M SPro@IO
tóplïS
WÈ&M
WÊw-'M
ifeïjJSafs
I
HAARLEMMER HALLETJES
BIOGRAPHIEEN IN
EEN NOTEDOP
Verfilmde geheimen oan het Oosten.
Een reëel sprookje. - Het brandende
drakenschip.
ïtiÉÉ W^Ww'.
Terwijl buiten de Ufa-studio's te Neuba-
belsberg de sneeuw welhaast een halve meter
dik lag, straalden machtige schijnwerpers
en lampen over Oostersche tuinen, filmcame
ra's stadsmuren, stukken decors, paleis
gangen, honderden slanke danseressen, want
er werd een sprookje gefilmd.
Een sprookje is iets wonderlijks, iets dat
een groot mensch evenzeer boeit en vaak
meer als een klein kind, iets onwerkelijks,
een sprookje heeft veel gemeen met een film.
Want het sleept je even buiten de eentonige
dagelijksche doening, het pakt je, bekoort je.
Maar 't moet wel een heel fijn voelende
regisseur zijn, die een sprookje zoo vermag
te filmen, dat het een sprookje blijft.
Raoul Walsh is daar zeker in geslaagd toen
hij „De dief van Bagdad" maakte en Douglas
Fairbanks tusschen 'n overdadige rozenweel-
de naar zijn geliefde klauterde. En deze film
die zoo erg veel aantrekkelijks heeft mag
nóg wel eens vertoond worden. Een andere
sprookjesfilm was „Kismet", één met veel
fouten en veel goeds, 'n ding uit 1921 of "22.
En nu heeft Alexander Wolkoff die zieh
nog niet zoo lang geleden beging aan „Casa
nova" ten vorigen jare het aangedurfd op-
nieuw een sprookjesfilm te gaan maken, die
als film door de sterke vooruitgang der tech
niek in de laatste jaren én door 't feit, dat
men in Duitschland weer kapitalen kan be
steden aan grootsche decors, zeker beter ge
klaagd is dan de vorige. Maar Wolxoff heeft
«evens gevoeld, dat het ontzettend veel zou
eischen, een film te maken die In wezen een
sprookje was, terwijl de handelswaarde er-
waarschijnlijk onder zou lijden. Daarom
werkte hij sprookje en droom door elkaar,
maakte géén sprookjesfilm en géén droomfilm,
doch een rolprent met een wel erg reëel
sprookje, een rolprent die boeit, die vol zit
met onwaarschijnlijkheden, en ondanks dit
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Het was ongetwijfeld een samenloop van
omstandigheden. Tot grooten schrik .van
Eduard Lodewijk de Sterke was gebleken,
dat zijn compagnon, op wien hij huizen ge
bouwd zou hebben, hem bedrogen had: het
was dezen trouwens niet al te moeilijk ge
weest, daar hij den sleutel van de kas bezat,
om in den loop van den tijd 30.000.te
ontvreemden, die hij zooals nader bleek voor
gewaagde speculaties had gebruikt. Alléén
de tussehenkomst van de familie had onaan
genamer maatregelen voorkomen en de te
leurstelling was voor de Sterke nog erger ge
weest dan het financieel verlies ooit had
kunnen zijn. Ik zal niet zeggen, dat er ook
niet wat ij delheid bij te pas kwam. Wanneer
je trotsch bent op je mensch enkennis, is het
buitengewoon pijnlijk om te moeten erken
nen, dat je naaste medewerker je jarenlang
om den tuin heeft geleid. De Sterke verkeer
de een poos onder den indruk van een alge-
meene menschen- 6n wereldverachting, zoo-
Jets van: „Als ik dezen man niet kon ver
trouwen, aan wien mag ik dan verder nog
vertrouwen geven!" In die stemming kreeg
hij oneenigheld met zijn vrouw, niet over
dingen van beteekenis, maar over allerlei
kleinigheden, die zich in dien tijd schenen
op te stapelen alsof zij een afspraak hadden
gemaakt, hem het leven nu eens zuur te
maken. Er hing dus in den huize de Sterke
electriciteit in de lucht en een overhemds
knoopje, dat niet op tijd was aangezet, deed
tenslotte den boordevollen emmer overloo-
pen, zoodat op een middag Eduard Lodewijk
tot zijn vrouw zei: „Ik heb er genoeg van.
ik ga voor een poosje de wereld uit. Je kunt
mij vinden op „Buitenrust", maar ik zeg je
bij dezen: „als je mij niet uitdrukkelijk ex
cuses maakt voor je talloozc fouten en te
kortkomingen van de laatste drie maanden,
dan zie je mij nooit hier in huis terug".
