. stijgende spanning heeft
het publiek het spel der artiesten gevolgd.
Aan het slot ontlaadde zich de geestdrift der
toeschouwers in een warme ovatie voor de
spelenden, zoodat deze avond èn voor het be
stuur van den R.K. Volksbond, dat deze voor
stelling organiseerde, èn voor het ensemble
van Frits Bouwmeester een groot succes is
geworden.
In een inleidend woord voor het program
ma lazen wij, dat de Ieren alles heviger voe
len en ondergaan dan wij. Dit verklaart ons
geheel, waarom Ralph Cullinan zijn stuk aan
de Iersche kust laat spelen. Want deze Ameri-
kaansche schrijver houdt van hevige effecten,
waarvoor de Ieren hem gemakkelijker de ge
legenheid boden dan de kalmere visschers
van onze lage stranden dit zouden hebben
gedaan. Cullinan is geen schrijver, die van
halftinten houdt; hij schildert het liefst met
sterke, felle kleuren en ,3randing" is dan ook
een stuk van den ouden stempel, waarin de
acteurs zich niet behoeven in te houden maar
zij hem zooals de tooneelterm luidt nog
eens ouderwetsch van „Jetje kunnen geven".
Een stuk, waarin de oude Bouwmeesters plei-
zier zouden hebben gehad en waarin zoo
als gisteren wel duidelijk bleek ook een
groot deel van het publiek nog geheel opgaat
en geniet.
Shawn Halpin, een visscher, is jaren gele
den in een twist gedood door den ouden Bar
rett, en Corny Halpin, de broer, heeft gezwo
ren den dood van Shawn te zullen wreken.
Want bij de Ieren lezen wij in het pro
gramma zijn de familiebanden nog zoo
hecht en sterk, dat de wraak over een ge
pleegd misdrijf toevalt aan heel de familie
van het slachtoffer en wij citeeren nog
steeds het programma „zoo hevig wordt dit
gevoeld en ondergaan, dat de uiterste
krachtsinspanning van het Christenhart noo-
dig is om van persoonlijke weerwraak af te
zien".
De oude Barrett is gestoxwen, doch als
plotseling zijn zoon Christie in het dorp te
rugkeert laait de haat bij den visscher Corny
Halpin weer op en vreest men, dat Comy den
zoon Zal laten ontgelden, wat de vader heeft
misdreven Doch Noney, het nobele dochter
tje van den verslagen visscher, leidt alles ten
goede. Zij voert Christie Earrett naar de vis-
schershut, omdat zij weet, dat Christie haar
moeder lief heeft. Doch de oude Corny Halpin
en de moeder en eigenlijk ook wij, toe
schouwers denken niet anders dan dat
Christie om Noney komt. De Amerikaansche
schrijver weet de spanning er wel in te hou
den en tot het uiterste op te voeren, wanneer
hij een boer en woekeraar Padna Collins
clie naar de hand van Noney dingt, Christie's
gangen laat volgen en hem onmiddellijk na
Christie de visschershut laat betreden. Het is
de spanning van de romantische film, welke
de toeschouwers beleven en men denkt niet
anders dan dat er weer opnieuw moord
doodslag zal komen, wanneer Corny Halpin
Christie in zijn hut ontdekt. Maar de Ameri
kaansche schrijver heeft er wel voor gezorgd
Christiezoo sterk te maken, dat deze Corny
zijn spade en den gemeenen Padna zijn revol
ver uit de hand slaat, doch niet dan nadat de
edelaardige Noney zich met haar eigen
lichaam voor Christie heeft geworpen om den
zoon van den moordenaar van haar vader te
verdedigen.
In het laatste bedrijf overwint de Christe
lijke liefde. Noney vertelt aan haar oom en
haar moeder, dat Christie niet om haar in de
hut is gekomen. Zij zal nooit trouwen, omdat
zij als „bruid des He eren" naar Australië zal
gaan. En Noney brengt dan Christie en haar
moeder, die elkaar als kinderen reeds lief
hebben gehad, tot elkander en weet zelfs de
haat van den ouden Corny in vergevensgezin
de vriendschap te veranderen. Zoo wordt de
veete tusschen de twee families beslecht door
de liefde en komen allen om in de beeld
spraak van den schrijver te blijven door
de branding in veilige haven.
