H. D. VERTELLINGEN
FLÏTSEN
STADSNIEUWS
FEUILLETON.
Helen's Juweelen
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 25 APRIL 1929
(Nadruk rcrbodenj auteurarecht roorbehoudcn.)
Mevrouw Heemstra had haar echtgenoot
een opdracht gegeven. Er £>zjjn nog vrouwe.n
die gewend zijn Iets te verzoeken, maar
mevr. Heemstra was met haar tijd meege
gaan en prefereerde de opdracht.
„Dat is dus afgesproken, jij onderhoudt
Frits 'es flink over dat geval!"
De heer Heemstra, rechter in de arrondis
sementsrechtbank. zweeg een oogenblik. HU
kuchte eeu paar maal bescheiden en richtte
vervolgens zijn vriendelijke, lichtblauwe
«ogen op zijn kordate ega* en fluisterde:
„Acht je dat beslist noodig?"
Mevrouw richtte zich zoo hoog mogelijk
op, wierp haar man een Mussolini-blik toe
en antwoordde op een toon van 2 gr. C.:
„Ncooodig?"
f „Ja natuurlijk lievesuste de rechter,
„maar mevrouw liet hem verder niet den
tUd.
„Vindt JU het dan goed, dat onze Juul ver
loofd is met iemand, die zich aan dergelijke
Uitspattingen schuldig maakt en zich niet
wacht onze naam In opspraakt te bren
gen?"
De heer Heemstra knikte en gaf aan
stonds als zijn eigen meening te kennen, dat
zooiets toch ook niet te pas kwam. HU zou
er wel eens even met Frits over praten.
Mevrouw verliet de kamer. Frits kon alle
oogenblikken komen en ze wenschte niet
tegenwoordig te zijn bU dit onderhoud.
De bezorgde huisvader bleef dus alleen met
zijn moeilijke oodracht. HU mocht Frits
graag lijden en vond het hoogst onaangenaam
den jongen te moeten kapittelen. Ernstig
overwoog hU in welke bewoordingen het ver
loog zou moeten worden vervat en nog over
woog hU, toen Frits, de candldaat in de
rechten, de kamer binnentrad.
„Mevrouw vertelde mij dat u mU direct
moest spreken", zei ds jongeman niet zon
der eenige schroom.
De heer Heemstra bekeek aandachtig een
sigaar, die hU juist uit de koker had gehaald
monsterde het dekblad en sneed vervolgens
zorgvuldig het puntje er af. HU wilde voor
alles met tact. optreden, zooals een goed
rechter betaamt.
Er ontstond een eenlgszins pUnlijke pauze.
EindelUk was de heer Heemstra zoo ver, dat
hij een lucifer, kon aansteken, teneinde zUn
sigaar te doen functionneeren.
„Ga zitten Frits", zei de rechter vriende
lijk.
Frits ging zitten en wachtte bescheiden
af.
„Er is ons vandaag een verhaal ter oore
gekomen", begon de heer Heemstra zeer
tactisch, „een geschiedenis, die hier eenige
ontstemming heeft verwekt".
Dat was geen sleoht begin. Tenminste in
de oogen van hem, die dit begin had ge
maakt. Het was niet erg persoonlijk en in
waardige termen vervat.
„Men heeft ons hier er op attent ge
maakt, dat een verloofde jongeman zich op
een eenlgszins abnormale wijze heeft gedra
gen, op een wijze, die voor de desbetreffen
de families aanleiding zou kunnen' wor
den tot eenige bezorgdheid.
De heer Heemstra was zeer tevreden over
dit gedeelte van zUn bétoog en gevoelde, dat
hij op deze min of meer objectieve manier
imoest voortgaan,
„Deze jongeman was op een fuif geweest
en had daar misschien wat meer gedronken
dan hij kon verdragen. HU w,as althans niet
meer 'nuchter, tóen hU laat in den nacht of
•vroeg in' den morgen naar huls trachtte te
gaan. Hij dwaalde een beétje roiid en kwam
eindelijk bU de vijver in het park. Midden
In die vijver bevindt zich zooals je weet, een
- steenen beeld, dat een waternimf of iets der
gelijks moet voorstellen, in elk geval een
naakte vrouwenfiguur, die voor de helft boven
water ligt".
