M SPro@IO tóplïS WÈ&M WÊw-'M ifeïjJSafs I HAARLEMMER HALLETJES BIOGRAPHIEEN IN EEN NOTEDOP Verfilmde geheimen oan het Oosten. Een reëel sprookje. - Het brandende drakenschip. ïtiÉÉ W^Ww'. Terwijl buiten de Ufa-studio's te Neuba- belsberg de sneeuw welhaast een halve meter dik lag, straalden machtige schijnwerpers en lampen over Oostersche tuinen, filmcame ra's stadsmuren, stukken decors, paleis gangen, honderden slanke danseressen, want er werd een sprookje gefilmd. Een sprookje is iets wonderlijks, iets dat een groot mensch evenzeer boeit en vaak meer als een klein kind, iets onwerkelijks, een sprookje heeft veel gemeen met een film. Want het sleept je even buiten de eentonige dagelijksche doening, het pakt je, bekoort je. Maar 't moet wel een heel fijn voelende regisseur zijn, die een sprookje zoo vermag te filmen, dat het een sprookje blijft. Raoul Walsh is daar zeker in geslaagd toen hij „De dief van Bagdad" maakte en Douglas Fairbanks tusschen 'n overdadige rozenweel- de naar zijn geliefde klauterde. En deze film die zoo erg veel aantrekkelijks heeft mag nóg wel eens vertoond worden. Een andere sprookjesfilm was „Kismet", één met veel fouten en veel goeds, 'n ding uit 1921 of "22. En nu heeft Alexander Wolkoff die zieh nog niet zoo lang geleden beging aan „Casa nova" ten vorigen jare het aangedurfd op- nieuw een sprookjesfilm te gaan maken, die als film door de sterke vooruitgang der tech niek in de laatste jaren én door 't feit, dat men in Duitschland weer kapitalen kan be steden aan grootsche decors, zeker beter ge klaagd is dan de vorige. Maar Wolxoff heeft «evens gevoeld, dat het ontzettend veel zou eischen, een film te maken die In wezen een sprookje was, terwijl de handelswaarde er- waarschijnlijk onder zou lijden. Daarom werkte hij sprookje en droom door elkaar, maakte géén sprookjesfilm en géén droomfilm, doch een rolprent met een wel erg reëel sprookje, een rolprent die boeit, die vol zit met onwaarschijnlijkheden, en ondanks dit EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Het was ongetwijfeld een samenloop van omstandigheden. Tot grooten schrik .van Eduard Lodewijk de Sterke was gebleken, dat zijn compagnon, op wien hij huizen ge bouwd zou hebben, hem bedrogen had: het was dezen trouwens niet al te moeilijk ge weest, daar hij den sleutel van de kas bezat, om in den loop van den tijd 30.000.te ontvreemden, die hij zooals nader bleek voor gewaagde speculaties had gebruikt. Alléén de tussehenkomst van de familie had onaan genamer maatregelen voorkomen en de te leurstelling was voor de Sterke nog erger ge weest dan het financieel verlies ooit had kunnen zijn. Ik zal niet zeggen, dat er ook niet wat ij delheid bij te pas kwam. Wanneer je trotsch bent op je mensch enkennis, is het buitengewoon pijnlijk om te moeten erken nen, dat je naaste medewerker je jarenlang om den tuin heeft geleid. De Sterke verkeer de een poos onder den indruk van een alge- meene menschen- 6n wereldverachting, zoo- Jets van: „Als ik dezen man niet kon ver trouwen, aan wien mag ik dan verder nog vertrouwen geven!" In die stemming kreeg hij oneenigheld met zijn vrouw, niet over dingen van beteekenis, maar over allerlei kleinigheden, die zich in dien tijd schenen op te stapelen alsof zij een afspraak hadden gemaakt, hem het leven nu eens zuur te maken. Er hing dus in den huize de Sterke electriciteit in de lucht en een overhemds knoopje, dat niet op tijd was aangezet, deed tenslotte den