Pi ¥1
iüei
;rvai
j
NETTE.
p
MM
EÊM\
NAAR HET ENGELSCH VAN ETHEL M. DELL.
EERSTE DEEL
HOOFDSTUK I
Lady Varleigh de onoverwinnelijke
„Lieve", zei Lady Varlelgh met nadruk,
„neem mijn raad aan hij is gegrond op
rijpe ervaring laat de zaak niet te lang
blauw blauw! Als ik bijvoorbeeld jong ge
trouwd was, zou het er heel anders uitgezien
hebben. Terwijl ik mij nu van twee mannen
moest laten scheiden niet omdat het in
de mode is maar omdat ik het eenvoudig
niet langer met hen kon uithouden". Zij
zuchtte. „En verveling la het ergste, wat
iemand overkomen kan, lieve. Ik denk er
aan, lieve, dat ik beloofd heb heden een
debat-avond te openen in het Instituut,
over ja, waarover denk je wel hoe wij
onze mannen het best uit het café kunnen
houden en waarachtig, ik weet niet wat ik
anders moet voorstellen dan dat de vrouwen
dan maar met hen mee moeten gaan; dat
helpt misschien, arme vrouwtjes! En, lieve,
die goede Sir Philip zal den voorzittersha
mer zwaaien stel je eens voor! Het gaat
mij aan het hart hem te ergeren, maar kan
ik het helpen? Ja, lach mij maar uit, Jean-
nette. Als je maar eenmaal met een platte-
landschc grootheid getrouwd bent, zul je pas
beseffen wat bet zeggen wil".
„Lieve Lady Varleigh", zei Jeannette, „wat
kan u ooit bewogen hebben met hem te
trouwen?"
Lady Varleigh liet een diep en zeer verge
noegd lachje hooren. „Je kon beter vragen
wat hem bewogen heeft met mij te trouwen,
lieve. Ik ben zonder eenigen twijfel de lee-
lijksle vrouw, die hij ooit leerde kennen. Ik
heb hem minstens vijf malen afgewezen,
voor ik den wanhoopssprong deed, en de
meeste menschen zullen toegeven, denk ik.
dat ik in den regel een vrouw van mijn
woord ben. Ja, ik gaf hem de bons Jeannette.
voornamelijk omdat hij destijds een kuch
had. die mij altijd aan een auto-hoorn deed
denken, en ik was bang dat het chronisch
was. Nu is het over; tenminste, hij hoest al
leen nog maar zoo, als ik er verkeerde dingen
uitflap, en dan is het mij van zooveel hulp,
dat ik geleerd heb mij er in te schikken".
„Hoe heeft hij daartoe den moed!" riep
Jeannette uit.
„O, hij is geen zier bang voor mij", zei
Lady Varleigh. „Waarlijk, hij springt som
tijds voor mij In de bres al6 een man, en
dan bewonder ik hem, den armen, bespotte-
lijken man. Want hij verbeeldt zich dan
echt, dat hij indruk maakt, en ik heb niet
het hart hem zijn illusie te ontnemen. Want
weet je, hij verschilt zoo van de anderen
hij is zoo onnoozel, Jeannette. En daarom
hangt hij mij nooit de keel uit. Ja, een flinke
woordenstrijd met Sir Philip is net zooveel
waard als twaalf voorstellingen in de kome
die. Ik kan hem zonder moeite tot de hoogste
koorts-temperatuur opjagen. Het is zoo ver
makelijk".
Zij lachte weer, tot haar vleezige schouders
er van schudden en trok daarbij een gezicht,
dat onweerstaanbaar komiek was.
Het meisje, dat tegenover haar zat, was in
ieder opzicht anders dan zij: klein, kaars
recht, tengex, met een bliksemsnelheid in
haar bewegingen, die onwillekeurig boeide.
Kaar wenkbrauwen waren lang en smal, en
haar grijze oogen bijna even helder als die
van een havik. Zij bezaten deze eigenaardig
heid, dat de onderste oogharen langer wa
ren dan de bovenste een kenmerk, dat
volgens Lady Varleigh Iemand stempelde als
„gevaarlijk", en het was zeker dat het een
vreemde uitdrukking verleende aan haar ge
zicht en er een trek van geheimzinnigheid
en geslotenheid aan gaf. Haar neus was
kort en dun; haar mond, evenals haar
wenkbrauwen, volkomen recht, licht samen
geperst als hij in rust was, maar zeer bewe
gelijk wanneer zij sprak of lachte. Haar tan
den waren kort, vierkant en regelmatig,
haar kin was eveneens kort, maar te puntig
om mooi te zijn. Het was een treffend ge
laat, eigenaardig gedecideerd; sommigen
noemden het bovenaardsch, zelfs tragisch,
ofschoon in die dagen niemand Iets tragisch
met Jeannette Wyngold in verband bracht.
