HAARLEM'S DAGBLAD OM ONS HEEN BINNENLAND LETTEREN EN KUNST INGEZONDEN DONDERDAG 2 MEI 1929 DERDE BLAD No. 3814 DE MAATSCHAPPIJ VAN NIJVERHEID EN HANDEL NAAR FRANKFORT. n. Vrijdag, den tweeden dag van de excursie. Vriend ter Horst komt tegen half negen zijn schare overzien of zij compleet is en deelt ons mede dat de auto's ditmaal groote wa gens, klaar staan om ons te brengen naar Höchst om daar de L G. Farbenfabriken te zien. Dit is een chemische fabriek van groote beteekenis en laat ik erbij zeggen van groote welvaart, met een personeel van duizenden menschen, dat ons nog meer zou imponee- ren wanneer wij op dit oogenblik, dank zij Philips, niet aan nog grootere getallen ge wend waren. Wij worden op de gewone ma nier in groepen verdeeld, die af en toe wel eens door elkaar loopen, gaan met een groote lift naar boven en maken met snelle vaart een rondgang door de werkplaatsen. Als ik van d e werkplaatsen spreek, dan is dat fei telijk een onjuistheid, beter zou zijn het lid woord weg te laten en te zeggen, dat wij door werkplaatsen gaan, want het ligt voor de hand, dat een zoo groote onderneming als deze niet in een paar uur kan worden bekeken en het is nog veel begrijpelijker, dat de ondernemers volstrekt niet van plan zijn aan deze min of meer toevallige groep iets te laten zien, dat voor een concurrent van be lang zou kunnen wezen. Maar wij krijgen dan toch een indruk van den omvang van deze fabriek, vooral wanneer wij met dezelfde wagens weer verder worden gebracht en op een spoorwegemplacement, dat natuurlijk ook weer tot de fabrieken hoort, uitstappen. Zoo vliegt de morgen om en tenslotte wordt het geheele gezelschap verzameld in een var de bureaux, waar ons in een gezellig eet- zaaltje een keurige lunch door de directie van de Farbenfabriken wordt aangeboden. Vriendelijke woorden over en weer worden gesproken en daarna keeren wij ventre a terre (wat niet juist Ls, omdat de snelste auto in zijn vaart toch niet als een paard rnet den buik op den grond ligt) naar de stad terug om de nieuwe markthallen te gaan bezoeken. Die hallen zijn een grootsche onderne ming; zij bestaan uit ontzaglijke verkoop ruimten, voorloopig alleen voor den klein handel, maar met de bedoeling om er bin nenkort ook veilinglokalen van te maken, dus voor den groothandel. Men moet niet vergeten, dat de levenswijze in Duitschland heel anders is dan bij ons; de Duitsche huis moeder stapt er op uit om te koopen wat zij noodig heeft, haar Hollandsche zuster is ge wend, dat de leveranciers aan de deur ko men; pogingen om daarin verandering te brengen zijn indertijd wel gedaan, maar stuiten af op de gewoonte, die een sterke kracht is tegenover welke niemand iets ver mag. Hebben wij zelf in Haarlem niet be leefd dat het gemeentebestuur in de vleesch- hallen gelegenheid gaf om vleeschwaren te koopen, waarvan het publiek geen gebruik wenschte te maken? Men liet den slager een voudig aan de deur komen en binnen korten tijd keerde de vleeschhal terug tot hare be stemming van bergplaats voor archiefstuk ken, zooals zij na dien tijd gebleven is. In het buitenland denkt men daar nu een maal anders over (ook in Frankrijk en in België) en zoo zijn de markthallen voor Frankfort een enorm gebouw geworden met koelkamers, kelders en alles wat het vak voor diverse artikelen voorschrijft en noodig maakt. Zelfs eigen spoorlijnen ontbreken niet en op reserve-terreinen en gelegenheid tot uitbreiding is voldoende gerekend. Moet ik nu bij deze gelegenheid den lezer verve len met cijfers over afmetingen, die hij ver geet zoodra dit artikel uit zijn