Pi ¥1 iüei ;rvai j NETTE. p MM EÊM\ NAAR HET ENGELSCH VAN ETHEL M. DELL. EERSTE DEEL HOOFDSTUK I Lady Varleigh de onoverwinnelijke „Lieve", zei Lady Varlelgh met nadruk, „neem mijn raad aan hij is gegrond op rijpe ervaring laat de zaak niet te lang blauw blauw! Als ik bijvoorbeeld jong ge trouwd was, zou het er heel anders uitgezien hebben. Terwijl ik mij nu van twee mannen moest laten scheiden niet omdat het in de mode is maar omdat ik het eenvoudig niet langer met hen kon uithouden". Zij zuchtte. „En verveling la het ergste, wat iemand overkomen kan, lieve. Ik denk er aan, lieve, dat ik beloofd heb heden een debat-avond te openen in het Instituut, over ja, waarover denk je wel hoe wij onze mannen het best uit het café kunnen houden en waarachtig, ik weet niet wat ik anders moet voorstellen dan dat de vrouwen dan maar met hen mee moeten gaan; dat helpt misschien, arme vrouwtjes! En, lieve, die goede Sir Philip zal den voorzittersha mer zwaaien stel je eens voor! Het gaat mij aan het hart hem te ergeren, maar kan ik het helpen? Ja, lach mij maar uit, Jean- nette. Als je maar eenmaal met een platte- landschc grootheid getrouwd bent, zul je pas beseffen wat bet zeggen wil". „Lieve Lady Varleigh", zei Jeannette, „wat kan u ooit bewogen hebben met hem te trouwen?" Lady Varleigh liet een diep en zeer verge noegd lachje hooren. „Je kon beter vragen wat hem bewogen heeft met mij te trouwen, lieve. Ik ben zonder eenigen twijfel de lee- lijksle vrouw, die hij ooit leerde kennen. Ik heb hem minstens vijf malen afgewezen, voor ik den wanhoopssprong deed, en de meeste menschen zullen toegeven, denk ik. dat ik in den regel een vrouw van mijn woord ben. Ja, ik gaf hem de bons Jeannette. voornamelijk omdat hij destijds een kuch had. die mij altijd aan een auto-hoorn deed denken, en ik was bang dat het chronisch was. Nu is het over; tenminste, hij hoest al leen nog maar zoo, als ik er verkeerde dingen uitflap, en dan is het mij van zooveel hulp, dat ik geleerd heb mij er in te schikken". „Hoe heeft hij daartoe den moed!" riep Jeannette uit. „O, hij is geen zier bang voor mij", zei Lady Varleigh. „Waarlijk, hij springt som tijds voor mij In de bres al6 een man, en dan bewonder ik hem, den armen, bespotte- lijken man. Want hij verbeeldt zich dan echt, dat hij indruk maakt, en ik heb niet het hart hem zijn illusie te ontnemen. Want weet je, hij verschilt zoo van de anderen hij is zoo onnoozel, Jeannette. En daarom hangt hij mij nooit de keel uit. Ja, een flinke woordenstrijd met Sir Philip is net zooveel waard als twaalf voorstellingen in de kome die. Ik kan hem zonder moeite tot de hoogste koorts-temperatuur opjagen. Het is zoo ver makelijk". Zij lachte weer, tot haar vleezige schouders er van schudden en trok daarbij een gezicht, dat onweerstaanbaar komiek was. Het meisje, dat tegenover haar zat, was in ieder opzicht anders dan zij: klein, kaars recht, tengex, met een bliksemsnelheid in haar bewegingen, die onwillekeurig boeide. Kaar wenkbrauwen waren lang en smal, en haar grijze oogen bijna even helder als die van een havik. Zij bezaten deze eigenaardig heid, dat de onderste oogharen langer wa ren dan de bovenste een kenmerk, dat volgens Lady Varleigh Iemand stempelde als „gevaarlijk", en het was zeker dat het een vreemde uitdrukking verleende aan haar ge zicht en er een trek van geheimzinnigheid en geslotenheid aan gaf. Haar neus was kort en dun; haar mond, evenals haar wenkbrauwen, volkomen recht, licht samen geperst als hij in rust was, maar zeer bewe gelijk wanneer zij sprak of lachte. Haar tan den waren kort, vierkant en regelmatig, haar kin was eveneens kort, maar te puntig om mooi te zijn. Het was een treffend ge laat, eigenaardig gedecideerd; sommigen noemden het bovenaardsch, zelfs tragisch, ofschoon in die dagen niemand Iets tragisch met Jeannette Wyngold in verband bracht. Zij was de koningin van haar klein rijk, en telde haar aanbidders