H. D. VERTELLINGEN
Ü1BÜ©
FEUILLETON.
Helen's Juweelen
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
HAARLEM'S DAGBLAD
VRIJDAG 17 MEI 1529
(Nadruk rerbodcn; aatcur»rocht voorbehouden.)
door
CHRISTINE VAN DER LAAG.
Kleine Tinus.
bij elke bladzij zag Ik je voor me, nu eens
met een kleur van inspanning, dan weer
met groote aandacht voor een vlieg of een
poes in de dakgoot, maar niet voor je werk.
Je schriftjes heb ik je moeder laten brengen.
Ze komen haar meer toe dan mij.
Als ik nu 's morgens begin en zonder het
te willen naar je vroolijke snoetje zoek, dan
ontbreekt me dikwijls alle lust om aan 't
werk te gaan. Toch moet 't, toch mogen de
andere kinderen niet onder mijn gedrukte
stemming lijden.
Arme, kleine Tinus, alles zal na eenlge
weken weer gewoon gaan, maar vergeten zal
ik je niet. En je plaatsje op de eerste
bank, waarop nu nog een paar knikkers en
een stukje blauw glas van je liggen, dat
plaatsje van jou, Tinus, zal zoolang ik deze
klas houd,, onbezet blijven.
EEN AMSTERDAMSCHE SLAGER
DIE MET DE „GRAF ZEPPELIN"
MEE WILDE.
Het vliegen was de liefhebberij
van den gcsnapten blinden pas
sagier.
„Aanvankelijk voor het slagersvak bestemd
gevoelde hij reeds op jeugdigen leeftijd veel
voor het vliegen", aldus zouden we de le
vensbeschrijving kunnen aanvangen van
den Hollander, die als blinde passagier den
Oceaantocht met de „Zeppelin" hacl willen
meemaken.
Hij heet G. Th. Kuyper, is 24 jaar oud en
te Soest geboren, maar te Amsterdam wo
nende, en daar zijn broer hier ter stede een
slagerij heeft, hebben wij eens aan deze ge
vraagd, wat hij omtrent de plannen van zijn
broer-verstekeling wist.
O, meneer, zeide hij vanachter de schoon
geschrobde toonbank, wijzende op de stuk
ken vleesch, die aan haken boven zijn hoofd
hingen, de slagerij was niets voor hem. Hij
heeft het vak wel geleerd bij mijn vader en
was later bediende in een slagerij op den
Haarlemmerdijk. Hij spreekt vloeiend drie
talen en daar kwam nogal veel scheepsvolk.
Toen wij nog in Soest woonden, kon hij uren
naar het vliegen in Soesterberg kijken. Hij
sprak slechts over De Mok, Waalhaven en
Schiphol en wilde graag bij de vliegerij, des
noods als krullenjongen. Was hij in militai
ren dienst geweest dan zou hij er gemakke
lijk bij hebben kunnen komen, maar nu zag
hij alles op een afstand. Vermoedelijk zal hij
zijn doel toch nog wel bereiken, want hij
staat op de lijst van candidaten voor leer
ling-vlieger in De Kooy.
Wist u iets van zijn voornemens?
Neen, verleden week vertrok hij naar
Duitschland op een vacantie-reisje, zoo zeide
hij. Gisteren kreeg ik een ansicht uit Frie-
driehshafen met de „Zeppelin" er op, „über
der Luftschiffhalle". Toen dacht ik al, hij
wil het vertrek van het luchtschip zien. Weer
die luchtvaart. Neen, de slagerij was niets
voor 'm, meneer. En toen ik vanochtend las
van dien blinden passagier van 24 jaar uit
Soest, ging mij een licht op.
Enfin 't is mislukt! Hij zal wel terugko
men, ik hoop dat ze hem niet te lang houden.
Onjuist is, dat hij wegens bedelarij geoakt
is, hij heeft 5 jaar M.U.L.O., spreekt drie* ta
len en heeft altijd in goede kringen verkeerd.
Hoewel hij met een motor jekker aan vertrok
zonder koffers, moet hij toch geld genoeg bij
zich gehad hebben.
Intusschen weten we nu, wat het doel van
zijn reis naar Duitschland geweest is
BESMETTELIJKE ZIEKTEN.