gezichtskring is verdwenen? Het zou overbodig zijn. Laat ik alleen een uitzondering maken voor de kosten, die niet minder dan 15 millioen Mark zijn geweest. Over de mogelijkheid om van een bedrag van 9 millioen gulden op den duur rente op te brengen, hoort men in Frankfort verschillend spreken; de optimis ten zijn ervan overtuigd, dat het mogelijk ls en de pessimisten zien zooiets als een bankroet in het verschiet, precies zooals dat het geval is in alle andere steden in Neder land en daarbuiten. Menschen, als wij die een vluchtig kijkje komen nemen, moeten zich niet vermeten daarover een eigen opinie te hebben, evenmin over een andere nieuwe stichting in de stad, het stadion. Zelden zal men een stadion zien liggen in een zoo fraaie omgeving als dit in Frank fort; midden in een bosch, op heuvelachtig terrein zijn bijeen groote terreinen voor voetbal, voor tennis, voor harddraverijen en rennen met paarden, voor wedstrijden op de fiets al of niet achter groote motoren, voor een zwembad, waarvan wij de grootte het best kunnen beoordeelen, omdat juist tijdens ons bezoek het geheele bassin wordt schoon gemaakt. De geheele onderneming maakt een grootschen indruk. Men zegt, dat zij evenals de markthallen gefinancierd is uit een gedeelte van een Amerikaansche leening. waarvoor ruim 10 pCt. rente moet worden betaald. Of dit waar is, wagen wij bezoekers niet te beoordeelen, maar een feit is, dat Frankfort met deze twee instellingen menige grootere stad naar de kroon steekt. Het is ongeveer 5 uur als wij weer elders worden verwacht, namelijk in de villa van een der voornaamste personen van de Farbenfabri ken, den heer von Weinberg, die ons met Zijn vrouw uitgenoodigd heeft op de thee. Daar in de ruime salons van de familie, waar vele fraaie schilderijen aan den wand hangen, die vooral de kunstkenners onder de bezoekers bekoren, worden wij met bijzon dere gastvrijheid ontvangen door den eige naar en door mevrouw von Weinberg, die een geboren Hollandsche is. Na een uur ne men wij een erkentelijk afscheid om weer naar de stad terug te keeren. Den volgenden dag zou de familie von Weinberg dezelfde beleefdheid bewijzen aan de leden van het orkest van het concertgebouw, die op dit oogenblik onder leiding van Mengelberg met groot succes concerten geven in eenige ste den van de Rijnstreek en o.a. in Frankfort tweemaal voor volle zalen optreden. Ook nu is de dag nog niet afgeloopen; het gemeente bestuur biedt ons een operavoorstelling aan van ..Die Jüdin", de oude welbekende opera „La Juive" van Halévy. Het leven van den mensch is vol toeval ligheden; toen ik vele jaren geleden op een doorreis in Frankfort was, heb ik voor den eersten keer „Die Jüdin" gezien. Na dien tijd nooit meer en nu voor den tweeden keer op nieuw in Frankfort. Eerlijk gezegd heb ik aan den derden keer voorloopig nog geen behoefte, niet zoozeer omdat de opvoering niet goed was integendeel, zij voldee 1 aar. hooge eischen. zoowel wat de zangers en zangeressen als het orkest betrof maar de opera zelf is van zeer ouderwetsche factuur en vertoont daar duidelijk de sporen van. Het is niet heel gemakkelijk, zijn ernst te bewa ren bij het laatste bedrijf, wanneer het on gelukkig slachtoffer om niet heel duidelijke redenen tenslotte in kokende olie wordt ver brand en midden op het tooneel een toestel is neergezet, dat groots vlammen en rook zuilen uitbraakt en waarin de stakker zelfs zonder een kreet te geven het leven laat. Zij moet wel overtuigd zijn geweest van de on schadelijkheid van het gansche apparaat! De Duitsche gemeentebesturen hebben hee! wat voor