Coen Hissink als de Iersche visscher,
Adolf Rijkens als de gemeene woekeraar,
Padna Collins, Frits Bouwmeester als Chris
tie Barrett, de teruggekeerde zeevaarder, en
Corry Heerings en Sophie Stein als Noney
en haar moeder hebben dit Amerikaansche
stuk gespeeld in den stijl, welke het ver-
eischte. Vooral het slot van II waarin
Christie zijn vijanden ontwapent en Noney
zich voor Christie werpt herinnerde aan
de jaren, waarin de oude Bouwmeesters
hun triomfen vierden. Ook Ooen Hissink
bracht door zijn spel dien tijd weer in onze
oogen. Coen Hissink is geheel uit de oude
'romantische school. Toen wij hem gisteren
zagen spelen met zijn forsche^ breede ge
baren en zijn wenkbrauwen-fronsen dach
ten wij telkens terug aan zijn leermeester,
met wien hij zoo dikwijls heeft gespeeld en
dien hij zeer hartstochtelijk bewonderde den
grooten Louis.
Frits Bouwmeester staat al draagt hij
dan ook den beroemden naam met zijn
spel meer in den tegenwoordigen tijd. Hij'
speelde Christie sober maar toch ondanks
zijn ongesteldheid, waarvoor hij de clemen
tie van het publiek deed inroepen forsch
en krachtig genoeg en vooral in het derde
bedrijf, toen hij daar plotseling verscheen
in de open deur, toonde hij in heel zijn im-
poneerende houding, dat het Bouwmeester-
bloed ook door hem stroomt.
Adolf Rijkens was de marqué, die In dit
Amerikaansche stuk niet mocht ontbreken.
Rijkens sp'eelde hem suggestief genoeg om
het publiek onder den indruk van deze
sinistere persoonlijkheld te brengen. Corry
Heerings was een lieve Noney, al viel het
moeilijk in haar een vlsschersdoehter te
zien. Maar in Ierland zijn de visschersvrou
wen misschien heel anders dan hierAIs dit
wel het geval was, moesten wij de visschers-
weduwe van Sophie Stein heelemaal afwij
zen. Hevig was deze Iersche vrouw in haar
spel allerminst en Sophie Stein viel dan
ook wel wat erg uit dit milieu.
J. B. SCHUIL.
„GELOOF EN WETENSCHAP".
„SINT SERVAAS".
Voor de vereeniging „Geloof en Weten
schap", die met deze uitvoering haar seizoen
besloot, werd Donderdagavond opgeveerd de
legende van „Sint Servaas" tekst van Prof.
Chr. Mertz, muziek van wijlen Philip Loots.
Indertijd, December 1928 hebben wij
uitvoerig geschreven van het werk van den
vroeg ontslapen componist dat toen evenals
nu onder leiding van diens dochter, mej. Dora
Loots werd uitgevoerd. De heer Karei de Jong
heeft bij die gelegenheid de beteekenis van
het werk uiteengezet en de eminente leiding
van Mej. Dora Loots gprezen, evenals de pres
taties van het gemengd koor.
Wij mogen dus .ditmaal kort zijn. De op
voering onderscheidde zich slechts in één
opzicht van de vorige: het déclamatorium
werd ditmaal waargenomen door de zeer
jeugdige déclamatrice, mej. Parihuljsen uit
Utrecht, die zich voortreffelijk van haar
taak kweet, en de stoere, melodieuze t-aal van
Prof. Mertz merkwaardig goed beheerschts
en uitstekend uitsprak. Tegen de groote dra
matische gedeelten is een dergelijke haast
teere en uiterst melodieuze, doch zeer jeug
dige meisjesstem, uit den aard van de zaak,
nog niet opgegroeid. Toch kon hier gemak
kelijk geconstateerd worden dat talent in
zeer ruime mate aanwezig is. Het publiek dat
de schouwburg aan den Jansweg geheel
vulde was zeer onder den indruk van het ge
sproken woord, dat zoo goed en muzikaal
aansloot bij den zang.