In de week van 5 tot en met 11 Mei wer
den ïh Haarlem drie gevallen van roodvonk
geconstateerd en vijf gevallen van diphtheli
tis, waarvan vier in één gezin.
In Haarlemmerliede kwam één roodvonk-
geval voor.
VRIJZ. DEM. JONGEREN ORGANISATIE.
Dezer dagen hield de Vrijzinnig-democra
tische jongeren-organisatie een vrij goed
bezochte vergadering in gebouw „De Nijver
heid", waar verschillende belangrijke pun
ten behandeld werden. Wegens het bedan
ken van den heer Westendorp werd als kas-
commissielid benoemd de heer C. B. van
Dam. Omtrent het te houden zomerkamp
werd het volgende, medegedeeld: Hoewel er
bij de meeste afdeelmgen veel animo was
voor kampeeren op Ameland, is het nog niet
zeker, of dit wel door kan gaan. De organi
satie heeft echter een leider gevonden in
den heer de Vries uit Assen, oud-hopman der
padvinders, en daar deze bij uitstek ge
oriënteerd is op kampeergebied, heeft men
aan hem de geheele voorbereiding overge
laten.
Verder Werd medegedeeld, dat de a.s. Alg.
Vergadering zal gehouden worden op 23 Juni
a.s. t-e Sneek.
Bovendien werd bekend gemaakt, dat
Zaterdag, 25 Mei een cabaretavond met bal
gehouden wordt in de Tuinzaal van de
Kroon. Voor een prima band zal gezorgd
worden.
JUBILEUM
J. P. HAANSCHOTEN.
VEERTIG JAAR BIJ DE POSTERIJEN
EN TELEGRAFIE.
De heer J. P. Haanschoten, Inspecteur der
Posterijen en Telegrafie alhier herdacht
het Staatsbedrijf der Posterijen en Telegrafie
Donderdag den dag waarop hij vóór 40 jaar
bij het Staatsbedrijf der Posterijen en Tele
grafie in dienst trad.
Gisteren had ten bureeele van de In
spectie, in de Zijlstraat, een huldiging van
den jubilaris plaats, in tegenwoordigheid
van vele directeuren en ambtenaren uit de
Inspectie.
Nadat de heer Haanschoten en zijn echt-
genoote en dochters, die per auto van hun
woning waren gehaald, de zaal waren bin
nengeleid en hadden plaats genomen, trad
als eerste spreker naar voren de heer L. P.
J. Truffino, chef der vierde afdeeling (brie
ven en paklcetpost) van het Hoofdbestuur.
Namens den plaatsvervangenden Directeur
Generaal en ook namens den geheelen dienst
wenschte spr. den heer Haanschoten geluk
met zijn jubileum en bracht hij hem dank
voor de altijd door hem betoonde toewijding
.nauwgezetheid, plichtsbetrachting en ijver.
Het Staatsbedrijf der Posterijen en Tele
grafie bloeit thans op een wijze die vroeger
onbekend was en dit is zeker in groote mate
te danken aan het beleid van de hoogere
ambtenaren, van wie de heer Haanschoten
er een is.
Spr. eindigde met een persoonlijk woord
van dank voor de aangename samenwerking
en voor de hem steeds door den jubilaris be
toonde vriendschap.
Vervolgens was net woord aan den adjunct
Inspecteur, den heer H. Schipper, die den
heer Haanschoten prees als een intensief
rusteloos werker van zeldzame energie, die
zijn werkkracht steeds op onbekrompen wijze
in dienst van het bedrijf heeft gesteld en
in wiens handen de belangen van hendel
en industrie en van het geheele publiek,
veilig zijn. De jubilaris heeft ook altijd een
open oog en hart voor de belangen van de
ambtenaren en oefent een weldadigen in
vloed uit, door zijn optreden, op velen zijner
ondergeschikten. De Regeering erkende dan
ook verleden jaar zijn verdiensten door hem
te benoemen tot Officier in de Orde van
Oranje-Nassau.