hun opera's over, evenals trouwens voor de voornaamste schouwburgen. Wij in Nederland weten nu al lang, dat zooiets zon der groote subsidies niet mogelijk is en als ik wel ben ingelicht worden de 2 instellingen, schouwburg en opera, samen met een mil lioen mark door de stedelijke overheid ge steund. Wie zou in Amsterdam, Rotterdam en den Haag (om van kleinere gemeenten nog maar niet te spreken) den moed hebben om een subsidie van 6 ton gouds aan het theater, en aan de opera af te staan! Terwijl ik daar zoo de rampen aanschouwde, die den armen Eleazar troffen, herinnerde ik mij. dat bij de eerste opvoering die ik zag, deze tenorpartij werd vervuld door een Hol- landsch kunstenaar, Tijssen uit Maastricht, die naderhand op droevige wijze aan zijn einde is gekomen. Toen op een avond in Keulen, waar hij toen woonde, één van zijn kinderen ziek lag, was voor zijn huis een troep dronken mannen te hoop geloopen, die het kind door hun geschreeuw hinderden. De vader ging naar buigen om vriendelijk te verzoeken wat stil te zijn, waarop een van de kerels hem a bout portant dood schoot. Nu breekt de Zaterdagmorgen aan, de laatste dag van ons verblijf in Frankfort en bestemd voor de terugreis naar Holland. Het gezelschap spat uit elkaar, sommigen vertrekken in de vroegte met den gewonen sneltrein, anderen kiezen den luxe trein, die volgens de meer en meer gebruikelijke ma nier met een sierlijk woord de Rheingold wordt genoemd, maar het grootste aantal van de excursionisten kan nog niet scheiden. Aan wien anders zou dat te danken zijn dan aan ons aller vriend ter Horst, die al herhaalde malen heeft gezegd hoe gelukkig hij is, met zooveel bezoekers uit het vaderland, en die er prijs op stelt ons op'een rit in den Taunus ook in zijn woning te ontvangen. Wij sche pen ons in, als ik het zoo zeggen mag, in een groote sight-seeing-car, waar wij over gebrek aan frissche lucht niet te klagen hebben, maar des te meer gelegenheid om het fraaie landschap te bewonderen. Aan het hek van de villa van den heer ter Horst worden wij door mevrouw ter Horst opge wacht en met groote heuschheid ontvangen. Zelfs worden voor de feestelijke gelegenheid de kinderen, de kleine Otto en zijn zusje Hannele van school gehaald, zoodat wij ken nis maken met de geheele familie. Het is te koel om hoog op de bergen te gaan, maar tegen een bezoek aan het oude Romeinsche kasteel in de buurt, den Saaiburg, bestaat geen bezwaar. Dit was een sterkte van de Romeinen, die na hun verjaging door de Germanen weer in Duitsche handen is ge komen. Het kasteel is wonderwel bewaard en een merkwaardig monument uit vroeger eeuwen. Jammer is het, dat wy ons hier moeten bepalen tot een vluchtige bezichti ging en er niet aan kunnen denken om een kijkje te nemen in het museum waar tal van belangrijke overblijfselen uit den ouden tijd te vinden zijn. De tijd dringt al weer en met een vaartje keeren wij naar Frankfort terug, om na een haastigen lunch te omstreeks half drie met den sneltrein naar huis terug te keeren. Het laatste wat wij van Frankfort zien is het opgewekte gezicht van consul ter Horst, die ons „goede reis" wenscht en „tot ziens". Zoo als de reis begonnen is met vroolijken kout en genoeglijke gesprekken zoo eindigt ze ook: precies 10 uur zijn wij in Amsterdam terug en vóór half elf staan de Haarlemsche deel nemers weer op het perron, wei-voldaan over de genoeglijke en leerzame excursie en vol waardeering voor de moeite en de zorgen, die het hoofdbestuur van de Maatschappij van Nijverheid en Handel zich bij de voor bereiding en zoovele anderen maar vooral