HAARLEM'S DAGBLAD
BRIEVEN UIT BERLIJN.
HET TOONEEL
HET AFGELOOPEN TOONEELSEIZOEN.
Huiduitslag
VAN DEN ARBEID.
BINNENLAND
ZATERDAG 11 MEI 1929 DERDE BLAD
Dr. Willem Mengelberg in Duitschland. Het
Nederlandsche gezantschap en de Duitsche pers.
(Van onzen correspondent).
Eenige beschouwingen mogen hier gewijd
zijn aan de groote coneerttournée door
Duitschland, die "Willem Mengelberg en zijn
Amsterdamsche kunstenaars .op 4 Mei
beëindigd hebben, en die, het zij van te vo
ren vastgesteld, een geweldig succes gewor
den is.
We leven nu eenmaal in een periode, waar
in op nationale propaganda door „al van
landen hoogen prijs gesteld wordt. Vreemde
lingenverkeer wordt vrijwel 'overal gewenscht.
Ook en niet in de laatste plaats door Neder
land. Berlijn begint over veertien dagen met
dc eerste „season", een merkwaardige proef
neming om in navolging van Londen in het
voorjaar binnen kort tijdsbestek een groot
aantal feesten en kunstprestaties van den
eersten png samen te trekken, opdat de be
zoeker van buiten de zekerheid heeft, dat
hem dan ook werkelijk het beste geboden
wordt. Of deze' poging slagen zal, zullen we
nog moeten afwachten. Maar dat ze onder
nomen wordt, is een bewijs te meer, dat men
overal moeite doet, den vreemdeling te trek
ken en laten we het maar eerlijk zeggen
geld aan hem te verdienen.
Immers, we draaien bij deze dingen altijd
in een kringetje rond. Men kan nóg zoo idea
listisch doen, tenslotte wil men toch ook
geld voor zijn waar zien, zij het dan ook om
daarmee de kwaliteit van het' gebodene weer
te verbeteren. Ook kunst, en zelfs sport kun
nen niet van den wind leven. Wie iets groots
presteeren wil en daarvoor publiek vraagt,
moet over kapitalen beschikken, die voor
kunstenaars, voor regie, voor aankleeding,
voor reis- en verblijfkosten van wereldbe
roemde gezelschappen op welk gebied dan
ook. uitgegeven moeten kunnen worden.
Menschen, die hooge prijzen voor hotels,
schouwburgen, concerten enz. betalen willen
er kunnen, zijn ook weer de aangewezen per
sonen om later zaken mee te doen. De din
gen grijpen in elkander. Een vereeniging als
„Nederland in den Vreemde", die zich zoo
veel moeite geeft om Hollandsche kunst en
cultuur in het buitenland bekend te maken,
zal geen oogenblik ontkennen, dat zij tevens
haar best doet daardoor de vaderlandsche
industrie, den uitvoer en 't vreemdelingenver
keer naar Nederland op gepaste wijze te die
nen. Wat wij doen, doen de Duitschers, de
Franschen, de Zwitsers, de Polen, de Tsje
chen, ja welk volk eigenlijk niet. Men zou
hoogstens aan Nederland het verwijt kunnen
maken, dat het tot nu toe wat al te beschei
den met zijn buitenlandsche propaganda
geweest is.
Eerst „Nederland in den Vreemde" (en tot
op zekere hoogte ook de „Vereeniging voor
Vreemdelingenverkeer") heeft begrepen, van
welke enorme beteekenis voor Hollandsche
kunst, nijverheid en handel, land- en tuin
bouw, een juiste cultureele propaganda in
het buitenland is, en men begrijpt hier bui
ten-Holland's grenzen, waar men de uitwer
king beter overzien kan dan in het vaderland
zelf,, niet altijd, waarom zulk e,n organisatie
door Rijk" en particulieren niet op nog. ge
heel andere wijze gesteund wordt.
Ik beperk me natuurlijk tot Duitschland,
waarover ik door eigen aanschouwing oor-
de el en kan.