Hij sprak, wachtte het antwoord niet af.
sloeg de voordeur achter zich dicht en den
w™ naar Buitenrust in. Buitenrust was een
m:''lending tusschen een landhuis en een
villa, wat wij zoo in het a1 gemeen een op
trekje kunnen noemen. De familie de Sterke
ging daar gewoonlijk in de zomermaanden
naar toe. behielp er zich drie maanden met
een kleine ruimte en allerlei inconveniënten
en kwam dan in September of October weer
naar het huis in de stad terug. Als iemand
mij vragen mocht of Eduard Lodewijk in het
dagelijksch leven zoo'n buitengewoon lastig
man was, dan zeg ik neen, maar we moeten
den samenloop van omstandigheden ln het
oog houden en bovendien vooral niet verge
ten dat het dien middag koud was en nat
en dat het woei. De eene of andere filosoof
heeft de wijze woorden gesproken, dat men
geschriften naar hun datum moet beoordee-
len, maar ik geloof, dat het nog veel verstan
diger zou zijn om geschriften en ook beslis
singen te beoordeelen naar het weer, dat er
heerschte op het oogenbiik toen zij gesteld
en genomen werden. In ieder geval wensch
ik in het geschil tusschen Eduard Lodewijk
en zijn vrouw geen uitspraak te doen. Het
kan zijn dat hij gelijk had, het is ook moge
lijk dat zij reden tot klagen had, ze^s is het
waarschijnlijk, dat zij allebei niet vrijuit g:n-
gen en juirt daarom zal ik er wel zalig voor
oppassen een uitspraak te deen, die mijn
re atatie a'.s ernstig en onpartijdig man zou
kim hen benadee^n. Eén öir.g kan ik even-
vel verzekeren: toen de Sterke den weg in
sloeg naar Buitenrust (een afstand van een
kilometer of vijf) verkeerde hij in een staat
van algemeenen onvrede met de heele
menschheid en had het vaste plan deze voor
een boos den rug toe te keeren. Zijn zaken
had hij geregeld, zijn procuratiehouder wist
van alles af; het was bovendien een slappe
tijd en hij stelde zich met genoegen voor.
Nicolai Kolin lacht
alles toch een zekere sprookjessfeer, een
Oostersche sfeer bezit- Dat deze meer gewekt
wordt door de entourage, de decors, ae op
tochten. dc fraaie gewaden en de negerfigu
ranten dan door het spel dier hoofdpersonen
doet minder ter zake, wijl men deze film
louter als amusementsfilm dient te beschou
wen. En een goede amusementsfilm is het
zeker.
En bovendien Ls Wolkoff er in geslaagd een
heel bevredigend, verrassend, ontnuchterend
slot te vinden en aan goede slotscènes ont
breekt het bij zeer vele films, terwijl de
scenario-schrijvers dan hun onmacht toonen
door er als-maar weer het afgezaagde, ver
sleten „happy-end" met de haren bij te
slepen,
Grootsch, soms ietwat pompeus zijn de
decors van deze film, fraai zijn de tusschen-
muren die wel heel grove kant schijnen,
breed hangen draperieën uit de hoogte naar
beneden. Machtig zijn de bouwwerken van
klei en in werkelijkheid slechts enkele
meters hoog, doch dat ziet ge niet zoo direct
en juist de ietwat ruwe vormen geven de
onwaarschijnlijkheid die bij een sprookje
van noode is.