bij de vleet. Misschien was het niets vreemds, dat er een zweem van trots lag in de fijne buiging van haar hals, in de teere rechtheid van haar hou ding. Want haar vriendin, Lady Varleigh, was de eenige, die zich aanmatigde, haar oordeel over haar uit te spreken en deze stond spreekwoordelijk bekend als ontzag te hebben voor niemand. Maar van den ande ren kant was het oordeel van Lady Varleigh nooit afbrekend, en de liefde, die zij het jonge meisje toedroeg, was voldoende om iiaar tot een bevoorrecht persoon te "maken. Jeannette nam het haar nooit kwalijk, als zij geen blad voor den mond nam en zou zelfs niet gewenscht hebben dat zij anders sprak. ZU vond het belangwekkend naar haar raadgevingen te luisteren, al had ze zich bij voorbaat voorgenomen geen anderen zin dan haar eigen te volgen. „Ik wou dat ik u gekend had, toen ge zoo oud waart als ik", merkte zij eensklaps op. „Ik geloof ik kan het niet helpen dat wij tamelijk eender geweest zouden zijn". Reeds het denkbeeld alleen, maakte Lady Varleigh aan het lachen haar verkwik kende, zorgelooze lach. .Allerminst, lieve. Geen sprake van. Ik ben mijn geheele leven een lcelijke vrouw geweest, bedenk dat wel. en ik heb om mijn plaats moeten vechten. Als meisje, zou je mij gehaat hebben en ik jou. Wij zouden de doodelijkste vijandinnen geweest zyn. Ja, ik geloof waarlijk, dat onze kleine wereld niet groot genoeg geweest zou zijn voor ons beiden". „Hoe ongerijmd!" riep Jeannette, maar haar fijn gelaat kleurde flauw toen zij sprak, als lag er een uitdaging in haar woorden. „Volkomen ongerijmd!" gaf Lady Varleigh zachtzinnig toe. „Omdat het, gelukkig, on mogelijk is. En zoo zullen wc geen van iweeën ons evenbeeld ontmoeten, en voort gaan onszelven te handhaven in onze eigen sfeer, zoo lang wij er in blijven." „Hebt gij u altijd kunnen handhaven? vroeg Jeannette. „Maar dat spreekt vanzelf, lieve Lady Varleigh de Onoverwinlijke!" Dat is zooals je het noemt", antwoordde Lady Varleigh. „Ik heb nog nooit een vrouw ontmoet, die ik niet de baas was, en maar één man". De oogen van Jeannette flikkerden even. „Sir Philip?" vroeg zij. De schouders van Lady Varleigh schudden weer. „Mijn lieve kind! Sir Philip. Maak mij nu niet aan het lachen, of ik krijg het be nauwd! Sir Philip! Maar kind, maar kind!" Zij wischte haar oogen af. „Nog een kop thee, Jeannette? Neen? Zullen wij dan den tuin ingaan?" Nog steeds lachende, stond zij op en stak een hand uit. Jeannette sprong vlug op en vatte haar. „Zal ik een sjaal voor u halen?" bood zij aan. „Neen neen! Ik zal geen kou vatten. Je bent zoo vief als een zwaluw, kind. Wat is het toch heerlijk, jong te zijn. Geniet er van zoo veel je kunt!" „Vindt ge niet, dat ik dat al doe?" vroeg Jeannette. De oudste vrouw bleef een oogenblik op den drempel van de tuindeur staan, en haar gezicht, met zijn donkere, sterke trekken, werd eensklaps ernstig. „Je moest trouwen liefste", zei ze. „Maar waarom?" verzette Jeannette zich. „Tijd genoeg". „Hoe weet je dat?" hernam Lady Varleigh. Zij legde haar handen op de smalle schou ders van het meisje en haar zwarte oogen boorden zich diep in de grijze. ,3en Je hem nog niet tegengekomen, Jean nette?" vroeg zij. „Neen", antwoordde Jeannette kort en bondig. „En morgen word Je een en twintig!" zei Lady Varleigh. „Kan ik het helpen?" gaf Jeannette ten antwoord. „En men zegt, dat je de laatste twee jaren de meeste aanzoeken gehad hebt van alle meisjes uit het land". „Dal is nogal natuurlijk, dunkt mij", zei Jeannette met een lachje, dat niet vrij van cynisme was. „Lieve", ging Lady Varleigh voort, „nie mand zou je een huwelijksvoorstel doen, als hij niet van je hield. Hij zou gewoon niet durven". „Och, houden doen ze wel van me", zei Jeannette. „Maar och, ik voel mij het beste zooals het nu is. Ik heb nog nooit een man ontmoet die vergeleken kan worden met mijn vader. „Weet je dat zeker?" vroeg Lady Varleigh. Jeannette maakte een beweging als