boordevollen emmer overloo- pen, zoodat op een middag Eduard Lodewijk tot zijn vrouw zei: „Ik heb er genoeg van. ik ga voor een poosje de wereld uit. Je kunt mij vinden op „Buitenrust", maar ik zeg je bij dezen: „als je mij niet uitdrukkelijk ex cuses maakt voor je talloozc fouten en te kortkomingen van de laatste drie maanden, dan zie je mij nooit hier in huis terug". Hij sprak, wachtte het antwoord niet af. sloeg de voordeur achter zich dicht en den w™ naar Buitenrust in. Buitenrust was een m:''lending tusschen een landhuis en een villa, wat wij zoo in het a1 gemeen een op trekje kunnen noemen. De familie de Sterke ging daar gewoonlijk in de zomermaanden naar toe. behielp er zich drie maanden met een kleine ruimte en allerlei inconveniënten en kwam dan in September of October weer naar het huis in de stad terug. Als iemand mij vragen mocht of Eduard Lodewijk in het dagelijksch leven zoo'n buitengewoon lastig man was, dan zeg ik neen, maar we moeten den samenloop van omstandigheden ln het oog houden en bovendien vooral niet verge ten dat het dien middag koud was en nat en dat het woei. De eene of andere filosoof heeft de wijze woorden gesproken, dat men geschriften naar hun datum moet beoordee- len, maar ik geloof, dat het nog veel verstan diger zou zijn om geschriften en ook beslis singen te beoordeelen naar het weer, dat er heerschte op het oogenbiik toen zij gesteld en genomen werden. In ieder geval wensch ik in het geschil tusschen Eduard Lodewijk en zijn vrouw geen uitspraak te doen. Het kan zijn dat hij gelijk had, het is ook moge lijk dat zij reden tot klagen had, ze^s is het waarschijnlijk, dat zij allebei niet vrijuit g:n- gen en juirt daarom zal ik er wel zalig voor oppassen een uitspraak te deen, die mijn re atatie a'.s ernstig en onpartijdig man zou kim hen benadee^n. Eén öir.g kan ik even- vel verzekeren: toen de Sterke den weg in sloeg naar Buitenrust (een afstand van een kilometer of vijf) verkeerde hij in een staat van algemeenen onvrede met de heele menschheid en had het vaste plan deze voor een boos den rug toe te keeren. Zijn zaken had hij geregeld, zijn procuratiehouder wist van alles af; het was bovendien een slappe tijd en hij stelde zich met genoegen voor. Nicolai Kolin lacht alles toch een zekere sprookjessfeer, een Oostersche sfeer bezit- Dat deze meer gewekt wordt door de entourage, de decors, ae op tochten. dc fraaie gewaden en de negerfigu ranten dan door het spel dier hoofdpersonen doet minder ter zake, wijl men deze film louter als amusementsfilm dient te beschou wen. En een goede amusementsfilm is het zeker. En bovendien Ls Wolkoff er in geslaagd een heel bevredigend, verrassend, ontnuchterend slot te vinden en aan goede slotscènes ont breekt het bij zeer vele films, terwijl de scenario-schrijvers dan hun onmacht toonen door er als-maar weer het afgezaagde, ver sleten „happy-end" met de haren bij te slepen, Grootsch, soms ietwat pompeus zijn de decors van deze film, fraai zijn de tusschen- muren die wel heel grove kant schijnen, breed hangen draperieën uit de hoogte naar beneden. Machtig zijn de bouwwerken van klei en in werkelijkheid slechts enkele meters hoog, doch dat ziet ge niet zoo direct en juist de ietwat ruwe vormen geven de onwaarschijnlijkheid die bij een sprookje van noode is. Aan de kust bij Villefranche, een van die mooie plekjes van de Rivièra lag het gigauti- hoe hij in het stille Buitenrust een aantal weken (hoeveel wist hij nog niet) in