Aan de kust bij Villefranche, een van die
mooie plekjes van de Rivièra lag het gigauti-
hoe hij in het stille Buitenrust een aantal
weken (hoeveel wist hij nog niet) in volko
men eenzaamheid zou doorbrengen, zonder
met iemand iets te maken te hebben.
Het was een bescheiden huis, maar zoo
heel onbeduidend was het nu ook weer niet.
Wel stond het midden in het bosch, maar
het huis had telefoon en electrisch licht,
dus in alle geval een gedeelte van wat men
de moderne gemakken noemt. Er was ook
een bibliotheekje, aangelegd voor de dagen
van slecht weer, en toen de Sterke dien
avond in den gemakkelijksten stoel een
boeienden roman nog eens overlas, voelde hij
zich in de stilte buitengewoon behaaglijk
Hij was er vast van overtuigd, dat hij niet
tot zijn vrouw terug zou keeren, voordat zij
de duidelijke en uitgebreide excuses had ge
maakt. die hij gezegd had van haar te ver
wachten. Het kistje sigaren in de planken-
kast van het vorig jaar was wat vochtig ge
worden, maar hij had er nog een paar goed
droge in zijn zak en genoot daarvan onder
zijn lectuur, zich er niet om bekommerende
of de asch toevallig naast het aschbakje viel,
waar zijn vrouw anders altijd aanmerking op
maakte.
Om een uur of twaalf ging hij naar bed,
sliep in weerwil van zijn wereldsmart als een
roos en werd om een uur of zeven wakker
met het besef, dat er nu iets gedaan moest
worden, omdat er uit den aard van de zaak
eten noch drinken in huis was. Dit geval
leek hem avontuurlijk toe. Hij liet voorloopig
zijn bed, zooals hij het verlaten had, schoof
de ramen open en stapte de deur uit om
brood en melk te gaan halen in het dorp,
dat 500 Meter verder lag. Natuurlijk kende
de leverancierster hem wel en daar begon
zijn eerste moeilijkheid, want zij informeerde
belangstellend hoe het was met Mevrouw en
met de kinderen. Hierop had hij niet gere
kend en dear ik Eduard Lodewijk niet beter
wil voorstellen dan hij in werkelijkheid is,
moet ik erkennen, dat hij jokte. Met een
stalen gezicht vertelde hij van oversDanning
en van een voorschrift van den dokter om
eens een paar weken heel alleen op Buiten
rust te wonen. Met de familie ging het best,
die zou binnenkort weer komen als van ouds:
wilde de juffrouw in afwachting daarvan er
maar voor zorgen, dat hem iederen dag brood
en melk werd thuis bezorgd? Haar vraag:
„En waar eet u dan?" beantwoordde hij
met een luchtigheid, waar een slimme vrouw
natuurlijk nooit de dupe van wordt, aldus:
„U moei u dat maar avontuurlijk voorstellen.
Ik kan zelf wel wat koken en bakken en bo
vendien heb ik weinig behoefte".
Beladen met de noodige artikelen voor een
eenvoudig ontbijt kwam hij thuis. Onder ge
wone omstandigheden eet een man zijn ont
bijt op en verheugt zic-h daarna in een pijp;
het gevoel van ongebonden vrijheid gaf hem
den indruk, dat het buitengewoon prettig
moest zijn eerst een snee brood te eten,
daarna een pijn op te steken en dan verder
te ontbijten, maar in de praktiik viel dat
toch niet mee en toen het ontbijt was af-
geloopen, begreep hij. dat er een en ander
zou moeten worden afgewasschert, hetgeen
hij besloot uit te stellen tot een volgende ge
legenheid. Daarop nam hij een wandelstok
en ging de deur uit om eens in den omtrek
rond te zwerven, daar het intusschen beter
weer was geworden.