De geheele uitvoering stond overigens op
hoog peil. Mej. Loots die zelfs achter den
vleugel had plaats genomen, leidde enthou
siast en het resultaat was uit artistiek oog
punt, meer dan bevredigend.
Na afloop bood de voorzitter de heer F.
Vorstman, van „Geloof en Wetenschap" die
zich nog hi 't bijzonder tot den heer Frans
Pielage richtte, bloemen en kransen aan, aan
de dames Loots en Panhuysen,
NED. MIJ. VOOR NIJVERHEID
EN HANDEL.
OVER GESCHIKTHEIDS-ONDERZOEK
Donderdavond had in de Tuinzaal van
café-restaurant Brinkmann een bijeenkomst
plaats van leden van het departement Haar
lem der Ned. Mij voor Nijverheid en handel,
waai Ti Jhr. D. J. van Lennep een lezing met
proeven-demonstraties hield over het onder
werp: „Eenige groepen uit het tegenwoordige
geschiktheidsonderzoek".
Spr. zeide dat bij de industrieele psycholo
gie vooral drie dingen te pas komen; de se
lectie der werkkrachten, dan, alles wat sa
menhangt met de ai-beidsplaats en tenslotte
de verkoop, van het artikel.
In de arbeidsplaats (een leelijk woord, let
terlijk uit het Duitsch vertaald) zijn van
veel gewicht de verdeeling der beweging en
verder ventilatie en verlichting, Een en an
der heeft bij goede verzorging, productiever-
hooging tengevolge en maakt ook dat de ar
beider prettiger, werkt. Ook is van belang
een goede verdeeling.van de rustpoozen over
den werktijd.
Een .wetenschappelijke psychologische se
lectie dei' werkkrachten Is noodzakelijk in
verband met het arbeidsverloop, de kosten
van opleiding van leerling tot geschoold ar
beider en de grootere productiviteit.
De psychotechniek wil de verhouding tus
schen de twee grootheden: den mensc-h en
den door'hem te verrichten arbeid, zoo goed
mogelijk doen zijn.
En zij doet dit door proeven te nemen die,
vóór dat iemand een zekeren kant uitgaat,
aantoonen welke kant hij of zij het beste kan
kiezen.
Op verschillende manieren wordt het in
tellect beproefd, het combinatievermogen, de
aandacht en den tijd gedurende welken men
zijn aandacht met vrucht gespannen kan
houden, het voorstellingsvermogen, het
tempo waarin en de accuratesse waarmede
men kan werken, den tijd gedurende welken
de persoon in quaestie saai en eentonig werK
kan verrichten zonder te verslappen enz.
Vernuftige instrumenten zijn hiervoor uit
gedacht welke spr. in werking toonde. Voorts
verduidelijkten lichtbeelden de voordracht.
Van de gelegenheid tot het stellen van
vragen maakten twee der aanwezigen ge
bruik. In zijn antwoord vond spr. de gele-
genhend nog op te merken, dat resultaten
van zijn bureau te Utrecht nog niet genoemd
kunnen worden, tenminste niet over een jaar
of 5 a 6, omdat het bureau pas eenige jaren
werkt.
De voorzitter, de heer G. J. Droste Jr., sloot
daarna de bijeenkomst met dank aan den
spreker.
FEUILLETON.
34)
Naar het Engelsch van
CHARLOTTE M. BRAME.
Het beste zal zijn tanto Plvamer te
vragen, riep de hertogin, zij zal het zich
misschien herinneren. Ik ben bang voor de
twee medaillons. Het is me of ze een groot
mysterie voor ons verbergen.
Lord Sta Ir schreef dadelijk. Het antwoord
van lady Holt was, dat zij zich duidelijk her
innerde dat den laatsten keer dat zij lady
Stair had gezien, op den dag van 't spoor
wegongeluk, deze het miniatuur had gedra-
S<Hoe kon het dan in het bezit van juffrouw
Grev gekomen zijn?
Niemand wist het te verklaren.
Eindelijk vroeg Ethel: Papa, waarom
zouden we hét niet aan juffrouw Grey zelf
kunnen dragen? Zij is de eenige die clit ge
heim kan oplossen.