volko men eenzaamheid zou doorbrengen, zonder met iemand iets te maken te hebben. Het was een bescheiden huis, maar zoo heel onbeduidend was het nu ook weer niet. Wel stond het midden in het bosch, maar het huis had telefoon en electrisch licht, dus in alle geval een gedeelte van wat men de moderne gemakken noemt. Er was ook een bibliotheekje, aangelegd voor de dagen van slecht weer, en toen de Sterke dien avond in den gemakkelijksten stoel een boeienden roman nog eens overlas, voelde hij zich in de stilte buitengewoon behaaglijk Hij was er vast van overtuigd, dat hij niet tot zijn vrouw terug zou keeren, voordat zij de duidelijke en uitgebreide excuses had ge maakt. die hij gezegd had van haar te ver wachten. Het kistje sigaren in de planken- kast van het vorig jaar was wat vochtig ge worden, maar hij had er nog een paar goed droge in zijn zak en genoot daarvan onder zijn lectuur, zich er niet om bekommerende of de asch toevallig naast het aschbakje viel, waar zijn vrouw anders altijd aanmerking op maakte. Om een uur of twaalf ging hij naar bed, sliep in weerwil van zijn wereldsmart als een roos en werd om een uur of zeven wakker met het besef, dat er nu iets gedaan moest worden, omdat er uit den aard van de zaak eten noch drinken in huis was. Dit geval leek hem avontuurlijk toe. Hij liet voorloopig zijn bed, zooals hij het verlaten had, schoof de ramen open en stapte de deur uit om brood en melk te gaan halen in het dorp, dat 500 Meter verder lag. Natuurlijk kende de leverancierster hem wel en daar begon zijn eerste moeilijkheid, want zij informeerde belangstellend hoe het was met Mevrouw en met de kinderen. Hierop had hij niet gere kend en dear ik Eduard Lodewijk niet beter wil voorstellen dan hij in werkelijkheid is, moet ik erkennen, dat hij jokte. Met een stalen gezicht vertelde hij van oversDanning en van een voorschrift van den dokter om eens een paar weken heel alleen op Buiten rust te wonen. Met de familie ging het best, die zou binnenkort weer komen als van ouds: wilde de juffrouw in afwachting daarvan er maar voor zorgen, dat hem iederen dag brood en melk werd thuis bezorgd? Haar vraag: „En waar eet u dan?" beantwoordde hij met een luchtigheid, waar een slimme vrouw natuurlijk nooit de dupe van wordt, aldus: „U moei u dat maar avontuurlijk voorstellen. Ik kan zelf wel wat koken en bakken en bo vendien heb ik weinig behoefte". Beladen met de noodige artikelen voor een eenvoudig ontbijt kwam hij thuis. Onder ge wone omstandigheden eet een man zijn ont bijt op en verheugt zic-h daarna in een pijp; het gevoel van ongebonden vrijheid gaf hem den indruk, dat het buitengewoon prettig moest zijn eerst een snee brood te eten, daarna een pijn op te steken en dan verder te ontbijten, maar in de praktiik viel dat toch niet mee en toen het ontbijt was af- geloopen, begreep hij. dat er een en ander zou moeten worden afgewasschert, hetgeen hij besloot uit te stellen tot een volgende ge legenheid. Daarop nam hij een wandelstok en ging de deur uit om eens in den omtrek rond te zwerven, daar het intusschen beter weer was geworden. Wij hebben geleerd de vrijheid als een schoon bezit, ja als het beste gced van den mensch te beschouwen, de absolute vrijheid evenwel bestaat rdet en een van de tirannen, die dat onmogelijk maken, is 's menschen maag. Zoo omstreeks een uur of één kondig de die maag aan, dat hij honger had en daar er geen restaurant in de buurt was, zat er niets anders op dan naar