H. D. VERTELLINGEN FLITSEN STADSNIEUWS FEUILLETON. Helen's Juweelen PVAPT FM\<5 DAC.RI AD rnv«nAC Srt Aot,TT: 10?» (Nadruk rerbodauj aqt«ur*n»cht voorbehoudau.) door J. v. ROODE. Ramarah Do zon brandde hevig op het voorplein van het paleis. Felle contrasten teekenden zich af op het grauw-gele zand, waarvan de warmte üi kolken van heete lucht opsteeg en waarop hier en dar een groepje kameelen lag, in de schaduw van den paleisgevel ver zwolgen. Langzaam liep Rama de steenen trap op, die naar den paleisingang leidde, en terwijl hij op gevoel af naar boven strompelde, woelden allerlei gedachten door zijn brein. In zijn tot nu toe zoo gelukkig leven van Joodsch koopman, die aan de poort der stad verfrisschingen te koop aanbood, was een schaduw gevallen van een dreigend en onaf wendbaar onheil. Zijn bestaan had geen verdriet gekend; zelfs de dood zijner vrouw was voor hem niet zoo verschrikkelijk geweest of hij had er zich spoedig over heen gezet, opgaand in de liefde voor zijn dochter. Ramarah was voor hem alles. Zij vulde zijn leven geheel, gaf er relief aan, maakte het in dit voor zijn ras zelfs onbewoonbaar land, genietbaar en de moeite waard om te leven. Tot plotseling, hem geheel overrompelend, het ongeluk kwam. Gisteren, terwijl hij bij de poort zat, zoo els elke dag, achter zijn manden heftig gestl- culeerd en zijn waren aanprijz-nd, was Ida- loeh bil hem gekomen. ïda-loeh was de ver trouwde van den Vorst en Rama kende hem slechts van zien en hooren zeggen. Het ver wonderde Rama niet weinig, dat een zóó voornaam heer als Ida-loeh hem met een bezoek vereerde. "Tij ontving Ida-loeh met de slaafsche onderworpenheid van zijn ras. Evenwel haatte hij den Oosterling hart grondig. Tusschen hen was de afgrond van twee rassen, waarvan het donkere, fanatieke met minachting neer zag on het blanke, het welk met de grootste geraffineerdheid para siteerde op den Oosterling. Rama voelde bij intuïtie dat er onheil dreigde. Lang werd hij niet in het onzekere gela ten. In de bloemrijke beeldspraak van het Oosten gaf Ida-loeh Rama te verstaan dat de vorst met welgevallen zijn oog had laten vallen op zijn dochter, Ramarah. Het had Rama als een bliksemstraal ge troffen. Minuten lang weigerden zijn herse nen allen dienst. Als versuft zat hij neer, terwijl zijn mond allerlei onverstaanbare klanken uitstiet. Toen hij eindelijk weer den ken kon, kwam onmeedoogend het besef, dat zijn dochter voor hem verloren was, dat dit verlangen van den vorst het doodvonnis be- teekende voor haar en hem. En terwijl hij in zijn eerste smart in zijn vaderlijk egoisme alleen aan zich zelf had gedacht, kwam daarna ook medelijden in hem op met Ida- loeh. Wat was hij trotsch geweest, dat Idahoe, de jonge koopman, waarvan elk zijner con currenten getuigd had, dat er wat in zat, dat hij vast en zeker eens eigenaar zou zijn van een karavaan, dat Idaïloe zijn dochter had uitgekozen als zijn toekomstige vrouw. Dat had zijn geluk vervolmaakt en nu Veel meer nog kwam hem voor den geest, maar één gedachte overheerschte: hij zou zijn dochter moeten afstaan aan een Oos terling. Een Mohammedaan zou het als een groote eer hebben beschouwd, wanneer één zijner dochters de harem van den vorst had mogen binnentreden. Maar Rama was een Jood en hij walgde van den vorst, wiens uit spattingen een publiek geheim waren. Neen, nooit zou de vorst zijn Ramarah bezitten. Dit stond bij hem vast. Dat hij, niettegen staande dit besluit, toch ging praten met den vorst handelen dacht hij met smart was alleen om geen argwaan te wenken. Het maakte de audiëntie tot een comedie, welke Rama speelde met een élan, waart-oe alleen de groote liefde jegens zijn dochter hem in staat stelde. De wachter boven aan de trap scheen in gelicht. Hij liet hem