consul ter Horst zich getroost hebben bij de uitvoering van het uitstapje. J. C. P. BOND VAN WATERSCHAPSAMBTENAREN IN NEDERLAND Zaterdag 27 April werd in een der zalen van KrasnapoLsky te Amsterdam de algemee- ne voorjaarsvergadering van den Bond van Waterschapsambtenaren in Nederland (BAWN) gehouden, welke druk bezocht was. De voorzitter, de heer D. Fonkert Jr. uit Oud-Beierland herdacht het overleden bonds bestuurslid den heer Harm Kraai uit Win schoten. In de plaats van den heer Kraai werd als lid van het bondsbestuur voor de afd. Groningen, de heer L. Koster te Zuid- horn benoemd. De voorzitter gaf te kennen, dat hij door drukke particuliere bezigheden genoodzaakt was, als bondsvoorzitter te moeten bedan ken; met algemeene stemmen werd in deze functie gekozen de héér M. J. van Heumen te Rijswijk, die zulks aanvaardde. Dank werd gebracht aan den voorzitter en secretaris van de afd. Noord-Holland, voor de zeer gewaardeerde tusschenkomst inzake het verkrijgen van wachtgeld, ingevolge op heffing van de betrekking wegens electrifi- catie, zoomede in een ander geval, van ont slag. Een uitgebreide discussie werd gevoerd over het Ontwerp-ambtenarenwet. waaruit duide lijk bleek dat deze organisatie het aangewe zen lichaam is, waarbij de belangen van de ambtenaren bij waterschappen, polders en veenschappen. in goede handen zijn. At plaats der zomervergadering werden Utrecht of Zwolle genoemd. EEN HETPAAL TE ROTTERDAM OP VOORBIJGANGERS GEVALLEN. DRIE GEWONDEN. Woensdagmorgen was personeel van de firma Nederlof aan de Gedempte Slaak te Rotterdam bezig met het plaatsen van een heistelling. Plotseling brak een ketting, tengevolge waarvan een heipaal op straat viel. Drit voorbijgangers werden door het vallende voorwerp getroffen. De 28-jarige J. N. Needer werd aan het hoofd geraakt, een andere man, zekere De Wit, aan het dijbeen, terwijl ook een juffrouw eenig letsel bekwam. De twee eerst getroffenen werden naar het ziekenhuis vervoerd. Needer is daar, kort na aankomst, aan de gevolgen van een bekomen schedelbreuk, bezweken, aldus het Hbld. In het bericht betreffende het omverval- len van een heistelling te Rotterdam is door een vergissing in de opgave van een van de gemeentelijke diensten een fout geslopen. De getroffen Needer is nl. niet aan de bekomen verwondingen overleden. Hij is in een hoogst zorgelijken toestand in het ziekenhuis aan den Coolsingel opgenomen. VERHOUDING RIJK EN INTER COMMUNALE TRAMWEGEN. INSTELLING EENER STAATS COMMISSIE. De ministers van Waterstaat en Financiën hebben ingesteld een commissie tot onder zoek der vraag of en in hoeverre de flnan- cieele verhouding tusschen het rijk en inter communale tramwegen, welke in het be lang van het verkeer in stand moeten wor den gehouden, behoort te worden gewijzigd. Tot voorzitter van die commissie is be noemd: ir. A. H. W. van der Vegt, oud-in specteur-generaal der spoor- en tramwegen. JEUGDHERBERG TE DELDEN. Op Hemelvaartsdag zal de Jeugdherberg te Delden van de stichting „Jeugdherbergen in Twente", welke gelegen is in de onmid dellijke omgeving van het hotel „Carelsha- ven" in het villapark te Delden, geopend wor den, en wel des middags om 12 uur Van Duitschland uit wordt groote belangstelling verwacht bij de opening van deze eerste Ne- derlandsche Jeugdherberg in de nabijheid der grens. De jeugdherberg zal slaapgelegen heid bieden voor 24 jongens en 16 meisjes en wel voor de jongens in een bijgebouw in den tuin en voor de meisjes op de bovenverdie ping van het huis zelf. ONBEWAAKTE OVERWEG OVERWEGINGEN. „De voetganger en automobilist van heden