H. D. VERTELLINGEN sintrame JP ^mantel* g if HET MEDAILLON VAN LORD STAIR HAARLEM'S DAGBLAD VRITDAG 19 APRIL 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) door JOH. O. VAN DOORN. „De Sleutel De familie streek aan één der tafeltjes op het caféterras neer. Pa Nansen, Ma Narisen en Jetje Nansen. Even later boog een kellner voor den ditmaal ook van de warmte glimmenden neus van Pa, die na een vrij-langdurige conferentie bestelde: Ranja mét spuit voor Jetje, Ranja zonder spuit voor Ma (die niet tegen de kriebeling in d'r neus kon) en voor he mzelf dezen keer buiten zijn biertje gaande, ook al van de warmte een Whisky-Soda. De familie verviel daarna weer in een stil zwijgen, waaruit ze plotseling opgeschrikt werd door een uitroep van een passeerend Jongmensch: Nee maar, hoe maakt u liet?" Pa knipperde eens met zijn oogei), maar kon den jongen blijkbaar niet thuis brengen, doch Ma verhief zich dadelijk van haar zetel en zei- „Meneer Schreuders, U weer hier? en tot Pa: „Herinner je je niet? meneer Schreu ders, een vroegere vriend van onzen Jan". Pa kreeg een vage voorstelling van een deugniet in de korte broek, die altijd op ecrbipdingen afstand vanJetje gehouden moest worden, omdat hij, volgens Ma „al veel te veel wist". Ma ging vriendelijk verder: En onze dochter die kent u ook nog?Henriëtte? „Jetje.... o ja, hoe maakt jeu het?' Jetje maakte het best en bloosde. De familie kreeg een verhaal, dat hij in de stad kwam om een kamei1 te zoeken, hij had een mooie betrekking hier gekregen, noemde een goede baan aan een der Rijks gebouwen, ging nu nog een paar vroegere vrienden opzoeken envoegde hij er bij: „Ik moet nog een kamer in 't hotel be spreken". Pa, die het blozen van Jetje opgemerkt had, kreeg een idee. „Zeg vrouw, meneer Schreuders kan eigenlijk net zoo goed vannacht bij ons logeeren, dat is toch veel prettiger dan in zoo'n vreemd hotel". Ma, die het blozen ook gezien had, was het geheel met haar echtgenoot eens. Schreuders echter maakte bezwaren, het kon wel eens laat worden, als hij- zijn vrion- den trof, en om dan nog bij de familie aan te komen zetten Pa kreeg een tweede idee, deed een greep in zijn broekzak, en overhandigde Schreu ders den huissleutel, met de woorden: „Dat is geen bezwaar, hier hebt u den sleutel. Geneert u zich maar nietwij zijn ook jong geweest, wat jij, vrouw?" Ma vond dat ook en Schreuders nam on der duizend dankbetuigingen „bij voorbaat" afscheid en ging zijn vrienden opzoeken. „Sjonge, sjonge, dat 's een goede baan", •begon Pa weer, toen Schreuders uit het ge zicht verdwenen was. „Ja", beaamde Jetje en bloosde opnieuw. Dit bracht Pa op een derde idee, en even later verdween hij, om na eenige minuten met een zelf-genoegzaam gezicht terug te komen. ,,'k Heb voor morgen een auto besteld, met dit mooie weef is een ritje wel fijn, dan kunnen we dien Schreuders ook mee vragen. Zoo om een uur of hall' elf. nlefc te vroeg, want lilj zal wel zin hebben om uit te slapen, na zoo'n nacht De nacht was, althans in den huize Nansen, rustig en in hoopvolle verwachting verloopen. Pa was vroeg op, waarom begreep liij zelf niet, maar Ma zei, dat hij zenuwachtig was, volgens haar absoluut overbodig, om dat 't zeker In orde kwamhun Jetje had hij niet zelf na de poging om haar naam te veredelen heel familiair, als vroeger, „Jetje" gezegd? was de partij voor Schreuders, en het gelukkige toeval had hen op den