Namens de ambtenaren "bood spr. den heer
Haanschoten een schrijfbureau en mevrouw,
die. haar man al die jaren voorbeeldig ter
zijde heeft gestaan, een bloemstuk aan er
den wensch aan toevoegende dat de jubilaris
die pas van een ziekte is hersteld, weer zeer
spoedig zijn ambt zal kunnen aanvaarden.
Hierna wenschten de Directeur van het
Postkantoor en van het Telegraafkantoor
alhier, de heeren H. J. M. A. Janssen en J.
H. Belgraver den heer Haanschoten met een
kort. hartelijk woord geluk, waarna de heer
Smit, oudste ambtenaar van het bureel,
in 't bijzonder den nadruk legde op de goede
eigenschappen van den heer Haanschoten
als huisvader. Spr. wenschte hem toe dat,
wanneer hij eenmaal „de ambtelijke streep"
zou zijn gepasseerd, hij nog vele jaren aan
zijn gezin zou kunnen wijden.
Namens de directeuren van den vereenig-
den dienst sprak de heer C. Fehr, directeur
van het kantoor te Zandvoort, nog woorden
van gelukwensch.
Tot slot zeide mej. Rientsma, telegrafiste
persoonlijk dank voor de wijze waarop de
Inspecteur haar dikwijls tot hulp en steun
is geweest.
Tot ieder der sprekers richtte tenslotte de
jubilaris een persoonlijk dankwoord om
daarna te wijzen op het groote belang van
elkaar waardeeren, begrijpen en vertrouwen
in den dienst. De Administratie, aldus spr.
heeft een personeel waarop zij trotsch kan
zijn Het personeel der P. T. T. kan in alle
opzichten en in alle rangen den toets dei-
vergelijking met het personeel in andere
vakken en beroepen glansrijk doorstaan.
Met een woord van hartelijke waardeering
voor de wijze waarop zijn echtgenoote hem
altijd heeft terzijde gestaan, eindigde de heer
Haanschoten, die in 't begin van zijn toe
spraak den heer Truffino had verzocht zijn
dank aan den plaatsver vangenden Directeur -
Generaal en het Hoofdbestuur over te bren
gen, waarbij hij zich in de welwillendheid van
die autoriteiten aanbeval bij al het werk dat
misschien nog voor hem is weggelegd.
REVUE „HOLLAND IN VUUR EN VLAM".
Naar ons uit Amsterdam wordt medege
deeld zullen op Dinsdag 21, Woensdag 22 en
Donderdag 23 Mei in den Schouwburg aan
den Jansweg opvoeringen worden gegeven
van de groote revue „Holland in vuur en
vlam", waarvan thans in het Theater Carré
te Amsterdam met veel succes eiken avond
een voorstelling plaats heeft. Als de voor
naamste medewerkenden worden genoemd:
Wiesje Bouwmeester, Louis van Dommelen.
Clara Vischer-Blaaser, Sarah van der Heim.
Frans Bogaert, John. Schilthuizen. Arnold
Schotanus, het beroemde dansüaar Paplovska
Mei. hangend hoofd, met vochtige oogjes
en trillende lipjes, 't handje angstig geklemd
aan moeder's -okken, zoo maakte kleine
Tinus z'n entrée in mijn klas. O, kleine fijne
Tinus, als je slechts geweten had, hoe 'n
groote plaats jij toen al in mijn hart ver
overdeAls ik niet in je bruine oogjes
dien onuitsprekelijken angst gelezen had,
dan had ik je toen al naar me toegehaald
dan had ik je fijne snuitje met de roode
wangetjes en 't grappige kleine wipneusje
■tusschen m'n handen genomen, nu stelde ik
mij tevreden met Je zonverbrande handje.
Arme kleine Tinus, wat ging er allemaal
wel in je om? Wat dacht jij eigenlijk wel
van de school? Hadden ze je er misschien
bang voor gemaakt? Hadden ze mij voor
gesteld als iemand, die er plezier in zou
hebben je dag aan dag te pijnigen? Zooiets
moet het toch wel geweest zijn, te oordeelen
naar je van angst vertrokken gezichtje
„Zoo juffrouw", zei moeder, terwijl ze
Tinus met een gebaar van „m'n kind mag
gerust gezien worden", naar voren duwde,
„dat is nou T'nus, U het ze zussie ook ge
had, nou is hij .sn de beurt! 't Is me d'r
anders eentje! Ik ben goddank blij dat ie
naar school gaat. Geen minuut zit ie stil.
en ongehoorzaam! U zal wat met 'm te
stellen krijgen! Straft u 'm gerust maar
flink!"