Zij was de koningin van haar klein rijk, en
telde haar aanbidders bij de vleet. Misschien
was het niets vreemds, dat er een zweem
van trots lag in de fijne buiging van haar
hals, in de teere rechtheid van haar hou
ding. Want haar vriendin, Lady Varleigh,
was de eenige, die zich aanmatigde, haar
oordeel over haar uit te spreken en deze
stond spreekwoordelijk bekend als ontzag te
hebben voor niemand. Maar van den ande
ren kant was het oordeel van Lady Varleigh
nooit afbrekend, en de liefde, die zij het
jonge meisje toedroeg, was voldoende om
iiaar tot een bevoorrecht persoon te "maken.
Jeannette nam het haar nooit kwalijk, als
zij geen blad voor den mond nam en zou
zelfs niet gewenscht hebben dat zij anders
sprak. ZU vond het belangwekkend naar
haar raadgevingen te luisteren, al had ze
zich bij voorbaat voorgenomen geen anderen
zin dan haar eigen te volgen.
„Ik wou dat ik u gekend had, toen ge zoo
oud waart als ik", merkte zij eensklaps op.
„Ik geloof ik kan het niet helpen dat
wij tamelijk eender geweest zouden zijn".
Reeds het denkbeeld alleen, maakte Lady
Varleigh aan het lachen haar verkwik
kende, zorgelooze lach. .Allerminst, lieve.
Geen sprake van. Ik ben mijn geheele leven
een lcelijke vrouw geweest, bedenk dat wel.
en ik heb om mijn plaats moeten vechten.
Als meisje, zou je mij gehaat hebben en ik
jou. Wij zouden de doodelijkste vijandinnen
geweest zyn. Ja, ik geloof waarlijk, dat onze
kleine wereld niet groot genoeg geweest zou
zijn voor ons beiden".
„Hoe ongerijmd!" riep Jeannette, maar
haar fijn gelaat kleurde flauw toen zij sprak,
als lag er een uitdaging in haar woorden.
„Volkomen ongerijmd!" gaf Lady Varleigh
zachtzinnig toe. „Omdat het, gelukkig, on
mogelijk is. En zoo zullen wc geen van
iweeën ons evenbeeld ontmoeten, en voort
gaan onszelven te handhaven in onze eigen
sfeer, zoo lang wij er in blijven."
„Hebt gij u altijd kunnen handhaven?
vroeg Jeannette. „Maar dat spreekt vanzelf,
lieve Lady Varleigh de Onoverwinlijke!"
Dat is zooals je het noemt", antwoordde
Lady Varleigh. „Ik heb nog nooit een vrouw
ontmoet, die ik niet de baas was, en maar
één man".
De oogen van Jeannette flikkerden even.
„Sir Philip?" vroeg zij.
De schouders van Lady Varleigh schudden
weer. „Mijn lieve kind! Sir Philip. Maak mij
nu niet aan het lachen, of ik krijg het be
nauwd! Sir Philip! Maar kind, maar kind!"
Zij wischte haar oogen af. „Nog een kop
thee, Jeannette? Neen? Zullen wij dan den
tuin ingaan?"
Nog steeds lachende, stond zij op en stak
een hand uit. Jeannette sprong vlug op en
vatte haar.
„Zal ik een sjaal voor u halen?" bood zij
aan.
„Neen neen! Ik zal geen kou vatten. Je
bent zoo vief als een zwaluw, kind. Wat is het
toch heerlijk, jong te zijn. Geniet er van zoo
veel je kunt!"
„Vindt ge niet, dat ik dat al doe?" vroeg
Jeannette.
De oudste vrouw bleef een oogenblik op
den drempel van de tuindeur staan, en haar
gezicht, met zijn donkere, sterke trekken,
werd eensklaps ernstig.
„Je moest trouwen liefste", zei ze.
„Maar waarom?" verzette Jeannette zich.
„Tijd genoeg".
„Hoe weet je dat?" hernam Lady Varleigh.
Zij legde haar handen op de smalle schou
ders van het meisje en haar zwarte oogen
boorden zich diep in de grijze.
,3en Je hem nog niet tegengekomen, Jean
nette?" vroeg zij.
„Neen", antwoordde Jeannette kort en
bondig.
„En morgen word Je een en twintig!" zei
Lady Varleigh.
„Kan ik het helpen?" gaf Jeannette ten
antwoord.
„En men zegt, dat je de laatste twee jaren
de meeste aanzoeken gehad hebt van alle
meisjes uit het land".
„Dal is nogal natuurlijk, dunkt mij", zei
Jeannette met een lachje, dat niet vrij van
cynisme was.
„Lieve", ging Lady Varleigh voort, „nie
mand zou je een huwelijksvoorstel doen, als
hij niet van je hield. Hij zou gewoon niet
durven".
„Och, houden doen ze wel van me", zei
Jeannette. „Maar och, ik voel mij het beste
zooals het nu is. Ik heb nog nooit een man
ontmoet die vergeleken kan worden met mijn
vader.