levensweg samengebracht. Om tien uur daalde het slachtoffer-in-sné, ook al wegens de zenuwen, eenigszins luid ruchtig de trappen af, wat Pa op deed stuiven Jetje, begrijp je dan niet, Schreuders slaapt nogssstttü! Jetje begreep, en ging zic-h, in afwach ting op de dingen, die komen zouden, na eenige aarzeling tusschen „Gentlemen prefer Blondes" en „Flaming Youth", In hel laatste trachten te verdiepen. Pa liep maar aldoor op zijn kousen, voor de zoonoodige stilte, vloekte tegen den melkboer, die juist dezen morgen, volgens Pa, extra 1 \rd belde, raasde op de dienst bode die nota bene om half elf op den gong wilde slaan,_ voor het ontbijt! We heb ben een logé, die slaapt nog, moet ik je dat nu nog eens vertellen? Intusschen verliep de tijd, en extra hard toeterend reed de auto voor. Pa was al bij den chauffeur: „Och zeg, rij nog een kwartiertje om, en alsjeblieft, toeter niet zoo..., er slaoen nog mensehen!" Om kwart voor elf verwisselde Jetje „Fla ming Youth" voor „Gentleman Prefer Blondes" wat haar even later onbewust op deed staan om In den spiegel te kijken. De atmosfeer werd geladen. Ma was al eens naar bóven geloopen, had ondanks hef tig probest van Pa, op de deur geklopt, maar een antwoord bleef achterwege. Zoo vast als hij toch slaapt, hé? zeker aardig uit geweest, maar ochhii heeft gelijkoverigens is hij in elk geval bekwaam thuis gekomen, want ik. heb niets gehoord. Niets gehoord!? vroeg Pa en terwijl een vreeselijk denkbeeld in zijn brein op kwam, werd er gescheld. De dienstbode sloop naar de deur, kwam onmiddellijk terug: Of meneer even wou komen. En in de gang, eenigszins verlegen met zijn figuur en onder duizend excuses zijn relaas beginnend, stond Henk Schreuders. Ja, ziet u, en ik stond maar in dat slot te rammelen, en ik kon die deur maar niet open krijgen. Eindelijk kwam er iemand voor, en toen werd het raadsel opgelost; ik meende, dat u nog in het vorig huis woon de, u hadt mij niets van de verhuizing gezegd. Daar stond ik, een tram ging er niet meerwaar moest ik heen. Enfinde heer des huizes vertrouwde zeker nog al op. mijn fatsoenlijk gezicht, en noodigde me uit, om daar te logeeren, ja ziet una zoo'n avondkan ik dat toch niet af slaanwilt u mevrouw en juffrouw Jetje van me groeten, ik kan tot mijn spijt niet blijven, er wordt op me gewacht, nogmaals mijn excuus. Eenige weken later zat de familie weer op het terras in hetzelfde gezellige stilzwijgen bijeen. Een heer en dame kwamen voorbij. De heer groette. Wat zie ik riep Ma. Dat isvervolgde Pa. Schreudersmet dat akelige kind van de Hoogenraads, waar hij toen dien nacht geslapen heeft;... trachtte Jetje heel gewoon te zeggen. LETTEREN EN KUNST INGEZONDEN MEDEDEEl.INGEN k 60 Cts. per regel. 1fjUiZte-ixAj Mui* HET TOONEEL. FRITS BOUWMEESTER-ENSEMBLE. BRANDING. Een spel in 3 bedrijven door Ralph Cullinan. In de groote fcooneelzaal van het Gebouw St. Bavo heeft gisteren voor de Haarlemsche afdeelïng van den Nederlandschen Roomsch- Katholieken Volksbond het ensemble van Frits Bouwmeester een opvoering gegeven van „Branding", een spel in. 3 bedrijven uit T et Iersche visschersleven van clen Amerikaan- schen schrijver Ralph Cullinan. De zaal was prachtig bezet en irj. stijgende spanning heeft het publiek het spel der artiesten gevolgd. Aan het slot ontlaadde zich de geestdrift der toeschouwers in een warme ovatie voor de spelenden, zoodat deze avond èn voor het