Wij hebben geleerd de vrijheid als een
schoon bezit, ja als het beste gced van den
mensch te beschouwen, de absolute vrijheid
evenwel bestaat rdet en een van de tirannen,
die dat onmogelijk maken, is 's menschen
maag. Zoo omstreeks een uur of één kondig
de die maag aan, dat hij honger had en daar
er geen restaurant in de buurt was, zat er
niets anders op dan naar huis terug te wan
delen en daar koffie te drinken, altijd bij
wijze van spreken, want er was geen koffie
sehe drakenschip met zijn koepels en won
derlijke voorsteven. En in een plkdonkeren
nacht boorden zoeklichten hun bundels naar
het schip, dat weinige tientallen meters van
den oever aan kwam drijven met zijn groote
zeilen. De camera's werkten, dan schoot- een
vuurpijl de hoogte in. het sein, een vlam
schoot uit het schip op, vonken sproeiden
over de zee, de masten sloegen over boord en
haast je-rep je sprongen de Oosterlingen in
't water, werden ze opgepikt. En als razenden
draaiden de operateurs, deze scène die ette
lijke tienduizenden guldens kostte moést goed
worden.
Als film is „Geheimen van het Oosten"
nogal onevenwichtig. Er zijn fragmenten
die buitengewoon goed genoemd mogen wor
den, zooals de scène van de dansmeisjes,
waarbij door strakke regie en door het van
boven filmen merkwaardige beelden werden
geschapen, zcoals de allereerste straatscènes
die u plotseling midden in de sfeer van de
film brengen met hun bijzondere typen. En
ook elders treft men mooie beelden aan, goed
van belichting, goed van beeldkeuze.
Maar ten slotte moeten we nog even de
aandacht vestigen op Nicolai Kolin, dp Rus.
die al verschillende goede rollen heeft ge
speeld en in deze film wel geheel voortreffe
lijk is. Zijn prachtige mimiek, zijn losse,
nooit theatrale spel stempelen hem tot een
der beste krachten uit filmland. Ge moet
hem zien, als hij over zjjn vrouw heenstapt
om weg te vluchten, als hij bij den sultan
aan een feestmaal zit, als hij op den rug van
een nijlpaard naar land komt gevaren. O.
we zijn blij, dat hij als schoenmaker All uit
Cairo, niet bij zijn leest is gebleven.
C. G. B.
„Ondernemingsgeest".
(London Opinion).
in huis, wel thee, maar die leek hem minder
geschikt voor den middag, zoodat hij zich
maar weer tevreden stelde met brood en
kaas en een glas melk en het gerei, dat hij
's morgens niet afgewasschen had, nu ook
maar in denzelfden staat liet. De vraag was
nu hoe hij den tijd verder zou doorbrengen.
De gemakkelijke stoel lokte hem aan en
vooral het besef, dat hij midden op den dag
een slaapje zou kunnen doen, waartoe hij
anders lust noch gelegenheid placht te heb
ben. Het gevoel van absolute vrijheid kwam
weer over hem, toen hij zich zoo gemakkelijk
mogelijk uitstrekte en weldra in den dut
raakte. Tot zijn verwondering werd hij pas
om 4 uur wakker en begreep, dat wanneer hij
een middagmaal wenschte te hebben, hij
daarvoor zelf zou moeten zorgen.
De samenstelling van het menu leek bijzon
der gemakkelijk en aan aardappelen, die ge
schild en aan groenten, die schoongemaakt
zouden moeten worden, viel natuurlijk niet
te denken. De grenzen van zijn kookkunst
lagen aan den eenen kant bij spiegeleieren
en aan den anderen bij pannekoeken, maar
van deze laatste was hij niet buitengewoon
zeker; dat artikel eischte bovendien verschil
lende ingrediënten, zoodat hij besloot het
bij spiegeleieren te laten en die met wat ham
een beetje op te fleuren. Daarvoor was een
nieuwe wandeling naar het dorp noodzake
lijk. Ik mag zeggen, zonder den held van
dit verhaal onnoodig in de hoogte te ste
ken, dat het middagmaal in alle opzichten
slaagde. Weliswaar leek het hem veiliger, de
spiegeleieren afzonderlijk en de ham eerst
daarna te bakken, maar het gezamenlijk re
sultaat voldeed aan zijn wenschen en om
half zeven kon hij zijn roman van den vori
gen dag vervolgen en des avonds om 10 uur
(want nu leek de avond hem toch wel wat
lang) ging hij naar bed en sliep weer tot
den volgenden morgen. Op deze manier ging
het vrije leventje eenige dagen voort; in
dien tijd had hij wel kleine veranderingen
in zijn bestaan gebracht; brood, boter eieren
en kaas waren een nuttig menu, maar werden
op den duur wat eentonig, zoodat hij al
tot gereedgemaakte blikjes kwam, die hij
maar op het vuur had te zetten om den
Inhoud te kunnen opeten. Dit hulpmiddel
was niet te versmaden, maar hij was er
nog altijd niet toe gekomen om het vuile
aardewerk schoon te maken. Hier gold in
waarheid, dat wie eenmaal op het verkeerde
pad is, dat niet zoo gemakkelijk verlaat.
