H. D. VERTELLINGEN
FLITSEN
STADSNIEUWS
FEUILLETON.
Helen's Juweelen
PVAPT FM\<5 DAC.RI AD
rnv«nAC Srt Aot,TT: 10?»
(Nadruk rerbodauj aqt«ur*n»cht voorbehoudau.)
door J. v. ROODE.
Ramarah
Do zon brandde hevig op het voorplein van
het paleis. Felle contrasten teekenden zich
af op het grauw-gele zand, waarvan de
warmte üi kolken van heete lucht opsteeg en
waarop hier en dar een groepje kameelen
lag, in de schaduw van den paleisgevel ver
zwolgen.
Langzaam liep Rama de steenen trap op,
die naar den paleisingang leidde, en terwijl
hij op gevoel af naar boven strompelde,
woelden allerlei gedachten door zijn brein.
In zijn tot nu toe zoo gelukkig leven van
Joodsch koopman, die aan de poort der stad
verfrisschingen te koop aanbood, was een
schaduw gevallen van een dreigend en onaf
wendbaar onheil.
Zijn bestaan had geen verdriet gekend;
zelfs de dood zijner vrouw was voor hem
niet zoo verschrikkelijk geweest of hij had
er zich spoedig over heen gezet, opgaand in
de liefde voor zijn dochter. Ramarah was
voor hem alles. Zij vulde zijn leven geheel,
gaf er relief aan, maakte het in dit voor zijn
ras zelfs onbewoonbaar land, genietbaar en
de moeite waard om te leven. Tot plotseling,
hem geheel overrompelend, het ongeluk
kwam.
Gisteren, terwijl hij bij de poort zat, zoo
els elke dag, achter zijn manden heftig gestl-
culeerd en zijn waren aanprijz-nd, was Ida-
loeh bil hem gekomen. ïda-loeh was de ver
trouwde van den Vorst en Rama kende hem
slechts van zien en hooren zeggen. Het ver
wonderde Rama niet weinig, dat een zóó
voornaam heer als Ida-loeh hem met een
bezoek vereerde. "Tij ontving Ida-loeh met
de slaafsche onderworpenheid van zijn ras.
Evenwel haatte hij den Oosterling hart
grondig. Tusschen hen was de afgrond van
twee rassen, waarvan het donkere, fanatieke
met minachting neer zag on het blanke, het
welk met de grootste geraffineerdheid para
siteerde op den Oosterling. Rama voelde bij
intuïtie dat er onheil dreigde.
Lang werd hij niet in het onzekere gela
ten. In de bloemrijke beeldspraak van het
Oosten gaf Ida-loeh Rama te verstaan dat
de vorst met welgevallen zijn oog had laten
vallen op zijn dochter, Ramarah.
Het had Rama als een bliksemstraal ge
troffen. Minuten lang weigerden zijn herse
nen allen dienst. Als versuft zat hij neer,
terwijl zijn mond allerlei onverstaanbare
klanken uitstiet. Toen hij eindelijk weer den
ken kon, kwam onmeedoogend het besef, dat
zijn dochter voor hem verloren was, dat dit
verlangen van den vorst het doodvonnis be-
teekende voor haar en hem. En terwijl hij in
zijn eerste smart in zijn vaderlijk egoisme
alleen aan zich zelf had gedacht, kwam
daarna ook medelijden in hem op met Ida-
loeh.
Wat was hij trotsch geweest, dat Idahoe,
de jonge koopman, waarvan elk zijner con
currenten getuigd had, dat er wat in zat,
dat hij vast en zeker eens eigenaar zou zijn
van een karavaan, dat Idaïloe zijn dochter
had uitgekozen als zijn toekomstige vrouw.
Dat had zijn geluk vervolmaakt en nu
Veel meer nog kwam hem voor den geest,
maar één gedachte overheerschte: hij zou
zijn dochter moeten afstaan aan een Oos
terling. Een Mohammedaan zou het als een
groote eer hebben beschouwd, wanneer één
zijner dochters de harem van den vorst had
mogen binnentreden. Maar Rama was een
Jood en hij walgde van den vorst, wiens uit
spattingen een publiek geheim waren. Neen,
nooit zou de vorst zijn Ramarah bezitten.