huis terug te wan delen en daar koffie te drinken, altijd bij wijze van spreken, want er was geen koffie sehe drakenschip met zijn koepels en won derlijke voorsteven. En in een plkdonkeren nacht boorden zoeklichten hun bundels naar het schip, dat weinige tientallen meters van den oever aan kwam drijven met zijn groote zeilen. De camera's werkten, dan schoot- een vuurpijl de hoogte in. het sein, een vlam schoot uit het schip op, vonken sproeiden over de zee, de masten sloegen over boord en haast je-rep je sprongen de Oosterlingen in 't water, werden ze opgepikt. En als razenden draaiden de operateurs, deze scène die ette lijke tienduizenden guldens kostte moést goed worden. Als film is „Geheimen van het Oosten" nogal onevenwichtig. Er zijn fragmenten die buitengewoon goed genoemd mogen wor den, zooals de scène van de dansmeisjes, waarbij door strakke regie en door het van boven filmen merkwaardige beelden werden geschapen, zcoals de allereerste straatscènes die u plotseling midden in de sfeer van de film brengen met hun bijzondere typen. En ook elders treft men mooie beelden aan, goed van belichting, goed van beeldkeuze. Maar ten slotte moeten we nog even de aandacht vestigen op Nicolai Kolin, dp Rus. die al verschillende goede rollen heeft ge speeld en in deze film wel geheel voortreffe lijk is. Zijn prachtige mimiek, zijn losse, nooit theatrale spel stempelen hem tot een der beste krachten uit filmland. Ge moet hem zien, als hij over zjjn vrouw heenstapt om weg te vluchten, als hij bij den sultan aan een feestmaal zit, als hij op den rug van een nijlpaard naar land komt gevaren. O. we zijn blij, dat hij als schoenmaker All uit Cairo, niet bij zijn leest is gebleven. C. G. B. „Ondernemingsgeest". (London Opinion). in huis, wel thee, maar die leek hem minder geschikt voor den middag, zoodat hij zich maar weer tevreden stelde met brood en kaas en een glas melk en het gerei, dat hij 's morgens niet afgewasschen had, nu ook maar in denzelfden staat liet. De vraag was nu hoe hij den tijd verder zou doorbrengen. De gemakkelijke stoel lokte hem aan en vooral het besef, dat hij midden op den dag een slaapje zou kunnen doen, waartoe hij anders lust noch gelegenheid placht te heb ben. Het gevoel van absolute vrijheid kwam weer over hem, toen hij zich zoo gemakkelijk mogelijk uitstrekte en weldra in den dut raakte. Tot zijn verwondering werd hij pas om 4 uur wakker en begreep, dat wanneer hij een middagmaal wenschte te hebben, hij daarvoor zelf zou moeten zorgen. De samenstelling van het menu leek bijzon der gemakkelijk en aan aardappelen, die ge schild en aan groenten, die schoongemaakt zouden moeten worden, viel natuurlijk niet te denken. De grenzen van zijn kookkunst lagen aan den eenen kant bij spiegeleieren en aan den anderen bij pannekoeken, maar van deze laatste was hij niet buitengewoon zeker; dat artikel eischte bovendien verschil lende ingrediënten, zoodat hij besloot het bij spiegeleieren te laten en die met wat ham een beetje op te fleuren. Daarvoor was een nieuwe wandeling naar het dorp noodzake lijk. Ik mag zeggen, zonder den held van dit verhaal onnoodig in de hoogte te ste ken, dat het middagmaal in alle opzichten slaagde. Weliswaar leek het hem veiliger, de spiegeleieren afzonderlijk en de ham eerst daarna te bakken, maar het gezamenlijk re sultaat voldeed aan zijn wenschen en om half zeven kon hij zijn roman van den vori gen dag vervolgen en des avonds om 10 uur (want nu leek