De Duitschers, die onze naaste buren zijn,
die onze eieren en groenten, onze geconden
seerde melk, onze geslepen diamanten en
onze Philipslampen kennen, weten overigens
van Nederland niet al te veel. Een onderzoek
van de schoolboeken heeft ons geleerd, dat
daarin over ons land nog heel wat onzin
onderwezen wordt. Duitsche schrijvers die
een of meer dagen in ons land vertoeven, ge
ver in dag- en weekbladen beschrijvingen,
die in de meeste gevallen hoogst oppervlak
kig aandoen en zich aan bijzonderheden
vastklampen, die voor land en volk allesbe
halve typisch zijn. Een man als de wonder
lijke filosoof graaf Hermann Keyserling heeft
onze reputatie in zijn boek „Das Spektrum
Europas" meer kwaad gedaan dan een jaar
werk van „Nederland in den Vreemde" kan
goedmaken. In de dagen van de onlusten op
Java en Sumatra bleek iet mogelijk, dat in
de groote Duitsche bladen uiterst hatelijke
artikeltjes over ons koloniaal beheer ver
schenen zonder dat er van Nederlandsche
zijde onmiddellijk met energie tegen opge
treden werd. Tenslotte hebben we aan onzen
gezant graaf van Limburg Stirum die als
oud-Gouverneur Generaal natuurlijk voor dit
onderdeel bijzondere belangstelling toonde
en aan particulier initiatief te danken gehad,
dat de waarheid over Nederlandsch-Indië in
Duitschland bekend werd. Maar reeds bij de
ze gelegenheid bleek de absolute noodzake
lijkheid van een geheel ander optreden onzer
gezantschappen in het buitenland waar het
om gepaste nationale propaganda gaat. Het
Haagsche semi-officieele instituut „Voorlich
ting omtrent Nederland", doet wat het kan
„Nederland in den Vreemde" laat zoo nu en
dan voordrachten houden en films vertoo-
nen (ofschoon men deze vereeniging ver
wijten moet, dat zij sinds zes jaren haar ac
tie in Berlijn helaas heeft laten doodbloe
den, haar vertegenwoordiger Hering nimmer
voldoende ondersteunde en na diens dood
geen opvolger meer aanstelde), maar dit al
les is slechts hulpwerk. Een voortdurende
propaganda behoorde van het gezantschap
uit te gaan, en enkele zeer goed bezette Ne
derlandsche consulaten in Duitschland ge
ven in dit opzicht heusch een voldoende
voorbeeld.
Het is mij ter gelegenheid van de voorbe
reiding voor de beide Mengelberg-concerten
in Berlijn weer eens opgevallen, hoe noodig
het is, dat men onze .gezanten van Den
Haag uit machtigt, in hun inlichtingendienst
veel verder te gaan dan tot nu toe het geval
was. Andere ambassade's hebben hun pers-
attaché's, die steeds te midden der Duitsche-
en buitenlandsche journalisten te vinden zijn
en die overal verschijnen, waar de pers om
de een of andere reden bijeen is. Daar wor
den banden aangeknoopt, welke die landen
ten zeerste ten goede komen. Wil men bij ons
niet tot het aanstellen van zulke krachten
overgaan, dan ware het toch zeer goed mo
gelijk een van de leden onzer diverse gezant
schappen met dit werk speciaal te belasten.
Zij hebben er waarlijk tijd in overvloed voor,
en zouden op deze wijze een ervaring op
doen, die hun in de latere carrière zeer ten
goede zou komen.
Zoover ik op de hoogte ben, is de samen
werking tusschen gezantschappen en journa
listen in het buitenland, wat Nederland be
treft, allerbedroevendst en komen onze ge
zanten, op eenige gunstige uitzonderingen
na, zelden of nimmer met de vertegenwoor
digers der openbare meening, zelfs niet van
hun eigen land, te zamen. Maar onze ge
zantschappen bekommeren zich ook veel te
weinig om de in de stad van hun vestiging
optredende Nederlandsche kunstenaars. Het
werd hier in Berlijn als een herademing on
dervonden, dat tenminste de gezant en zijn
ecbtgenoote op Nederlandsche concerten in
de Duitsche hoofdstad verschenen en op deze
wijze van de nationale belangstelling blijk
gaven en nog heden geven. Maar verder
gaat die belangstelling ook zelden. Er is op
onze gezantschappen blijkbaar geen mate
riaal over'Nederlandsche kunst ter beschik
king, vooral van de pers van het buitenland-
Niet omdat men zich niet voor de eigen kun
stenaars interesseert, maar blijkbaar omdat
men het niet noodig acht meer te doen dan
sinds jaar en dag gebruikelijk was. Duitsche
journalisten, die over Mengelberg en zijn
orkest materiaal vroegen, konden door het
personeel van het gezantschap niet geholpen
worden en moesten het opgeven om voor on
ze kunstenaars vooraf de noodige reclame te
maken of van toevallige bekendheid met par
ticuliere Nederlandsche instanties in Berlijn
gebruik maken.