be stuur van den R.K. Volksbond, dat deze voor stelling organiseerde, èn voor het ensemble van Frits Bouwmeester een groot succes is geworden. In een inleidend woord voor het program ma lazen wij, dat de Ieren alles heviger voe len en ondergaan dan wij. Dit verklaart ons geheel, waarom Ralph Cullinan zijn stuk aan de Iersche kust laat spelen. Want deze Ameri- kaansche schrijver houdt van hevige effecten, waarvoor de Ieren hem gemakkelijker de ge legenheid boden dan de kalmere visschers van onze lage stranden dit zouden hebben gedaan. Cullinan is geen schrijver, die van halftinten houdt; hij schildert het liefst met sterke, felle kleuren en ,3randing" is dan ook een stuk van den ouden stempel, waarin de acteurs zich niet behoeven in te houden maar zij hem zooals de tooneelterm luidt nog eens ouderwetsch van „Jetje kunnen geven". Een stuk, waarin de oude Bouwmeesters plei- zier zouden hebben gehad en waarin zoo als gisteren wel duidelijk bleek ook een groot deel van het publiek nog geheel opgaat en geniet. Shawn Halpin, een visscher, is jaren gele den in een twist gedood door den ouden Bar rett, en Corny Halpin, de broer, heeft gezwo ren den dood van Shawn te zullen wreken. Want bij de Ieren lezen wij in het pro gramma zijn de familiebanden nog zoo hecht en sterk, dat de wraak over een ge pleegd misdrijf toevalt aan heel de familie van het slachtoffer en wij citeeren nog steeds het programma „zoo hevig wordt dit gevoeld en ondergaan, dat de uiterste krachtsinspanning van het Christenhart noo- dig is om van persoonlijke weerwraak af te zien". De oude Barrett is gestoxwen, doch als plotseling zijn zoon Christie in het dorp te rugkeert laait de haat bij den visscher Corny Halpin weer op en vreest men, dat Comy den zoon Zal laten ontgelden, wat de vader heeft misdreven Doch Noney, het nobele dochter tje van den verslagen visscher, leidt alles ten goede. Zij voert Christie Earrett naar de vis- schershut, omdat zij weet, dat Christie haar moeder lief heeft. Doch de oude Corny Halpin en de moeder en eigenlijk ook wij, toe schouwers denken niet anders dan dat Christie om Noney komt. De Amerikaansche schrijver weet de spanning er wel in te hou den en tot het uiterste op te voeren, wanneer hij een boer en woekeraar Padna Collins clie naar de hand van Noney dingt, Christie's gangen laat volgen en hem onmiddellijk na Christie de visschershut laat betreden. Het is de spanning van de romantische film, welke de toeschouwers beleven en men denkt niet anders dan dat er weer opnieuw moord doodslag zal komen, wanneer Corny Halpin Christie in zijn hut ontdekt. Maar de Ameri kaansche schrijver heeft er wel voor gezorgd Christiezoo sterk te maken, dat deze Corny zijn spade en den gemeenen Padna zijn revol ver uit de hand slaat, doch niet dan nadat de edelaardige Noney zich met haar eigen lichaam voor Christie heeft geworpen om den zoon van den moordenaar van haar vader te verdedigen. In het laatste bedrijf overwint de Christe lijke liefde. Noney vertelt aan haar oom en haar moeder, dat Christie niet om haar in de hut is gekomen. Zij zal nooit trouwen, omdat zij als „bruid des He eren" naar Australië zal gaan. En Noney brengt dan Christie en haar moeder, die elkaar als kinderen reeds lief hebben gehad, tot elkander en weet zelfs de haat van den ouden Corny in vergevensgezin de vriendschap te veranderen. Zoo wordt de veete tusschen de twee families