Voor de eerste maal vestigde de heer Heem
stra zijn lichtblauwe, vriendelijke oogen op
den jongeman, die met lichtelijk gebogen
hoofd voor hem zat en moeite deed, om een
lachje weg te werken, hetgeen onder deze
omstandigheden zeer onbehoorlijk mag wor
den genoemd.
„Misschien meende de jongeman in zUn
abnormalen toestand", zoo vervolgde de rech
ter, „dat er iemand in 't water was gevallen,
die hU redden moest. Misschien ook dacht
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN k bO Cu.
per regel.
De moeilijke opdracht
hij wat anders, maar een feit Is, dat hU zich
te water begaf. WaarsohünJjjk heeft het
koude bad hem toen zooveel ontnuchterd,
dat hij zijn dwaling inzag. Althans na eenige
oogenblikken zwom de Jongeman terug, om
zich in deernlswekkenden toestand naar huis
te begeven".
De heer Heemstra kuchte. Wat zou hU
verder zeggen? Na eenige oogenblikken na
gedacht te hebben, voegde hU aan zUn zin
rijk verhaal nog deze woorden toe:
„Hoe denk je over deze gekke vertooning?"
„Is dat fantasie of aan de werkelijkheid
ontleend?" vroeg Frits beleefd.
„De naakte waarheid", zei de rechter
triomfantelijk. „Twee getuigen kunnen het
verhaal bevestigen".
„Mag ik u dan een soortgelijke geschiede
nis vertellen?"
„Een soortgelijke geschiedenis?"
De jongeman knikte.
,,'t Is een geschiedenis, die mUn vader
mij vaak heeft verteld", begon hij. ..MUn
vader heeft namelijk vroeger een jonge
student gekend, die ook wel es naar een fuif
ging en zich bU zoo'n gelegenheid ook wel
eens liet verrassen door een goed glas
wUn".
De heer Heemstra fronste het voorhoofd.
Dat was een teeken dat hU lont begon te
ruiken.
Maar de ander vervolgde:
„En eens op een avond moet het volgens
mijn vader zijn gebeurd, dat de jonge stu
dent zich door de eenzame straten van zijn
woonplaats naar huis begaf, in een toestand
die niet heelemaal normaal was. HU vor
derde slechts zeer langzaam en had de
volle breedte van het trottoir noodig. Nu
wilde het toeval, dat de jonge student een
damesmodemagazün voorbU kwam en in de
étalage van dat magazUn stond een mooie
dame in een snoezige zijden pyjama. Maar
het w.as geen dame, die een of ander nachte-
hjk avontuur zocht. Het was slechts een was
sen beeld, al was het dan ook een mooi beeld.
De jonge student, die zooals gezegd niet
heelemaal normaal meer was, meende eenig
leven te bespeuren in die wassen jongedame
en trachtte een gesprek met haar aan te
knoopen. En teen dat gesprek naar zijn zin
niet goed wilde vlotten en de jongedame
hem blijkbaar niet goed verstond, sloeg de
student het glas in".
De heer Heemstra bekeek nogmaals aan
dachtig zijn sigaar en kon niet verhinde
ren, dat er bU zUn mondhoeken iets begon
te trillen.
„Ook deze geschiedenis is werkelijk ge
beurd", vervolgde Frits. „MUn vader heeft
haar dikwijls vooi waar verteld en in de
annalen van het politiebureau staat ze waar-
schUnlUk nog geboekt, want even nadat de
student het glas had ingeslagen verscheen
er een agent ten tooneele en bracht hem
naar het politiebureau, waar van een en
ander rapport werd uitgebracht.
Er volgde een kleine pauze. De rechter
worstelde met zich zelf en hU scheen het
geval niet onvermakelijk te vinden.
„Dat is inderdaad waar gebeurd", zei hU
tenslotte, „maar ik had opdracht van mijn
vrouw, om je over die zaak met de water
nimf te onderhouden. Steek nou als pe wilt
een sigaar op en toon je tegenover mijn
vrouw niet heelemaal van. berouw afkeerig"
Frits stond op en accepteerde de sigaar.
„Ik zal excuus vragen", beloofde hij.
„Dat is goed", zei de heer Heemstra, „en
wat dat verhaal van dat wassen beeld be
treftvertel dat maar niet aan mijn
vrouw. Die houdt niet van dat soort avon
turen".
„'k Heb het wel aan Juul verteld", zei
Frits nog.