zijn geen baker - kinderen HET OORDEEL DER STAATS COMMISSIE. Aan het thans verschenen verslag van de bij beschikking van den minister van Wa terstaat dd. 30 Mei 1928 ingestelde com missie van onderzoek in zake de veiligheid op openbare niet-afgesloten overwegen (commissie-Van der Vegt) wordt het vol gende ontleend: Uit het overzicht van de in de jaren 1925- 1928 voorgekomen ongevallen op de onaf ge sloten overwegen blijkt, dat in verreweg de meeste gevallen de ongevallen moeten wor den toegeschreven aan onoplettendheid of onbedachtzaamheid van den getroffene. Maar er zijn ook gevallen, zij het dan ook weinig talrijk, waarbij ongunstige weersge steldheid of mist grooten invloed hebben ge had. Bij de ongevallen op de onafgesloten over wegen werden in 1925 gedood 11 en gewond 18 personen*, in 1926 resp. 17 en 17, in 1927 resp. 20 en 21 en in 1928 resp. 23 en 15 per sonen. De commissie stelt hier tegenover dat het stelsel der onbewaakte overwegen een bespa ring van ruim f 2.000.000 's jaars geeft. Bo vendien acht zij een voordeel van dit stelsel dat het regelmatig verkeer op den weg er door wordt bevorderd, want het veelvuldig en soms langdurig afsluiten kan voor het verkeer vrij hinderlijk zijn. Goede voorzorgsmaatregelen. Men kan zoo merkt de commissie op den voetganger of automobilist van heden niet meer als een bakerkind beschouwen. Van hem, die een onbewaakten overweg passeert, kan verlangd worden, dat hij de noodige oplettendheid gebruikt. Echter anderzijds moet aan den Staat en de Spoorwegmaatschappijen de eisch gesteld worden om zoodanige voorzorgsmaatregelen te nemen dat niemand op den onbewaak ten overweg een ongeluk zal treffen of dit moest aan zijn eigen schuld te wijten zijn. Voor wat de automobilisten betreft ls een sterk verminderde snelheid voor motor rijtuigen bij het naderen van den spoorweg overgang een van de algemeene maatrege len die groote aanbeveling verdient. Verder is de commissie van meening dat onafgesloten overwegen niet mogen worden toegelaten in wegen, waarop het verkeer zoo druk is. dat de weggebruiker niet zijn volle aandacht aan het passeeren van den overweg kan wijden. Daarnevens mogen geen maatregelen verzuimd worden die kunnen strekken tot verzekering van het vei lig verkeer op de wegen. Voorts acht de commissie het noodig dat de thans gebruikelijke voorwaarschuwings borden worden vervangen door het bord dat bij het internationaal verdrag voor snelver keer op den weg, in 1926 te Parijs als voor- waarschuwmgsbord is vastgesteld.Het bestaat uit een witte locomitief op blauwen grond. Op wegen met snelverkeer, waar de plaats op den overweg weinig opvallend is, moeten de overwegen bovendien worden aangegeven door flikkerlichten aie dag en nacht wer ken. Daarnevens verdient het aanbeveling de geschilderde zwarte en witte blokken op d<j palen en hekken te vervangen door roode en witte blokken en den weerschijn der re flectoren, welke thans rood is, ter voorko ming van verwarring met achterlichten van auto's en rijwielen, oranje te maken. HET TOONEEL. VER. ROTTERD4MSCHHOFSTAD TOONEEL. SCHOON SCHIP. Zeden-komedie in 3 bedrijven door Fred. Lonsdale. „Ik kan romans over hen schrijven, maar begrijpen doe ik ze niet!" zegt Richard Sones over de vrouwen, nadat hil tien jaar met Margaret getrouwd is en Ernest Steele, die haar het hof maakt, komt tot de bekente nis: Er zijn weinig mannen die roo veel ervaring hebben van de vrouwen als ik, maar ik begrijp niets van hen!" Hoe kan men nu deze verklaringen nog van ons verwachten, dat wij Margaret Sones. die wij slechts twee uren zien en