beslecht door de liefde en komen allen om in de beeld spraak van den schrijver te blijven door de branding in veilige haven. Coen Hissink als de Iersche visscher, Adolf Rijkens als de gemeene woekeraar, Padna Collins, Frits Bouwmeester als Chris tie Barrett, de teruggekeerde zeevaarder, en Corry Heerings en Sophie Stein als Noney en haar moeder hebben dit Amerikaansche stuk gespeeld in den stijl, welke het ver- eischte. Vooral het slot van II waarin Christie zijn vijanden ontwapent en Noney zich voor Christie werpt herinnerde aan de jaren, waarin de oude Bouwmeesters hun triomfen vierden. Ook Ooen Hissink bracht door zijn spel dien tijd weer in onze oogen. Coen Hissink is geheel uit de oude 'romantische school. Toen wij hem gisteren zagen spelen met zijn forsche^ breede ge baren en zijn wenkbrauwen-fronsen dach ten wij telkens terug aan zijn leermeester, met wien hij zoo dikwijls heeft gespeeld en dien hij zeer hartstochtelijk bewonderde den grooten Louis. Frits Bouwmeester staat al draagt hij dan ook den beroemden naam met zijn spel meer in den tegenwoordigen tijd. Hij' speelde Christie sober maar toch ondanks zijn ongesteldheid, waarvoor hij de clemen tie van het publiek deed inroepen forsch en krachtig genoeg en vooral in het derde bedrijf, toen hij daar plotseling verscheen in de open deur, toonde hij in heel zijn im- poneerende houding, dat het Bouwmeester- bloed ook door hem stroomt. Adolf Rijkens was de marqué, die In dit Amerikaansche stuk niet mocht ontbreken. Rijkens sp'eelde hem suggestief genoeg om het publiek onder den indruk van deze sinistere persoonlijkheld te brengen. Corry Heerings was een lieve Noney, al viel het moeilijk in haar een vlsschersdoehter te zien. Maar in Ierland zijn de visschersvrou wen misschien heel anders dan hierAIs dit wel het geval was, moesten wij de visschers- weduwe van Sophie Stein heelemaal afwij zen. Hevig was deze Iersche vrouw in haar spel allerminst en Sophie Stein viel dan ook wel wat erg uit dit milieu. J. B. SCHUIL. „GELOOF EN WETENSCHAP". „SINT SERVAAS". Voor de vereeniging „Geloof en Weten schap", die met deze uitvoering haar seizoen besloot, werd Donderdagavond opgeveerd de legende van „Sint Servaas" tekst van Prof. Chr. Mertz, muziek van wijlen Philip Loots. Indertijd, December 1928 hebben wij uitvoerig geschreven van het werk van den vroeg ontslapen componist dat toen evenals nu onder leiding van diens dochter, mej. Dora Loots werd uitgevoerd. De heer Karei de Jong heeft bij die gelegenheid de beteekenis van het werk uiteengezet en de eminente leiding van Mej. Dora Loots gprezen, evenals de pres taties van het gemengd koor. Wij mogen dus .ditmaal kort zijn. De op voering onderscheidde zich slechts in één opzicht van de vorige: het déclamatorium werd ditmaal waargenomen door de zeer jeugdige déclamatrice, mej. Parihuljsen uit Utrecht, die zich voortreffelijk van haar taak kweet, en de stoere, melodieuze t-aal van Prof. Mertz merkwaardig goed beheerschts en uitstekend uitsprak. Tegen de groote dra matische gedeelten is een dergelijke haast teere en uiterst melodieuze, doch zeer jeug dige meisjesstem, uit den aard van de zaak, nog niet opgegroeid. Toch kon hier gemak kelijk geconstateerd worden dat talent in zeer ruime mate aanwezig is. Het publiek dat de schouwburg aan den Jansweg geheel vulde was zeer onder den indruk van het ge sproken woord, dat zoo goed en