„Weet je dat zeker?" vroeg Lady Varleigh.
Jeannette maakte een beweging als vond
zij het nu mooi geweest. „Hij is de eenige
man op de wereld die mij waarlijk kent en
liefheeft".
„Daar ben ik benieuwd naar", zei Lady
Varlelgh.
„Ik ben er van overtuigd", antwoordde
Jeannette. „Alle anderen zien een meisje,
tamelijk knap, ontzettend gezocht, fabelach
tig rijk, ontwikkeld, chic, vol levenslust en
zij zijn verblind en worden verliefd. Ik zou
wel eens willen weten" zij hield op
„neen. eigenlijk ook niet. Ik weet het al,
zoodra als het begint".
Lady Varleigh knikte. „Ja. Dat had ik ten
minste op je voor. Ik had nooit last van die
soort van bijgedachten. Zij verlangden altijd
en alleen mij en ik wist het. Niet mijn geld
want dat had ik niet. Niet mijn schoon
heid want die liet alles te wenschen over
en doet het nog. Ook niet mijn scherp ver
stand ik was zoo slim dat verborgen te
houden. En mijn eigenschappen zijn ook niet
bepaald ideaal. Maar al die tekortkomingen,
lieve, zijn zuiver oppervlakkig. Kom je den
man tegen dien je kunt liefhebben, dan tel
len ze niet meer mee. Zoo is het leven één
opeenstapeling van vooroordeelen, die niets
om het lijf hebben. Is de groote liefde daar,
dan schuift men ze alle terzijde. Het kan hem
niet schelen, of je een prinses of een bedel
meisje bent. Dat is de liefde, beste meid. Zij.
weet altijd een uitkomst".
„Zoo?' zei Jeannette. „Maar" en zij keek
ongeloovig „hoe weet men het?"
„Ik houd van je oogen", merkte Lady Var
leigh geheel buiten het onderwerp om op.
„Zij houden zoo echt ondeugend verborgen
wat er achter ligt. Alleen daarom zal iemand
op een goeden dag verliefd op je worden Je
zult hem aantrekken als een magneet. En
hij zal je volgen je achterna loopen je
veroveren en zijn schat in jouw hart vin
den".
„Ik weet niet zeker, of ik een hart voor
zulke dingen heb", antwoordde Jeannette
met een licht fronsen van de wenkbrauwen.
De vrooüjke lach van Lady Varlelgh deed
haar opzien. „Hoor nu zoo'n cynisch meisje
eens! Zal ik je eens zeggen, hoe het met dat
hart van je gesteld is? Het heeft er te veel,
om een keuze uit te doen. Je bent critisch
geworden op jouw leeftijd! Daarmee fop
je jezelve, Jeannette. Wel, als je zoo voort
gaat, krijg je nooit een man!"
„Zou dat zoo erg zijn?" zei het meisje.
„Wat weet je van het leven?" vroeg Lady
Varlelgh.
„Alles wat ik er van verlang te weten",
antwoordde Jeannette.
„Je kent er nog niet eens de eerste begin
selen van", hernam de oude vrouw. „Hou je
van kinderen?"
„Och, dat gaat nog al", zei Jeannette op
haar achtelooze manier.
„Dat verheugt mij. Maar toch, lieve, be
denk eens welk een vreugde het moederschap
kan geven!"
Jeannette bewoog zich onrustig. „Ook zon
der dat kan ik gelukkig zijn".
Lady Varleigh zuchtte. „Het werd mij nooit
vergund. Was ik moeder geworden, dan zou
mijn leven anders geweest zijn. Jeannette,
het zou mij verdriet doen, als je leven zoo
werd ais het mijne".
Jeannette trok haar wenkbrauwen hoog op.
„Maar u is drie malen getrouwd geweest!"
riep zij uit.
Op de zucht van Lady Varleigh volgde
een lachje. „Dat is waar. Maar als ik kinde
ren gehad had, zou ik slechts éénmaal ge
trouwd zijn. Lieve hemel, kind, je denkt
toch niet, dat ik op die wezens verliefd was?
O, neen neen! Het was alleen de angst
voor de eenzaamheid het verlangen om
met iemand te kibbelen niets anders".
„O!" riep Jeannette. „En waarom houdt u
dan tegenover mij een zedepreek over de
liefde?"