dat nog wel in de meest zonderlinge situaties, zou den begrijnen? Ik heb hee! wat schrijvers het driehoeks- motief van man. vrouw en vriend zien be handelen en onlo^en. maar nog nooit zoo ingewikkeld als Fred. Lonsdale het in zijn „Schoon Schin" doet. Hij haalt er zelfs een ..vrouw van de straat" voor in het huis van Richard Sones. om dezen in zijn huwelijks geluk bedreigden echtgenoot in de gelegen heid te stellen tegen de ietwat lichtzinnige gasten van zijn vrouw aan een diner een sensationeele boetrede te laten houden waar in hij de dames voor de voeten gooit, dat zij nog minder zijn dan de professionals, die er om de broode bun vak van maken mannen te veroveren. Hij geeft leder van de gasten de hem of haar toekomende nortie. hij maakt in zijn huis „Schoon Schip" men zie den titel en dat alles enkel en alleen om zijn vrouw oo drastische wijze een les te geven en te bekeeren. Het ls wat Je met recht kunt noèmen een paardenmiddel en wil zouden er in de praktijk voor echtgenooten dan ook het tegendeel van succes van dur ven voorsnellen. Maar Lonsdale weet het wel zoo te draaien, dat het alles tusschen man en vrouw in orde komt Het had ook even goed anders kunnen afloonen en het zou ons allerminst verwonderd hebben, wanneer Mar garet met Ernest Steele was meegegaan, want zooals ik in het begin reeds schreef wij begrijpen eleenllik net zooveel van Margaret als Steele en Sones. dat is dus niets! De theorie, dat de vrouwen totaal on- begrijoeliike wezens zijn. is toch eigenlijk we! gemakkelijk voor een schrijver. Hij kan haar laten doen wat hij wil. want hij is altijd ver antwoord. Niets onlogischer immers dan een vrouw.... ergo. het is altHd go°d! Ik kan mij voorstellen, dat Schoon Schin in Engeland succes heeft. Zoo'n scène als Richard Sones door zijn vrouw en haar gas ten maakt op een diner, is net wat voor den smaak der Engelschen, die meer naar tooneel dan naar werkelijkheid vragen! En we blijven in de ..society" ondanks het Juf fertje van de straat, dat met haar roode hoedje en in heel haar voorkomen haar beroep afficheert! Deze Mona geeft aan de situatie zelfs iets pikants en niemand let er op, dat zij net als een marionet precies alles geste doet, wat de schrijver graag wil. Als het heelemaal echt leek, zou het Engelsche publiek het lang zoo aardig niet. vonden. Het derde bedrijf, waarin de man en de vriend tegenover elkander staan. Is van draloog wel amusant en onderhoudend. Erg overtuigend ls het wel niet, maar dat ls van een schrijver als Lonsdale, die het enkel te doen is om zijn publiek 2 1/2 uur aangenaam bezig te houden, ook allerminst te verwach ten. Welnu, geamuseerd heeft Schoon Schip ons wel, al gaf het ons dan ook niet meer amusement, dan een onderhoudend Maga zine-verhaal ons biedt. En dan was er dezen avond het genoegen van boeiend spel te zien in de hoofdrollen, van Fie Carelsen, Louis Gimberg en Louis van Gasteren, alle drie even voortreffe lijk. Welk een bijzonder knappe actrice is toch Fie Carelsen! Zij coet mij in haar spel her haaldelijk denken aan niemand minder dan Tilla Durieux. Wat zou ik Fie Carelsen gaarne eens zien In de rol van de vrouw van den ritmeester in Strindberg's Vader of in Loulou van Wede- kind. Het is altijd een genot dat prachtige, gedetailleerde spel van deze actrice te vol gen, zelfs al overtuigt zij ons niet geheel als in deze „onbegrijpelijke" Margaret Sones. Bijzonder goed was ook Louis van Gasteren in de rol van Richard Sones. Hij had ln zijn spel het forsche, het krachtige en het impo- neerende, dat hier verlangd werd. zonder een oogenblik te veel te