ongehinderd door. Nu stond hij daar in de zuilengang, rondom het binnenhof. Het was hier koel. Twee fonteinen wierpen het water fonkelend omhoog, dat neerpletste ln het marmeren bassin. Hij werd wat kalmer nu. Het gesprek, dat hem wachtte, gaf hem de vreemde sensatie van de meerdere te zijn van den gehateh Oosterling. Op een wenk van een slaaf, trad INGEZONDEN IYIEDEDEEL1NGEN a 60 Cts. per regel. hij het vertrek binnen, waar de audiëntie zou plaats vinden. Rema boog tot in het tapijt, dat den mar meren vloer bedekte. Toen hij zich weer op hief, was er iets van triomf in zijn oogen. De vorst begon direct over den prijs. Het griefde Rama. Of hij afstand van zijn dochter wou doen, daarover werd niet gesproken. Hij deed echter alsof hij dit niet merkte, maar begon met een groote som te vragen. Hij speelde zijn comedie meesterlijk en niemand zou op zijn gelaat iets anders hebben kunnen lezen dan hebzucht. Het leek alsof het zijn koop waar betrof. Toen hij wegging, had hij 150 goudstukken bedongen te betalen den volgenden dag, wan neer Ramarah gehaald zou worden. Dien avond, toen de zon als een groote, roode bol in de woestijn neerdaalde, zegde hij zijn kind vaarwel. Ida-loeh, op de hoogte gebracht van het plan van den vorst, zou Ramarah mee nemen naar het Zuiden, waar zij veilig zou zijn en Ramarah had toege stemd, al kostte haar het afscheid van haar geliefden vader ontzettend veel. Nu hielp Rama Idahoe bij het bepakken van de beide kameelen. Toen de dieren be pakt waren, vatte Rama de hand van zijn dochter en van Idahoe. Plechtig legde hij ze in elkaar. I-Iij was niet bij machte te spre ken. Hoe groot het offer was, wat hij bracht, wist niemand. Zoo stonden ze een wijle, Idahoe ontroerd, Ramarah steunend op den schouder van den ouden man, hartstochtelijk snikkend. Dan omhelsde Rama voor de laat ste maal zijn dochter en ze stegen op. „Ga nu", zeide hij. De kameelen verwijderden zich, steeds sneller. Ramarah omkijkend, wuifde wuifde. De oude man wuifde langzaam terug. Maar op dit oogenblik scheen de grootte van zijn veriies hem in geheel haar omvang te overvallen. Plotseling de andere hand ook omhoog stekend, wuifde hij als een krank zinnige met beide handen, keek met betraan de oogen naar het liefste, wat hij bezat en zich hu van hem verwijderde.... Den volgenden morgen werd hij voor den vorst geleid. Het vonnis voor zijn ..verraad" luidde: 50 stokslagen. Dat beteekende de dood. Hij wist het. Toch kalm ging hij met de soldaten mee. Langzaam bewoog zich de kleine stoet in de richting van de stadspoort. Het stof steeg in groote wolken omhoog. Voorop liepen de twee beulen in smoezelige burnous. Achter in den stoet de straatjongens. Hier en daar zag men een vrouwengezicht achter een ge tralied venster. Buiten de stad gekomen trokken de beulen hun burnous uit en ook Rama's bovenlijf» werd ontkleed. Zijn kleed werd terzijde ge worpen. Hij keek e~ met iets van een glim lach naar. 't Was door Ramarah's teere vin gers geweven en riep, nu herinneringen bij hem wakker. Was er in dat kleed niet een leven geweven van opofferende liefde van den ouden man jegens zijn lief kind en van oprechte' genegenheid van Ra: .„.rah jegens haar vader. Hij kon er zijn oogen niet .van af wenden, zelfs iet toen de beulen ^un on- menschelijk werk begonnen. De eerste slag was reeds doodelljk voor den ouden man. Hij wankelde. De tweede en derde slag deden hem neerzijgen op den grond. De beulen echter staakten him werk niet. Nu bloedde hij uit rug en hoofd. Met de borst in 't zand, de knieën krampachtig zij waarts omhoog getrokken, lag hij op den grond. Nog één lange blik wierp hij op zijn kleed. En terwijl een bloedstraaltje zijn lip pen purperrood verfde, scheen het alsof ze nog zeiden: „Ramarah". AFSCHEID