vond zij het nu mooi geweest. „Hij is de eenige man op de wereld die mij waarlijk kent en liefheeft". „Daar ben ik benieuwd naar", zei Lady Varlelgh. „Ik ben er van overtuigd", antwoordde Jeannette. „Alle anderen zien een meisje, tamelijk knap, ontzettend gezocht, fabelach tig rijk, ontwikkeld, chic, vol levenslust en zij zijn verblind en worden verliefd. Ik zou wel eens willen weten" zij hield op „neen. eigenlijk ook niet. Ik weet het al, zoodra als het begint". Lady Varleigh knikte. „Ja. Dat had ik ten minste op je voor. Ik had nooit last van die soort van bijgedachten. Zij verlangden altijd en alleen mij en ik wist het. Niet mijn geld want dat had ik niet. Niet mijn schoon heid want die liet alles te wenschen over en doet het nog. Ook niet mijn scherp ver stand ik was zoo slim dat verborgen te houden. En mijn eigenschappen zijn ook niet bepaald ideaal. Maar al die tekortkomingen, lieve, zijn zuiver oppervlakkig. Kom je den man tegen dien je kunt liefhebben, dan tel len ze niet meer mee. Zoo is het leven één opeenstapeling van vooroordeelen, die niets om het lijf hebben. Is de groote liefde daar, dan schuift men ze alle terzijde. Het kan hem niet schelen, of je een prinses of een bedel meisje bent. Dat is de liefde, beste meid. Zij. weet altijd een uitkomst". „Zoo?' zei Jeannette. „Maar" en zij keek ongeloovig „hoe weet men het?" „Ik houd van je oogen", merkte Lady Var leigh geheel buiten het onderwerp om op. „Zij houden zoo echt ondeugend verborgen wat er achter ligt. Alleen daarom zal iemand op een goeden dag verliefd op je worden Je zult hem aantrekken als een magneet. En hij zal je volgen je achterna loopen je veroveren en zijn schat in jouw hart vin den". „Ik weet niet zeker, of ik een hart voor zulke dingen heb", antwoordde Jeannette met een licht fronsen van de wenkbrauwen. De vrooüjke lach van Lady Varlelgh deed haar opzien. „Hoor nu zoo'n cynisch meisje eens! Zal ik je eens zeggen, hoe het met dat hart van je gesteld is? Het heeft er te veel, om een keuze uit te doen. Je bent critisch geworden op jouw leeftijd! Daarmee fop je jezelve, Jeannette. Wel, als je zoo voort gaat, krijg je nooit een man!" „Zou dat zoo erg zijn?" zei het meisje. „Wat weet je van het leven?" vroeg Lady Varlelgh. „Alles wat ik er van verlang te weten", antwoordde Jeannette. „Je kent er nog niet eens de eerste begin selen van", hernam de oude vrouw. „Hou je van kinderen?" „Och, dat gaat nog al", zei Jeannette op haar achtelooze manier. „Dat verheugt mij. Maar toch, lieve, be denk eens welk een vreugde het moederschap kan geven!" Jeannette bewoog zich onrustig. „Ook zon der dat kan ik gelukkig zijn". Lady Varleigh zuchtte. „Het werd mij nooit vergund. Was ik moeder geworden, dan zou mijn leven anders geweest zijn. Jeannette, het zou mij verdriet doen, als je leven zoo werd ais het mijne". Jeannette trok haar wenkbrauwen hoog op. „Maar u is drie malen getrouwd geweest!" riep zij uit. Op de zucht van Lady Varleigh volgde een lachje. „Dat is waar. Maar als ik kinde ren gehad had, zou ik slechts éénmaal ge trouwd zijn. Lieve hemel, kind, je denkt toch niet, dat ik op die wezens verliefd was? O, neen neen! Het was alleen de angst voor de eenzaamheid het verlangen om met iemand te kibbelen niets anders". „O!" riep Jeannette. „En waarom houdt u dan tegenover mij een zedepreek over de liefde?" „Omdat JU anders bent". De oogen. die in de hare keken, kregen als bij tooverslag een zachtere uitdrukking. „Jij bent een meis je, en de wereld ligt aan je voeten. Dat zal niet altijd zoo blijven, lieve, en ik wou dal je de gelegenheid waarnam, zoolang zij zich aanbiedt. Nu heb je nog niet lief, maar on der de velen die je begeeren moet er een zijn, dien je liefhebben kunt. De lente gaat voor bij Jeannette, en de zomer ook. En dan ko men de donkere dagen en de lange, koude nachten. En dan zul je eenzaam zijn en te rugdenken aan je verspeelde kansen. En geen van de dingen, die