geven. En hoe spoe- dïg zou een verkeerde bezetting van deze rol het stuk hopeloos drakerig hebben kunnen maken. Gimberg als de vriend was volkomen J'homme a femmes". Het tooneel tusschen Van Gasteren en Gimberg in III, door bei den in den juisten toon gespeeld door G' \- berg licht en geestig, door Van Gasteren geen oogenblik te zwaar, was voortreffelijke „comédïe", zooals wij het waarlijk niet eiken dag op ons tooneel te zien krijgen. Schwab had het geheel knap geregisseerd en de groote dinerscène gaf behalve dan aan emotioneele gebeurtenissen zeer vee! te genieten. C. van der Lugt Melsert Junior maakte iets heel aardigs van een verwijfd decadent jongmensch en Ellne Pisuisse trok de aandacht door haar spel in de rol van Fay Collen. De rol van Mona eischt n sterkere speelster dan Henny van Merle. Het publiek, in het begin nog al gereser veerd, toonde na n en III groote waardee ring, een waardeering, die ongetwijfeld voor namelijk het zeer goede spel gold. J. B. SCHUIL. Meermalen moeteen bestek of een ander uitge breid Drukwerk in zeer korten tijd gemaakt worden. Met haar ACHT zetmachines doet dat voor U, tot gewonen piijs, de drukkerij van Haarlem's Dagblad Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie /ich n:et verantwoordelijk Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet terug gegeven. EEN SENAATSREDE. MR. VERKOUTEREN EN DE OORLOG Amsterdam, 30 April 1929. Mijnheer de Redacteur! Naar aanleiding van den aanval op mij van den heer R. P. in het nummer van den 26sten April 1.L, zij mij een kort verweer vergund. Hij verwijt mij gemis aan ernst, maar waarom geeft hij slechts de helft van mijn woorden weer? Ik heb gezegd dit de oarlog al tijd vrede brengt en dus Juist, wat de vredes- vrienden a outrance wenschen. Dat was hu mor, maar ik voegde erbij, dat juist de vrede zeer dikwijls oorlog brengt en dat was diepe ernst. De kiem van den wereldoorlog ln 1914 ls te vinden in het vredestractaat van Frank fort van 1871, waarbij de Elzas en Lotha ringen van Frankrijk werden afgescheurd en wie kan ontkennen, dat het vredestractaat van Versailles, de kiemen van tal van nieuwe oorlogen bevat? Zoo baart onvrede vree. zel den onze vaderen en vrede weer onvree, en dat is ook nu weer het geval. Ik citeerde ln dat verband een geestig en pittig versje van Huygens, die, zelf staatsman en diplomaat, niet geloofde dat de oorlogen ooit geheel verdwijnen zouden. Groen van Prinsterer deelde dat gevoelen. Hij wees er ook uitdruk kelijk op, dat de oorlog soms een zegen zijn kan, wanneer hij herstel van recht bewerkt of onrecht voorkomt. Het is ook niet Juist, dat oorlog en beschaving elkander altijd uit sluiten. De veroveringen van Alexander den Groote brachten aan Klein-Azië, met het Hellenisme de hoogere Grieksche beschaving cn wat zou Nederlandsch Indic nu zijn, zon der ons? De oorlog moet echter op be schaafde wijze worden gevoerd zooals wij de den ln den tiendaagschen veldtocht. Over de toekomst der kleine Staten is de schrijver slecht te spreken. Zij zullen ln den volgenden oorlog verdwijnen, maar dat is reeds zoo dikwijls gezegd, en nu, na den wereld-oorlog is hun aantal in Europa groo- ter dan ooit. De kleine Staten, die toen eerst bezweken zijn nu alle weer herleefd, maar het groote Oostenrijk is duurzaam tot den rang van kleinen staat teruggebracht. Ik blijf dus sceptisch gestemd en schaam mij daarover niet. Zoolang de zonde in de wereld is zal er ook oorlog zijn. Van mijn standpunt kan ik het niet anders zien. Het Kellogg-Pact zal misschien wel eenig goed doen. ofschoon Amerika het nu toch tegen