„Ja, ja, haastte ik me te zeggen", 't Zal
wel in orde komen. Kom jij maar hier Tinus,
dan zal ik voor jou 'n mooi plaatsje opzoe
ken".
Begreep die mceder dan niet, dat ze met
elk woord z'n angst nog grooter maakte?
't Mocht een kleine ondeugende bengel zijn,
maar op t oogenblik was daarvan niets te
zien, op 't oogenblik was 't een klein onge
lukkig menschenkind, één die hulp zocht en
geen hulp vond. Arme, kleine Tinus wat heb
ik je beklaagd, toen je daar voor me zat met
je plekkerig rood gezichtje en je groote be
huilde angstoogen. maar wat héb je me ge
lukkig gemaakt met de gedachte, dat ik jou
daar dag aan dag zou zien zitten, dat ik maar
even in die onschuldige oogen van jou behoef
de te kijken, om me een beter mensch te voe
len.
Den tweeden dag ging het al beter. Toen
zat Tinus nog wel bedrukt te kijken, toen
liet hij nog wel telkens zijn lipje hangen,
maar de tranen bleven weg. Alleen als ik
even met een paar woorden een van de
dreumesen terecht moest wijzen, dan las ik
op Tinus' gezichtje weer dienzelfden angst, 1
dan gingen z'n verschrikte oogjes van mij
naar de deur
Maar zooals bij zooveel kinderen verloor
de school ook voor Tinus z'n verschrikking.
Toen was 't leed voor hem geleden. Toen
kwam hij voor schooltijd bij me staan en
vertelde hij me in z'n grappig taaltje, wat
het leven weer voor wonderbaarlijks voor
hem had opgeleverd.
Hij zat niet meer zooals in het begin met
de handjes aan den rand van de bank. Hij
stond niet meer schuchter in een hoekje
van de speelplaats te wachten tot hij weer
binnen moest komen, neen, zoo zette ik de
deur open, of Tinus rende naar buiten,
steigerend als een jong paardje, niets en
niemand ontziende. En ais hij dan weer
binnen zat, met z'n blozende kopje vlak bij
me, de haartjes geplakt door 't zweet, als
hij me dan aankeek alsof hij zeggen wilde:
„Zeg maar gerust, wat je nou weer van we
verlangt", dan haatte ik mezelf, omdat ik
zooveel eisch van die kleine stumpers, om
dat ik in de eerste plaats verlang, dat ze
stil zijn, hetgeen voor mijn kleinen Tinus
al een bijzonder groot offer moet geweest
zijn.
Die moeder van jou heeft gelijk gehad Tinus
toon ze me zeide, dat je zoo lastig was. Wat
heb je me vaak een zucht van verlichting
doen slaken als de bel ging en ik jou, m'n
kleine kwelgeest de straat op kon sturen. En
toch, hè Tinus, zijn we eiken morgen weer
opnieuw begonnen, nooit hebben we den
moed laten zakken, nooit! Jij liebt élken
dag opnieuw geprobeerd je te schikken naar
mijn wenschen en ik heb toch heusch erg
mijn best gedaan geduld met je te hebben.
En Tinus, misschien was 'tw niet mooi van
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
«V nu+rumd. "fjaa l ^"»7
iff
EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS,
door
JAQUES FUTRELLE.
19)
De torenklok van hot kleine witte kerkje
van Satult sloeg net elf, toen de stuurman
van de Pyramids, na alles klaar gemaakt te
hebben, voor den nacht., naar beneden ging...
Met één hand tastte hij even in de donkere
kajuit rond, toen flitste het eiectrische licht
aan en hij stond te knipperen tegen het
helle schijnseleen slanke, bijna jongens
achtige gestalte, lenig, krachtig en gespierd....
Hij was nog jong, hij had bruine voogen en
dik. golvend haar.
„Ik moet dat ding toch nog .even bekijken,
voor ik naar de kooi ga", merkte hij op.