En toch: welk een schitterende reclame
voor Nederland is deze tournée van ons heer
lijk concertgebouworkest met zijn genialen
leider geworden! Vrijwel overal uitverkochte
zalen en een geestdrift, die steeds in minu
tenlange ovaties eindigde. Honderden Duit
sche bladen hebben weer eens over Holland
sche kunst geschreven en vastgesteld, dat er
geen beter orkest ter wereld bestaat dan het
Amsterdamsche. Het is moeilijk van die over
weldigende geestdrift van het Duitsche con
certpubliek een beschrijving te geven. Men is
hier muzikaal, en men is nationalistisch.
Dat wil dus zeggen, dat men zeer ongaarne
bekent, dat vreemde kunstenaars op muzi
kaal gebied meer presteeren dan de Duitsche.
In dit bijzondere geval heeft het Duitsche
publiek, ook en vooral bij monde van de
kranten, met prijzenswaardige objectiviteit
toegegeven, dat de Duitsche orkesten door
het Nederlandsche geslageri zijn. Wij mogen
er onzerzijds wel aan toevoegen, dat dit niet
alleen aan Mengelberg en aan de talentvolle
medewerking van zijn kunstenaars te danken
is. In de groote Duitsche orkesten zitten
even goede artisten als in het Amsterdam
sche, maar oorlog en revolutie, inflatie en
alle andere ellende hebben het in Duitsch
land voorshands onmogelijk gemaakt, dat
een dirigent jaar-in jaar-uit met eenzelfde
orkest, dat niet door reizende dirigenten be
dorven wordt, repetities houdt zooveel als
hij noodig acljt. De rust ontbreekt hier.
Twee, drie malen per week moeten de Duit
sche orkesten na hoogstens twee repetities
met alle mogelijke dirigenten te zamen wer
ken. Het is nog bewonderenswaardig, dat zij
onder zulke omstandigheden vaak tot zeld
zame prestaties in staat blijken.
Maar dit alles neemt niet weg, dat ze nu
eenmaal niet bij benadering zoo goed spelen
als onze Amsterdamsche vrienden, die hier
de concurrentie in het muziekland bij uit
nemendheid met stukken geslagen hebben.
Des te meer te betreuren is het, dat bij de
voorbereiding en de regeling WTijvingen met
officieele instanties alweer niet zijn uitge
bleven, dat persoonlijke gekrenktheden tot
botsingen achter de schermen aanleiding ge
weest zijn, en dat uit dit geweldige succes
niet de mogelijkheden gehaald zijn, die er om
zoo te zeggen duimendik oplagen-
Onze gezant in Berlijn en mevrouw van
Stirum hebben hunnerzijds gedaan wat zij
konden. Zij hebben beide concerten met het
geheele personeel van het gezantschap bij
gewoond en te hunnen huize Mengelberg
een ontvangst In aansluiting aan een avond
maaltijd aangeboden, waarbij de groote di
rigent gelegenheid had, met het geheele
corps diplomatique en met Duitsche minis
ters en andere kopstukken kennis te maken.
Aan de firma Philips en haar dochteron
derneming in Berlijn is het echter te dan
ken geweest, dat ook de leden van het orkest,
die ten slotte toch voor zeker de helft tot
het welslagen meegewerkt hebben, op een
wijze onthaald zijn, die stellig hoogst aange
name herinneringen zal hebben achtergela
ten.
Een energieke meer of minder officieele
propagandist zou echter van Mengelberg^
bezoek aan Duitschland en in het bijzonder
aan Berlijn nog wat anders gemaakt hebben.
Het wordtd unkt mij tijd dat men aan bui
tenlandsche zaken op dit gebied eens mo
dern gaat denken en handelen. En dat men
„Nederland in den Vreemde" eens in staat
gaat stellen, op nog heele andere wijze onze
cultureele belangen in het buitenland te be
hartigen!