muzikaal aansloot bij den zang. De geheele uitvoering stond overigens op hoog peil. Mej. Loots die zelfs achter den vleugel had plaats genomen, leidde enthou siast en het resultaat was uit artistiek oog punt, meer dan bevredigend. Na afloop bood de voorzitter de heer F. Vorstman, van „Geloof en Wetenschap" die zich nog hi 't bijzonder tot den heer Frans Pielage richtte, bloemen en kransen aan, aan de dames Loots en Panhuysen, NED. MIJ. VOOR NIJVERHEID EN HANDEL. OVER GESCHIKTHEIDS-ONDERZOEK Donderdavond had in de Tuinzaal van café-restaurant Brinkmann een bijeenkomst plaats van leden van het departement Haar lem der Ned. Mij voor Nijverheid en handel, waai Ti Jhr. D. J. van Lennep een lezing met proeven-demonstraties hield over het onder werp: „Eenige groepen uit het tegenwoordige geschiktheidsonderzoek". Spr. zeide dat bij de industrieele psycholo gie vooral drie dingen te pas komen; de se lectie der werkkrachten, dan, alles wat sa menhangt met de ai-beidsplaats en tenslotte de verkoop, van het artikel. In de arbeidsplaats (een leelijk woord, let terlijk uit het Duitsch vertaald) zijn van veel gewicht de verdeeling der beweging en verder ventilatie en verlichting, Een en an der heeft bij goede verzorging, productiever- hooging tengevolge en maakt ook dat de ar beider prettiger, werkt. Ook is van belang een goede verdeeling.van de rustpoozen over den werktijd. Een .wetenschappelijke psychologische se lectie dei' werkkrachten Is noodzakelijk in verband met het arbeidsverloop, de kosten van opleiding van leerling tot geschoold ar beider en de grootere productiviteit. De psychotechniek wil de verhouding tus schen de twee grootheden: den mensc-h en den door'hem te verrichten arbeid, zoo goed mogelijk doen zijn. En zij doet dit door proeven te nemen die, vóór dat iemand een zekeren kant uitgaat, aantoonen welke kant hij of zij het beste kan kiezen. Op verschillende manieren wordt het in tellect beproefd, het combinatievermogen, de aandacht en den tijd gedurende welken men zijn aandacht met vrucht gespannen kan houden, het voorstellingsvermogen, het tempo waarin en de accuratesse waarmede men kan werken, den tijd gedurende welken de persoon in quaestie saai en eentonig werK kan verrichten zonder te verslappen enz. Vernuftige instrumenten zijn hiervoor uit gedacht welke spr. in werking toonde. Voorts verduidelijkten lichtbeelden de voordracht. Van de gelegenheid tot het stellen van vragen maakten twee der aanwezigen ge bruik. In zijn antwoord vond spr. de gele- genhend nog op te merken, dat resultaten van zijn bureau te Utrecht nog niet genoemd kunnen worden, tenminste niet over een jaar of 5 a 6, omdat het bureau pas eenige jaren werkt. De voorzitter, de heer G. J. Droste Jr., sloot daarna de bijeenkomst met dank aan den spreker. FEUILLETON. 34) Naar het Engelsch van CHARLOTTE M. BRAME. Het beste zal zijn tanto Plvamer te vragen, riep de hertogin, zij zal het zich misschien herinneren. Ik ben bang voor de twee medaillons. Het is me of ze een groot mysterie voor ons verbergen. Lord Sta Ir schreef dadelijk. Het antwoord van lady Holt was, dat zij zich duidelijk her innerde dat den laatsten keer dat zij lady Stair had gezien, op den dag van 't spoor wegongeluk, deze het miniatuur had gedra- S<Hoe kon het dan in het bezit van juffrouw Grev gekomen zijn? Niemand wist het te verklaren. Eindelijk vroeg Ethel: Papa, waarom zouden we hét