Uit een la haaide hij een foto. viel neer
op pen stoel en begon hem aandachtig te
bestudeeren. Het scheen de afbeelding van
één of ander kostbaarheid te zijn een
donker lint, met een afstekenden rand er
omheen, waar over kleine gouden schildjes
waren aangebracht, waarop een motto scheen
te staan. „I-Ioni soit qui mal y pense!" Hij
ontcijferde het met behulp van een vergroot
glas. Elk schildje wc.j met een edelsteen ver
sierd uit de foto was niet op te maken
wat voor soortt en er hing een soort van
hanger aan, die St. George met den draak
voorstelde.
„Ik geloof zeker, dat het 'm is", over
peinsde hij. „Stel je voor!"
Hij haalde een portefeuille uit. den binnen
zak van zijn jas en haalde daar een in vloei-
me, maar meermalen heb ik gewenscht, dat
je wat minder verstandig was geweest. Als
ik met een gewichtig gezicht aan wat nieuws
begon en al die kleine snoetjes -al even
gewichtig stonden om 't „moeilijke" dat ze
gingen leeren, dan zag ik 't na vijf mi
nuten, als 't bij alle andere kinderen nog
pikzwarte nacht was, al dagen op Tinus'
gezichtje, dan las ik in zijn oogen: „Is dat
nou alles? Maak je je daar zoo druk over?"
Dan ben ik wel eens met een wanhopig ge-
gevoel verder gegaan, omdat ik wist, dat ik
die les nog vijfentwintig minuten moest'rek
ken, omdat ik mijn kleinen Tinus niets an
ders geven kon dan dat slappe kostje, dat
lang niet voldoende was om z'n honger te
stillen.
Uit was 't dan met z'n stilzitten, dan
zochten zijn oogen naar afleiding, dan haalde
hij stilletjes allerlei schatten uit z'n zak,
touwtjes, knikkers, stukjes glasMeestal
als hij er niet al te veel leven mee maakte,
liet ik hem maar begaan. Soms als ik erg mijn
best deed de achterblijvers mee te sleepen
terwijl t grootste gedeelte van de klas" er
werkeloos bij zat, dan zag ik om Tinus'
mondje een vastberaden trek verschijnen,
dan bleven z'n handjes gevouwen, dan schui
felden 2'n voetjes niet als anders over de
voetenplank, dan hield hij heel z'n lichaam
in bedwang om mij plezier te doen. En als
dan eindelijk de les afgeloopen was, dan
kwam hij soms zoomaar de bank uit en met
z'n kopje tegen me aan zei hij met z'n liefste
stemmetje: „Ben ik nou je vrindje?" of:
„Is Tinus nou een schat?"
Maar o, kleine Tinus, wat heb je me het
leven vaak zuur gemaakt, wat heb je niet
uitgedacht om mij te plagen! En toch kon
ik nooit lang boos op je blijven, want als
ik je verschrikte gezichtje zag, als ik je
beknorde, dan had ik 't je dadelijk vergeven,
dan wist ik te goed dat 't alleen kwam, door
dat jij je zoo gruwelijk verveelde. Nog zie
ik je bleeke gezichtje weer voor me, met de
traantjes hangend aan je lange wimpers, toen
je op 'n middag uit louter verveling je zak
doek op je hoofd had. geknoopt en ik je
daarvoor bestrafte, O, Tinus, als je geweten
had hoe ik inwendig lachte, toen je op mijn
vraag, waarom je dat gedaan had me snik
kend antwoordde: „Ik speelde koeke'oakker-
tje".
Toch waren er voor Tinus ook nog wel
gelukkige oogenblikken op school. Als ik zoo
tegen 't eind van den schooltijd plotseling
tegen hem zei: „Toe, Tinus schik eens een
eindje op", dan kreeg hij een kleur van
van blijdschap, dan fonkelden zijn oogjes
van verrukking, want hij wist het wel, de
juffrouw ging vertellen. En als ik begon, dan
voelde ik zachtjes, heel zachtjes zyn handje
in de mijne sluipen, dan legde hij z'n kopje
tegen mij aan. O, Tinus als je geweten had
hoe ik in die oogenblikken genoot! Nooit
kon ik beter in je mooie, teere zieltje lezen,
als wanneer ik vertelde met dat warme,
kleine handje in de mijne. Wat heb ik vaak
terwille van jou, de verhaaltjes beter af
laten loopen, als ik voelde, dat jouw knuistje
mijn hand in grooten angst omklemde
Eén blik in je vochtige oogen was mij dan"
genoeg, om Roodkapje niet door den wolf
te laten verslinden. Om Klein Duimpje met
z'n broertjes zoo spoedig mogelijk in het
ouderlijke huis te laten terugkeeren.