„Enwat zei ze?"
„Ze kon niets zeggen, van het lachen...."
„Zoo", zei de rechter, „zoojaen
dat verhaal van die waternimf?"
„Dat.... moet lk bU gelegenheid nog es
vertellen...."
DE VERKIEZINGEN.
Candidaten van de Staatkundig
Gereformeerde Partij.
Voor de Staatkundig Gereformeerde Partij
zullen, volgens de Rotterdammer, voor de
Tweede Kamer de volgende candidaten wor
den gesteld.
Ds..G. H. Kersten, ds. P. Zandt, Ir. C. N.
van Dis, E. Kuyk, A. J. Kersten, J. W. van
Houdt, D. Kodde, ds. A. van der Kooy, D.
van Leeuwen, C. B. van Woerden, A. Hoo-
gendUk, B. J. van Putten, en W. van der
Vate.
DE MOEDER EN HET
MILITAIRISME.
REDE VAN NINE MINNEMA.
Woensdagavond sprak Mevrouw Nine Mln-
neraa voor de afdeeling Haarlem van den
Alg. NederL Vrouwen Vredebond in het Re
monstrantenhuis over het onderwerp: „De
moeder en het miiitalrisme".
Alvorens zij bet woord verkreeg verzocht
de voorzitster, msjufrouw H. de Kruijff, den
aanwezigen het Strijdlied van den Vrouwen
Vredebond te zingen.
De voorzitster sprak een kort openings
woord, waarbij zij er de aandacht op vestigde,
dat ook de vrouwen kunnen meehelpen om
den wereldvrede te verkrijgen. Zij zette in
het kort het doel van den Vrouwen Vrede
bond uiteen en sprak de hoop uit, dat velen
zich als lid zullen opgeven. Daarna verleen
de zij het woord aan Mevrouw Nine Min-
n e m a. Deze merkte allereerst op, dat de
vrouwen veel belangstelling hebben voor
humanitaire dingen en het kind. in tegen
stelling met de mannen, die meer belang
stelling voor de technische vraagstukken
koesteren. De vrouwen hebben dan ook meer
afschuw van den oorlog. Dat moeten zij ten
minste hebben, zei spreekster, die daarop uit
voerig herinnerde aan de verschrikkingen
van den oorlog, vooral van dien van 1914,
toen behalve veel volwassenen ook veel kin
deren werden gedood, en soms op de wreed
ste wijze. Vele mannen, die vier jaar-in den
oorlog geweest zijn, werden beesten. Slechts
enkelen hebben zich, niettegenstaande alles,
staande kunnen houden. En als beesten heb
ben velen zich aan kinderen vergrepen en
vaak op de ergerlijkste wijze. Meisjes werden
als zij zich verzetten, soms met degens door
de armen aan den grond vastgenageld en
daarna op de schandaligste wijze mishan
deld.
Volgens spreekster kan dan ook geen en
kele vrouw, moeder of geen moeder, zeggen
dat zij niets met den oorlog te maken heeft.
Mevrouw Minnema schetste op pakkende
wijze de ellende van de slagvelden. Zij kan
dan ook niet begrijpen hoe het mogelijk is,
dat regeeringen van landen, die in den laat-
sten wereldoorlog betrokken zijn geweest, er
nu weer op uit zijn. om steeds meer volmaak
te oorlogswapenen aan te schaffen. Zoo heb
ben Amerika en.België nieuwe kostbare mi
trailleurs gekregen, die een verschrikkelijke
uitwerking hebben.
Met groote belangstelling luisterden de
aanwezigen naar de bijzonderheden, die me
vrouw Minnema meedeelde van de slacht
offers. die in het prikkeldraad terecht geko
men zijn, of die de ellende van de loopgra
ven hebben meegemaakt. „Menschen van
tachtig en negentig jar, die hun levensweg
hebben afgelegd, hebben vrede met den
dood", zei spreekster; „maar jonge mannen
van negentien en twintig jaar haken naar
het leven en hebben geen vrede met den
dood. Als zij in doodsgevaar verkoeren, den
ken zij niet meer aan hun vaderland en aan
hun nationaliteitsgevoel, maar aan hun
ouderlijk of echtelijk huis en aan hun leven".