Dit stond bij hem vast. Dat hij, niettegen
staande dit besluit, toch ging praten met
den vorst handelen dacht hij met smart
was alleen om geen argwaan te wenken. Het
maakte de audiëntie tot een comedie, welke
Rama speelde met een élan, waart-oe alleen
de groote liefde jegens zijn dochter hem in
staat stelde.
De wachter boven aan de trap scheen in
gelicht. Hij liet hem ongehinderd door. Nu
stond hij daar in de zuilengang, rondom het
binnenhof. Het was hier koel. Twee fonteinen
wierpen het water fonkelend omhoog, dat
neerpletste ln het marmeren bassin.
Hij werd wat kalmer nu. Het gesprek, dat
hem wachtte, gaf hem de vreemde sensatie
van de meerdere te zijn van den gehateh
Oosterling. Op een wenk van een slaaf, trad
INGEZONDEN IYIEDEDEEL1NGEN
a 60 Cts. per regel.
hij het vertrek binnen, waar de audiëntie
zou plaats vinden.
Rema boog tot in het tapijt, dat den mar
meren vloer bedekte. Toen hij zich weer op
hief, was er iets van triomf in zijn oogen. De
vorst begon direct over den prijs. Het griefde
Rama. Of hij afstand van zijn dochter wou
doen, daarover werd niet gesproken. Hij deed
echter alsof hij dit niet merkte, maar begon
met een groote som te vragen. Hij speelde
zijn comedie meesterlijk en niemand zou op
zijn gelaat iets anders hebben kunnen lezen
dan hebzucht. Het leek alsof het zijn koop
waar betrof.
Toen hij wegging, had hij 150 goudstukken
bedongen te betalen den volgenden dag, wan
neer Ramarah gehaald zou worden.
Dien avond, toen de zon als een groote,
roode bol in de woestijn neerdaalde, zegde
hij zijn kind vaarwel. Ida-loeh, op de hoogte
gebracht van het plan van den vorst, zou
Ramarah mee nemen naar het Zuiden, waar
zij veilig zou zijn en Ramarah had toege
stemd, al kostte haar het afscheid van haar
geliefden vader ontzettend veel.
Nu hielp Rama Idahoe bij het bepakken
van de beide kameelen. Toen de dieren be
pakt waren, vatte Rama de hand van zijn
dochter en van Idahoe. Plechtig legde hij
ze in elkaar. I-Iij was niet bij machte te spre
ken. Hoe groot het offer was, wat hij bracht,
wist niemand. Zoo stonden ze een wijle,
Idahoe ontroerd, Ramarah steunend op den
schouder van den ouden man, hartstochtelijk
snikkend. Dan omhelsde Rama voor de laat
ste maal zijn dochter en ze stegen op.
„Ga nu", zeide hij.
De kameelen verwijderden zich, steeds
sneller. Ramarah omkijkend, wuifde
wuifde. De oude man wuifde langzaam terug.
Maar op dit oogenblik scheen de grootte van
zijn veriies hem in geheel haar omvang te
overvallen. Plotseling de andere hand ook
omhoog stekend, wuifde hij als een krank
zinnige met beide handen, keek met betraan
de oogen naar het liefste, wat hij bezat en
zich hu van hem verwijderde....
Den volgenden morgen werd hij voor den
vorst geleid.
Het vonnis voor zijn ..verraad" luidde: 50
stokslagen. Dat beteekende de dood. Hij wist
het. Toch kalm ging hij met de soldaten mee.
Langzaam bewoog zich de kleine stoet in
de richting van de stadspoort. Het stof steeg
in groote wolken omhoog. Voorop liepen de
twee beulen in smoezelige burnous. Achter
in den stoet de straatjongens. Hier en daar
zag men een vrouwengezicht achter een ge
tralied venster.