Nu is je plaatsje leeg.
Nooit weer zal Ik je voor me zien met je
fijne, verstandige kopje. Nooit weer zal je :t
mij lastig maken met je onophoudelijk ge
draai, nooit weer zal ik onder 't vertellen
je handje in de mijne voelen glijden. Nooit
nooit weerO, kleine Tinus ik mis je
zoo!
Toen ik je opzocht in 't ziekenhuis, toen
je me met je zwakke stemmetje vroeg of
ik nog wel eens verhaaltjes vertelde, toen
ben ik gauw weggevlucht, fk kon 't niet
aanzien, dat jij, wilde robbedoes, daar zoo
bleek en mager in 't witte bedje lag. Jij
mocht m'n tranen niet zien, Tinus! Jij dacht
nog, dat je weer op school terug zou komen,
ik wist beter
En later, toen je moeder bij me kwam en
me met door tranen verstikte stem vroeg, of
ik nog kwam zien, hoe mooi jij in je kistje
lag, toen Tinus, heb ik dat niet gekund. Ik
weet dat je moeder me vreemd aankeek
toen ik dat weigerde, maar heusch, Tinus,
ik kon je niet zoo zien. Ik wil je voor me
houden, zooals je was, met je guitige, donkere
oogjes, me je roode wangetjes, met je niet
altijd schoone handjes, met heel je van
levenslust tintelend lijfjeO, kleine
Tinus, ik mis je zoo!
Je schriftjes, waarin je gewerkt had, heb
ik blad voor blad nog eens nagezien en
papier gewikkeld pakje uit. Het was de
kouseband van de gravin van Salisbury
Een half uur lang zat hij nauwkeurig de
foto te vergelijken met het kostbare sieraad,
dat hij voor zich op tafel had gelegd
Eindelijk stond hij op, legde de foto weer
in de la, deed den kouseband weer in zijn
portefeuille en ging nog even naar boven
om te zien of alles veilig wasVijf mi
nuten later lag hij rustig te slapen.
De torenklok van het kleine witte dorps
kerkje sloeg twaalf, toen één, toen twee....
Een bundel licht kwam om den hoek van
Brant Rock en hield recht op Bars Cove
aan. Langzaam maar zeker schoof het ver
der, tot eindelijk het. gezoem van een motor
hoorbaar werd in den stillen nachtNog
tien minuten, en het zoeklicht bleef rusten
op de Pyramide, die daar rustig voor anker
lagNog tien minuten en er klonk een
luid geroep:
„Hé daar!" De man, die in de kajuit van
de Pyramide lag te slapen, bewoog zich on
rustig. „Hé daar. is er daar iemand?" De
slapende werd plotseling wakker en luister
de; instinctief stak hij zijn hand uit naar
het knopje van het eiectrische licht, maar
hij draaide het niet aan hij wachtte. „Hé
daar!"
Door de patrijspoorten van de Pyramide
kwamen kleine bundeltjes licht, naar bin
nen vallen. Het gezicht van den man in
de kajuit werd heel even verlicht. Het was
doodsbleek, de kleurlooze lippen waren ge
sloten, in de oogen was een vastberaden
uitdrukking. Geluidloos als een slang glipte
hij uit zijn bed, trok een la open en haalde
er een revolver uit. Hij was geladen, dat wist
hij hij zórgde ervoor, dat hij altijd ge
laden was! Met zijn gezicht naar de schuif
deur. die naar het dek leidde, liep hij achter
uit, tot hij met ?.yn rug tegen de achter
muur van de kajuit stond, en daar bleef hij
wachten, met de revolver in zijn rechter
hand en de linker op het knopje van het
eiectrische licht.