Een verstandig idee, zei de hertog. De
vraag is, wie zal haar gaan opzoeken?
Ik zou vrees ik, weinig invloed op haar
hebben, zei Lord Stalr, ik heb de vrouw
nooit gezien.
Misschien zou ze zich het gemakkelijkst
uit.soreken tegenover mij; ze hield van mij,
zei Ethel.
Neen, Ethel, viel de hertog m ik zou
voor niets ter wereld willen dat jij een voet
zet in de gevangenis.
Dat zou me niets kunnen schelen. Ik
kan jc niet vertellen hoc of waarom, maar
ik houd van juffrouw Grey. Heusch Fulke,
ik zou graag willen gaan.
Je zou met haar mee kunnen gaan, zei
Lord Stair, dat zou misschien het beste
zijn. Ik wil dat dit geheim wordt opgelost.
Misschien is de oplossing tenslotte heel
gewoon, zei Ethel. Moeder heeft het
medaillon wellicht verloren en iemand heeft
het opgeraapt en verkocht.
Maar waarom zou ze dan zeggen dat ze
schuldig is? vroeg Lord Stair.
Ja, maar ze heeft nooit gezegd, waaraan
ze schuldig was.
Maar als zij het medaillon niet heeft ge
stolen, waarom zou zij zich dan -schuldig
hebben verklaard? hield de hertog aan.
Waarom was ze zoo ontroerd en opgewon
den toen het voor den dag kwam Weet Je
nog hoe bleek zc bij je neerknielde en riep
dat ze schuldig was? Daar moet een of ander
vreeselijk geheim achter zitten.
En nog iets anders zei lord Stair. La
ten we veronderstellen dat het medaillon bij
toeval In haar bezit is gekomen, waarom
zou ze hot dan zoo angstvallig, verbergen?
Waarom heeft ze het goud en die diamanten
niet verkocht en het portret vernietigd?
Waarom heeft ze het gehouden? Het is
zeker het vreemdste geval dat ik ooit gehoord
heb!
Zullen we bij haar worden toegelaten?
vroeg lord Stair.
We zullen ons tot de autoriteiten moeten
wenden. Dit is een geheim dat opgelost moet
worden.
Hoe kwam ze in het bezit van het me
daillon en waarom bewaarde 'ze het op zoo'n
geheimzinnige plaats?
Papa, vroeg Ethel opeens, ik heb wel
eens hooren spreken over moeder's kamenier,
hoe heette die?
Phoebe Askern.
Hoe zag die er uit?
Ilc herinner me haar nauwelijks Ethel,
ik zag haar zoo weinig, antwoordde lord
Stair. Het eenige wat ik me van haar her
inner, is dat ze groot was en blond. Je moe
der hield veel van haar.
Tante Phamer dacht, dat ze er na moeder's
dood met enkele van haar juweelen van door
was gegaan, omdat na het ongeluk niemand
haar meer gezien heeft. De meeste menschen
waren het met je tante eens, maar ik heb me
er nooit zoo in verdiept; ik voelde me te on
gelukkig om aan iets anders' te denken dan
aan den dood van je moeder. Waarom vraag
je dit?
Ethel keek haar vader met gespannen aan
dacht aan.
Dus u heeft nooit meer een woord over
die Phoebe Askern gehoord, sedert moeder
dood is, Papa?
Geen -woord. Maar waarom kijk je zoo
vreenid Ethel?
Er kwam een gedachte bij me op, die
alles zou verklaren. Zou het niet mogelijk
kunnen zijn, dat deze juffrouw Grey in wer
kelijkheid moeder's vroegere kamenier Phoe
be Askern is?
Lord Stalr en de hertog uitten beiden een
kreet van verrassing.
Het is dom van ons dat we hier nooit
aan gedacht hebben, zei de hertog. Als
Phoebe Askern, na den dood van lady Stair
is weggeloopen met enkele van haar juwee
len, dan is het natuurlijk dat ze bang was
ontdekt en gestraft te zullen worden. Je
hebt waarschijnlijk het raadsel opgelost
Ethel.