Buiten de stad gekomen trokken de beulen
hun burnous uit en ook Rama's bovenlijf»
werd ontkleed. Zijn kleed werd terzijde ge
worpen. Hij keek e~ met iets van een glim
lach naar. 't Was door Ramarah's teere vin
gers geweven en riep, nu herinneringen bij
hem wakker. Was er in dat kleed niet een
leven geweven van opofferende liefde van
den ouden man jegens zijn lief kind en van
oprechte' genegenheid van Ra: .„.rah jegens
haar vader. Hij kon er zijn oogen niet .van
af wenden, zelfs iet toen de beulen ^un on-
menschelijk werk begonnen.
De eerste slag was reeds doodelljk voor
den ouden man. Hij wankelde. De tweede en
derde slag deden hem neerzijgen op den
grond. De beulen echter staakten him werk
niet. Nu bloedde hij uit rug en hoofd. Met de
borst in 't zand, de knieën krampachtig zij
waarts omhoog getrokken, lag hij op den
grond. Nog één lange blik wierp hij op zijn
kleed. En terwijl een bloedstraaltje zijn lip
pen purperrood verfde, scheen het alsof ze
nog zeiden: „Ramarah".
AFSCHEID J. BEAUFORT.
Zaterdag verliet de heer J. Beaufort, slij
per aan de Centrale Werkplaats den dienst
der Ned. Spoorwegen met pensioen. Onder
schafttijd verzamelden eenige honderden
zich om den jubilaris te huldigen.
De ploegbaas P. v. Dijk, leidde deze huldi
ging in en gaf het woord aan den heer
Snoeks, welke memoreerde met welke toewij
ding slijper Beaufort zijn functie vervulde,
dat het werken hem nooit een last was en
hij steeds een voorbeeld was van kameraad
schap. Een luid applaus volgde op deze af
scheidsrede, waarna nog een kort treffend
woord gesproken werd door den ketelmaker
Vonkenberg.
De cadeaux waren een rookstoel, een palm
en rookartikelen.Bij 't verlaten der werkplaats
werd Beaufort nog een bloemstuk aangebo
den, daarna werd hij per auto naar zijn wo
ning gebracht.
VEREEN. TOT BESTRIJDING
DER TUBERCULOSE.
HET 25-JARIG BESTAAN.
Voor het jubileum op 20 Juni a.s- van de
Vereeniging tot bestr. der tuberculose en het
jubileum van den Voorzitter der Vereeniging,
die dien dag 25 jaar voorzitter is, heeft zicli
een Comité gevormd van inwoners. Deze
dames en heeren hebben gemeend dezen
dag niet onopgemerkt te mogen laten voorbij
gaan voor de vereeniging en den voorzitter,
Dr. L. C. Kersbergen. Er zal getracht v/orden
gelden bijeen te verzamelen om aan den
voorzitter op 02 Juni een huldeblijk aan te
bieden namens de geheele bevolking, als blijk
van erkenning voor het vele belangrijke werk
dat door de Vereeniging gedurende die 25
jaar is verricht. Dit huldeblijk zal bestaan
uit een som voor een Röntgenkamer, welke
nog ontbreekt aan het Consultatie-bureau.
Mr. J. N. J. E. Heerkens Thyssen heeft het
voorzitterschap van het Comité op zich te
genomen, terwijl mevr. A. RöellBar.sse de
Vos van Steenwijk en Deken L. Westerwoudt
het Eerelidmaatschap van het Comité heb
ben aanvaard.
De voorzitters der 4 Bestuursbonden en de
voorzitter der Middenstands-Centrale ver
klaarden zich tevens bereid een benoeming
tot lid van het Huldigïngs-Comité aan te
nemen teneinde alle lagen der bevolking bij
deze huldiging te betrekken.
Onderstaande personen hebben zich bereid
verklaard toe te treden tot het Huldigings
comité:
Eereleden: Mevrouw A. RöellBar^se de
Vos van Steenwijk. L. Westerwoudt, Deken
van Haarlem.