„Omdat JU anders bent". De oogen. die
in de hare keken, kregen als bij tooverslag
een zachtere uitdrukking. „Jij bent een meis
je, en de wereld ligt aan je voeten. Dat zal
niet altijd zoo blijven, lieve, en ik wou dal
je de gelegenheid waarnam, zoolang zij zich
aanbiedt. Nu heb je nog niet lief, maar on
der de velen die je begeeren moet er een zijn,
dien je liefhebben kunt. De lente gaat voor
bij Jeannette, en de zomer ook. En dan ko
men de donkere dagen en de lange, koude
nachten. En dan zul je eenzaam zijn en te
rugdenken aan je verspeelde kansen. En
geen van de dingen, die je nu het hebben
waard acht, zullen je dan troosten. Je zult
niets anders kennen dan de smart der een
zaamheid en de ledigheid van een wereld die
jou vergeten heeft. En de minnaars van
vroeger zullen getrouwd zijn en in hun eigen
huis wonen, omringd door hun kinderen. Zij
zullen nooit aan je denken, Jeannette, tenzij
met een voorbijgaand woord van beklagen,
of met een schimpscheut aan jouw adres".
„Laat ze gerust!" antwoordde Jeannette
met een korte flikkering in de oogen.
„Neen, luister eens kind! Dat is nog niet
alles. Onder hen is misschien de ééne ware,
die de snaren van je hart had kunnen laten
trillen, als het hem vergund geweest was. Hij
zal vaker aan je denken, lieve. Je zult de
verloren droom van zijn leven zijn. Hij zal
zich vergenoegen met den afval, terwijl JU
je in jc ledige huis alléén van den honger
verteert".
„Wel een aandoenlijk beeld!" lachte Jean
nette. „Maar Ik geloof niet, dat het zoo zal
uitkomen. Er zal altijd iets wezen, dat beter
is, dan alléén bij den haard te zitten".
„Dat is waar", hernam Lady Varleigh. „Te
gen dien tijd zul je misschien je eigen brood
moeten verdienen. De wereld staat op haar
kop, lieve, en fortuinen wisselen. Tegenwoor
dig is men van niets zeker. Een nieuwe re
den, om het niet te lang uit te stellen, Jean
nette, en alles zal meewerken om je gelukkig
te maken!"
Zij nam het meisje bij den arm en betrad
met haar het zonnige terras, dat zich aan
de voorzijde van het huis op het zuiden uit
strekte. De warme herfstzonneschijn golfde
in een gouden gloed over de groene hoogten
van Varleigh Park, waar konijnen met bru
tale zorgeloosheid hun holen in- en uitwip
ten en de kraaien geluidloos heen en weer
vlogen tusschen den gordel van olmen, die
de hellingen bekroonden.
„Ja, het is beter dan Starfields", zei Jean
nette. „Als ik een landgoed bezat als dit, zou
ik het eeuwige leven wenschen".
„Dat moet men toch, als men kan", ant
woordde Lady Varleigh practisch.
„Ik zou wel eens willen weten, hoe het is,
om zeer arm te zijn", peinsde Jeannette
overluid. „Soms denk ik, dat geld eigenlijk
niet aan mij besteed is. Ik zou het prettig
vinden, te moeten overleggen en bezuini
gen".
„Wacht, tot het een noodzakelijkheid voor
je geworden is, lieve!" Lady Varleigh sprak
met ongewonen ernst. „Veel aardigheid is er
niet aan, dat kan ik je verzekeren".
„O, maar ik bedoel niet hetzelfde als gij",
verdedigde Jeannette zich. „Ik zou alle
standsgevoel op zijde zetten. Door zooiets zou
ik mij niet laten hinderen".
„Dan zou je je stand verliezen", hernam
Lady Varleigh. „Ja, je mag er om lachen en
je verbeelden, dat je het beter weet, kleine
feeks! Maar stand is een zeer kostbaar iets.
Stand is een schild tegen verkeerdheden,
die geheel buiten iemands ervaring liggen.
O, het zou je niet aanstaan, Jeannette!
Trouw, meisje, trouw, en zet die dwaze denk
beelden uit je hoofd!"
Jeannette begon te lachen. „Kijk, ge ziet
er geheel verschrikt uit. En als ik trouw
zooals gij mij aanraadt wie zegt mij dan
dat ik gelukkig zal zijn?"
„O, de kansen op geluk worden daardoor
zooveel grooter", stelde Lady Varleigh haar
gerust. „Men wordt kieskeuriger, veeleischen
der naarmate men ouder wordt. O, geloof
mij, Jeannette, het is veel beter te trouwen
als men jong is. Dan staat men sterker.
DaarnadaarnaZij hield op en
drukte den arm van Jeannette een paar
oogenblikken stevig; toen eindigde zij met
zachte stem: „Wees door mij gewaarschuwd,
lieve!"
Jeannette zag haar aan, en haar Jeugdig
gelaat droeg een vreemdsoortige uitdrukking
van bewondering, met medelijden vermengd.
„Lieve Lady Varlelgh de Onoverwinlijke",
zei zij.
„Dank je, lieve" antwoordde Lady Varleigh
met een plotselingen terugkeer tot haar ge
wonen, nuchteren spreektoon. „En nu is de
vraag maar, wie van 'de velen zal het zijn?"
HOOFDSTUK II
DE KEUZE
„Wie van de velen?" herhaalde Jeannette,
en zij lachte. „Ik zeg u. Lady Varleigh, dat
er niet één is neen. niet één voor wien
ik mijn vader een enkelen dag in den steek
zou laten!"