Maar de hertogin keek nog ernstiger en
was diep in gedachten verzonken.
Toch kan ik me moeilijk voorstellen
dat juffrouw Grey een kamenier is geweest.
Ze had zooiets fijns, zooiets buitengewoon
beschaafds. Ik weet niet hoe goed ik het moet
uitclrukken, maar ik ben er zeker van dat zij
een dame was, zoowel door geboorte en op
voeding als door haar karakter.
Doch hoe langer ze dachten over deze op
lossing, dés te natuurlijker scheen ze totdat
Ethel een nieuwe moeilijkheid te berde
bracht.
Het is vreemd, zei ze Phoebe Askei*n
zou toch eerder Clavering vermeden hebben
dat dat zij er zich ging vestigen. Maar aan
don anderen kant zij was er zeker van dat
niemand haar herkennen zou. Phoebe hield
misschien van me toen ik nog klein was en
moeder me „Zonnestraaltje" noemde. Mis
schien heeft ze voor me gezorgd en is dat de
reden waarom ze zich zoo tot mij aange
trokken voelde. Maar het was toch niet moge
lijk de zaak zoo op te lossen. Het eenige dat
er op zat was, dat de hertogin of iemand an
ders naar de gevangenis ging om juffrouw
Grey uitleg te vragen.
De officier van justitie gaf de hertogin ver
lof de gevangenis te bezoeken.
Als onze gissing juist is, zullen we meer
hooren over den dood van mijn lieve moe
der, zei Ethel. De kamenier kan ons mis
schien meer bijzonderheden vertellen dan
iemand anders.
Deze woorden schenen lord Stair te veront
rusten. Hij wist hoe zorgvuldig alles voor
Ethel verborgen was gehouden, hij wist dal
Ethel zelfs geen vermoeden had dat er een
geheim verbonden was aan haar moeders
dood. Hoe vreeselijk als dit geheim onthuld
zou worden! Als deze vrouw werkelijk Phoebe
Askern was, als zij werkelijk iets wist omtrent
de reden van dien rampzaligen tocht en in
dien zij deze reden zou vertellen, wat zouden
de gevolgen zijn? Deze gedachten verontrust
ten hem zeer. Het zou veel beter zijn dat
iemand anders ging inplaats van Ethel,
PROT. CHR. RECLASSEERINGS'
VEREENIGING.
STICHTING EENER HAARLEMSCHE
AFDEELÏNG.
Anhier is gevormd een comité tot oprich
ting van een afdeeling Haarlem der verleden
jaar gestichte Protestantsch Christelijke R£-
cilasseerings Vereeniging.
In dat comité hebben reeds zitting geno
men de dames mevrouw mr. J. H. Schutte-
Struick, mevrouw A. Anema—Gertsen en de
heeren ds. L. D. Poot, P. P. Hartendorf, C. ten
Boom, P. J. Jonge jan, ds. A. NL Boeijinga, ds.
J. W. Siertsema, Johs. Visser, mr. A. Bruch,
M. Petrie, mr, A. R. Baas, ds. J. van der
Schors, ds. W. Bijleveld, J. van Daale, W. F.
Beeremans, W. Roodenburg, ds. C. J. van
Paassen, F. H. Richters, prof. dr. A. A. van
Schelven, A. van Driel, dr. A. de Vries en dr.
G. D. Breukelaar.
Donderdagmiddag had de eerste vergm-
dering van het Comité plaats, die werd ge
leid door Prof. dr. H. Dooyeweerd van Am
sterdam. Deze zette in een inleidend woord
uiteen de redenen, die geleid hadden tot de
stichting der Vereeniging. Hij deed daarbij
opmerken, dat de Vereeniging beoogt samen
werking te brengen in allen reclasseerings-
arbeid die tot nu toe op positief Christelij-
ken grondslag in protestantschen zin is verl
richt.
De Vereeniging heeft te Den Haag een
Centraal Bureau en tracht in onderscheidene
gi*oote plaatsen tot oprichting van een afdee
ling te komen. De weg die daarbij wordt ge
volgd is de volgende: er wordt een comité
gevormd, dat, na zijne constitueering, zich
bezig houdt met het aanwerven van leden
om dan te komen tot de stichting van een
afdeeling. Het wordt wenschelijk geoor
deeld, niet over te gaan tot de stichting van
een afdeeling vóórdat er een groot aantal le
den vóór zijn.