Maar dit was het ergste nog niet; langza
merhand begonnen de stilte en de vrijheid
zelf hem te drukken. Het is goed en wel den
geheelen dag te kunnen doen, wat je wil,
maar door onze natuurlijke geaardheid heb
ben wij er toch ook behoefte aan af en toe
iets te doen, dat je moet. Dit wat de vrijheid
aangaat. De stilte werd inderdaad drukkend
en het eenige geluid in huis, dat van de oude
Friesche hangklok op de trap. maakte hem
voortdurend zenuwachtiger. Nu er geen
menschen meer om hem heen waren, kwam
het hem voor, dat de oude klok een levend
wezen was en toen hij zich eenmaal aan
dit denkbeeld had gewend, scheen het hem
toe, dat haar tikken iets spottends kreeg als
of zij om hem lachte en haar slaan een soort
van sarrend juichen was over zijn eenzaam
heid. Na een dag of wat durfde hij het zich
zelf nog niet volledig te bekennen, dat hij
naar verandering, naar het zien van men
schen en om het dan maar ronduit te zeg-
naar onvrijheid verlangde. Twintig maal ging
hij naar de telefoon om contact met de
buitenwereld te zoeken en twintig maal deins
de hij op het laatste oogenbiik achteruit uit
schaamte, dat hij nu den strijd al opgeven
zou. In stilte hoopte hij. dat iemand anders
hem zou opbellen, zoodat hij wel genoodzaakt
zou zijn antwoord te geven, maar het pijn
lijke van het geval was. dat niemand hem
noodig scheen te hebben en dat ieder hem
met rust liet, de rust waarnaar hij zoo
HUGO DE GROOT.
1583—1645.
Hugo de Groot werd den lOden April 1583
te Delft geboren. Op zijn negende jaar
maakte hij al verzen, die door deskundigen
zeer geprezen werden. Nog geen 12 jaren oud
ging hij op de Hoogeschool te Leiden, waar
hij zich toelegde op de wijsbegeerte, oude
letteren, godgeleerdheid en rechten. En iets
van het verhevene in dit genie beseffen wij
bij het hooran van zijn openbare debatten
over onderwerpen van wijsbegeerte, op vijf
tienjarigen leeftijd. In 1598 vertrok hij met
Johan van Oldenbarneveldt naar Frankrijk,
waar hij meester in de rechten werd. Twee
jaar later was hij als zoodanig in het laxxd
terug en werd er 7 jaar later advocaat-gene
raal. Op zijn zeventiende jaar schreef hij
een boek „Marianus Capella". Hij genoot de
vriendschap van Janus Douza en beschreef
op bevel der Staten de Historie van de Ne-
derlandsche oorlogen. In 1613 werd hem de
aanzienlijke waardigheid van pensionaris
van Rotterdam opgedragen, met het oog op
de burgetwisten aanvaardde hij haar niet,
dan onder beding, dat men hem nimmer
afzetten zou. Lx 1609 werd zijn klassieke ver
handeling „Mare Liberum", de Vrije Zee,
voor het eerst gedrukt. Tot nu toe had het
geluk hem gediend, maar ook deze van onze
groote geleerden zou het hoofd moeten bui
gen voor de onzalige verdeeldheid ln ons
volk. Gewikkeld In de zaken van Johan van
Oldebarneveldt werd hij mede in den maal
stroom van ongenade gedompeld en in Aug.
1618 in hechtenis genomen.