H. V. B.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regeL
Wasch de aangedane plaatsen met warm water
en Purolzeep; droog dan voorzichtig af en doe
er wat Purol op. Herhaal dit eiken dag, zoo lang
het noodig is.
LOONACTIE BRANDSTOFFEN-
BEWERKERS.
Door de samenwerkende organisatie van
de Transportarbeidersbonden is aan de
Brandstoffenhanaelaren te Haarlem en Om
streken een schrijven verzonden waarin men
voorstellen doet tot wijziging der thans be
staande arbeidsvoorwaarden in een collec
tieve arbeidsovereenkomst vast te leggen.
De organisaties der arbeiders hebben ver
zocht vóór 15 Mei het antwoord der werk
gevers te mogen ontvangen, na welken datum
de Arbeidersorganisaties hun verdere houding
zullen bepalen.
HET MATERIAAL BIJ BOUWWERKEN.
Door het bestuur der afdeeling Haarlem
va nden Algemeenen Nederlandschen Bouw-
arbeidersbond wordt er de aandacht op ge
vestigd dat het bestuur den laatsten tijd
veel klachten ontvangt over het klimmate-
riaal bij de bouwwerken. In verband hiermede
heeft het bestuur zich tot de betrokken
autoriteiten gewend.
DE NEDERLANDSCHE
ANTWOORD-NOTA AAN BELGIë.
„EEN VERWERPING VAN ALLE
BELGISCHE EISCHEN."
Reuter seinde Donderdag volgens de N.
R. C. uit Brussel aan de Engelsche bla
den:
Men meldt dat het antwoord hetwelk de
Nederlandsche regeering Woensdag op zekere
voorstellen van de Belgische regeering tot
regeling van hangende kwesties tusschen de
twee landen en de herziening van de trac-
taten van 1839 heeft gegeven, op een ver
werping van alle Belgische eischen neer
komt.
Voorts lezen wij in de N.R.C.:
„De Morning Post heeft een telegram van
haar Brusselschen correspondent over de
Nederlandsche nota aan de Belgische re
geering, volgens hetwelk men te Brussel ge
looft dat Nederland de Belgische voorstel
len verwerpt en de zaak als gesloten be
schouwt. Bevestiging hiervan zal men vin
den in het Nederlandsche verzoek om pu
blicatie der stukken.
Volgens dezen correspondent, is de Bel
gische regeering bereid, het slotvoorstel der
Nederlandsche nota, namelijk om de aan
spraken van Nederland op de Wielingen aan
het Haagsche Hof te onderwerpen, te aan
vaarden, op voorwaarde, dat alle hangende
kwesties aan arbitrage onderworpen zullen
worden. Bovendien zou Brussel arbitrage
eischen niet van het Haagsche Hof, maar
van Londen en Parijs.
De diplomatieke medewerker van de Mor
ning Post voegt daaraan een van die com
mentaren toe, waarin het blad altijd uitmunt
Hij vermeldt de verklaring uit de eerste
helft van 1928 d.at als gevolg van de geva
ren op de Schelde ae tonnemaat van Ant
werpen met 1/3 gedaald, en die van Rotter
dam verdubbeld was.
Wat België eischt zou volgens dezen
schrijver de bij verdrag vastgestelde rechten
van België of faciliteiten voor de vaart voor
groote schepen zijn. Dezë medewerker merkt
nog op, dat België na afschaffing van zijn
onzijdigheid volmaakte rechten op een eigen
vloot heeft, zoo het er ooit een zou willen
hebben. Naar het gevoelen avn Nederland
echter zou de mogelijkheid dat Antwerpen
door de geëischte verbetering een vlootbasls
zou worden, in de Nederlandsche berekenin
gen in het geval van een nieuwen Euro-
peeschen oorlog niet passen. Verkeert de
Schelde In een voor linie-schepen onbevaar-
baren toestand, dan zou voor België of voor
zijn bondgenooten geen mogelijkheid bestaan
haar als zeebasis te gebruiken".
DE KAMER-CANDIDATEN.
Van het Federatief Verband.
Men meldt aan de N. R. Ct. dat, naar aan
leiding van den uitslag der Tweede Kamer
verkiezingen van 1925, waarbij de heer A.