J. BEAUFORT. Zaterdag verliet de heer J. Beaufort, slij per aan de Centrale Werkplaats den dienst der Ned. Spoorwegen met pensioen. Onder schafttijd verzamelden eenige honderden zich om den jubilaris te huldigen. De ploegbaas P. v. Dijk, leidde deze huldi ging in en gaf het woord aan den heer Snoeks, welke memoreerde met welke toewij ding slijper Beaufort zijn functie vervulde, dat het werken hem nooit een last was en hij steeds een voorbeeld was van kameraad schap. Een luid applaus volgde op deze af scheidsrede, waarna nog een kort treffend woord gesproken werd door den ketelmaker Vonkenberg. De cadeaux waren een rookstoel, een palm en rookartikelen.Bij 't verlaten der werkplaats werd Beaufort nog een bloemstuk aangebo den, daarna werd hij per auto naar zijn wo ning gebracht. VEREEN. TOT BESTRIJDING DER TUBERCULOSE. HET 25-JARIG BESTAAN. Voor het jubileum op 20 Juni a.s- van de Vereeniging tot bestr. der tuberculose en het jubileum van den Voorzitter der Vereeniging, die dien dag 25 jaar voorzitter is, heeft zicli een Comité gevormd van inwoners. Deze dames en heeren hebben gemeend dezen dag niet onopgemerkt te mogen laten voorbij gaan voor de vereeniging en den voorzitter, Dr. L. C. Kersbergen. Er zal getracht v/orden gelden bijeen te verzamelen om aan den voorzitter op 02 Juni een huldeblijk aan te bieden namens de geheele bevolking, als blijk van erkenning voor het vele belangrijke werk dat door de Vereeniging gedurende die 25 jaar is verricht. Dit huldeblijk zal bestaan uit een som voor een Röntgenkamer, welke nog ontbreekt aan het Consultatie-bureau. Mr. J. N. J. E. Heerkens Thyssen heeft het voorzitterschap van het Comité op zich te genomen, terwijl mevr. A. RöellBar.sse de Vos van Steenwijk en Deken L. Westerwoudt het Eerelidmaatschap van het Comité heb ben aanvaard. De voorzitters der 4 Bestuursbonden en de voorzitter der Middenstands-Centrale ver klaarden zich tevens bereid een benoeming tot lid van het Huldigïngs-Comité aan te nemen teneinde alle lagen der bevolking bij deze huldiging te betrekken. Onderstaande personen hebben zich bereid verklaard toe te treden tot het Huldigings comité: Eereleden: Mevrouw A. RöellBar^se de Vos van Steenwijk. L. Westerwoudt, Deken van Haarlem. Leden: H. van Alphen. Mej. C. W. André de la Porte. Jhr. A. Bas Backer. Mej. N. Bien- fait- Mevr. Biereixs de HaanTemminck. Mej. J. Blooker. R. Boerma, Arts. Mevr. J. Bootde Ruyter de Wildt. Jhr. Mr. J. W. G. Boreel van Hogelanden, Mevr. J. Bornwater- Elderlng. J. P. H. Castricum. Mevr. L. de Clercq's Jacob. Mevr. A. del BaereJiskoot. Jhr. J. P. W. van Doorn. A. M. Duytshoff. A. Funke. E. W. Goedhart. Br. J. P. J. Goedokoop. Mevr. W. C. Haitsma Muiier—Bar.sse van Sytzama. Mr. K. J. G. Baron van Hardenbroek. Mr. J. N. J. E. Heer kens Thyssen, Voorzitter. Mevr. L. S. J. M. Heerkens Thyssen— v. d. Kun. N. J. Hoef- lake, Notaris. Mevr. C. M. HoogGuldenstee- den Egeling. Mevr. J. de Josselin de Jong— Kappene van de Coppelo. W. Koppen. Mevr. N. Levenkamp—Planten. V. Loosjes. Mevr. M. Lucassen—van Idsinga. Mevr. J. W. M. Maar schalkvan Coppenaal. A. Mars. E. Overbeek. Mevr. F. J. Ozingavan Basseldorp. Mevr. E. W. Quarles van UffordArntzenius. Mevr. H. M. RahusenGerlings. L. L. Graaf van Randwijck. Mevr. Reigersman—Hinlopen. Jhr. J. S. Reigersberg Versluys. M. A. Rei- nalda. Mevr. C. J. Smit—van Krieken. Mevr. J. J. Tademade Breuk. Jhr. J. Teding van Berkhout Sr. P. J. M. van Tetetring. N. C. Wefers Betink. Mevr. J. Wolterson—Plet Jonkvr. C. C. P. van der Wijck. NEDERLANDSCHE FEESTDAGEN TE FRANKFORT a. AL De vergadering ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Frankforter bu reau van de Nederlandsche Kamer van Koop handel voor Duitschland. is voorafgegaan en gevolgd geworden