„Als 't een bom is, dan ben ik erbij!", mom
pelde hij. „Anders heb ik een kans!"
De motor van de andere motorboot was
stopgezetEr klonk; even een flauw ge
stommel, toen de sloep naar beneden werd
gelaten, toen het geplas van riemen, en ten
slotte, begon de Pyramide even te schomme
len, toen dé sloep langszij ging liggenDe
man in de kajuit maakte nog geen beweging"
Boven op het dek klonken zachte voet
stappen, toen één, nee, twee mannen aan
boord klauterden, toen hoorde hij hun
schoenen op het trapje en een hand duwde
de schuifdeur open. Tegen den helderen
hemel stak de donkere gestalte van een man
afPlotseling flitste het eiectrische licht
aan, en een stem zei kort: „Handen op!"
De man in de deur was niet gek. Het on
verwachte licht verblindde hem zoo, dat hij
ternauwernood de gestalte in pyjama kon
onderscheiden, die aan het andere eind van
de kajuit stond, met een revolver op hem
gericht dus zijn handen gingen om
hoog.
Terwijl hij den Indringer scherp aankeek
kwam er een zonderlinge verandering over
den man met den revolver. De kleur kwam
terug in zijn gezicht, zijn bruine oogen
gingen verder open, zijn lippen openden
zich even.
„Wat!" en zijn stem was één en al ver
bazing, „u bent toch zeker detective Mere
dith?"
„Ja", was het antwoord.
„Neemt u me dan niet kwalijk!" en de
dreigende revolver kletterde op tafel. ..U had
me een beetje aan het schrikken gemaakt.
Komt u binnen!"
„Dank u!" Er klonk grimmige ironie in de
stem van den detective. „U hebt er zeker
geen bezwaar tegen, dat ik een vriend mee
breng? Mr. Dexter", en hij ging opzij om
een Engelsch-uitziend persoon met een paar
scherpe oogen binnen te laten, „mag ik u
even voorstellen Mr. George Harrington Leigh
anders genaamd de Havik; Mr. Dexter", leg
de hij hoffelijk uit, „komt van Scotland
Yard".
„Scotland Yard? O ja?" Er klonk bijna iets
van vreugde in de stem van den jongen man.
„Ik ben wel eens meer in aanraking ge
weest met mannen van Scotland Yard
Maar", en hij glimlachte vriendelijk, „Mr.
Meredith heeft zich vergist in mijn naam. Ik
geloof, dat hij me voor iemand anders aan
ziet".
„Ja?" Er klonk overdreven hoffelijkheid in
Meredith's toon. „En hoe heet je dan tegen
woordig, als ik vragen mag?"
„Dat mag u. Tegenwoordig heet ik Bruce
Colquhaun, als u 't goed vindt".
„O, uitstekend!" Meredith staarde hem
even aan, toen nam hij lachend den revol
ver van de tafel op. „Het heeft me zes jaar
gekost om je te pakken te krijgen. Een beetje
lang hè?"
HOOFDSTUK IV.
Met vele en verschillende aardsehe genie-
telijkheden uit de welvoorziene proviand-
kast van de Pyramide voor zich, zetten de
drie mannen zich om de tafel neer om hun
meeningsverschil uit te vechten. Het kan toe
val zijn geweest, maar ik geloof 't niet, dat
Meredith en Dexter de stoelen namen, die
het dichtst bij de deur stonden en zoo hun
gastheer den aftocht belet'on.
Meredith ledigde met een gebaar van voi-
en Taneeff van het Alhambra, Londen; The
12 mixed girls. Orkest onder leiding van den
kapelmeester Julius Susan. In het geheel 50
medewerkenden.
Deze revue had een goede pers.
De Tel. schreef: Zelden zag ik een revue
die met zooveel entrain inzette; daarbij een
voortreffelijke bezetting. Het Hbldf: Telken
male gelach en geklap overtuigden' een ieder
dat het een première was, die Amsterdam in
vuur en vlam zal zetten. De Tijd prijst de
vlotte dansen en alleraardigste finales en
gewaagt van het groote succes van Louis
van Dommelen, Schilthuizen, Frans Bogaert
en Wiesje Bouwmeester.