StaaLman met 15,546 stemmen gekozen werd
verklaard, en de heer Henri ter Hall met
25.742 stemmen niet, welke uitslag destijds
bij velen vei-wondering heeft gewekt, in Oc
tober 1928 het Federatief Verband tot stand
is gekomen voor de Tweede Kamerverkie
zingen van 1929, hetwelk den heer Ter Hall
heeft uitgenoodigd, zich beschikbaar te stel
len voor de eerste plaats op een candidaten-
lijst.
De volledige lijst is thans vastgesteld en
luidt als volgt: H. J. ter Hall; L Alkema; C.
Booij; Antoinette van Dijk, F. W. Langhorst,
Chr. W. F. de Vos, W. Wessel, B. Niewold, J.
den Hollander, K. A. Pronk, P. Brasser, E.
Bekkering, H. van Woudenburg; (X F. Na-
sette (Santpoort), dr. W. Koster.
Van het Verbond van Nationalisten.
Het verbond van Nationalisten heeft tot
candidaten voor de Tweede Kamer gesteld
de heeren dr. Vandermijle, C. J. M. van Eys-
den Jr., D. Houtzagers J. L. Ch. van Beeten,
B. van Spanje, C. J. Minck en P. Th. van
Minnekrede (Haarlem).
SCftOOLVERZUIM ONDER DE
LEERPLICHTIGE JEUGD IN
DRENTE.
VAN BEHOORLIJK ONDERWIJS GEEN
SPRAKE.
Het bestuur van het N.V.V. schrijft aan
het Volk:
Dezer dagen had onder leiding van het
N.V.V. en de hoofdbesturen van den Bond
van Ned. Onderwijzers en den Landarbei-
dersbond een vergadering plaats te Stads
kanaal met afgevaardigden van een aantal
bestuurdersbonden en afdeelingen van beide
bonden, ter bespreking van het zeer groote
schoolverzuim onder de leerplichtige jeugd,
dat met name in de Groningsche en Drent-
sche veenkoloniën plaats heeft.
Op deze vergadering bleek, dat in bijna
alle gemeenten dit schoolverzuim zoodanige
afmetingen heeft aangenomen, dat van het
geven van behoorlijk vruchtdragend onder
wijs bijna geen sprake meer is. Uit de mede-
deelingen, welke door verschillende afgevaar
digden werden gedaan, bleek dat behoudens
een enkele uitzondering het Rijksschooltoe-
zicht in de handhaving der Leerplichtwet
schromelijk te kort schiet.
Besloten werd tegen dit euvel met de daar
toe geëigende middelen stelling te nemen
en te onderzoeken, op welke wijze hierin
verbetering kan worden gebracht.
DE NEDERLANDSCHE KUNSTTENTOON
STELLING IN LONDEN.
Een netto winst van 10.500.
Het algemeen bestuur der tentoonstelling
van Nederlandsche schilderijen in Bur
lington House vergaderde dezer dagen voor
laatste maal in de Nederlandsche legatie te
Londen, meldt het Hbld. Nu alle rekeningen
zijn gesloten, blijkt dat de tentoonstelling
een netto-winst gemaakt heeft van
10.500. Het plan is om daarvan 1050 of
10 pet af te staan aan de „Royal Academy"
voor de bevordering van kunsfcbelangen in
het algemeen en ae rest te verdeelen tus
schen het Engelsche .National Art Collection
Fund" en de Nederlandsche „Vereeniging
Rembrandt", gelijk aanvankelijk was over
eengekomen. die elk dus 4725 oftewel
f 56.700 zullen ontvangen.
Een rampjaar
Het afgeloopen Jaar was in vele opzichten
een rampjaar voor ons Nederlandsch too-
neel; de dood van Dr. Willem Royaards
heeft er zijn zwarte schaduw over geworpen.
Wat Royaards voor ons tooneel is geweest,
wij hebben het eerst recht gevoeld, toen het
bericht van zijn overlijden bekend werd. Een
ieder begreep, dat ons tooneel een onherstel
bare slag was toegebracht; Royaards* heen
gaan is algemeen beschouwd als een natio
naal verlies. Toen de groote kunstenaar na
den indrukwekkenden rouwdienst den Stads
schouwburg te Amsterdam werd uitgedragen,
was het niet alleen de kunstenaar, die voor
goed van ons wegging, het was veel meer:
het was een roemrijk verleden, waarvan wy
afscheid namen. Royaards had meer dan
één ander ons tooneel tot bloei en aan
zien gebracht, onder hem waren de groote
voorstellingen tot artistieke festijnen ge
worden, hij is de man geweest, die door zijn
geniale leiding de tooneelspeelkunst onder
de zusterkunsten in ons land heef opge
stuwd tot een hoogte als nooit te voren was
geschied. Toen wij hem uitdroegen, wisten
wij ook tegelijk, wat wij aan dezen kunste
naar verloren hadden.