de avond hem toch wel wat lang) ging hij naar bed en sliep weer tot den volgenden morgen. Op deze manier ging het vrije leventje eenige dagen voort; in dien tijd had hij wel kleine veranderingen in zijn bestaan gebracht; brood, boter eieren en kaas waren een nuttig menu, maar werden op den duur wat eentonig, zoodat hij al tot gereedgemaakte blikjes kwam, die hij maar op het vuur had te zetten om den Inhoud te kunnen opeten. Dit hulpmiddel was niet te versmaden, maar hij was er nog altijd niet toe gekomen om het vuile aardewerk schoon te maken. Hier gold in waarheid, dat wie eenmaal op het verkeerde pad is, dat niet zoo gemakkelijk verlaat. Maar dit was het ergste nog niet; langza merhand begonnen de stilte en de vrijheid zelf hem te drukken. Het is goed en wel den geheelen dag te kunnen doen, wat je wil, maar door onze natuurlijke geaardheid heb ben wij er toch ook behoefte aan af en toe iets te doen, dat je moet. Dit wat de vrijheid aangaat. De stilte werd inderdaad drukkend en het eenige geluid in huis, dat van de oude Friesche hangklok op de trap. maakte hem voortdurend zenuwachtiger. Nu er geen menschen meer om hem heen waren, kwam het hem voor, dat de oude klok een levend wezen was en toen hij zich eenmaal aan dit denkbeeld had gewend, scheen het hem toe, dat haar tikken iets spottends kreeg als of zij om hem lachte en haar slaan een soort van sarrend juichen was over zijn eenzaam heid. Na een dag of wat durfde hij het zich zelf nog niet volledig te bekennen, dat hij naar verandering, naar het zien van men schen en om het dan maar ronduit te zeg- naar onvrijheid verlangde. Twintig maal ging hij naar de telefoon om contact met de buitenwereld te zoeken en twintig maal deins de hij op het laatste oogenbiik achteruit uit schaamte, dat hij nu den strijd al opgeven zou. In stilte hoopte hij. dat iemand anders hem zou opbellen, zoodat hij wel genoodzaakt zou zijn antwoord te geven, maar het pijn lijke van het geval was. dat niemand hem noodig scheen te hebben en dat ieder hem met rust liet, de rust waarnaar hij zoo HUGO DE GROOT. 1583—1645. Hugo de Groot werd den lOden April 1583 te Delft geboren. Op zijn negende jaar maakte hij al verzen, die door deskundigen zeer geprezen werden. Nog geen 12 jaren oud ging hij op de Hoogeschool te Leiden, waar hij zich toelegde op de wijsbegeerte, oude letteren, godgeleerdheid en rechten. En iets van het verhevene in dit genie beseffen wij bij het hooran van zijn openbare debatten over onderwerpen van wijsbegeerte, op vijf tienjarigen leeftijd. In 1598 vertrok hij met Johan van Oldenbarneveldt naar Frankrijk, waar hij meester in de rechten werd. Twee jaar later was hij als zoodanig in het laxxd terug en werd er 7 jaar later advocaat-gene raal. Op zijn zeventiende jaar schreef hij een boek „Marianus Capella". Hij genoot de vriendschap van Janus Douza en beschreef op bevel der Staten de Historie van de Ne- derlandsche oorlogen. In 1613 werd hem de aanzienlijke waardigheid van pensionaris van Rotterdam opgedragen, met het oog op de burgetwisten aanvaardde hij haar niet, dan onder beding, dat men hem nimmer afzetten zou. Lx 1609 werd zijn klassieke ver handeling „Mare Liberum", de Vrije Zee, voor het eerst gedrukt. Tot nu toe had het geluk hem gediend, maar ook deze van onze groote geleerden zou het hoofd moeten bui gen voor de onzalige verdeeldheid ln ons volk. Gewikkeld In de zaken van Johan van Oldebarneveldt werd hij mede in den maal stroom van