Den 18den Mei 1619 werd hij tot levens
lange gevangenisstraf veroordeeld en al zijn
goederen verbeurd verklaard. Men bracht
hem 6 Juni naar het slot Loevesteln als
schuldig verklaard, dat hij de zaken vaD den
godsdienst in Holland niet alleen beroerd,
maar ook schadelijke raadslagen tegen de-
verlangd had en die hem, toen hij ze een
maal bezat, min of meer een beleediglng toe
scheen. Het duurde niet heel lang of hij kon
den slaap niet meer vatten exx bleef halve
nachten rondwoelen in zijn bed, waarbij de
zonderlingste dwangvoorstellingen in zijn
hoofd kwamen. Het weer was nu van de kook
geraakt, het regende iederen avond en als
de storm om het huis loeide, verbeeldde hij
zich stemmen en voetstappen in den tuin
te liooren en ging meermalen bevend naar
beneden uit vrees, dat er menschen in hei
huis gedrongen waren. Noodzakelijk moest
hij dan de klok passeeren; de houten poppen,
waarmede de klok versierd was. veranderden
in zijn oog in boosaardige wezens, die grin
nikten wanneer hij voorbijkwam. Zij schenen
hem met hun houten oogen aan te staren en
het was maar met moeite, dat hij zichzelf
ertoe kon bewegen om de klok voorbij te
loopen. Op een nacht toen hU weer angstig
naar beneden sloop, nu zoo goed als zeker,
dat hij geheimzinnige voetstappen op het
grint van den tuin had gehoord, sloeg op
eens de klok 4 uur, zoo plotseling, dat hij
het evenwicht verloor en met een smak van
de trap viel.
Tot zichzelf gekomen, durfde hij niet meer
naar boven gaan en ging in den gemakke-
lijken stoel in de huiskamer liggen tot het
dag werd en de spoken uit zijn hersens ver
dwenen.
Overdag was hij te lixsteloos om de groote
wandelingen te maken, waarmede hij zoo
heldhaftig begonnen was; hij dorst hei zich
zelf nauwelijks te bekennen, maar hij ver
langde innig naar zijn werk en naar zijn huis
terug en niet minder naar het gezelschap
van menschen, ook al hadden die hem, toen
hij nog in hun midden was, gehinderd en
pijn gedaan. Het was niet, dat hij nu zijn
ongelijk tegen zijn vrouw inzag, maar hij
vroeg zich toch af of het niet beter geweest
was, dat op andere manier te verklaren. Niets
zou gemakkelijker zijn geweest, dan haar op
te bellen, maar zijn ijdelheid kwam daarte
gen in verzet en hij deed het niet. Toen hij
op een morgen lusteloos en zonder energie
voor zich heen zat te staren over een boek.
waarbij hij zijn aandacht niet kon bepalen,
schrikte hij op door het bellen van de tele
foon. In een oogwenk had hij het toestel ge
grepen en luisterde gespannen naar deze
eerste stem uit de buitenwereld. Het bleek
een groote teleurstelling te zijn; toen hij zijn
naam noemde, zei de onbekende stem aan
het andere einde: ..Verkeerd aangesloten,
neem mij niet kwalijk," en hij hoorde hoe de
hoorn weer opgehangen en daarmede de
deur tot zijn medemenschen weer werd afge
sloten.
Er kwam een morgen, dat hij de energie
niet meer had om op te staan en in zijn bed
bleef liggen, om niets te moeten uitvoeren
en nergens aan te denken. Af en toe leek
het hem of hij al gestorven was. maar dan
schrikte hij opeens weer uit den dommel
door het gehate geluid van de klok, waar
van het slaan hem hoe langer hoe meer als
een kwellend lachen in de ooren klonk. In
zijn verhitte verbeelding scheen die klok een
vijand, die in zijn eigen huLs op hem loerde
en op een morgen, na een doorgewaakten
nacht vol pijnlijke dx-oombeelden, liep hij in
woede in het donker de trap af, greep zijn
zwaren stok en sloeg de klok in stukken.
..Ting! Ting!" blies zijn vijand zacht rinke
lend den laatsten adem uit.