Wij zien naar een opvolger uit, doch vin
den hem niet, althans niet een kunstenaar
van zijn gestalte, van zijn grootte. Maar er
is toch een leerling, die Royaards' tradities
hooghoudt en met de oude getrouwen van
den gestorven tooneelleider zijn werk traent
voort te zetten, al is het dan niet met de
ijzeren, artistieke tucht ran den leermeester.
De opvoeringen van „De Getemde Feeks" en
..Midzomernachtsdroom" van De Getem
de Feeks nog het meest, omdat zij geheel
eigen werk en dus geen copie was waren
een verblijdenis en schonken ons de over
tuiging. dat Royaards niet te vergeefs ge
leefd heeft en dat hij school heeft gemaakt.
Doch toen kwam de tweede ramp voor ons
nationaal tooneel: de brand van het Paleis
voor Volksvlijt, welke Saalborn en ce zijnen
dakloos maakte. Men vraagt zich thans af:
wat nu? Zal in dezen zwaren tijd, waarin de
niet bij de concentratie aangesloten tooneel-
gezelschappen toch reeds de grootste moeite
hebben te blijven bestaan, Saalborn met zijn
wakkeren troep zich kunnen handhaven?
Het in vlammen opgaan van het theater,
dat met den Stadsschouwburg het eenige
was te Amsterdam, waar jroot werk kon
worden opgevoerd, beteekende voor ons too
neel een zeer ernstig schier catastrophaal
verlies. O zeker, er kleefden vele gebreken
aan den schouwburg van het Paleis, het af
branden van dit in veel opzichten verouder
de theater z&l het schouwburgvraagstuk te
Amsterdam waarschijnlijk sneller tot oplos
sing brengen, maar in de naaste toekomst is
het gezelschap van Louis Saalborn daarmee
niet geholpen en het is de groote vraag, of
Het Nieuw-Nederlandsch Tooneel ook al
wordt het financieel gesteund zich onder
deze uiterste moeilijke omstandigheden, met
de zware concurrentie van bioscoop, dancing
en radio zal kunnen staande houden. En
hiermee zullen allen, die de voorstellingen
van De Getemde Feeks en Midzomernachts
droom dit seizoen hebben bijgewoond, het
wel met mU eens zijn de ondergang van
het gezelschap van Saalborn, dat het werk
van Royaards zooveel mogelijk voortzet, zou
voor ons tooneel wel een der ernstigste ver
liezen zijn, die het na den dood van den
grooten leider zou kunnen treffen.
Zal Het Nieuw Nederlandsch Tooneel nu in
het komend seizoen den Hollandschen
Schouwburg gaan bespelen? Dit lijkt mij
schier de eenige oplossing toe en het ver
wonderde mij dan ook niet, reeds enkele da
gen na den brand van het Paleis, te lezen,
dat aan den Hollandschen Schouwburg be
langrijke verbeteringen zouden worden aan
gebracht.
Want deze schouwburg Is nu alleen nog
DE AANSLAG BIJ BUSSUM.
OOK EEN MEISJE REEDS
AANGEVALLEN.
Aangaande den aanslag gepleegd op den
heer Perk bij Bussum meldt men nog aan de
N.R.Ct., dat C. v. G.„ de tweede verdachte,
door een politle-radiobericht, waarin de ge
tuige van den overval verzocht werd zich op
het bureau te Hilversum te melden, in de
meening verkeerde, dat zijn makker P. reeds
gearresteerd was. Uit vrees, dat deze de
schuld op hem zou werpen, ging hij toen
naar de politie, waar hij den naam van den
dader noemde Toen hem bleek, dat deze nog
niet gearresteerd was en bij de politie zelfs
nog onbekend was, bewaarde hij verder het
stilzwijgen.