door een serie boeien de festiviteiten, die zoowel op de leden van de Kamer als op de deelnemers aan de ex cursie van de Ned Mij. voor Nijverheid en Handel een waarlijk onvergetelijben indruk hebben gemaakt. Een omvangrijk program hebben de deel nemers aan de feestviering af te werken ge had, schrijft het Hbld. Zoo werden Donderdag de Adler-fabrieken de fabrieken van Pokorny en Wittekind en van Voigfc en Höffner bezocht. De gemeentelijke ontvangst in den histo- rlschen Romer, in het centrum van het on vergelijkelijk schilderachtige middeleeuw- sche Frankfort, droeg veeleer een hartelijk dan zuiver officieel karakter. Meer strikt zakelijk kon men evenwel de algemeene vergadering van de Kamer noe men. Zij vond plaats tó de indrukwekkende groote zaal van de Industrie- und Bandels- kammer Frankfort-Hanau, en uit het feit, dat zoovele Duitsche regeerings- en handels autoriteiten er redevoeringen hebben gehou den, valt mede het bewijs te putten welk een aanzien onze K. v. K. voor Duitschland geniet en hoe gaarne men van haar gast vrijheid jegens hen, die wat te zeggen heb ben, gebruik maakt. Vrijdagochtend trokken de Nederlanders in twee groote autobussen naar de voorstad Höchst, waar men een bezoek bracht aan het machtige bedrijf der I. G. Farbenindus- trie. De middag werd gewijd aan een rond rit door de stad. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1429 OVERSCHOENEN Eigenlijk is het toch I je kunt veilig dcor wel prettig om over- I de diepste plassen schoenen te hebben I loopen je hoeft niet zoo op te daar aan den over- eens zien of Je daar kant is een groote I droog door kunt ko- plas I men, liet ziet er wel erg diep uit ja het komt net tot over den rand van je overschoenen zoodat je ze een voor een uit moet doen en leeggieten en daarbij verlies je een paar maal je evenwicht en trapt met je onbescherm- den voet in de plas je loopt verder door lederen plas dien je vinden kunt en als je thuis komt zijn je schoenen warempel toch weer nat. (Nadruk verboden.) GEEN SPREEKUUR. De Wethouders van Openbare Werken en Onderwijs de heeren Mr. J. Gerritsz en W. Roodenburg zyn (wegens de raadsvergade ring) verhinderd Donderdag spreekuur te houden. FEEST BIJ DE OVERIJSELAREN. In de groote zaal van het gebouw „St. Ba- vo" heeft de Overijselsche Vereeniging „De Oosthoek" Zaterdagavond een feestavond ge geven, die zich kenmerkte door een opge- wekten toon. De voorzitter, de heer Z. Lans kon in zijn openingswoord vertegenwoordi gers van Haarlemsche zusterverenigingen en van Overijselsche verenigingen te Leiden en Den Haag welkom heeten en de laatsten ook bedanken, omdat zij een werkzarm aan deel zouden hebben, dezen avond. De Hage naren waren al heel spoedig aan de beurt, want nauw waren de laatste klanken van het vereenigingslied verklonken, of de gas ten traden ten tooneele met een twee-acter, „Kerstavond" geschreven door W. Mets Tzn. Jammer, dat de keuze niet op een wat mo derner en wat minder naief tooneelstukje gevallen is. Dit was toch waarlijk uit den tijd, al deden de Hagenaars hun best om er zooveel mogelijk van te maken. Zoo was er zeer veel zorg besteed aan de aankleeding van het tooneel en het zingen van het Kerst lied in het tweede bedrijf klonk heel aardig. De rolkennis was voorrtffelijk, vooral de zoon Anton had het niet makkelijk ir. dit opzicht, maar heeft het er goed afgebracht. Bijzonder komiek was het optreden van den heer Veltkamp lilt Leiden als de be droefde recruut en stormachtig het succes. Een andere Leidsche gast, mevrouw Drorame toonde zich een goed zangeres met de uit voering van „Het Haantje van den Toren" een bewerking van De Genestet's gedicht, waarvan echter de tekst bij den oorspron kelijke ten achter staat. Mejuffrouw A. Schutte begeleidde