„Ho, hol" riep Lady Varleigh. „Daar wil ik
niet van hooren. Wij zullen aannemen dat je
een doodgewoon meisje bent, met een gewo
nen vader versta je, meisje? Niets anders
dan een vader van het gewone zelfzuchtige
manlijke type; want egoïsten zijn het allen,
weet je, of je hen op de handen draagt of
niet. En inplaats van een geblaseerd, ondeu
gend, cynisch meisje te zijn moet jij pro-
beeren te denken en te doen als een jong,
verstandig meisje, dat maar geen vinger
voor het uitsteken heeft, om te krijgen wat
zij verlangt. Je bent dus nooit in de couran
ten vermeld als de mooie juffrouw Wyngold
de dochter van den rijksten bankier van
het land. Je bent nooit voorgesteld aan het
hof. Een jachtbal 's winters, en een tennis
wedstrijd iederen zomer, ziedaar alles dat je
in de wereld meegemaakt hebt. Je bezit
maar twee japonnen voor het heele seizoen,
en die draag je door elkander. En je kunt
niet meer dan één paar schoentjes per jaar
koopen".
„Dat zou ik niet prettig vinden", merkte
Jeannette aan.
„Natuurlijk niet, lieve. Maar hoe verrukt
zou je zijn over de nieuwe, als je ze gekocht
had! En wat je uiterlijk betTeft, zoo heel
mooi ben je natuurlijk ook niet. Dat vindt
niemand. Een interessant uiterlijk ls het
hoogste waarop je aanspraak mag maken.
Je hebt in je oogen dien onbegrijpelijken
blik, die den mannen een raadsel is. Ik ge
loof niet, dat de domooren zich druk om je
zouden maken. Maar de bedriegers zouden
zich om je verdringen".
„Dat is tenminste iets", zei Jeannette.
..Dat is het, lieve maar iets vrij gevaar
lijks. Als je niet zoo door rijkdom beschermd
en ingesloten werd, zou ik bang voor je zijn.
Maar komaan! Wij veronderstellen alleen
maar. Maar juist het uitkijken naar de ware
liefde in je omgeving is oorzaak van je on
zekerheid. Je bent een raadsel, Jeannette. Ik
wed, dat je niet eens je eigen waarde zou
kunnen begrijpen, als je het probeerde".
„Ik weet waarvan ik houd en waarvan ik
niet houd", zei Jeannette.
„Jawel, lieve. En dat is nuttig, dat geef ik
toe. Het is meer dan de meesten van ons
kunnen zeggen en vereenvoudigt de zaken
zeer. Maar kom, we zullen nu de lijst eens
nagaan van hen, die je zeker zouden lief
hebben om jezelve, en aan wie jij dus in
siaat moet zijn je wederliefde te schenken.
In de eerste en de voornaamste plaats na
tuurlijk, is daar de jonge Wetherby een
achtenswaardig jongmensch, lieve zoo
trouw als een hond en voor den drommel
geen dwaas. Ik heb altijd gemeend, dat je
hem nooit op zijn rechte waarde wist te
schatten. En toch
„Als 't u blieft, Lady Varleigh" Jeannet
te viel haar met groote heftigheid in de rede
„Buck Wetherby mag alles zijn wat goed
is. maar hij komt niet op de lijst voor en zal
dat ook nooit".
„Houd je dan niet van hem?" vroeg Lady
Varleigh.
„Ik verfoei hem", antwoordde Jeannette.
„Dat is somtijds een goed begin." Lady
Varleigh sprak peinzend. „Heb je nooit be
dacht, lieve
„Dikwijls, dikwijls!" viel Jeannette ten
tweeden male driftig uit. „Ge zegt dat hij
geen dwaas is. Hi) is het wel, zeg ik, als hij
zich een oogenblik één enkel oogenblik
verbeeldt dat een vrouw twee malen naar
hem zou kijken, als er binnen een omtrek
van honderd mijlen een andere man aanwe
zig is".
„Ik vind, dat je een beetje hardvochtig
over hem oordeelt", kwam Lady Varleigh
daartegen op.
„Volstrekt niet", hernam Jeannette over
tuigen. „Ik kan te allen tijde met Skittles
en Bandy opschieten. Maar met Buck
geen vijf minuten".
„Eigenaardig!" overpeinsde Lady Varlelgh
„Maar toch is hij de eenige van den geheelen
troep, dien ik er voor aanzie dat hij je be
geert, alléén om jezelve".
„Brr!" zei Jeannette. Haar gezicht gloeide
n opwinding. „Al was hij de eenige man
in de wereld, dan zou ik hem niet willen
hebben".
„Hij is een heer", merkte Lady Varlelgh
op.