Inmiddels heeft zich bij de Bussumsche
politie een meisje aangemeld, dat verklaar
de onlangs in dezelfde omgeving door twee
jongelieden van circa 20-jarigen leeftijd te
zijn aangevallen. Nadat zij een rijksdaalder
had gegeven, trokken zij af. De politie zoekt
in dezen overval verband met dien van
Woensdag.
FLIEREFLUITER OP DE PLANKEN?
Plannen van Nap de Ia Mar.
Nap de la Mar, wiens contract bij het Ver.
Rotterdamsch Hofstadtooneel onlangs ls ge
ëindigd, heeft een zomercombinatie gevormd
waarmede hij „Merijntje Gijzen" in de pro
vincie speelt, met Ciska Cremer is de titel
rol.
In een interview deelde hij aan een mede
werker van „Het Tooneel" mede, dat er plan
nen bestaan om ook het tweede deel van
A. M. de Jong's romancyclus: „Flierefluiter's
Oponthoud" ten tooneele te brengen.
De première zou in November van dit Jaar
in het Centraal Theater te Amsterdam wor
den gegeven. Ook in dit stuk zou Ciska Cre
mer als Merijntje optreden. Waarschijnlijk
zal de film te baat worden genomen voor de
inleiding der tafereelen.
DE ACTIE TEGEN DE ZAANSCHE TOLLEN.
De aanbieding van het petitionnement
tegen de Zaansche tollen dat door duizenden
Zsankanters ls onderteekend, zal op Tweeden
Pinksterdag op het ministerie van Water
staat te Den Haag plaats hebben. Daartoe
wordt een groot aantal automobilisten gere-
cruteerd, die en file de lijsten naar Den Haag
zullen brengen meldt de TeL
L
voor ons tooneel.
maar eenigszlns geschikt voor tooneelvoor-
stellingen. al leent het tooneel in dat thea
ter zich dan ook allerminst voor opvoeringen
van groot werk. Saalborn zal nu wel geen
Shakespeare- en Vcnde!opvoeringen kunnen
brengen wij hadden o.a. gelezen van zijn
plan om Lucifer te spelen maar hij zou
tenminste voorloopig een onderdak hebben
en in den Hollandschen Schouwburg de
voorpostengevechten kunnen leveren voor
den grooten strijd om den stadsschouwburg.
Want om dien vasten burcht zal de strijd
tusschen Saalborn en Verkade natuurlijk in
het komend seizoen gaan. In 1930 zal de ge
meente Amsterdam weer een vasten bespe
ler van den Stadsschouwburg moeten aan
wijzen en het is wel zeker, dat Saalborn er
een bod naar zal doen, al zal hij dan ook, nu
hij dit komend seizoen niet over een groot
tooneel beschikt en dus beperkt ls in zijn
bewegingen in dezen strijd zwaar gehan
dicapt zijn.
En wat zal de rol zijn, die Albert van
Dalsum in dezen komenden strijd om den
Stadsschouwburg zal spelen? Een samengaan
in de toekomst van Van Dalsum, die het
Vereenigd Tooneel heeft verlaten, en Louis
Saalborn, wordt in tooneelkringen niet tot
de onmogelijkheden gerekend. Een langdurig
bestaan van een nieuw tooneelgezelschap.
dat voornamelijk het Oosten van ons land
zal moeten bespelen, lijkt zelfs den opti
misten in de tooneelwereld precair. Een
vereend optrekken naar het Leldsche Plein
na „getrennt marchiert" te hebben van
Saalborn en Van Dalsum zou zeer zeker
denkbaar wezen. Het beschikbaar stellen van
een vasten speelavond voor den troep van
Van Dalsum door Saalborn wees ook eenigs-
zins in deze richting. Maar de brand van het
Palels heeft Van Dalsum de eenige gelegen
heid om te Amsterdam geregeld met zijn
nieuw gezelschap op te treden, ontnomen.
Hoeveel zou er thans ln de tooneelwereld
niet anders zijn, als men deze band had kun
nen voorzien?