niet aan juffrouw Grey zelf kunnen dragen? Zij is de eenige die clit ge heim kan oplossen. Een verstandig idee, zei de hertog. De vraag is, wie zal haar gaan opzoeken? Ik zou vrees ik, weinig invloed op haar hebben, zei Lord Stalr, ik heb de vrouw nooit gezien. Misschien zou ze zich het gemakkelijkst uit.soreken tegenover mij; ze hield van mij, zei Ethel. Neen, Ethel, viel de hertog m ik zou voor niets ter wereld willen dat jij een voet zet in de gevangenis. Dat zou me niets kunnen schelen. Ik kan jc niet vertellen hoc of waarom, maar ik houd van juffrouw Grey. Heusch Fulke, ik zou graag willen gaan. Je zou met haar mee kunnen gaan, zei Lord Stair, dat zou misschien het beste zijn. Ik wil dat dit geheim wordt opgelost. Misschien is de oplossing tenslotte heel gewoon, zei Ethel. Moeder heeft het medaillon wellicht verloren en iemand heeft het opgeraapt en verkocht. Maar waarom zou ze dan zeggen dat ze schuldig is? vroeg Lord Stair. Ja, maar ze heeft nooit gezegd, waaraan ze schuldig was. Maar als zij het medaillon niet heeft ge stolen, waarom zou zij zich dan -schuldig hebben verklaard? hield de hertog aan. Waarom was ze zoo ontroerd en opgewon den toen het voor den dag kwam Weet Je nog hoe bleek zc bij je neerknielde en riep dat ze schuldig was? Daar moet een of ander vreeselijk geheim achter zitten. En nog iets anders zei lord Stair. La ten we veronderstellen dat het medaillon bij toeval In haar bezit is gekomen, waarom zou ze hot dan zoo angstvallig, verbergen? Waarom heeft ze het goud en die diamanten niet verkocht en het portret vernietigd? Waarom heeft ze het gehouden? Het is zeker het vreemdste geval dat ik ooit gehoord heb! Zullen we bij haar worden toegelaten? vroeg lord Stair. We zullen ons tot de autoriteiten moeten wenden. Dit is een geheim dat opgelost moet worden. Hoe kwam ze in het bezit van het me daillon en waarom bewaarde 'ze het op zoo'n geheimzinnige plaats? Papa, vroeg Ethel opeens, ik heb wel eens hooren spreken over moeder's kamenier, hoe heette die? Phoebe Askern. Hoe zag die er uit? Ilc herinner me haar nauwelijks Ethel, ik zag haar zoo weinig, antwoordde lord Stair. Het eenige wat ik me van haar her inner, is dat ze groot was en blond. Je moe der hield veel van haar. Tante Phamer dacht, dat ze er na moeder's dood met enkele van haar juweelen van door was gegaan, omdat na het ongeluk niemand haar meer gezien heeft. De meeste menschen waren het met je tante eens, maar ik heb me er nooit zoo in verdiept; ik voelde me te on gelukkig om aan iets anders' te denken dan aan den dood van je moeder. Waarom vraag je dit? Ethel keek haar vader met gespannen aan dacht aan. Dus u heeft nooit meer een woord over die Phoebe Askern gehoord, sedert moeder dood is, Papa? Geen -woord. Maar waarom kijk je zoo vreenid Ethel? Er kwam een gedachte bij me op, die alles zou verklaren. Zou het niet mogelijk kunnen zijn, dat deze juffrouw Grey in wer kelijkheid moeder's vroegere kamenier Phoe be Askern is? Lord Stalr en de hertog uitten beiden een kreet van verrassing. Het is dom van ons dat we hier nooit aan gedacht hebben, zei de hertog. Als Phoebe Askern, na den dood van lady Stair is weggeloopen met enkele van haar juwee len, dan is het natuurlijk dat ze bang was ontdekt en gestraft te zullen worden. Je hebt waarschijnlijk het raadsel opgelost Ethel. Maar de hertogin keek nog ernstiger en was diep in gedachten verzonken. Toch