je nu het hebben waard acht, zullen je dan troosten. Je zult niets anders kennen dan de smart der een zaamheid en de ledigheid van een wereld die jou vergeten heeft. En de minnaars van vroeger zullen getrouwd zijn en in hun eigen huis wonen, omringd door hun kinderen. Zij zullen nooit aan je denken, Jeannette, tenzij met een voorbijgaand woord van beklagen, of met een schimpscheut aan jouw adres". „Laat ze gerust!" antwoordde Jeannette met een korte flikkering in de oogen. „Neen, luister eens kind! Dat is nog niet alles. Onder hen is misschien de ééne ware, die de snaren van je hart had kunnen laten trillen, als het hem vergund geweest was. Hij zal vaker aan je denken, lieve. Je zult de verloren droom van zijn leven zijn. Hij zal zich vergenoegen met den afval, terwijl JU je in jc ledige huis alléén van den honger verteert". „Wel een aandoenlijk beeld!" lachte Jean nette. „Maar Ik geloof niet, dat het zoo zal uitkomen. Er zal altijd iets wezen, dat beter is, dan alléén bij den haard te zitten". „Dat is waar", hernam Lady Varleigh. „Te gen dien tijd zul je misschien je eigen brood moeten verdienen. De wereld staat op haar kop, lieve, en fortuinen wisselen. Tegenwoor dig is men van niets zeker. Een nieuwe re den, om het niet te lang uit te stellen, Jean nette, en alles zal meewerken om je gelukkig te maken!" Zij nam het meisje bij den arm en betrad met haar het zonnige terras, dat zich aan de voorzijde van het huis op het zuiden uit strekte. De warme herfstzonneschijn golfde in een gouden gloed over de groene hoogten van Varleigh Park, waar konijnen met bru tale zorgeloosheid hun holen in- en uitwip ten en de kraaien geluidloos heen en weer vlogen tusschen den gordel van olmen, die de hellingen bekroonden. „Ja, het is beter dan Starfields", zei Jean nette. „Als ik een landgoed bezat als dit, zou ik het eeuwige leven wenschen". „Dat moet men toch, als men kan", ant woordde Lady Varleigh practisch. „Ik zou wel eens willen weten, hoe het is, om zeer arm te zijn", peinsde Jeannette overluid. „Soms denk ik, dat geld eigenlijk niet aan mij besteed is. Ik zou het prettig vinden, te moeten overleggen en bezuini gen". „Wacht, tot het een noodzakelijkheid voor je geworden is, lieve!" Lady Varleigh sprak met ongewonen ernst. „Veel aardigheid is er niet aan, dat kan ik je verzekeren". „O, maar ik bedoel niet hetzelfde als gij", verdedigde Jeannette zich. „Ik zou alle standsgevoel op zijde zetten. Door zooiets zou ik mij niet laten hinderen". „Dan zou je je stand verliezen", hernam Lady Varleigh. „Ja, je mag er om lachen en je verbeelden, dat je het beter weet, kleine feeks! Maar stand is een zeer kostbaar iets. Stand is een schild tegen verkeerdheden, die geheel buiten iemands ervaring liggen. O, het zou je niet aanstaan, Jeannette! Trouw, meisje, trouw, en zet die dwaze denk beelden uit je hoofd!" Jeannette begon te lachen. „Kijk, ge ziet er geheel verschrikt uit. En als ik trouw zooals gij mij aanraadt wie zegt mij dan dat ik gelukkig zal zijn?" „O, de kansen op geluk worden daardoor zooveel grooter", stelde Lady Varleigh haar gerust. „Men wordt kieskeuriger, veeleischen der naarmate men ouder wordt. O, geloof mij, Jeannette, het is veel beter te trouwen als men jong is. Dan staat men sterker. DaarnadaarnaZij hield op en drukte den arm van Jeannette een paar oogenblikken stevig; toen eindigde zij met zachte stem: „Wees door mij gewaarschuwd, lieve!" Jeannette zag haar aan, en haar Jeugdig gelaat droeg een vreemdsoortige uitdrukking van bewondering, met medelijden vermengd. „Lieve Lady Varlelgh de Onoverwinlijke", zei zij. „Dank je, lieve" antwoordde Lady Varleigh met een plotselingen terugkeer tot haar ge wonen, nuchteren spreektoon. „En nu is de vraag maar, wie van 'de velen zal het zijn?" HOOFDSTUK II DE KEUZE „Wie van de velen?" herhaalde Jeannette, en zij lachte. „Ik zeg u. Lady Varleigh, dat er niet één is neen. niet één voor wien ik