Het verdwijnen van den Palets-Schouwburg
zal ook het bestaan van het nieuwe gezel
schap van Van Dalsum veel moeilijker
maken. Tenzij Saalborn den Hollandschen
Schouwburg gaat bespelen en Van Dalsum
over één vasten speel-avond in de week de
beschikking krijgt. Mocht een zoodanige re
geling niet worden getroffen, dan vraagt
men zich met zorg af. wat er in het komend
seizoen van de r.ier bij de concentratie aan
gesloten gezelschappen moet worden. De
nadeelen des versnippering zullen zich dan
in nog sterker mate dan ooit laten gevoelen
De strijd om het bestaan zal dan in de pro
vincie op zijn hevigst moeten worden gevoerd
en het is zeker, dat die strijd den ondergang
van éen of meer goede gezelschappen ten
gevolge zal hebben. Want nu reeds ls er een
teveel in de provincie. Wij, in Haarlem, kun
nen dat wel het best beoordeelen. Als er nog
meer gezelschappen bij moeten komen en
deze om de vrije avonden gaan vechten, dan
raakt het ongesubsidieerde tooneel steeds
meer in do verdrukking.
Over de perspoctieven, die het heengaan
van Van Dalsum en Eerens van het Leldsche
Plein en het engageeren van Johan de
Meester door Verkado en Verbeek voor ons
tooneel openen, heb ik indertijd in mijn
artikel van 6 Februari JJ. reeds uitvoerig
geschreven.
Dat wij van Het Vereenigd Tooneel met een
regisseur als Johan de Meester in het volgend
seizoen een verhoogde activiteit mogen ver»
wachten, is wel zeker. De komende strijd onj
den Amsterdamschen Stadsschouwburg en
vooral de kwaliteit der mededingers naar
dezen burcht, zullen er haar toe nopen. De
eenige, die ook in de toekomst zeker is van
zijn plaats, is Cor van der Lugt Melsert,
wiens positie in de Hofstad vrijwel onbe
dreigd is.
J. B. SCHUIL.
PROV. ELECTRICITEITSBEDRIJF,
VERHOOGING VAN TOELAGE VOOR
EEN DER DIRECTEUREN.
Ged. Staten stellen voor te besluiten met
wijziging in zooverre van hun besluit van 26
April 1923, de toelage van den heer J. van
Oldenburg als Directeur van het Provinciaal
Electriciteitsbedrijf to verhoogen met 3000
en mitsdien te bepalen of 6000.met
vaststelling van den pensioensgrondslag op
gelijk bedrag, een en ander met ingang van
een door Gedeputeerde Staten te bepalen
tijdstip, zulks in verband met zijn belang
rijke bemoeiingen met het bedrijf.
DE STAKING TE ZAANDAM.
Toeslag op de reglementaire
uitkeer ing.
Door het bestuur van den Centralen Bond
van Transportarbeiders is thans een steun
beweging ingezet, om de leden van den Bond
die bij de staking te Zaandam betrokken zijn
wekelijks een toeslag op hun reglementaire
uitkeering te doen verstrekken. De animo
voor deze steunregeling ls zeer groot en zai
tot gevolg hebben dat naar aller verwach
ting een vierde deel van het reglementaire
steunbedrag als extra toeslag kan worden,
verstrekt.
KANTONGERECHT.
UITSPRAKEN.
M. H. het niet voldoende, zorg dragen
voor het onschadelijk houden van twee ge
vaarlijke honden f 15, subs. 15 dagen hech
tenis. W. J. M. D. het als bestuurder van een
4 wielig motorrijtuig daarmede rijdende, de
veiligheid van het verkeer in gevaar bren
gen f 30 subs. 30 dagen hechtenis; G. B.,
idem f 10 subs. 10 dagen hechtenis, G. O.,
idem f 15 subs. 15 dagen hechtenis, J. K. het
als opkooper eene hoeveelheid lood koopsn,
zonder daarvan aanteekening te houden in
het daarvoor bestemde register f 15 subs. 15
dagen hechtenis; C. K.( overtreding der Wo
ningwet f 15 subs. 15 dagen hechtenis; C. K.
idem, idem, P. A. H. overtreding van art. 22
der Motor- en Rijwielwet i 20, subs. 20 da
gen hechtenis; E. S„ overtreding der Ar
beidswet f 6 subs. 6 dagen hechtenis; C. J. S.
overtreding der Leerplichtwet f 2 subs. 2 da
gen hechtenis; P. II. M. overtreding der
verordening op de Vnsschershaven f 2 subs.
2 dagen hechtenis, S. R., overtreding van
art. 455 W. van Strafrecht f 10, subs. 10 da
gen hechtenis.