kan ik me moeilijk voorstellen dat juffrouw Grey een kamenier is geweest. Ze had zooiets fijns, zooiets buitengewoon beschaafds. Ik weet niet hoe goed ik het moet uitclrukken, maar ik ben er zeker van dat zij een dame was, zoowel door geboorte en op voeding als door haar karakter. Doch hoe langer ze dachten over deze op lossing, dés te natuurlijker scheen ze totdat Ethel een nieuwe moeilijkheid te berde bracht. Het is vreemd, zei ze Phoebe Askei*n zou toch eerder Clavering vermeden hebben dat dat zij er zich ging vestigen. Maar aan don anderen kant zij was er zeker van dat niemand haar herkennen zou. Phoebe hield misschien van me toen ik nog klein was en moeder me „Zonnestraaltje" noemde. Mis schien heeft ze voor me gezorgd en is dat de reden waarom ze zich zoo tot mij aange trokken voelde. Maar het was toch niet moge lijk de zaak zoo op te lossen. Het eenige dat er op zat was, dat de hertogin of iemand an ders naar de gevangenis ging om juffrouw Grey uitleg te vragen. De officier van justitie gaf de hertogin ver lof de gevangenis te bezoeken. Als onze gissing juist is, zullen we meer hooren over den dood van mijn lieve moe der, zei Ethel. De kamenier kan ons mis schien meer bijzonderheden vertellen dan iemand anders. Deze woorden schenen lord Stair te veront rusten. Hij wist hoe zorgvuldig alles voor Ethel verborgen was gehouden, hij wist dal Ethel zelfs geen vermoeden had dat er een geheim verbonden was aan haar moeders dood. Hoe vreeselijk als dit geheim onthuld zou worden! Als deze vrouw werkelijk Phoebe Askern was, als zij werkelijk iets wist omtrent de reden van dien rampzaligen tocht en in dien zij deze reden zou vertellen, wat zouden de gevolgen zijn? Deze gedachten verontrust ten hem zeer. Het zou veel beter zijn dat iemand anders ging inplaats van Ethel, PROT. CHR. RECLASSEERINGS' VEREENIGING. STICHTING EENER HAARLEMSCHE AFDEELÏNG. Anhier is gevormd een comité tot oprich ting van een afdeeling Haarlem der verleden jaar gestichte Protestantsch Christelijke R£- cilasseerings Vereeniging. In dat comité hebben reeds zitting geno men de dames mevrouw mr. J. H. Schutte- Struick, mevrouw A. Anema—Gertsen en de heeren ds. L. D. Poot, P. P. Hartendorf, C. ten Boom, P. J. Jonge jan, ds. A. NL Boeijinga, ds. J. W. Siertsema, Johs. Visser, mr. A. Bruch, M. Petrie, mr, A. R. Baas, ds. J. van der Schors, ds. W. Bijleveld, J. van Daale, W. F. Beeremans, W. Roodenburg, ds. C. J. van Paassen, F. H. Richters, prof. dr. A. A. van Schelven, A. van Driel, dr. A. de Vries en dr. G. D. Breukelaar. Donderdagmiddag had de eerste vergm- dering van het Comité plaats, die werd ge leid door Prof. dr. H. Dooyeweerd van Am sterdam. Deze zette in een inleidend woord uiteen de redenen, die geleid hadden tot de stichting der Vereeniging. Hij deed daarbij opmerken, dat de Vereeniging beoogt samen werking te brengen in allen reclasseerings- arbeid die tot nu toe op positief Christelij- ken grondslag in protestantschen zin is verl richt. De Vereeniging heeft te Den Haag een Centraal Bureau en tracht in onderscheidene gi*oote plaatsen tot oprichting van een afdee ling te komen. De weg die daarbij wordt ge volgd is de volgende: er wordt een comité gevormd, dat, na zijne constitueering, zich bezig houdt met het aanwerven van leden om dan te komen tot de stichting van een afdeeling. Het wordt wenschelijk geoor deeld, niet over te gaan tot de