mijn vader een enkelen dag in den steek zou laten!" „Ho, hol" riep Lady Varleigh. „Daar wil ik niet van hooren. Wij zullen aannemen dat je een doodgewoon meisje bent, met een gewo nen vader versta je, meisje? Niets anders dan een vader van het gewone zelfzuchtige manlijke type; want egoïsten zijn het allen, weet je, of je hen op de handen draagt of niet. En inplaats van een geblaseerd, ondeu gend, cynisch meisje te zijn moet jij pro- beeren te denken en te doen als een jong, verstandig meisje, dat maar geen vinger voor het uitsteken heeft, om te krijgen wat zij verlangt. Je bent dus nooit in de couran ten vermeld als de mooie juffrouw Wyngold de dochter van den rijksten bankier van het land. Je bent nooit voorgesteld aan het hof. Een jachtbal 's winters, en een tennis wedstrijd iederen zomer, ziedaar alles dat je in de wereld meegemaakt hebt. Je bezit maar twee japonnen voor het heele seizoen, en die draag je door elkander. En je kunt niet meer dan één paar schoentjes per jaar koopen". „Dat zou ik niet prettig vinden", merkte Jeannette aan. „Natuurlijk niet, lieve. Maar hoe verrukt zou je zijn over de nieuwe, als je ze gekocht had! En wat je uiterlijk betTeft, zoo heel mooi ben je natuurlijk ook niet. Dat vindt niemand. Een interessant uiterlijk ls het hoogste waarop je aanspraak mag maken. Je hebt in je oogen dien onbegrijpelijken blik, die den mannen een raadsel is. Ik ge loof niet, dat de domooren zich druk om je zouden maken. Maar de bedriegers zouden zich om je verdringen". „Dat is tenminste iets", zei Jeannette. ..Dat is het, lieve maar iets vrij gevaar lijks. Als je niet zoo door rijkdom beschermd en ingesloten werd, zou ik bang voor je zijn. Maar komaan! Wij veronderstellen alleen maar. Maar juist het uitkijken naar de ware liefde in je omgeving is oorzaak van je on zekerheid. Je bent een raadsel, Jeannette. Ik wed, dat je niet eens je eigen waarde zou kunnen begrijpen, als je het probeerde". „Ik weet waarvan ik houd en waarvan ik niet houd", zei Jeannette. „Jawel, lieve. En dat is nuttig, dat geef ik toe. Het is meer dan de meesten van ons kunnen zeggen en vereenvoudigt de zaken zeer. Maar kom, we zullen nu de lijst eens nagaan van hen, die je zeker zouden lief hebben om jezelve, en aan wie jij dus in siaat moet zijn je wederliefde te schenken. In de eerste en de voornaamste plaats na tuurlijk, is daar de jonge Wetherby een achtenswaardig jongmensch, lieve zoo trouw als een hond en voor den drommel geen dwaas. Ik heb altijd gemeend, dat je hem nooit op zijn rechte waarde wist te schatten. En toch „Als 't u blieft, Lady Varleigh" Jeannet te viel haar met groote heftigheid in de rede „Buck Wetherby mag alles zijn wat goed is. maar hij komt niet op de lijst voor en zal dat ook nooit". „Houd je dan niet van hem?" vroeg Lady Varleigh. „Ik verfoei hem", antwoordde Jeannette. „Dat is somtijds een goed begin." Lady Varleigh sprak peinzend. „Heb je nooit be dacht, lieve „Dikwijls, dikwijls!" viel Jeannette ten tweeden male driftig uit. „Ge zegt dat hij geen dwaas is. Hi) is het wel, zeg ik, als hij zich een oogenblik één enkel oogenblik verbeeldt dat een vrouw twee malen naar hem zou kijken, als er binnen een omtrek van honderd mijlen een andere man aanwe zig is". „Ik vind, dat je een beetje hardvochtig over hem oordeelt", kwam Lady Varleigh daartegen op. „Volstrekt niet", hernam Jeannette over tuigen. „Ik kan te allen tijde met Skittles en Bandy opschieten. Maar met Buck geen vijf minuten". „Eigenaardig!" overpeinsde Lady Varlelgh „Maar toch is hij de eenige van den geheelen troep, dien ik er voor aanzie dat hij je be geert, alléén om jezelve". „Brr!" zei Jeannette. Haar gezicht gloeide n opwinding. „Al was hij de eenige man in de wereld, dan zou ik hem niet willen hebben". „Hij is een heer", merkte Lady Varlelgh op. „O, ja, dat weet ik. Maar hij is zoo ernstig zoo hoogst deugdzaam zulk een wan hopig brave Hendrik. Stel u hem eens voor