Ook herinnerde spreekster aan de ver
schrikkingen van den gas-, bacillen- en zee
oorlog en aan de ellende na den oorlog, als
de soldaten verminkt of blind of verdierlijkt
naar huis terugkeeren. Spreekster heeft
vrouwen gekend, die in haar wanhoop had
den uitgeroepen: „was hij maar weggeble
ven!" Het leven niet de oorlogsslachtoffers
was ondraaglijk geworden.
Ook de ziekten, door den oorlog veroor
zaakt zijn verschrikkelijk. „In België sterven
jaarlijks 28.000 menschen aan syphilis", al
dus spreekster; „België sterft er op het
oogenblik aan uit. En het aantal abortus-
gevallen is daar na den oorlog schrikbarend
toegenomen, evenals de criminaliteit". Dit
laatste heeft spreekster geconstateerd
bij haar veelvuldige bezoeken aan de straf
gevangenis te Brussel.
Aan het slot van haar rede wekte Mevrouw
Minnema op, met kracht en overal en altijd
voor den wereldvrede te blijven strijden.
NED. VEREENIGÏNG VAN CHRISTELIJKE
KANTOOR- EN HANDELSBEDIENDEN.
De afdeeling Haarlem van bovengemelde
vereeniglng hield een ledenvergadering,
waarin de agenda der algemeene vergade
ring te Putten uitvoerig werd besproken. Tot
afgevaardigde werd benoemd de heer W. F.
de Wijs, wien vrij mandaat werd gegeven,
speciaal wat betreft eventueele nieuwe be
palingen Inzake de werkloosheidskas en ver
lenging van den uitkeerlngsduur. Bij de be
stuursverkiezing werden bij acclamatie her
kozen de heeren D. Swagerman, W. F. de
Wijs, Joh. P, Smit en mej. J. M. Otger.
WELDADIGHEID NAAR VERMOGEN.
Door de Vereeniging „Weldadigheid naar
Vermogen werd in Maart 1929 uitgegeven:
Aan brood en brandstoffen f 69.20, aan
geld (afdeslingen) f 522,75, aan nieuwe ar
men f 210.50, aan losse giften f 85 en school
geld f 41. totaal f 928.85.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1427
AVONDOEFENINGEN
Baby ligt rustig en
vreedzaam als moe
der hem instopt.,
een goede-nacht-kus
geeft en heen gaat
daarna is de eerste
maatregel om het
dek van Je af te
gooien en je oefenin
gen aan te vangen
moeder heeft het
blijkbaar gehoord
want in een win .was
ze weer binnen en je
bent opnieuw inge
stopt
nu even geduldig
wachten en de kust
Is vrij
en nu kun Je eens
fijn een tijdje sprin
gen om de spieren
los te houden
moeders zijn scherp
van gehoor enfin,
je hebt er nu ten
minste toch even
van geprofiteerd
weg Is ze weer en je
kunt weer beginnen,
maar de oude ener
gie lijkt er wel niet
meer te rijn
nou, dan maar riet
(Nadruk verboden.}
KANTONGERECHT.
UITSPRAKEN.
H. N. het met een rijwiel rijden op zoo
danige wijze dat de veiligheid van het ver
keer op den openbaren weg in gevaar wordt
gebracht f 5 subs. 1 week tuchtschool. B. J.
B. en J. v. V. straatschenderij sub lo, f 10
subs. 10 dagen hechtenis, sub 2o teruggave
aan de ouders. H. de G. overtreding van het
Motor- en Rijwielreglement f 20 subs. 20
dagen hechtenis. M. P. K. overtreding der
Invaliditeitswet f 6 subs. 6 dagen hechtenis.
A. V. het als schipper van een visschers-
vaartuig In zee varende den dekdienst over
laten aan slechts één persoon f 10 subs. 10
•dagen hechtenis. ,J. M. F. J. O. overtreding
der Motor- en Rijwielwet f 60 subs. 60 dagen
hechtenis. J. P. B. openbare dronkenschap
f 5 subs. 5 dagen hechtenis. H. O. D. het als
bestuurder van een voertuig op den openba
ren weg bij het bereiken van een uit twee
parallel liggende deelen bestaand wegge
deelte, niet het voor hem rechts liggende
deel van dien weg houden f 1 subs. 1 dag
hechtenis C. A. overtreding van art. 112 van
de Pol. verordening van Haarlem f 2 subs. 2
dagen hechtenis. W. v. L. i'dem f 2 subs. 2
dagen hechtenis. J. G. S. idem f 2 subs. 2
dagen hechtenis. J. de J. overtreding van art.