ongenade gedompeld en in Aug. 1618 in hechtenis genomen. Den 18den Mei 1619 werd hij tot levens lange gevangenisstraf veroordeeld en al zijn goederen verbeurd verklaard. Men bracht hem 6 Juni naar het slot Loevesteln als schuldig verklaard, dat hij de zaken vaD den godsdienst in Holland niet alleen beroerd, maar ook schadelijke raadslagen tegen de- verlangd had en die hem, toen hij ze een maal bezat, min of meer een beleediglng toe scheen. Het duurde niet heel lang of hij kon den slaap niet meer vatten exx bleef halve nachten rondwoelen in zijn bed, waarbij de zonderlingste dwangvoorstellingen in zijn hoofd kwamen. Het weer was nu van de kook geraakt, het regende iederen avond en als de storm om het huis loeide, verbeeldde hij zich stemmen en voetstappen in den tuin te liooren en ging meermalen bevend naar beneden uit vrees, dat er menschen in hei huis gedrongen waren. Noodzakelijk moest hij dan de klok passeeren; de houten poppen, waarmede de klok versierd was. veranderden in zijn oog in boosaardige wezens, die grin nikten wanneer hij voorbijkwam. Zij schenen hem met hun houten oogen aan te staren en het was maar met moeite, dat hij zichzelf ertoe kon bewegen om de klok voorbij te loopen. Op een nacht toen hU weer angstig naar beneden sloop, nu zoo goed als zeker, dat hij geheimzinnige voetstappen op het grint van den tuin had gehoord, sloeg op eens de klok 4 uur, zoo plotseling, dat hij het evenwicht verloor en met een smak van de trap viel. Tot zichzelf gekomen, durfde hij niet meer naar boven gaan en ging in den gemakke- lijken stoel in de huiskamer liggen tot het dag werd en de spoken uit zijn hersens ver dwenen. Overdag was hij te lixsteloos om de groote wandelingen te maken, waarmede hij zoo heldhaftig begonnen was; hij dorst hei zich zelf nauwelijks te bekennen, maar hij ver langde innig naar zijn werk en naar zijn huis terug en niet minder naar het gezelschap van menschen, ook al hadden die hem, toen hij nog in hun midden was, gehinderd en pijn gedaan. Het was niet, dat hij nu zijn ongelijk tegen zijn vrouw inzag, maar hij vroeg zich toch af of het niet beter geweest was, dat op andere manier te verklaren. Niets zou gemakkelijker zijn geweest, dan haar op te bellen, maar zijn ijdelheid kwam daarte gen in verzet en hij deed het niet. Toen hij op een morgen lusteloos en zonder energie voor zich heen zat te staren over een boek. waarbij hij zijn aandacht niet kon bepalen, schrikte hij op door het bellen van de tele foon. In een oogwenk had hij het toestel ge grepen en luisterde gespannen naar deze eerste stem uit de buitenwereld. Het bleek een groote teleurstelling te zijn; toen hij zijn naam noemde, zei de onbekende stem aan het andere einde: ..Verkeerd aangesloten, neem mij niet kwalijk," en hij hoorde hoe de hoorn weer opgehangen en daarmede de deur tot zijn medemenschen weer werd afge sloten. Er kwam een morgen, dat hij de energie niet meer had om op te staan en in zijn bed bleef liggen, om niets te moeten uitvoeren en nergens aan te denken. Af en toe leek het hem of hij al gestorven was. maar dan schrikte hij opeens weer uit den dommel door het gehate geluid van de klok, waar van het slaan hem hoe langer hoe meer als een kwellend lachen in de ooren klonk. In zijn verhitte verbeelding scheen die klok een vijand, die in zijn eigen huLs op hem loerde en op een morgen, na een doorgewaakten nacht vol pijnlijke dx-oombeelden, liep hij in woede in het donker de trap af, greep zijn