als hij vijftig is! Houd als 't u blieft op! Het is te afschuwelijk om aan te denken. Hij is de saaiste jonge man dien ik ooit ontmoet heb. Ik zou hem nooit met geen moge lijkheid kunnen trouwen". „Och", zei Lady Varleigh, „Je zou een slech tere partij kunnen doen. Zooals Punch eens zeer terecht opmerkte; „De goeden zijn al tijd saai". Maar om het even, wij zullen ver der gaan. Ik vermoed,' dat noch Skittles, noch Bandy groot genoeg zijn, om in den smaak van uwe majesteit te vallen?" „Ik zou Skittles niet zoo erg vinden, als hij tien jaren ouder was", antwoordde Jean nette. „Trouw nooit een man, dien je niet zoo erg vindt!" vermaande Lady Varleigh. „Dat is eenvoudig het kwade zoeken een huis op los zand gebouwd. Maar bovendien, Skittles zou je niet willen hebben zonder je pluimage. Bandy wel. Maar och Bandy is Bandy, niet waar?" Jeannette krulde haar bovenlip. „Och, van Bandy houd ik wél", zei ze. „Hoe langer hoe erger 1" riep Lady Var leigh uit. „Je zou hem nog hartgrondiger verfoeien dan Buck, vóór de wittebroodswe ken voorbij waren". „Dat zou niet kunnen!" riep Jeannette. „Jawel, lieve, je zou het weL Buck zou zich aanpassen en tenminste je achting winnen. Maar Bandy niet. Bandy zou mokken en je laten zitten". „Ook al goed. Weg met hen allen!" her nam Jeannette. „Ik moet werkelijk niets van hen hebben, behalve van Skittles, die zoo heerlijk danst, dat ik geloof dat ik hem het jawoord zou geven, als hij lang genoeg aanhield". „Wees niet zoo kinderachtig!" berispte Lady Varleigh. Maar enfin, door de Wetner - by's halen we dus een streep, nietwaar? Het is wel handig zoo te zitten. Dus verder, wat denk je van den Honourable Jack?" kapitein Friar!" Jeannette trok een ge zicht. „Hij is een kranig sportsman, dat is waar", liet zij vriendelijker volgen. „Wij zou den het niet met elkaar aan den stok krij gen, geloof ik. Maar denk eens aan zijn moeder! O, neen, ik kan er niet aan den ken". „Ik ook niet", stemde Lady Varleigh In. „En zij is bovendien een mensch dat eeuwig m leven belooft te blijven. Nu, dan de vol gende! Je buurman, Majoor Sfcerne bijvoor beeld. Wat heeft hij misdaan?" ,3e Paijnekoek!" riep Jeannette, „Denkt u dat hij mij zou willen hebben zonder mijn geldbuidel?" „Ik geloof, dat hij zich zeer tot je aange trokken voelt", zei Lady Varleigh. „Maar het is waar hij is niet zoo bar rijk. En hij is eigenlijk al getrouwd met zijn hoenderpark. Heeft hij je nog nooit gevraagd, Jeannette?" „Neen, maar hij heeft mij méér dan eens te kennen gegeven, dat het mij slechts een woord behoeft te kosten. Ik beschouw hem als de aardigste van den heelen troep, maar met Audrey Wilmot zou hij veel gelukkiger zijn dan met mij. Jammer, dat hij dat niet inziet, want zij is tot over de ooren op hem verliefd". „Waarschijnlijk houdt hij ook meer van haar", merkte Lady Varleigh op, „maar hij begrijpt, dat zij te kostbaar voor hem is". „Zoo erg kostbaar kan zij niet zijn. Zij is maar de dochter van een dokter", antwoord de Jeannette. „Maar anders zoo'n mooi meisje". Lady Varleigh had eenigszins medelijdend gespro ken. „Het is licht begrijpelijk, niet waar?" „Neen, het is heelemaal niet begrijpelijk." Jeannette stoof eensklaps op. „Als hij waar lijk van haar houdt is het een schande dat hij naar een ander meisje omziet. Meer heb ik er niet van te zeggen. „Maar jij bent ook zoo aantrekkelijk, lie ve", bracht Lady Varleigh haar onder het oog. „Dat kan me niet schelen. Audrey is een schat en het is laag van hem haar zoo te behandelen als hij van haar houdt". De stem van Jeannette trilde van verontwaardi ging. „Lieve, je weet welk soort man hij is. Hij zal haar waarschijnlijk trouwen, wanneer jij heb tenslotte de bons gegeven hebt. En vol gens dezelfde theorie zal Skittles de kleine Valerie West trouwen, en Bandy zal Daphne Somers nemen. Het zal gaan zooals ik ge zegd heb, Jeannette. Alle vroegere minnaars zullen trouwen op één na. En misschien doet hij het