verdienstelijk op de piano. Na de pauze trad mevrouw Dromme op in Overüselsch costuum, en de voordracht van ,Hoe Oom Beernd op zien ouden dag nog fietsen wilde leeren" klonk al even guitig als mevrouw Dromme de provinciale kleerdracht stond. Als „Hollandsche" trad zij nogmaals op met „Hallo Californië", welk succesnum mer zij alle recht liet wedervaren. Een bloe menhulde was dan ook wel op haar plaats. Mejuffrouw Schutte functioneerde al weer als een bekwame begeleidster. Uitbundig is 5er gelachen om den heer Veltkamp in zijn creatie van „De Tirolerin", Iets meer dan potsierlijks. Ook hem bege leidde mejuffrouw Schutte volgzaam. Ook'de Haarlemmers zelf hebben zich ten slotte doen zien en hooren. De tooneelafdee- ling van „De Oosthoek" kwam met „Arme Rijken" een amusante een-acter, die bijzon der vlot gespeeld werd. Vooral de vader was er heelemaal in. Met bloemen werd het op de opvoering gevolgde applaus nog wat kracht bijgezet. Een bal onder leiding van den heer J. Wes tervoorde besloot den avond. Zelfs muziek werd door eigen krachten verzorgd, een achttal muzikanten heeft zich den geheelen avond duchtig geweerd. „ONDERLING GENOEGEN". Zaterdagavond gaf de Zang- en St. Nïeo- laasvereeniglng „Onderling Genoegen" een. uitvoering in den Schouwburg aan den Jans- weg. De voorzitter sprak bij het begin van den avond de flink bezette zaal toe en deelde mede dat er op 't oogenblik in de afdeeling zang en operette stilstand te constateeren valt. Spr. meende dat dit eigenlijk achteruit gang beteekent en wekte de aanwezigen op mede te werken aan den bloei der afdeeling, die toch ook nog eens voor de microfoon (te Hilversum) hoopt op te treden. Vóór de pauze trad eerst het geheele koor op (zooals bekend staan zoowel het Groote als het Kleine Koor onder leiding van den heer J. Post) en voerde een drietal nummers uit, waarvan vooral „Dikkie'sKriebelkousen" aardig en frisch klonk en dan ook veel suc ces had. Van de speelliedjes die het Kleine Koor ten gehoore brachten viel ,De dwergjes", met de aardige kaboutertjes dunkt ons wel het meest in den smaak van het publiek, maar ook de andere vroolijke nummers, Droom - ventje, Het Rokje en Het Kleine Huisje de den het goed. De jeugdige uitvoerenden zon gen met veel entrain en de leider had suc ces van zijn arbeid, die waarlijk niet gemak kelijk zal zijn geweest. Als hoofdschotel stond op het programma de operette in drie bedrijven „Asschepoester" waarin goed gezongen werd (vooral Assehe- poester ze.lf muntte uit door goed spel en lieven zang) en waarin ook veel werk was gemaakt v^n cosluums en aankleeding. De mooie draagstoel van Asschepoester in het eerste bedrijf, die bovendien zoo prachtig verlicht was wekte ieders bewondering. Mej. v. d. Haak begeleidde verdienstelijk bij deze operette. Gedurende de uitvoering en het bal (onder leiding van Gebrs. Kwekkeboom) was er goe de muziek van de Jazz-Band „The Rascals", geleid door den heer Smit van den Berg. Vóór de pauze had nog de huldiging plaats van den eere-voorzitter, den heer E. Boo gaard en diens echtgenoote, die onlangs hun 40-jarige echtvereeniging vierden. Een meisje van het koor hield een korte toe spraak en overhandigde het echtpaar na mens den Directeur en het Groot en Klein Koor een mooie vruchtenmand. Bovendien zong het geheele koor den heer en mevrouw Boogaard een lied toe. De heer Boogaard dankte met een kort woord hartelijk voor deze huldiging. EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS, door JACQUES FUTRELLE. 