stichting van een afdeeling vóórdat er een groot aantal le den vóór zijn. Hot werven van leden zal niet op vele be zwaren afstuiten, verzekerd spr., daar de minimum-contributie slechts één gulden per jaar is. De afdeeling moet kunnen beschikken over de noodige personen om rapporten te kunnen maken en om op te treden als pa tróón of patrones. Naar aanleiding, van een wensch. komende uit de vergadering, werd besloten dat het comité zich nog eenigen tijd zal assumeeren, waarna het comité werd geconstitueerd. Aan de orde was verder de samenstelling van een voorloopig bestuur, dat de zaken re gelen zal tot aan de stichting dei- afdeeling en de vorming van een definitief bestuur. Benoemd werden in het voorloopig bestuur als voorzitter de heer C. ten Boom, als twee de voorzitter mr. A. R. Baas, als secretaris de heer. P. P. Hartendorf, als tweede secreta resse mevrauw mr. J. H. G. SchutteStruick en als penningmeester de heer J. H. Aangeen- brug. Can dezen was de laatste niet te verga dering aanwezig, de anderen aanvaarden da benoeming. Prof. Dooyeweerd deelde nog mede, dat het de bedoeling is, dat de leden van het comité adressen zullen opgeven van hen aair wie een circulaire zal worden gezonden met verzoek toe te treden als lid en dat daarna de leden van het comité persoonlijk ant woord op die circulaire zullen komen halen, alsmede dat een fonds gevormd wordt tot dekking van de kosten reeds gemaakt door het hoofdbestuur dér Vereeniging. Vervolgens werd door hem de vergadering gesloten met het uiten van den wensch, dat de arbeid van het Comité een gezegende moge zijn. H.M. DE KONINGIN NAAR ZWITSERLAND. Naar de Tel. verneemt koestert H.M. de Koningin het voornemen dit jaar wederom een buitenlandsche reis te maken. Ditmaal zal een tocht naar Zwitserland worden on dernomen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. bi) AMSTERDAM UTRECHT Nieuwendijk 225/229 Oude Gracht 151 Ethel bemerkte dat haar vader ongerust was. Papa, zei ze, terwijl ze hem met haar openhartige, donkere oogen aankeek. 'Pa pa, zou u misschien liever willen dat ik niet naar de gevangenis ga? Daar heb ik geen enkele reden voor, bracht hij er met moeite uit. Enkele dagen later ging de hertogin naar de gevangenis om een bezoek te brengen aan no. 44.De hertogin begeleidde haar, maar werd niet in de eigenlijke gevangenis toege laten. Hij vond het feit dat Ethel zou gaan, hoe langer hoe minder prettig. HOOFDSTUK XLIX. Dit is no. 44 zeide de directrice, toen ze een uitdrukking van angstige verwondering op het gezicht van de hertogin zag komen. Ehel wierp een verschrikten blik in de cel. Ze zag een kleine vierkante ruimte, ver licht door eenl raampje, waardoor men slechts een glimp kon zien van de blauwe lucht. Er stond een smal ledikant, een kleine ruwhouten tafel en een stoel. No. 44 sloeg haar oogen niet dadelijk op; ze dacht dat de directrice haar iets kwam zeggen over het werk. —De hertogin van Neath heeft toestem ming gekregen je te bezoeken, zei de direc trice. N Een gesmoorde kreet klonk, een blik van groot smart kwam in de oogen van de go- vangene. Ze hief haar handen op in een ge baar van wanhoop. De hertogin ging naar haar toe, ze hield haar beide handen naar de gevangene uitge strekt, maar de wanhopige vrouw wilde haar met aanraken. Ik ben niet waard u te mogen aanra ken, riep ze achteruitdeinzend. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6