eindelijk ook, hoewel hij zijn droom nooit zal vergeten. Dat is het af schuwelijke ervan. Er is altijd één droom, dien men nooit kan vergeten". „Ik geloof niet, dat Skittles ooit met Va lerie trouwen zal", zei Jeannette. „Het gebeurt toch, lieve. Let op mijn woorden! En zij zullen een zeer gelukkig paar vormen. Warempel, ik geloof, dat je half verliefd op Skittles bent. Maar je mag hem met trouwen, jeannette. Je zou hem nooit leeren verdragen. Je zou het nooit met hem kunnen vinden. Een geschikt minnaar, dat erken ik, maar een ongeschikt echtge noot. Het zal Valerie niet zoozeer kunnen schelen. Maar jij o, neen, niet jij, lieve. Komaan, wij gaan verder. Wie volgt er nu op de lijst? O ja, Lord Conister? Hoe staat het met hem?" Jeannette wierp het hoofd achterover. „Heeft hij ook al iets op zijn geweten?" vroeg Lady Varlelgh. Het meisje begon te lachen. „Neen, niets. Hij staat te hoog, niet waar? Zou u denken dat hij zich ooit zou neerbuigen om een ban kiersdochter te vragen Lady Conister van Culverley te worden?" „Ik zou niet weten waarom niet. Hij zou van geluk mogen spreken, als hij je kreeg", verklaarde Lady Varleigh met warmte. „Maar hij is zeer koel en aristocratisch. Van hem ben ik niet zoo zeker, lieve. Houd je soms van hem?" „Ja", antwoordde Jeannette op haar kortê, besliste manier. „Ja". Lady Varleigh trok haar zware wenkbrau wen omhoog. Haar oogen stonden wijd open. „Vraiment, Jeannette! Hou je van hem?" „Ik weet het niet precies", antwoordde Jeannette haar voorhoofd rimpelend. „Maar lieve!" riep Lady Varleigh uit. „Zou dat niet prachtig uitkomen!" „Ik weet het niet precies", herhaalde Jeannette. Lady Varlelgh klapte geestdriftig in haar handen. „Ik zie je reeds!" riep zij uit. „Ik zie je reeds, Jeannette een volmaakt ju weel in een volmaakte zetting. Lady Conister van Culverley! Lieve, hij is een vriend van het Koninklijk Huis! Ga eens na! Je zou den Koning bij je op visite kunnen vragen!" De oogen van Jeannette glinsterden even. „Maar ik zou niet met hem trouwen, om den Koning bij mij op visite te kunnen vragen", merkte zij op- „Neen!" gaf Lady Varleigh haar gelijk. „Maar omdat je van hem houdt. Hoe heer lijk, Jeannette! Wat ben ik blij, lieve. Mis schien zal hij morgen aanzoek om je doen. En dan neem je hem aan, nietwaar?" „Ik weet het niet precies", antwoordde Jeannette voor de derde maal. „En het is best mogelijk dat hij geen aanzoek doet". „Lieve, ik weet zeker, dat hij het doen zal. En dan zeg Je immers „Ja"? Kom, dat moet je me beloven. Het is van zulk groot belang. En het zou inderdaad zulk een schitterende partij voor je zijn, ofschoon dat er voor jou natuurlijk minder op aan komt. Maar zoo bedoel ik het niet lieve. Maar het zou heer lijk zijn, nietwaar, lieve, als de Koning bij je kwam logeeren? Misschien mag ik dan een beetje komen helpen? O, ik zou vol strekt niet in den weg loopen". Zij hield op om op adem te komen. „En hij is zoo'n aar dige man ook Lord Conister, bedoel ik. Van die solide, bedaarde soort, lieve, zoo aantrekkelijk voor sommigen van ons en zoo onuitstaanbaar voor anderen! Komaan, Jeannette! Je zegt immers „ja" als hij je vraagt?" „Dat hangt er van af", zei Jeannette. „Van wat, lieve?" De vraag werd bijna koortsachtig door haar vriendin geuit. „Van de wijze, waarop hij het doet", ant woordde Jeannette. „O, maar geen enkele man ziet er op zijn voordeeligst uit, als hij een meisje vraagt. Op zoo'n oogenblik mag je ook niet te veel verwachten. Zie hem zoover te krijgen, dat hij zijn aanzoek doet, ziedaar de hoofdzaak. Kom nu, lieve, beloof het mij! Je zult hem toch niet afwijzen, als hij van wal steekt?" De scherpe oogen van Jeannette wierpen een blik om zich heen, als zochten zij den horizon af. Hun zoeken was als het fladde ren van een vogel. Toen zij tot rust gekomen waren, ontmoetten zij den blik vol verwach ting van Lady Varleigh met een flauw lachje er in het lachje dat iets verbergt. „O neen!" zei