5) Er kwam geen antwoord. De Havik voelde een onverklaarbare rilling langs zijn rugge- graat gaan en om een einde te maken aan al die griezeligheid, haalde hij een lucifer uil. zijn zak en stak die aan, terwijl hij hem zoo ver mogelijk op zij hield. Als de man schoot, zou hij schieten in de richting van de vlam. Bij het flikkerende vlammetje zag hij een reusachtige schoorsteenmantel voor zich waarop een bijna uitgebrande sigaret. Er naast lag een klein pakje met wit papier er om heen. Hij staarde er naar tot de lucifer zijn vingertoppen brandde en uitging. Gedurende de halve minuut, die volgde, terwijl hij nog plat op de vloer lag en zijn ooron Ingespannen luisterden of ze geen geluid hoorden en zijn oogen naar de sigaret keken, tot het gloeilicht uitdoofde, werkten zijn gedachten met de snelheid van een race-auto. Een sigaret brandde niet langer dan acht. hoogstens tien minuten, dus de man. die hem daar op die schoorsteenmantel gelegd had. moest juist weg zijn geweest toen hij binnenkwam en hij had blijk baar het huis verlaten, anders zou hij wel oo al het lawaai, dat hij gemaakthad, af zijn gekomen. Zijn gedachten schoten plot seling uaar de automobiel no. 1234. Die had blijkbaar voor het huis gestaan en de per soon, of personen, die erin wegreden waren, hadden de sigaret en het pakje achter ge laten. De Havik stond op, stak een tweede lucifer aan en nam het sigarette-stompje van den schoorsteenmantel op. Hij zou er misschien nog een trekje aan kunnen doen en in deze dagen van ontbering voelde hij zich heelemaal niet verheven boven een dergelijk overschot. Nee, het.was al te ver opgebrand. Het was nog een goeie sigaret ook een Regent, kon 't nog net op het stukje zien staanHij nam het pakje op en schud de het onderzoekend, waarna hij het opende en vond wel allemachtig, wat was dat voor een ding? Een armband. Nee. Een halsketting? Nee. ..ee! Het was een smal, donkerblauw lint met. een geel randje en de kleine gouden schildjes waarmee het bezet was, waren om de beurt met diaman ten en robijnen versierd. Er was ook nog een hanger aan St. George en de draak; en met ouderwetsche letters, die bijna on leefbaar waren, stond er op: „Honi soit qui mal y pense!" Het was heel wat maanden geleden, sedert de Havik een juweel in handen had gehad, en zijn eerste gevoel was zuiver verrukking over den stralenden glans van de steenen de verrukking van een kenner, die niet alleen voor de steenen bestemd was, maar ook voor de prachtige fijne bewerking van het goud, waarin ze gevat waren. Hij bleef er onbeweegelijk naar staan sta ren, tot de lucifer uitgebrand was. Toen hij nog een lucifer aangestoken had, was zijn gelaatsuitdrukking veranderd. Dat was niet meer de verrukking van den kenner, maar die van een expert. De groote oogen waren kleiner geworden; ze schitterden van be- geerigheid terwijl de Havik de steenen be studeerde' drie diamanten en drie ro bijnen. Ze waren alle zes minstens vijf karaats, en voor zoover hij bij het flauwe lichtschijnsel kon zien van het zuiverste water. Hij had hier in dit onbewoonde huis een fortuin gevonden! „Toet! Toet!" Het getoeter van een claxon scheurde fel door de allesomvattende duisternis en bracht de Havik weer tot bezinning. De persoon of personen, die dit hadden achtergelaten, kwamen het weer halen. Hij blies haastig de lucifer uit, holde door de open deur de gang in. Met een duw gooide hij de achter deur open en sprong met een zwaai naar buiten. Om den hoek van het huis zag hij vaag de gestalten van drie mannen, die regelrecht -op hem toe kwamenEen twaalftal haastige stappen, en de Havik was verdwe nen in de dichte struiken achter het huis. „Halt!" klonk een scherp bevel. Maar de Havik, die heei andere plannen had. gaf geen antwoord. Een oogenblik later klonk de knal van een revolver en hij hoor de, hoe een kogel vlak bij hem in een boom stronk sloeg. „Hou jij de wacht bij die deur, Fallon", commandeerde iemand kortaf. „We zullen dat ventje wel krijgen!" „Dat en dc Havik grinnikte verge