Leden: H. van Alphen. Mej. C. W. André
de la Porte. Jhr. A. Bas Backer. Mej. N. Bien-
fait- Mevr. Biereixs de HaanTemminck.
Mej. J. Blooker. R. Boerma, Arts. Mevr. J.
Bootde Ruyter de Wildt. Jhr. Mr. J. W. G.
Boreel van Hogelanden, Mevr. J. Bornwater-
Elderlng. J. P. H. Castricum.
Mevr. L. de Clercq's Jacob. Mevr. A. del
BaereJiskoot. Jhr. J. P. W. van Doorn. A.
M. Duytshoff. A. Funke. E. W. Goedhart. Br.
J. P. J. Goedokoop. Mevr. W. C. Haitsma
Muiier—Bar.sse van Sytzama. Mr. K. J. G.
Baron van Hardenbroek. Mr. J. N. J. E. Heer
kens Thyssen, Voorzitter. Mevr. L. S. J. M.
Heerkens Thyssen— v. d. Kun. N. J. Hoef-
lake, Notaris. Mevr. C. M. HoogGuldenstee-
den Egeling. Mevr. J. de Josselin de Jong—
Kappene van de Coppelo. W. Koppen. Mevr.
N. Levenkamp—Planten. V. Loosjes. Mevr. M.
Lucassen—van Idsinga. Mevr. J. W. M. Maar
schalkvan Coppenaal. A. Mars. E. Overbeek.
Mevr. F. J. Ozingavan Basseldorp. Mevr. E.
W. Quarles van UffordArntzenius. Mevr. H.
M. RahusenGerlings. L. L. Graaf van
Randwijck. Mevr. Reigersman—Hinlopen.
Jhr. J. S. Reigersberg Versluys. M. A. Rei-
nalda. Mevr. C. J. Smit—van Krieken. Mevr.
J. J. Tademade Breuk. Jhr. J. Teding van
Berkhout Sr. P. J. M. van Tetetring. N. C.
Wefers Betink. Mevr. J. Wolterson—Plet
Jonkvr. C. C. P. van der Wijck.
NEDERLANDSCHE FEESTDAGEN TE
FRANKFORT a. AL
De vergadering ter gelegenheid van het
tienjarig bestaan van het Frankforter bu
reau van de Nederlandsche Kamer van Koop
handel voor Duitschland. is voorafgegaan
en gevolgd geworden door een serie boeien
de festiviteiten, die zoowel op de leden van
de Kamer als op de deelnemers aan de ex
cursie van de Ned Mij. voor Nijverheid en
Handel een waarlijk onvergetelijben indruk
hebben gemaakt.
Een omvangrijk program hebben de deel
nemers aan de feestviering af te werken ge
had, schrijft het Hbld.
Zoo werden Donderdag de Adler-fabrieken
de fabrieken van Pokorny en Wittekind en
van Voigfc en Höffner bezocht.
De gemeentelijke ontvangst in den histo-
rlschen Romer, in het centrum van het on
vergelijkelijk schilderachtige middeleeuw-
sche Frankfort, droeg veeleer een hartelijk
dan zuiver officieel karakter.
Meer strikt zakelijk kon men evenwel de
algemeene vergadering van de Kamer noe
men. Zij vond plaats tó de indrukwekkende
groote zaal van de Industrie- und Bandels-
kammer Frankfort-Hanau, en uit het feit,
dat zoovele Duitsche regeerings- en handels
autoriteiten er redevoeringen hebben gehou
den, valt mede het bewijs te putten welk een
aanzien onze K. v. K. voor Duitschland
geniet en hoe gaarne men van haar gast
vrijheid jegens hen, die wat te zeggen heb
ben, gebruik maakt.