zwaren stok en sloeg de klok in stukken. ..Ting! Ting!" blies zijn vijand zacht rinke lend den laatsten adem uit. Aan geregelde maaltijden dacht hij al lang niet meer, het kon hem ook niet meer schelen; wanneer hij honger voelde, beet hij als een dier in een stuk droog brood en smee' het overblijvende in de kamer op den grond. Een vage gedachte kwam bij hem op. dat dit zoo niet lang meer kon durexx. Hij I vreesde, dat hU krankzinnig zou worden. Hij begon hardop in zichzelf te praten en barstte soms in een redeloos lachen uit, waarvan de zelve en ran de rust der kerk en des lands door heimelijke en openbare geschriften en redevoeringen gegeven had. Gelukkig is er aan die hechtenis nog ©en verdienstelijke zijde. Zou Hugo de Groot wel ooit die popu lariteit tot op den huldigen dag hebben ge noten, als hij niet gevangen gezeten had en ontsnapt was? Zeker zou dan niet- ieder Ne derlander hem bij name meer kennen en de Introductie als groot geleerde in brcede la gen van het Nederlandsch volk van thans zou vrij wat minder vlot gaan. En dat zou jammer zijn want zijn „Trsctatus de jure belle ac pacis" over het recht, van oorlog eix vrede is tot op den dag van heden actueel. Die ontsnapping in do vermaarde boeken kist dan. die Maria van Reigersberg tot „eeuwige eer" strekt, had plaats anderhalf jaar na de gevangenzetting. De Groot, een maal in Gorinchem, verliet de stad als met selaar verkleed, en week naar Frankrijk uit. waar hij aan het Hof ontvangen en met een jaargeld begunstigd werd. waaraan men niet al te groote waarde most hechten, omdat hij 't toch nooit ontving- In een verweer schrift weerlegde hij de Staten van Holland hun beschuldigingen Na eif jaar keerde hij in de Vereenigde Nederlanden texaxg. om er ondanks de gunst van Frederik Hendrik weer uit te vluchten, omdat men hem opnieuw lagen legde. Als balling in Hamburg gewerd hem een aanbieding van koningin Christina van Zweden, die hem aLs gezant naar het hof van Lodewijk den Dertienden afvaardig de, zoodat onze landgenoot ten derdsn male Franschen bodem betrad. Hij bleef er op nieuw elf jaar. Over ons land naar Zweden reizende werd hU te Amsterdam thans met veel eer ont vangen. Hij vroeg zijn ontslag aan Chrlstlxxa reisde terug naar het vaderland, dat hij ondanks de grievende bejegening trouw bleef, maar werd onderweg ziek en overleed te Rostock 28 Augustus 1645. Zijn lijk werd naar Delft vervoerd en in het familiegraf be graven. In 1771 werd een gedenkteeken voor hem opgericht. Hij moet in het huiselijk le ven een beminnelijk man geweest zijn. Een zijner zoons, Pieter, genoot eenige bekend heid als dichter. Hugo de Groot schreef zijn werken in het Latijn, zij zijn echter in vele talen overgebracht. In New York werden in het jaar 1928, 339 moorden gepleegd (278 in 1927) en er hadden 464339 arrestaties plaats tegen 416917 ln 1927. De hals van de muis heeft evenveel hals wervels als de lange hals van een giraffe: nJ. zeven. De „gran" van het eiland Malta ls het kleinste muntstuk ter wereld. Het is nauwe lijks zoo groot als de kop van een draadnagel. Toen Austrigild, de gemalin van koning Guntram der Francken op het sterfbed lag. verzocht zij haar gemaal een ander met haar te doen sterven, opdat haar het afscheid van de aarde gemakkelijker zou vallen. Gun tram beloofde haar haar verzoek te zullen Inwilligen en nauwelijks was zij overleden of hij liet de twee geneesheeren. die haar niet beter hadden kunnen maken, terecht stellen. klank