noegd terwijl hij het op een loopen zette, „dat kan je lekker denken, jou opschep per!" HOOFDSTUK IH. Als de geest van de gravin van Salisbury en het zal zeker wel een heel aan [rekke lijk spook zijn! Als de geest vau de gravin van Salisbury zich ooit verwaardigt af t-e dalen tot dit aard sche tranendal, en als zij misschien juist op dien gc- denkwaardigen nacht om dat leegstaande huis heenwaarde om een wakend oogje te houden op dat kostbare kleedingstuk, een Koningsgift, dat heel lang geleden één van haar welgevormde knieën omhulde, dan zal zij wel verbaasd zijn geweest, over de dingen, die er toen gebeurden, ver baasd, en misschien verontwaardigd over de onbehoorlijke dingen, die er met haar bezittingen gebeurden. Maar van dergelijke geesten valt weinig met zekerheid te zeggen. Misschien was haar spook heelemaal niet verbaasd. Misschien wist zij heel goed, hoe het kwam. dat haar kouseband daar op den schoorsteenmantel In een leeg huls iag; misschien wist zij dat een dief hem daar zou vindenmisschien wist zij dat die dief de Havik zou zijn: misschien wist zij dat twee vastbesloten mannen met het Instinct van bloedhonden de Havik meer dan een mijl achterna zou den jagen, door lanen, bosschen, over hek ken en door heggen, en dat zijn snelheid zoo af en toe eens aangewakkerd werd door de knal van een pistoolschot achter hem. Misschien wist, zooals ik al zei, het spook al lang van te voren dat dit zou gebeuren. Ma,ar er komt in alle gevallen een eind aan alle dingen. Fortuna leidde de haastige voetstappen van de Havik naar een smal straatje in één van New York's vele voor steden. Aan zijn beide kanfen was een dichte haag, maar dezen keer beging de Havik niet de fout van er overheen te springen of er doorheen te gaan Hij rende door tot aan het einde van de straat, terwijl zijn vervol gers ongeveer honderd meter achter hem waren, sloeg toen rechts af, sprong dadelijk, nadat hij den hoek om was gegaan, over de haag en liep aan den anderen kant vau de lieg weer terug. Tien seconden later hóórde hij de doffe voetstappen aan den anderen kant voorbij hollen. Ze waren op niet meer dan drie meter afstand van hem, hij kon ze hooreD hijgen. Hij bleef inge spannen staan luisteren tot zij den hoek om waren, toen nam hij een aanloop en kwam aan den anderen kant terecht in het nauwe straatje, dat de twee mannen zoo juist ver laten hadden. Weer een aanloop en hij stond achter de heg aan den anderen kant van de straat. Geluidloos stak hij een groot grasveld over, liep om het groote gebouw heen, dat daarachter lag en ging op een boomstronk zitten om weer op adem te komen. Zijn linkerhand omklemde nog steeds den kostbaren kouseband en hij begon oo- gewekt te grinniken met zijn tong uit zijn mond. Zijn vervolgers waren full speed op weg in de verkeerde richting. Er gingen tien minuten voorbij. Er was geen spoor van zijn achtervolgers meer te bemerken, en plotseling werd hij zich be wust van de diepe duisternis en doodelijke stilte om hem heen; ergens klonk een zacht gekabbel van water en onder zijn voet begon plotseling een krekel te sjirpen. Toen hij een beetje op adem begon te komen was zijn fantasie al druk bezig met luchtkasteelen bouwen, terwijl hij liefkoozend over het kleine ding in zijn hand streek, dat de zoo vurig begeerde verandering in zijn leven te weeg zou brengen. Hij wist niet waar het vandaan kwam, en het kon hem niet sche len ook. Het eenige, waar hij zich on het oogenblik mee bezig hield, was het feit, dat er een einde aan zijn armoede was gekomen en dat hij, onder een nieuwen naam, het weelderige leven hervatten zou. waaraan detective Meredith zes jaar geleden zoo on verwachts een einde had gemaaks (Wordt verrolgcO

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6