Vrijdagochtend trokken de Nederlanders
in twee groote autobussen naar de voorstad
Höchst, waar men een bezoek bracht aan
het machtige bedrijf der I. G. Farbenindus-
trie. De middag werd gewijd aan een rond
rit door de stad.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1429
OVERSCHOENEN
Eigenlijk is het toch I je kunt veilig dcor
wel prettig om over- I de diepste plassen
schoenen te hebben I loopen
je hoeft niet zoo op
te
daar aan den over- eens zien of Je daar
kant is een groote I droog door kunt ko-
plas I men, liet ziet er wel
erg diep uit
ja het komt net tot
over den rand van je
overschoenen
zoodat je ze een voor
een uit moet doen en
leeggieten
en daarbij verlies je
een paar maal je
evenwicht en trapt
met je onbescherm-
den voet in de plas
je loopt verder door
lederen plas dien je
vinden kunt en als
je thuis komt zijn je
schoenen warempel
toch weer nat.
(Nadruk verboden.)
GEEN SPREEKUUR.
De Wethouders van Openbare Werken en
Onderwijs de heeren Mr. J. Gerritsz en W.
Roodenburg zyn (wegens de raadsvergade
ring) verhinderd Donderdag spreekuur te
houden.
FEEST BIJ DE OVERIJSELAREN.
In de groote zaal van het gebouw „St. Ba-
vo" heeft de Overijselsche Vereeniging „De
Oosthoek" Zaterdagavond een feestavond ge
geven, die zich kenmerkte door een opge-
wekten toon. De voorzitter, de heer Z. Lans
kon in zijn openingswoord vertegenwoordi
gers van Haarlemsche zusterverenigingen
en van Overijselsche verenigingen te Leiden
en Den Haag welkom heeten en de laatsten
ook bedanken, omdat zij een werkzarm aan
deel zouden hebben, dezen avond. De Hage
naren waren al heel spoedig aan de beurt,
want nauw waren de laatste klanken van
het vereenigingslied verklonken, of de gas
ten traden ten tooneele met een twee-acter,
„Kerstavond" geschreven door W. Mets Tzn.
Jammer, dat de keuze niet op een wat mo
derner en wat minder naief tooneelstukje
gevallen is. Dit was toch waarlijk uit den
tijd, al deden de Hagenaars hun best om er
zooveel mogelijk van te maken. Zoo was er
zeer veel zorg besteed aan de aankleeding
van het tooneel en het zingen van het Kerst
lied in het tweede bedrijf klonk heel aardig.
De rolkennis was voorrtffelijk, vooral de zoon
Anton had het niet makkelijk ir. dit opzicht,
maar heeft het er goed afgebracht.
Bijzonder komiek was het optreden van
den heer Veltkamp lilt Leiden als de be
droefde recruut en stormachtig het succes.
Een andere Leidsche gast, mevrouw Drorame
toonde zich een goed zangeres met de uit
voering van „Het Haantje van den Toren"
een bewerking van De Genestet's gedicht,
waarvan echter de tekst bij den oorspron
kelijke ten achter staat. Mejuffrouw A.
Schutte begeleidde verdienstelijk op de
piano.
Na de pauze trad mevrouw Dromme op in
Overüselsch costuum, en de voordracht van
,Hoe Oom Beernd op zien ouden dag nog
fietsen wilde leeren" klonk al even guitig als
mevrouw Dromme de provinciale kleerdracht
stond. Als „Hollandsche" trad zij nogmaals
op met „Hallo Californië", welk succesnum
mer zij alle recht liet wedervaren. Een bloe
menhulde was dan ook wel op haar plaats.
Mejuffrouw Schutte functioneerde al weer
als een bekwame begeleidster.
Uitbundig is 5er gelachen om den heer
Veltkamp in zijn creatie van „De Tirolerin",
Iets meer dan potsierlijks. Ook hem bege
leidde mejuffrouw Schutte volgzaam.
Ook'de Haarlemmers zelf hebben zich ten
slotte doen zien en hooren. De tooneelafdee-
ling van „De Oosthoek" kwam met „Arme
Rijken" een amusante een-acter, die bijzon
der vlot gespeeld werd. Vooral de vader was
er heelemaal in. Met bloemen werd het op
de opvoering gevolgde applaus nog wat
kracht bijgezet.