„O, ja, dat weet ik. Maar hij is zoo ernstig
zoo hoogst deugdzaam zulk een wan
hopig brave Hendrik. Stel u hem eens voor
als hij vijftig is! Houd als 't u blieft op! Het
is te afschuwelijk om aan te denken. Hij is
de saaiste jonge man dien ik ooit ontmoet
heb. Ik zou hem nooit met geen moge
lijkheid kunnen trouwen".
„Och", zei Lady Varleigh, „Je zou een slech
tere partij kunnen doen. Zooals Punch eens
zeer terecht opmerkte; „De goeden zijn al
tijd saai". Maar om het even, wij zullen ver
der gaan. Ik vermoed,' dat noch Skittles,
noch Bandy groot genoeg zijn, om in den
smaak van uwe majesteit te vallen?"
„Ik zou Skittles niet zoo erg vinden, als
hij tien jaren ouder was", antwoordde Jean
nette.
„Trouw nooit een man, dien je niet zoo
erg vindt!" vermaande Lady Varleigh. „Dat
is eenvoudig het kwade zoeken een huis
op los zand gebouwd. Maar bovendien,
Skittles zou je niet willen hebben zonder je
pluimage. Bandy wel. Maar och Bandy is
Bandy, niet waar?"
Jeannette krulde haar bovenlip. „Och, van
Bandy houd ik wél", zei ze.
„Hoe langer hoe erger 1" riep Lady Var
leigh uit. „Je zou hem nog hartgrondiger
verfoeien dan Buck, vóór de wittebroodswe
ken voorbij waren".
„Dat zou niet kunnen!" riep Jeannette.
„Jawel, lieve, je zou het weL Buck zou zich
aanpassen en tenminste je achting winnen.
Maar Bandy niet. Bandy zou mokken en je
laten zitten".
„Ook al goed. Weg met hen allen!" her
nam Jeannette. „Ik moet werkelijk niets
van hen hebben, behalve van Skittles, die
zoo heerlijk danst, dat ik geloof dat ik hem
het jawoord zou geven, als hij lang genoeg
aanhield".
„Wees niet zoo kinderachtig!" berispte
Lady Varleigh. Maar enfin, door de Wetner -
by's halen we dus een streep, nietwaar? Het
is wel handig zoo te zitten. Dus verder, wat
denk je van den Honourable Jack?"
kapitein Friar!" Jeannette trok een ge
zicht. „Hij is een kranig sportsman, dat is
waar", liet zij vriendelijker volgen. „Wij zou
den het niet met elkaar aan den stok krij
gen, geloof ik. Maar denk eens aan zijn
moeder! O, neen, ik kan er niet aan den
ken".
„Ik ook niet", stemde Lady Varleigh In.
„En zij is bovendien een mensch dat eeuwig
m leven belooft te blijven. Nu, dan de vol
gende! Je buurman, Majoor Sfcerne bijvoor
beeld. Wat heeft hij misdaan?"
,3e Paijnekoek!" riep Jeannette, „Denkt
u dat hij mij zou willen hebben zonder mijn
geldbuidel?"
„Ik geloof, dat hij zich zeer tot je aange
trokken voelt", zei Lady Varleigh. „Maar het
is waar hij is niet zoo bar rijk. En hij is
eigenlijk al getrouwd met zijn hoenderpark.
Heeft hij je nog nooit gevraagd, Jeannette?"
„Neen, maar hij heeft mij méér dan eens
te kennen gegeven, dat het mij slechts een
woord behoeft te kosten. Ik beschouw hem
als de aardigste van den heelen troep, maar
met Audrey Wilmot zou hij veel gelukkiger
zijn dan met mij. Jammer, dat hij dat niet
inziet, want zij is tot over de ooren op hem
verliefd".
„Waarschijnlijk houdt hij ook meer van
haar", merkte Lady Varleigh op, „maar hij
begrijpt, dat zij te kostbaar voor hem is".
„Zoo erg kostbaar kan zij niet zijn. Zij is
maar de dochter van een dokter", antwoord
de Jeannette.
„Maar anders zoo'n mooi meisje". Lady
Varleigh had eenigszins medelijdend gespro
ken. „Het is licht begrijpelijk, niet waar?"
„Neen, het is heelemaal niet begrijpelijk."
Jeannette stoof eensklaps op. „Als hij waar
lijk van haar houdt is het een schande dat
hij naar een ander meisje omziet. Meer heb
ik er niet van te zeggen.
„Maar jij bent ook zoo aantrekkelijk, lie
ve", bracht Lady Varleigh haar onder het
oog.
„Dat kan me niet schelen. Audrey is een
schat en het is laag van hem haar zoo te
behandelen als hij van haar houdt". De
stem van Jeannette trilde van verontwaardi
ging.