Aan geregelde maaltijden dacht hij al
lang niet meer, het kon hem ook niet meer
schelen; wanneer hij honger voelde, beet hij
als een dier in een stuk droog brood en
smee' het overblijvende in de kamer op den
grond. Een vage gedachte kwam bij hem op.
dat dit zoo niet lang meer kon durexx. Hij
I vreesde, dat hU krankzinnig zou worden. Hij
begon hardop in zichzelf te praten en barstte
soms in een redeloos lachen uit, waarvan de
zelve en ran de rust der kerk en des lands
door heimelijke en openbare geschriften en
redevoeringen gegeven had. Gelukkig is er
aan die hechtenis nog ©en verdienstelijke
zijde. Zou Hugo de Groot wel ooit die popu
lariteit tot op den huldigen dag hebben ge
noten, als hij niet gevangen gezeten had en
ontsnapt was? Zeker zou dan niet- ieder Ne
derlander hem bij name meer kennen en de
Introductie als groot geleerde in brcede la
gen van het Nederlandsch volk van thans
zou vrij wat minder vlot gaan. En dat zou
jammer zijn want zijn „Trsctatus de jure
belle ac pacis" over het recht, van oorlog eix
vrede is tot op den dag van heden actueel.
Die ontsnapping in do vermaarde boeken
kist dan. die Maria van Reigersberg tot
„eeuwige eer" strekt, had plaats anderhalf
jaar na de gevangenzetting. De Groot, een
maal in Gorinchem, verliet de stad als met
selaar verkleed, en week naar Frankrijk uit.
waar hij aan het Hof ontvangen en met een
jaargeld begunstigd werd. waaraan men niet
al te groote waarde most hechten, omdat
hij 't toch nooit ontving- In een verweer
schrift weerlegde hij de Staten van Holland
hun beschuldigingen Na eif jaar keerde hij
in de Vereenigde Nederlanden texaxg. om er
ondanks de gunst van Frederik Hendrik weer
uit te vluchten, omdat men hem opnieuw
lagen legde. Als balling in Hamburg gewerd
hem een aanbieding van koningin Christina
van Zweden, die hem aLs gezant naar het
hof van Lodewijk den Dertienden afvaardig
de, zoodat onze landgenoot ten derdsn male
Franschen bodem betrad. Hij bleef er op
nieuw elf jaar.
Over ons land naar Zweden reizende werd
hU te Amsterdam thans met veel eer ont
vangen. Hij vroeg zijn ontslag aan Chrlstlxxa
reisde terug naar het vaderland, dat hij
ondanks de grievende bejegening trouw
bleef, maar werd onderweg ziek en overleed
te Rostock 28 Augustus 1645. Zijn lijk werd
naar Delft vervoerd en in het familiegraf be
graven. In 1771 werd een gedenkteeken voor
hem opgericht. Hij moet in het huiselijk le
ven een beminnelijk man geweest zijn. Een
zijner zoons, Pieter, genoot eenige bekend
heid als dichter. Hugo de Groot schreef zijn
werken in het Latijn, zij zijn echter in vele
talen overgebracht.
In New York werden in het jaar 1928, 339
moorden gepleegd (278 in 1927) en er hadden
464339 arrestaties plaats tegen 416917 ln 1927.
De hals van de muis heeft evenveel hals
wervels als de lange hals van een giraffe:
nJ. zeven.
De „gran" van het eiland Malta ls het
kleinste muntstuk ter wereld. Het is nauwe
lijks zoo groot als de kop van een draadnagel.
Toen Austrigild, de gemalin van koning
Guntram der Francken op het sterfbed lag.
verzocht zij haar gemaal een ander met haar
te doen sterven, opdat haar het afscheid
van de aarde gemakkelijker zou vallen. Gun
tram beloofde haar haar verzoek te zullen
Inwilligen en nauwelijks was zij overleden
of hij liet de twee geneesheeren. die haar
niet beter hadden kunnen maken, terecht
stellen.
klank hem zelf weer tot schrikken bracht.