over Nicaragua niet In practljk brengt, maar den oorlog uitbannen zal het nooit. Wie dat gelooft, schept zich gevaarlijke Illusies. Veel meer dan struisvogelpolitiek Is dat niet. Men bant den oorlog niet uit door hem te negeeren. Veeleer moeten wij de werkelijk heid moedig onder de oogen durven zien. Geen volk, dat nog karakter heeft zal zich ook de bevoegdheid laten ontnemen om, als het niet anders kan, naar het zwaard te grijpen, tot verdediging van vrijheid en on afhankelijkheid. recht, eer, beschaving en menschelykheld. Alleen onrechtvaardige oorlogen mogen en moeten verdwijnen. Dat ideaal is te benaderen en misschien ook te bereiken, maar juist daarvoor zijn de recht vaardige oorlogen onmisbaar. Het recht moet het onrecht keeren. Ik vertrouw thans, dat de redactie het debat zal sluiten en dank haar voor de mij verleende ruimte, terwijl ik mij van verdere discussiën wensch te verschoonen. Hoogachtend, Mr. H. VERKOUTEREN Antwoord, Dat mr. Verkouteren in de Eerste Kamer ook nog gezegd heeft, dat vrede dikwijls oorlog brengt, doet aan onze crltiek op zijn andere opmerking, dat oorlog vrede brengt en dat de „vredesvrienden" daaraan moesten denken, niets af. De beteekenis van do ver klaring, dat vrede dikwijls oorlog brengt, is trouwens beperkt. Zij limiteert zich tot. de tekortkomingen ln vredesverdragen. Men dient het begrip „vrede" grooter op te vatten dan mr. Verkouteren het hier doet. Hij be schouwt het blijkbaar slechts als een tijdo- Üjken toestand, geschapen door een verdrag. Uit het vervolg van mr. Verkoutoren's be toog blijkt wel duidelijk, dat hij een totaal verschillenden gedachtengang heeft van dien van ondergeteekende. Wat de oorlogen der historie hebben uitgewerkt kan ons koud laten. Met den modernen oorlog, die vol maakte vernietiging beteekent, hebben wij alleen te maken. Kleine staten zouden in een volgenden oorlog in de eerste plaats bezwij ken omdat zij de kleinste zijn. Maar de groote zouden er evenzeer in verliezen. Er is geen winst meer in oorlog. Overigens is het lot der Menschheid belangrijker dan dat der Staten. t Ik heb niet beweerd dat het Kellogg Pact de definitieve uitbanning van den oorlog be- leekent, maar het een stap op den goeden weg genoemd. Voor struisvogelpolitiek, voor „negeeren van den oorlog" voelt schrijver dezes niets. Integendeel. Ik waarschuw, op het gebied dat dit dagblad bestrijkt, voortdurend en zoo veel in mijn vermogen ligt. Wat doe ik an ders dan de werkelijkheid onder oogen zien? Ik geloof evenwel niet dat men recht, eer, beschaving en menschelijkheid ooit kan ver dedigen met vergiftige gassen, baclllencultu- ren, vlammenwerpers, luchtaanvallen op weerlooze burgerbevolkingen en wat er ver der tot den massa-moord hoort. En lk vind het tr g dat een lid van onze Eerste Ka mer dat wel gelooft, al noemt hij het dan „naar het zwaard grijpen". Het zwaard! Granaten, gas, cholerabacillen, sluipmoord op weerloozen. Dat is de moderne, ontaarde caricatuur van „het zwaard"! Oorlogen kunnen niet „rechtvaardig" zijn. Zij zijn een schandelijk onrecht, door de Menschheid Jegens het Leven gepleegd. Mr. Verkout eren moge sceptisch zijn dat is blijkbaar niet te veranderen maar m.i misbruikt hij zijn openbare functie als hij dit scepticisme door Eerste Kamer-redevoe ringen tracht mede te deelen aan anderen, wier steun voor den strijd tegen den oorlog noodig is, en die door dezen invloed de wer kelijkheid uit het oog dreigen te verliezen. Tenslotte voldoe lk aan zijn laatste ver zoek, en sluit hiermee het debat. R. P.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 9