„Lieve, je weet welk soort man hij is. Hij
zal haar waarschijnlijk trouwen, wanneer jij
heb tenslotte de bons gegeven hebt. En vol
gens dezelfde theorie zal Skittles de kleine
Valerie West trouwen, en Bandy zal Daphne
Somers nemen. Het zal gaan zooals ik ge
zegd heb, Jeannette. Alle vroegere minnaars
zullen trouwen op één na. En misschien
doet hij het eindelijk ook, hoewel hij zijn
droom nooit zal vergeten. Dat is het af
schuwelijke ervan. Er is altijd één droom,
dien men nooit kan vergeten".
„Ik geloof niet, dat Skittles ooit met Va
lerie trouwen zal", zei Jeannette.
„Het gebeurt toch, lieve. Let op mijn
woorden! En zij zullen een zeer gelukkig
paar vormen. Warempel, ik geloof, dat je
half verliefd op Skittles bent. Maar je mag
hem met trouwen, jeannette. Je zou hem
nooit leeren verdragen. Je zou het nooit met
hem kunnen vinden. Een geschikt minnaar,
dat erken ik, maar een ongeschikt echtge
noot. Het zal Valerie niet zoozeer kunnen
schelen. Maar jij o, neen, niet jij, lieve.
Komaan, wij gaan verder. Wie volgt er nu
op de lijst? O ja, Lord Conister? Hoe staat
het met hem?"
Jeannette wierp het hoofd achterover.
„Heeft hij ook al iets op zijn geweten?"
vroeg Lady Varlelgh.
Het meisje begon te lachen. „Neen, niets.
Hij staat te hoog, niet waar? Zou u denken
dat hij zich ooit zou neerbuigen om een ban
kiersdochter te vragen Lady Conister van
Culverley te worden?"
„Ik zou niet weten waarom niet. Hij zou
van geluk mogen spreken, als hij je kreeg",
verklaarde Lady Varleigh met warmte.
„Maar hij is zeer koel en aristocratisch. Van
hem ben ik niet zoo zeker, lieve. Houd je
soms van hem?"
„Ja", antwoordde Jeannette op haar kortê,
besliste manier. „Ja".
Lady Varleigh trok haar zware wenkbrau
wen omhoog. Haar oogen stonden wijd open.
„Vraiment, Jeannette! Hou je van hem?"
„Ik weet het niet precies", antwoordde
Jeannette haar voorhoofd rimpelend.
„Maar lieve!" riep Lady Varleigh uit. „Zou
dat niet prachtig uitkomen!"
„Ik weet het niet precies", herhaalde
Jeannette.
Lady Varlelgh klapte geestdriftig in haar
handen. „Ik zie je reeds!" riep zij uit. „Ik
zie je reeds, Jeannette een volmaakt ju
weel in een volmaakte zetting. Lady Conister
van Culverley! Lieve, hij is een vriend van
het Koninklijk Huis! Ga eens na! Je zou
den Koning bij je op visite kunnen vragen!"
De oogen van Jeannette glinsterden even.
„Maar ik zou niet met hem trouwen, om den
Koning bij mij op visite te kunnen vragen",
merkte zij op-
„Neen!" gaf Lady Varleigh haar gelijk.
„Maar omdat je van hem houdt. Hoe heer
lijk, Jeannette! Wat ben ik blij, lieve. Mis
schien zal hij morgen aanzoek om je doen.
En dan neem je hem aan, nietwaar?"
„Ik weet het niet precies", antwoordde
Jeannette voor de derde maal. „En het is
best mogelijk dat hij geen aanzoek doet".
„Lieve, ik weet zeker, dat hij het doen zal.
En dan zeg Je immers „Ja"? Kom, dat moet
je me beloven. Het is van zulk groot belang.
En het zou inderdaad zulk een schitterende
partij voor je zijn, ofschoon dat er voor jou
natuurlijk minder op aan komt. Maar zoo
bedoel ik het niet lieve. Maar het zou heer
lijk zijn, nietwaar, lieve, als de Koning bij
je kwam logeeren? Misschien mag ik dan
een beetje komen helpen? O, ik zou vol
strekt niet in den weg loopen". Zij hield op
om op adem te komen. „En hij is zoo'n aar
dige man ook Lord Conister, bedoel ik.
Van die solide, bedaarde soort, lieve, zoo
aantrekkelijk voor sommigen van ons en
zoo onuitstaanbaar voor anderen! Komaan,
Jeannette! Je zegt immers „ja" als hij je
vraagt?"
„Dat hangt er van af", zei Jeannette.
„Van wat, lieve?" De vraag werd bijna
koortsachtig door haar vriendin geuit.
„Van de wijze, waarop hij het doet", ant
woordde Jeannette.
„O, maar geen enkele man ziet er op zijn
voordeeligst uit, als hij een meisje vraagt.
Op zoo'n oogenblik mag je ook niet te veel
verwachten. Zie hem zoover te krijgen, dat
hij zijn aanzoek doet, ziedaar de hoofdzaak.
Kom nu, lieve, beloof het mij! Je zult hem
toch niet afwijzen, als hij van wal steekt?"