DE BLAUWE WEEK-ACTIE.
PROP AGANDA-FEESTA VOND.
De afdeeling Haarlem van den A. N. G. O.
B. zette Donderdagavond haar Blauwe
Week-actie voort met een propagandafeest-
avond in de bovenzaal van Gebrs. Kwekke-
boom aan de Kleine Houtstraat 106.
Be voorzitter, de heer A. G. de Quaastenïet'
opende het feest met een woord van wel
kom, waarna hij de beteekenis van de Blauwe
Week-actie in het kort uiteenzette. Hij hield
vervolgens een inleiding over het onderwerp:
„De Mei-gedachte in onzen drankstrijd".
De Meimaand is ons het meest lief, zei
spreker; want dat is de maand der ontlui
king. Alles krijgt nieuw leven. Losmaken van,
juk is het karakter der Meimaand. Wij zou
den zoo gaarne willen, dat alle belemmerin-
g.. uit onze maatschappij werd., weggeno
men. De grootste belemmering is het alco
holisme, dat zulk een zee van ellende over de
wereld heeft gebracht. Nog steeds vallen
slachtoffers; huisgezinnen worden er door
ontwricht. Wie eenmaal in de kluisters van
het alcoholisme is vastgebonden, komt niet
gemakkelijk meer los, zei spreker. Wij willen
niet meer zuchten onder het juk van het al
coholisme, maar moeten ons vrijmaken, ten
bate van de geheele menschheid.
De heer De Quaasteniet ontving een luid
applaus.
De avond werd verder doorgebracht met
zang en voordrachten van een gezelschap
onder leiding van mej. Truus Krijnen en den
heer W. Hensen. Laatstgenoemde zong op
zeer verdienstelijke wijze eenige levenslied
jes. waarbij hij door mej. Krijnen zeer mu
zikaal en bescheiden op de piano begeleid
werd.
Ook de violiste van het muziekgezelschap
verdient een woord van lof voor haar mooie
spel, evenals het jonge mensch, dat met veel
bravour declameerde.
De avond had een gezellig verloop.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. par regel.
N.V. KELLER EN MACDGNALD
N. S. F. PHILIPS
daanheid zijn glas, leunde terug in zijn
stoel en stak zijn sigaar aan; de man van
Scotland Yard zat zijn gastheer onafgebro
ken aan te staren en Colquhaun zelf scheen
maar nieuwsgierig te zijn. Hij vertoonde ten
minste geen spoor van onrust, of angst, of
zelfs van ongeduld.
„Zie je, Leigh begon Meredith ten
slotte.
„Colquhaun' als u zoo goed wilt zijn".
„Zie je, Colquhaun", verbeterde Meredith
gewillig, „we geloofden allemaal vast en zeker
dat je dood was, totdat laatst Daddy Heinz
dood in zijn huis in de Dertigste Straat werd
gevonden. Voor dien tijd hadden we het zoe
ken naar den Havik opgegeven. Maar daar
vonden we zekere aanwijzingen, die
„Voor u verder gaat", viel Colquhaun hem
in de rede, „zoudt u me even willen 'zeggen
wie Daddy Heinz is of was?"
„Dus je bent toch van plan lastig te
worden?" vroeg de detective. H:ï schudde te
leurgesteld zijn hoofd. „Heb je dit misschien
wel eens gezien?"
Hij haalde een versleten, leeren boekje te
voorschijn, en hield tfat onder den neus van
den jongen man, terwijl hij het hem aan alle
kanten Het zien. Tenslotte zei Colquhaun
kalm:
„Ik herinner me niet het ooit te voren
gezien te hebben".
„Nou, dan zal ik je zetraen wat het is!"
Meredith boog zich plotseling voorover en
sloeg met zijn vuist op de tafel. „Dat is het
kasboek van Daddy Heinz en daaruit
kunnen we onvoorwaardelijk bewijzen, dat
c'e Havik nog in leven was op den" zeventien
den Juni acht dagen geleden! De laatste
post. op den dag waarop Daddy Heinz werd
vermoord, is: „Voorgeschoten aan de Havik
1000 dollar"
(Wordt vervolgd.)