58 van de pol. verordening van Haarlem f 1
subs. 1 dag hechtenis. A. de B. het buiten
een urinoir wateren f 2 subs. 2 dagen hech
tenis; E. de M. overtreding van de spoor
wegwet f 3 subs. 3 dagen hechtenis. G. H. W.
overtreding van het Motor- en Rijwielregle
ment f 2 subs. 2 dagen hechtenis. J. R. het
te Velsen zonder vergunning in ©en voor het
publiek toegankelijk lokaal een vermakelijk
heid doen plaats hebben f 3 subs 3 dagen
hechtenis. G. J. C. K. het te Haarlem bij een
volksoploop niet onmiddellijk na gëdanen
last zicli verwijderen f 5 subs. 5 dagen hech
tenis.
NED. BOND VOOR ZIEKENVERPLEGING.
Woensdagavond vergaderde in het Groots
Gasthuis de afdeeling Haarlem en Omstre
ken van den Ned. Bond voor Ziekenveple-
ging, onder leiding van haren voorzitter,
den heer C. L. W. Ruys, arts.
Benoemd werden tot afgevaardigde en
plaatsvervangend afgevaardigde naar de op
10 Mei a.s. te Leeuwarden te houden alge
meene vergadering van den Bond: mevr.
Westerman en dr. Annie Jonker.
De beschrijvingsbrief voor de algemeene
vergadering werd besproken. Een en ander
gaf geen aanleiding tot bijzondere opmer
kingen.
Tot bestuurslid ln plaats van zuster Wal-
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cte. per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJORISSTRA AT 16
TELEFOON 10756
HOBBY VLOERWRUVERS F 12S.-
Ier werd benoemd mej. M. «T. Rebel, adj.-di-
reetrlce van het Groote Gasthuis.
Hierna hield mevr. J. L. Boldingh-Goemans
te 's-Gravenhage, een voordracht over het
onderwerp: „Ik en mijn Speelman", van Aerfc
van der Leeuw.
Mevr. Boldingh gaf eerst een beschrijving
van het wezen van den kunstenaar, die ons
leert inzien dat er geen tegenstelling be
staat tusschen den mensch én de natuur.
Zijn vers ontroert als de stem der natuur
zelf; hij leert ons kennen het louterende
leed, den zegen van de smart.
Aert van der Leeuw komt uit de school
van Albert Verwey, die in 1900 „De Bewe
ging" stichtte.
H3j woont te Voorburg, aan de Vliet., dicht
bij „Hofwijck". Er gaat van zijn wezen rüst
uit. En hij is zeer muzikaal. Hij, de d-oove,
speelt prachtig viool.
In zijn studententijd was het voor hem
hard werken en daarna was hij vijf jaar
lang chef de bureau op een Levensverze
keringskantoor. Eerst toen hij 35 jaar was,
was hij voor het eerst vrij en kon-hij er ds
hem kwellende betrekking aan geven. 'In
1911 verschenen toen zijn .Liederen én
Balladen".
Aert van der Leeuw leeft met zijn roman
tisch en droom in een tijd van nuchtere,
rauwe en ook wel sentimenteels werkelijk
heid. Hij bouwt zich een oigen droomwereld
en toch is zijn eigenlijk uitgangspunt ge
weest: liefde en eerbied voor het leven, zoo-
als zoovele anderen Boutens, Ge er ton,
Gossaert, Timmermans gevoelt hij dank
baarheid voor de waarachtige en diepere
levensvreugde na het lijden. Zijn kunst is
een kunst van blijdschap,
zocht en neemt ons mede. Wat hij doet
ln zijn „Vluchtige Begroetingen" is eigenlijk
geen vertellen, maar voortooveren.
„Aardsch Paradijs" is een bundel van de
zen zomer, die bekroond werd en ,,Jk en
mijn speelman" is van der Leeuvr's laatste
werk. Een boek dat door velen begrepen
kan worden. Het is als een geblazen glas
werk of een zeepbel. Van pure, doorzichtige
schoonheid. Eet boeit, onweerstaanbaar,
niet door de intrigue maar door de schoon
heid van taal en den rijkdom van verbeel
ding van dit stemmingsvol proza.