Een bal onder leiding van den heer J. Wes
tervoorde besloot den avond. Zelfs muziek
werd door eigen krachten verzorgd, een
achttal muzikanten heeft zich den geheelen
avond duchtig geweerd.
„ONDERLING GENOEGEN".
Zaterdagavond gaf de Zang- en St. Nïeo-
laasvereeniglng „Onderling Genoegen" een.
uitvoering in den Schouwburg aan den Jans-
weg.
De voorzitter sprak bij het begin van den
avond de flink bezette zaal toe en deelde
mede dat er op 't oogenblik in de afdeeling
zang en operette stilstand te constateeren
valt. Spr. meende dat dit eigenlijk achteruit
gang beteekent en wekte de aanwezigen op
mede te werken aan den bloei der afdeeling,
die toch ook nog eens voor de microfoon (te
Hilversum) hoopt op te treden.
Vóór de pauze trad eerst het geheele koor
op (zooals bekend staan zoowel het Groote
als het Kleine Koor onder leiding van den
heer J. Post) en voerde een drietal nummers
uit, waarvan vooral „Dikkie'sKriebelkousen"
aardig en frisch klonk en dan ook veel suc
ces had.
Van de speelliedjes die het Kleine Koor ten
gehoore brachten viel ,De dwergjes", met de
aardige kaboutertjes dunkt ons wel het
meest in den smaak van het publiek, maar
ook de andere vroolijke nummers, Droom -
ventje, Het Rokje en Het Kleine Huisje de
den het goed. De jeugdige uitvoerenden zon
gen met veel entrain en de leider had suc
ces van zijn arbeid, die waarlijk niet gemak
kelijk zal zijn geweest.
Als hoofdschotel stond op het programma
de operette in drie bedrijven „Asschepoester"
waarin goed gezongen werd (vooral Assehe-
poester ze.lf muntte uit door goed spel en
lieven zang) en waarin ook veel werk was
gemaakt v^n cosluums en aankleeding. De
mooie draagstoel van Asschepoester in het
eerste bedrijf, die bovendien zoo prachtig
verlicht was wekte ieders bewondering. Mej.
v. d. Haak begeleidde verdienstelijk bij deze
operette.
Gedurende de uitvoering en het bal (onder
leiding van Gebrs. Kwekkeboom) was er goe
de muziek van de Jazz-Band „The Rascals",
geleid door den heer Smit van den Berg.
Vóór de pauze had nog de huldiging plaats
van den eere-voorzitter, den heer E. Boo
gaard en diens echtgenoote, die onlangs hun
40-jarige echtvereeniging vierden. Een
meisje van het koor hield een korte toe
spraak en overhandigde het echtpaar na
mens den Directeur en het Groot en Klein
Koor een mooie vruchtenmand. Bovendien
zong het geheele koor den heer en mevrouw
Boogaard een lied toe. De heer Boogaard
dankte met een kort woord hartelijk voor
deze huldiging.
EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS,
door
JACQUES FUTRELLE.
5)
Er kwam geen antwoord. De Havik voelde
een onverklaarbare rilling langs zijn rugge-
graat gaan en om een einde te maken aan
al die griezeligheid, haalde hij een lucifer
uil. zijn zak en stak die aan, terwijl hij
hem zoo ver mogelijk op zij hield. Als de
man schoot, zou hij schieten in de richting
van de vlam. Bij het flikkerende vlammetje
zag hij een reusachtige schoorsteenmantel
voor zich waarop een bijna uitgebrande
sigaret. Er naast lag een klein pakje met
wit papier er om heen. Hij staarde er naar
tot de lucifer zijn vingertoppen brandde en
uitging.