De scherpe oogen van Jeannette wierpen
een blik om zich heen, als zochten zij den
horizon af. Hun zoeken was als het fladde
ren van een vogel. Toen zij tot rust gekomen
waren, ontmoetten zij den blik vol verwach
ting van Lady Varleigh met een flauw lachje
er in het lachje dat iets verbergt.
„O neen!" zei zij. „Ik zal hem niet afwij
zen. Maar hij zal mij het hart niet breken
als hij niet van wal steekt".
„Wat ben je toch een vreemd meisje,
Jeannette!" hernam Lady Varleigh. „Maar
ik houd veel van je ik houd zooveel van
je! Nu is het dus uitgemaakt, niet waar? En
nu ben ik dol nieuwsgierig naar al de voor
bereidingen voor morgen",
jSKR
HOOFDSTUK HL
Norman Wyngold
De voorbereidingen, waarin Lady Varlelgh
zulk een levendig belang stelde, werden op
de meest uitgebreide schaal getroffen. Het
bereiken van de meerderjarigheid door
Jeannette Wyngold, de dochter van den
grooten bankier, was een gebeurtenis van
belang voor Bent/bridge en den geheelen om
trek. Het was algemeen bekend, dat Norman
Wyngold zijn dochter verafgoodde, en het
feit, dat zij de eenige erfgename van zijn
onnoemelijke schatten was, was op zichzelf
reeds voldoende, om haar een vooraanstaan
de plaats in het maatschappelijk verkeer in
het graafschap te geven. Haar jeugd en
haar ontegenzeggelijk persoonlijke bekoor
lijkheid omringden haar met een sfeer vaQ
romantiek. Hoewel zij twee jaren geleden
haar intrede in de uitgaande wereld gedaan
had, had zij zich in de Londensche gezel
schappen niet vrij bewogen. Zij gaf niet veel
om Londen en voelde zich tot het koortsach
tig najagen van vermaken niet aangetrok
ken, zoodat zij als het ware aan den rand
van de draaikolk was blijven staan. Maar
zelfs daarbij was de vreemdsoortige, geheim
zinnige bekoring die van haar uitstraalde,
niet onopgemerkt gebleven. Een deel van de
bewondering was aan haar voeten gelegd,
Zij had reeds het eerste seizoen kunnen
trouwen, maar niet gewild. Sommigen be
weerden dat de liefde voor haar vader de
reden er van was. Anderen zeiden dat haar
rijkdom haar bedorven had, en dat zij eer-
Zóchten koesterde, die haar op het gewone
huwelijk met minachting deden neerzien.
En er waren er enkelen, zooals Lady Var
leigh, die haar tegenzin toeschreven aan
voorliefde voor een onafhankelijkheid, waar
van, zoo iemand, zij ten volle genieten kon.
Maar wat de reden ook zijn mocht, zij had
ieder huwelijksaanzoek onveranderlijk en
onverbiddelijk afgewezen, en nu, aan den
vooravond van haar ecnentwintigsten ver-
Jaardag, was zij nog steeds de koningin van
haar klein hof.
De feestelijkheden bij deze gelegenheid
zouden verscheidene dagen duren en ge
opend worden met een groot bal op den dag
zelf, en besloten met een schitterend water
feest, waaraan alle gasten van Starfields en
alle menschen uit de stad zouden deelne
men. Het huis was vol gasten, en het meisje
zelf nam de honneurs waar. Het was een
taak die zij gaarne op zich nam en met
groote bekwaamheid verrichtte. Niemand
kon ooit van Jeannette Wyngold zeggen, dat
het haar onverschillig liet of haar gasten
zich vermaakten. Logeerpartijen op Star
fields vielen altijd uitmuntend uit, hoofdza
kelijk omdat men de gasten liet bemerken
dat ieder volkomen zijn eigen gang mocht
gaan. Verveling was er iets onbekends. De
menschen kwamen en gingen geheel zooals
ze wilden en zeer weinigen gaven zich re
kenschap hoeveel hoofdbrekens het Jean
nette kostte om het hun allen naar den zin
te maken.
Norman Wyngold wist er meer van dan de
meesten. Hij kende dien trek van zijn dochter
die haar tot een ideale gastvrouw maakte,
en hij verheugde zich over haar populariteit
met een trots, die elk genot, dat hij over zijn
eigen welslagen ooit gesmaakt had, ver over
trof. Het was op zijn verlangen geweest, dat
de feesten ter gelegenheid van dezen ver
jaardag zulke buitensporige afmetingen
aangenomen hadden. Geheel Starfields werd
ter eere van Jeannette in een andere ge
daante herschapen. Het park en de tuinen
werden kwistig versierd en geïllumineerd, de
geheele stad had de vlag uitgestoken. Dien
avond zou er op het meer ook een water
feest gegeven worden, en het was overdekt
met rijk met bloemen en vlaggedoek versier
de gondels.
(Wordt vervo!g*LÏ