Spr. vertelde het een en ander uit den
inhoud van dit boek en las tot slot eenige der
korte hoofdstukken voor.
De voorzitter dankte mevrouw Boldingh
voor haar boeiende voordracht en wenschte
haar: tot weerziens.
EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS,
door
JACQUES FUTRELLE.
1)
Deel L
De avonturen van een kouseband.
Eens. bijna zeshonderd jaar geleden
het was ln 1344 om nauwkeuriger te zijn
gebeurde net. dat Zijne Doorluchtige Majes
teit Koning Edward III. op een groot bal,
dat te zijner eere gegeven werd, plotseling
bleef stU staan, terwijl hij danste met de
schoone gravin van Salisbury, zich bukte
en ie'.s van den grond opraapte een
kouseband! Het was een donkerblauw lint
met een smal geel randje en een prachtig
bewerkt gouden gespje.
De gravin schrok, bloesde en gichclde. Zelfs
schoonheden giebelen wel eens! De volle
balzaal begon te glimlachen en toen ook
te giebelen.
„Honi solt qui mal y pense!" zei Zijne
Majesteit op ernstig berispenden toon.
Nu kr.n men dat op honderd verschillen
de manieren vertalen; „Schande over hem,
dip er kwaad ven denkt", of „Dat hij. ciie er
kwaad ln ziet, zich schame. Maar in alle ge
vallen ontdek, en de gichelende hovelingen.
<i;o zichzoo moeizaam wat Fransch hadden
jngestompt met het oog op de mogelijkheid
dat Edward III nog eens koning van Frank
rijk zou worden, dat er eigenlijk niets te
lachen viel en ze zwegen plotseling. Want
u moet weten, dat het in die dagen heele
maal niet gezond was om te lachen, als de
koning niet eerst gelachen had.
De koning bukte zich plechtig en deed de
kouseband om zijn eigen been, vlak onder
zijn knie en de dans werd ten einde ge
danst. Toen stamelde de gravin in be
koorlijke verwarring: „zou zou ik mijn
kouseband alstublieft terug mogen hebben?"
„Ik zal u een paar kousebanden terug
sturen, lieve gravin rijker en kostelijker
dan deze", antwoordde Zijn Doorluchtigheid
hoffelijk. „En ik twijfel niet, of er zullen
nog wel een paar juweelen ln de konink
lijke schatkist zijn en ze er mee te versieren.
Ik hoop dat u zoo vriendelijk zult willen zijn
ze van mij aan te nemen".
De gravin maakte een diepe neiging.
En op deze romantische wijze ontstond
één van de hoogste Engelsche ridderorden,
de Orde van den Kouseband.
Het is een smal donkerblauw lint met een
geel randje, waarop kleine gouden schildjes
zijn aangebracht met op elk het motto:
„Honl soit qui mal y pense!" De hanger, die
eraan bevestigd is, s'.elt St. George voor, ge
harnast, op een wit paard, die een lange
speer steekt in de roode muil van een
groenen draak met een korten staart.
Vele jaren lang lag, temidden van andere
kostbare antiquiteiten, in een donker hoekje
van het Britsch Museum, een kouseband.
Het eenige verschil tusschen dezen kouseband
en het welbekende lintje van de Orde van
den Kouseband ligt in de hooge ouderdom
van dien eerste; en in het feit. dat de zes
schildjes er van bezet zijn met diamanten
en robijnen. Het is één van do twee kouse
bandon. die zijne Majesteit Edward IEE oor
spronkelijk aan de Gravin van Salisbury ge
geven heeft.
Ongeveer een Jaar geleden is de kouseband
verdwenen. De één of andere dief had hem
blijkbaar niet te versmaden buit gevonden.
De ongelooflijke avonturen van de Hairk.
Hoofdstuk L
Liefde is één van de weinige standvastige
kwaliteiten die wij, 'verdorven menschelijke
wezens, bezitten. Onveranderlijk als de
blankheid van de sneeuw, als de warme
gloed van een roode rcos, als de teere blos
van den dageraad. Het voorwerp van die
liefde moge veranderen helaas ja, dat
gebeurt maar al te dikwijls maar de liefde
zelf verandert niet.
Dat was vele eeuwen geleden even waar
als nu, en even waar als het over nog eens
vele eeuwen zal zijn. Dus het is geen wonder
dat de schrijvers die zich ln de roerselen eener
verliefde ziel verdiepen, al gauw ontdekken
dat er niet veel nieuws onder de zon is.