Gedurende de halve minuut, die volgde,
terwijl hij nog plat op de vloer lag en
zijn ooron Ingespannen luisterden of ze geen
geluid hoorden en zijn oogen naar de sigaret
keken, tot het gloeilicht uitdoofde, werkten
zijn gedachten met de snelheid van een
race-auto. Een sigaret brandde niet langer
dan acht. hoogstens tien minuten, dus de
man. die hem daar op die schoorsteenmantel
gelegd had. moest juist weg zijn geweest
toen hij binnenkwam en hij had blijk
baar het huis verlaten, anders zou hij wel
oo al het lawaai, dat hij gemaakthad, af
zijn gekomen. Zijn gedachten schoten plot
seling uaar de automobiel no. 1234. Die had
blijkbaar voor het huis gestaan en de per
soon, of personen, die erin wegreden waren,
hadden de sigaret en het pakje achter ge
laten.
De Havik stond op, stak een tweede lucifer
aan en nam het sigarette-stompje van den
schoorsteenmantel op. Hij zou er misschien
nog een trekje aan kunnen doen en in
deze dagen van ontbering voelde hij zich
heelemaal niet verheven boven een dergelijk
overschot. Nee, het.was al te ver opgebrand.
Het was nog een goeie sigaret ook een
Regent, kon 't nog net op het stukje zien
staanHij nam het pakje op en schud
de het onderzoekend, waarna hij het opende
en vond wel allemachtig, wat was dat
voor een ding? Een armband. Nee. Een
halsketting? Nee. ..ee! Het was een smal,
donkerblauw lint met. een geel randje en
de kleine gouden schildjes waarmee het
bezet was, waren om de beurt met diaman
ten en robijnen versierd. Er was ook nog
een hanger aan St. George en de draak;
en met ouderwetsche letters, die bijna on
leefbaar waren, stond er op: „Honi soit
qui mal y pense!"
Het was heel wat maanden geleden, sedert
de Havik een juweel in handen had gehad,
en zijn eerste gevoel was zuiver verrukking
over den stralenden glans van de steenen
de verrukking van een kenner, die niet
alleen voor de steenen bestemd was, maar
ook voor de prachtige fijne bewerking van
het goud, waarin ze gevat waren.
Hij bleef er onbeweegelijk naar staan sta
ren, tot de lucifer uitgebrand was. Toen hij
nog een lucifer aangestoken had, was zijn
gelaatsuitdrukking veranderd. Dat was niet
meer de verrukking van den kenner, maar
die van een expert. De groote oogen waren
kleiner geworden; ze schitterden van be-
geerigheid terwijl de Havik de steenen be
studeerde' drie diamanten en drie ro
bijnen. Ze waren alle zes minstens vijf
karaats, en voor zoover hij bij het flauwe
lichtschijnsel kon zien van het zuiverste
water. Hij had hier in dit onbewoonde huis
een fortuin gevonden!
„Toet! Toet!"
Het getoeter van een claxon scheurde fel
door de allesomvattende duisternis en bracht
de Havik weer tot bezinning. De persoon of
personen, die dit hadden achtergelaten,
kwamen het weer halen. Hij blies haastig
de lucifer uit, holde door de open deur de
gang in. Met een duw gooide hij de achter
deur open en sprong met een zwaai naar
buiten.
Om den hoek van het huis zag hij vaag
de gestalten van drie mannen, die regelrecht
-op hem toe kwamenEen twaalftal
haastige stappen, en de Havik was verdwe
nen in de dichte struiken achter het huis.
„Halt!" klonk een scherp bevel.
Maar de Havik, die heei andere plannen
had. gaf geen antwoord. Een oogenblik later
klonk de knal van een revolver en hij hoor
de, hoe een kogel vlak bij hem in een boom
stronk sloeg.
„Hou jij de wacht bij die deur, Fallon",
commandeerde iemand kortaf. „We zullen
dat ventje wel krijgen!"
„Dat en dc Havik grinnikte verge
noegd terwijl hij het op een loopen zette,
„dat kan je lekker denken, jou opschep
per!"
HOOFDSTUK IH.