Hot werven van leden zal niet op vele be
zwaren afstuiten, verzekerd spr., daar de
minimum-contributie slechts één gulden per
jaar is. De afdeeling moet kunnen beschikken
over de noodige personen om rapporten te
kunnen maken en om op te treden als pa
tróón of patrones.
Naar aanleiding, van een wensch. komende
uit de vergadering, werd besloten dat het
comité zich nog eenigen tijd zal assumeeren,
waarna het comité werd geconstitueerd.
Aan de orde was verder de samenstelling
van een voorloopig bestuur, dat de zaken re
gelen zal tot aan de stichting dei- afdeeling
en de vorming van een definitief bestuur.
Benoemd werden in het voorloopig bestuur
als voorzitter de heer C. ten Boom, als twee
de voorzitter mr. A. R. Baas, als secretaris
de heer. P. P. Hartendorf, als tweede secreta
resse mevrauw mr. J. H. G. SchutteStruick
en als penningmeester de heer J. H. Aangeen-
brug. Can dezen was de laatste niet te verga
dering aanwezig, de anderen aanvaarden da
benoeming.
Prof. Dooyeweerd deelde nog mede, dat
het de bedoeling is, dat de leden van het
comité adressen zullen opgeven van hen aair
wie een circulaire zal worden gezonden met
verzoek toe te treden als lid en dat daarna
de leden van het comité persoonlijk ant
woord op die circulaire zullen komen halen,
alsmede dat een fonds gevormd wordt tot
dekking van de kosten reeds gemaakt door
het hoofdbestuur dér Vereeniging.
Vervolgens werd door hem de vergadering
gesloten met het uiten van den wensch,
dat de arbeid van het Comité een gezegende
moge zijn.
H.M. DE KONINGIN NAAR ZWITSERLAND.
Naar de Tel. verneemt koestert H.M. de
Koningin het voornemen dit jaar wederom
een buitenlandsche reis te maken. Ditmaal
zal een tocht naar Zwitserland worden on
dernomen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
bi)
AMSTERDAM UTRECHT
Nieuwendijk 225/229 Oude Gracht 151
Ethel bemerkte dat haar vader ongerust was.
Papa, zei ze, terwijl ze hem met haar
openhartige, donkere oogen aankeek. 'Pa
pa, zou u misschien liever willen dat ik niet
naar de gevangenis ga?
Daar heb ik geen enkele reden voor,
bracht hij er met moeite uit.
Enkele dagen later ging de hertogin naar
de gevangenis om een bezoek te brengen
aan no. 44.De hertogin begeleidde haar, maar
werd niet in de eigenlijke gevangenis toege
laten. Hij vond het feit dat Ethel zou gaan,
hoe langer hoe minder prettig.
HOOFDSTUK XLIX.
Dit is no. 44 zeide de directrice, toen ze
een uitdrukking van angstige verwondering
op het gezicht van de hertogin zag komen.
Ehel wierp een verschrikten blik in de
cel. Ze zag een kleine vierkante ruimte, ver
licht door eenl raampje, waardoor men
slechts een glimp kon zien van de blauwe
lucht. Er stond een smal ledikant, een kleine
ruwhouten tafel en een stoel. No. 44 sloeg
haar oogen niet dadelijk op; ze dacht dat de
directrice haar iets kwam zeggen over het
werk.
—De hertogin van Neath heeft toestem
ming gekregen je te bezoeken, zei de direc
trice. N
Een gesmoorde kreet klonk, een blik van
groot smart kwam in de oogen van de go-
vangene. Ze hief haar handen op in een ge
baar van wanhoop.
De hertogin ging naar haar toe, ze hield
haar beide handen naar de gevangene uitge
strekt, maar de wanhopige vrouw wilde haar
met aanraken.
Ik ben niet waard u te mogen aanra
ken, riep ze achteruitdeinzend.
(Wordt vervolgd.).