hem zelf weer tot schrikken bracht. Toen, op een avond, gebeurde er iets vreemds; er werd zaohtjes aan de bel ge trokken. Hij had in de laatste dagen in het geheel geen aani'altlng met de buitenwereld gehad, zoodat dit zachte bellen hem een tee- ken van naderend gevaar scheen te zijn. Op springende vestigde hij den blik op de deur alsof die het volgende oogenbiik opengaan en iets schrikwekkends doox'laten zou. Er werd nogmaals gebeld, nu wat harder en tegelijk hoorde hij de stem van zijn vrouw, die buiten zei: „Doe open, ik ben het." Er kwam neiging in hem op om naar de deur te snellen en met haar te vluchten weg. ver weg van deze verschrikkelijke eenzaamheid. Toch deed hij het niet. hij herinnerde zich nog woord voor woord, wat hij bij het afscheid tot haar gezegd had: „Als je mij niet uit drukkelijk excuses maakt voor al Je tallooze fouten en tekortkomingen van de laatste drie maanden, dan zie je mij nooit hier in huls terug." In die tegenstrijdige stemmingen ging hij langzaam, de nagels ln de handpalmen druk kend om zichzelf te beheerschen, naar d© deur, en schoof er de knip af. Buiten stond zijn vrouw. Zij had een taschje in de hand, waaruit ze iets wits nam. Het was een overhemd. Zij zei rustig: „Ik heb aan een van je over hemden nieuwe knoopjes gezet." en reikte het hem toe. Hij staarde haar aan en gaf geen antwoord, maar hij begreep hoe verwil derd hij er uit moest zien aan den schrik in haar oogen. Toen zei ze met grooten tact niets anders dan: „Ga je mee naar huis, Eduax'd?" En opspi'Ingende trok hij haar mee uit dc deur en ging, zich aan haar vastklemmende met de gewaarwording van een be (rijde ge vangene mee naar huis terug. Zij vroeg of hij geen Jas aan moest trekken en geen hoed opzetten, maar het scheen niet tot hem door te dringen. Hij gaf geen antwoord, maar liep, steeds vlugger haas voorttrekken de, mee naar huls en zonder een oogenbiik om te zien naar Buitenrust, dat een hel voor hem geworden was. Ik vermoed dat de lezers dit een akelig verhaal zullen vinden en daarom zeg ik er dadelijk bij, dat het binnen drie dagen alles in orde was gekomen. Een man, die behoor lijk geschoren, behoorlijk gevoed in zijn ge wone omgeving teruggekeerd is. loopt spoe dig genoeg in het maatschappelijk gareel, dat hij zoo onvoorzichtig verlaten heeft, weer mee. Na drie dagen moest Eduard Lo dewijk tegenover zichzelf wel erkennen, dat zijn vrouw de uitdrukkelijke excuses, waarvan hij de formule zoo netjes had op gesteld, nooit gesproken had en ook zeker nooit uitspreken zou, maar hij vond een poo- vere triomf in het feit, dat zij nieuwe knoop jes had gezet aan een van zijn overhemden en hem dat zelf was komen brengen. Zoo nemen we, wanneer wij niet kunnen krijgen wat wij wenschen, genoegen met datgene, wat men oixs geeft. En in vertrouwen gezegd, zoudt u mecnen, dat een vrouw, aan wie een bepaalde ver ontschuldigingsformule was opgelegd, er ooit toe zou kunnen komen die uit te spreken, zooals men haar die had voorgezegd? Gij gelooft het niet en ik ben zeker van n'.-t. Daarom was de tact van Eduard Lo-< -vjj:- veel geringer dan die van zij"» vrcv: de verzoenende kneopjss en h'.cru.' weer bewezen, dat een vrouw het ln verre van on« wint. Maar Buitenrust staat te huur. En als u iets voelt voor een aardig optrekje, van alle gemakken voorzien, 2 minuten van do tram wat allemaal niet heclemaal waar is) dan is het voor een prijsje te huur. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 17