Als de geest van de gravin van Salisbury
en het zal zeker wel een heel aan [rekke
lijk spook zijn! Als de geest vau de
gravin van Salisbury zich ooit verwaardigt
af t-e dalen tot dit aard sche tranendal, en
als zij misschien juist op dien gc-
denkwaardigen nacht om dat leegstaande
huis heenwaarde om een wakend oogje te
houden op dat kostbare kleedingstuk, een
Koningsgift, dat heel lang geleden één van
haar welgevormde knieën omhulde, dan
zal zij wel verbaasd zijn geweest,
over de dingen, die er toen gebeurden, ver
baasd, en misschien verontwaardigd over
de onbehoorlijke dingen, die er met haar
bezittingen gebeurden.
Maar van dergelijke geesten valt weinig
met zekerheid te zeggen. Misschien was haar
spook heelemaal niet verbaasd. Misschien
wist zij heel goed, hoe het kwam. dat haar
kouseband daar op den schoorsteenmantel
In een leeg huls iag; misschien wist zij dat
een dief hem daar zou vindenmisschien
wist zij dat die dief de Havik zou zijn:
misschien wist zij dat twee vastbesloten
mannen met het Instinct van bloedhonden
de Havik meer dan een mijl achterna zou
den jagen, door lanen, bosschen, over hek
ken en door heggen, en dat zijn snelheid
zoo af en toe eens aangewakkerd werd door
de knal van een pistoolschot achter hem.
Misschien wist, zooals ik al zei, het spook
al lang van te voren dat dit zou gebeuren.
Ma,ar er komt in alle gevallen een eind
aan alle dingen. Fortuna leidde de haastige
voetstappen van de Havik naar een smal
straatje in één van New York's vele voor
steden. Aan zijn beide kanfen was een dichte
haag, maar dezen keer beging de Havik niet
de fout van er overheen te springen of er
doorheen te gaan Hij rende door tot aan
het einde van de straat, terwijl zijn vervol
gers ongeveer honderd meter achter hem
waren, sloeg toen rechts af, sprong dadelijk,
nadat hij den hoek om was gegaan, over
de haag en liep aan den anderen kant vau
de lieg weer terug. Tien seconden later
hóórde hij de doffe voetstappen aan den
anderen kant voorbij hollen. Ze waren op
niet meer dan drie meter afstand van hem,
hij kon ze hooreD hijgen. Hij bleef inge
spannen staan luisteren tot zij den hoek om
waren, toen nam hij een aanloop en kwam
aan den anderen kant terecht in het nauwe
straatje, dat de twee mannen zoo juist ver
laten hadden. Weer een aanloop en hij
stond achter de heg aan den anderen kant
van de straat. Geluidloos stak hij een groot
grasveld over, liep om het groote gebouw
heen, dat daarachter lag en ging op een
boomstronk zitten om weer op adem te
komen. Zijn linkerhand omklemde nog steeds
den kostbaren kouseband en hij begon oo-
gewekt te grinniken met zijn tong uit zijn
mond. Zijn vervolgers waren full speed op
weg in de verkeerde richting.
Er gingen tien minuten voorbij. Er was
geen spoor van zijn achtervolgers meer te
bemerken, en plotseling werd hij zich be
wust van de diepe duisternis en doodelijke
stilte om hem heen; ergens klonk een zacht
gekabbel van water en onder zijn voet begon
plotseling een krekel te sjirpen. Toen hij
een beetje op adem begon te komen was zijn
fantasie al druk bezig met luchtkasteelen
bouwen, terwijl hij liefkoozend over het
kleine ding in zijn hand streek, dat de zoo
vurig begeerde verandering in zijn leven te
weeg zou brengen. Hij wist niet waar het
vandaan kwam, en het kon hem niet sche
len ook. Het eenige, waar hij zich on het
oogenblik mee bezig hield, was het feit, dat
er een einde aan zijn armoede was gekomen
en dat hij, onder een nieuwen naam, het
weelderige leven hervatten zou. waaraan
detective Meredith zes jaar geleden zoo on
verwachts een einde had gemaaks
(Wordt verrolgcO