zij. „Ik zal hem niet afwij zen. Maar hij zal mij het hart niet breken als hij niet van wal steekt". „Wat ben je toch een vreemd meisje, Jeannette!" hernam Lady Varleigh. „Maar ik houd veel van je ik houd zooveel van je! Nu is het dus uitgemaakt, niet waar? En nu ben ik dol nieuwsgierig naar al de voor bereidingen voor morgen", jSKR HOOFDSTUK HL Norman Wyngold De voorbereidingen, waarin Lady Varlelgh zulk een levendig belang stelde, werden op de meest uitgebreide schaal getroffen. Het bereiken van de meerderjarigheid door Jeannette Wyngold, de dochter van den grooten bankier, was een gebeurtenis van belang voor Bent/bridge en den geheelen om trek. Het was algemeen bekend, dat Norman Wyngold zijn dochter verafgoodde, en het feit, dat zij de eenige erfgename van zijn onnoemelijke schatten was, was op zichzelf reeds voldoende, om haar een vooraanstaan de plaats in het maatschappelijk verkeer in het graafschap te geven. Haar jeugd en haar ontegenzeggelijk persoonlijke bekoor lijkheid omringden haar met een sfeer vaQ romantiek. Hoewel zij twee jaren geleden haar intrede in de uitgaande wereld gedaan had, had zij zich in de Londensche gezel schappen niet vrij bewogen. Zij gaf niet veel om Londen en voelde zich tot het koortsach tig najagen van vermaken niet aangetrok ken, zoodat zij als het ware aan den rand van de draaikolk was blijven staan. Maar zelfs daarbij was de vreemdsoortige, geheim zinnige bekoring die van haar uitstraalde, niet onopgemerkt gebleven. Een deel van de bewondering was aan haar voeten gelegd, Zij had reeds het eerste seizoen kunnen trouwen, maar niet gewild. Sommigen be weerden dat de liefde voor haar vader de reden er van was. Anderen zeiden dat haar rijkdom haar bedorven had, en dat zij eer- Zóchten koesterde, die haar op het gewone huwelijk met minachting deden neerzien. En er waren er enkelen, zooals Lady Var leigh, die haar tegenzin toeschreven aan voorliefde voor een onafhankelijkheid, waar van, zoo iemand, zij ten volle genieten kon. Maar wat de reden ook zijn mocht, zij had ieder huwelijksaanzoek onveranderlijk en onverbiddelijk afgewezen, en nu, aan den vooravond van haar ecnentwintigsten ver- Jaardag, was zij nog steeds de koningin van haar klein hof. De feestelijkheden bij deze gelegenheid zouden verscheidene dagen duren en ge opend worden met een groot bal op den dag zelf, en besloten met een schitterend water feest, waaraan alle gasten van Starfields en alle menschen uit de stad zouden deelne men. Het huis was vol gasten, en het meisje zelf nam de honneurs waar. Het was een taak die zij gaarne op zich nam en met groote bekwaamheid verrichtte. Niemand kon ooit van Jeannette Wyngold zeggen, dat het haar onverschillig liet of haar gasten zich vermaakten. Logeerpartijen op Star fields vielen altijd uitmuntend uit, hoofdza kelijk omdat men de gasten liet bemerken dat ieder volkomen zijn eigen gang mocht gaan. Verveling was er iets onbekends. De menschen kwamen en gingen geheel zooals ze wilden en zeer weinigen gaven zich re kenschap hoeveel hoofdbrekens het Jean nette kostte om het hun allen naar den zin te maken. Norman Wyngold wist er meer van dan de meesten. Hij kende dien trek van zijn dochter die haar tot een ideale gastvrouw maakte, en hij verheugde zich over haar populariteit met een trots, die elk genot, dat hij over zijn eigen welslagen ooit gesmaakt had, ver over trof. Het was op zijn verlangen geweest, dat de feesten ter gelegenheid van dezen ver jaardag zulke buitensporige afmetingen aangenomen hadden. Geheel Starfields werd ter eere van Jeannette in een andere ge daante herschapen. Het park en de tuinen werden kwistig versierd en geïllumineerd, de geheele stad had de vlag uitgestoken. Dien avond zou er op het meer ook een water feest gegeven worden, en het was overdekt met rijk met bloemen en vlaggedoek versier de gondels. (Wordt vervo!g*LÏ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 18