Toen, op een avond, gebeurde er iets
vreemds; er werd zaohtjes aan de bel ge
trokken. Hij had in de laatste dagen in het
geheel geen aani'altlng met de buitenwereld
gehad, zoodat dit zachte bellen hem een tee-
ken van naderend gevaar scheen te zijn. Op
springende vestigde hij den blik op de deur
alsof die het volgende oogenbiik opengaan
en iets schrikwekkends doox'laten zou. Er
werd nogmaals gebeld, nu wat harder en
tegelijk hoorde hij de stem van zijn vrouw,
die buiten zei: „Doe open, ik ben het." Er
kwam neiging in hem op om naar de deur te
snellen en met haar te vluchten weg. ver weg
van deze verschrikkelijke eenzaamheid. Toch
deed hij het niet. hij herinnerde zich nog
woord voor woord, wat hij bij het afscheid
tot haar gezegd had: „Als je mij niet uit
drukkelijk excuses maakt voor al Je tallooze
fouten en tekortkomingen van de laatste
drie maanden, dan zie je mij nooit hier in
huls terug."
In die tegenstrijdige stemmingen ging hij
langzaam, de nagels ln de handpalmen druk
kend om zichzelf te beheerschen, naar d©
deur, en schoof er de knip af.
Buiten stond zijn vrouw.
Zij had een taschje in de hand, waaruit ze
iets wits nam.
Het was een overhemd.
Zij zei rustig: „Ik heb aan een van je over
hemden nieuwe knoopjes gezet." en reikte
het hem toe. Hij staarde haar aan en gaf
geen antwoord, maar hij begreep hoe verwil
derd hij er uit moest zien aan den schrik in
haar oogen. Toen zei ze met grooten tact
niets anders dan: „Ga je mee naar huis,
Eduax'd?"
En opspi'Ingende trok hij haar mee uit dc
deur en ging, zich aan haar vastklemmende
met de gewaarwording van een be (rijde ge
vangene mee naar huis terug. Zij vroeg of
hij geen Jas aan moest trekken en geen
hoed opzetten, maar het scheen niet tot
hem door te dringen. Hij gaf geen antwoord,
maar liep, steeds vlugger haas voorttrekken
de, mee naar huls en zonder een oogenbiik
om te zien naar Buitenrust, dat een hel voor
hem geworden was.
Ik vermoed dat de lezers dit een akelig
verhaal zullen vinden en daarom zeg ik er
dadelijk bij, dat het binnen drie dagen alles
in orde was gekomen. Een man, die behoor
lijk geschoren, behoorlijk gevoed in zijn ge
wone omgeving teruggekeerd is. loopt spoe
dig genoeg in het maatschappelijk gareel,
dat hij zoo onvoorzichtig verlaten heeft,
weer mee. Na drie dagen moest Eduard Lo
dewijk tegenover zichzelf wel erkennen,
dat zijn vrouw de uitdrukkelijke excuses,
waarvan hij de formule zoo netjes had op
gesteld, nooit gesproken had en ook zeker
nooit uitspreken zou, maar hij vond een poo-
vere triomf in het feit, dat zij nieuwe knoop
jes had gezet aan een van zijn overhemden
en hem dat zelf was komen brengen.
Zoo nemen we, wanneer wij niet kunnen
krijgen wat wij wenschen, genoegen met
datgene, wat men oixs geeft.
En in vertrouwen gezegd, zoudt u mecnen,
dat een vrouw, aan wie een bepaalde ver
ontschuldigingsformule was opgelegd, er ooit
toe zou kunnen komen die uit te spreken,
zooals men haar die had voorgezegd? Gij
gelooft het niet en ik ben zeker van n'.-t.
Daarom was de tact van Eduard Lo-< -vjj:-
veel geringer dan die van zij"» vrcv:
de verzoenende kneopjss en h'.cru.'
weer bewezen, dat een vrouw het ln
verre van on« wint.
Maar Buitenrust staat te huur. En als u
iets voelt voor een aardig optrekje, van alle
gemakken voorzien, 2 minuten van do tram
wat allemaal niet heclemaal waar is) dan
is het voor een prijsje te huur.
FIDELIO.