En het is alleen maar dank zij een gril van
de sombere godin, die onze levensdraad
spant, dat er in het volgende verhaal zoo
al niets nieuws, maar dan toch iets weinig
alledaagsch gebeurt. Af en toe zou men zich
bijna afvragen of het noodlot niet een oolijk
grijnzende snuit achter zijn grimmig masker
verbergt! Wie weet?
In dit geval schijnt de godin nogal speelsch
aan het werk te zijn geweest. Ze had êéu
middag vacanüe gekregen en amusearden
zich met twee draden van het noodlot op
een verschrikkelijke manier ln de war *e
maken een witte en een zwarte draad-
De witte was de levensdraad van S. Keats
Gaunt, dichter, aostheticus en erfgenaam
van millioenen, en de zwarte was die van
de Hairk, gentleman-avonturier, aarts-be
drieger en volleerd expert in de zwarte kunst
die diefstal heet.
Het resultaat van haar speelschheid moet
zelfs de statige godin even van haar stuk
gebracht hebben. Om mee te beginnen had
het onbegrensde genie ik bedoel hiermee
de Jeugdige verzenmaker S. Keats Gaunt, in
de wandeling genaamd Skeets zijn mij
merende blikken schuchter opgeslagen naar
den hemel en ln dat van sterren pinkelende
gewelf het Ideaal ontdekt; en hij had zijn
vlammende, dichterlijke liefdespijlen zoo goed
gemikt voor hij ze afschoot, dat het ideaal
zich in zijn armen had laten vallen en zich
daar met een glimlach genesteld had. Het
heilige vuur der liefde zocht zijn uitweg in
den vorm van jamben, oden, heldendichten,
en dergelijke producten; en vervolgens kun
nen we genieten van het schouwspel van een
zachtoogigen langharigeu jongen man, die
onderweg is en zijn millionair kolerimag-
naat vader van zijn zielstoestand op de
hoogte te brengen.
Hst onderhoud vond plaats in de werk
kamer van zijn vader en teen de dichter het
gesprek inleidde met een lofzang, die hij
zonder blikken of blozen had overgenomen
van Shakespeare, draaide John Gaunt zich
om in zijn stoel en staarde zijn zoon een
beetje schamper aan. Die zoen van hem had
een heele hoop eigenschappen die hij alles
behalve waardeerde en soms betrapte hij
zich op de vraag, of er wel iemand bestond,
die ze wél waardeerde. Je hebt nu eenmaal
van die ondankbare vadersl
„En zou ik mogen vragen, wie". Informeer
de hij op verdacht beleefden toon, „wie de
dame Is die Jij met de eëp waardig hebt
gekeurd om voor deehehHij
was niet erg sterk in het maken van mooie
zinnen.
„Helen Hamilton", antwoordde de dich
ter.
„Helen Hamilton?" John Gaunt sprong op
uit zijn stoel met een soort van onderdrukt
gebrul en zijn groole vuisten balden zich.
„Helen voor den duivel 1" En hij ging weer
zltten.
„Kamllton", verbeterde Skeets zachtmoe
dig.
„Wel, alle....! Je wilt me toch niet....!
Heb je colt van jeDat issputterde
John Gaunt onsamenhangend. Hij kon er
gewoonweg geen woorden voor vinden. Ten
slotte fabriekte hij met moeite een behoor
lijken zin bij elkaar. „Je bedoelt toch niet
dat nest met haar rooie haar en haar wip
neus die dochter van.van Brokaw
Hamilton?"
„Ik bedoel het mooiste meisje, dat ooit op
deze aarde geschanen is", en de ziel van den
dichter zwom in zijn oogen. „Helen Hamilton,
dochter van Brokaw Hamilton".
John Gaunt werd zoo rood als de opgaan
de zon en de aderen ln zijn hals begonnen
te zwellen.
„Nee!" met een gebrul als van een
woedenden leeuw.
„Waarom niet?" wilde Skeets weten. „Ze
is van mins" ens net zoo goeie familie a!s
wij misschien van betere; haar vader
heeft net zooveel duiten als jij, en waar-
schl'niUk meer..
..Nee!" donderde John Gaunt weer. „Nee!
Nee! Nee"!"
fWorqt vervol ga./