H. D. VERTELLINGEN Ü1BÜ© FEUILLETON. Helen's Juweelen INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 17 MEI 1529 (Nadruk rerbodcn; aatcur»rocht voorbehouden.) door CHRISTINE VAN DER LAAG. Kleine Tinus. bij elke bladzij zag Ik je voor me, nu eens met een kleur van inspanning, dan weer met groote aandacht voor een vlieg of een poes in de dakgoot, maar niet voor je werk. Je schriftjes heb ik je moeder laten brengen. Ze komen haar meer toe dan mij. Als ik nu 's morgens begin en zonder het te willen naar je vroolijke snoetje zoek, dan ontbreekt me dikwijls alle lust om aan 't werk te gaan. Toch moet 't, toch mogen de andere kinderen niet onder mijn gedrukte stemming lijden. Arme, kleine Tinus, alles zal na eenlge weken weer gewoon gaan, maar vergeten zal ik je niet. En je plaatsje op de eerste bank, waarop nu nog een paar knikkers en een stukje blauw glas van je liggen, dat plaatsje van jou, Tinus, zal zoolang ik deze klas houd,, onbezet blijven. EEN AMSTERDAMSCHE SLAGER DIE MET DE „GRAF ZEPPELIN" MEE WILDE. Het vliegen was de liefhebberij van den gcsnapten blinden pas sagier. „Aanvankelijk voor het slagersvak bestemd gevoelde hij reeds op jeugdigen leeftijd veel voor het vliegen", aldus zouden we de le vensbeschrijving kunnen aanvangen van den Hollander, die als blinde passagier den Oceaantocht met de „Zeppelin" hacl willen meemaken. Hij heet G. Th. Kuyper, is 24 jaar oud en te Soest geboren, maar te Amsterdam wo nende, en daar zijn broer hier ter stede een slagerij heeft, hebben wij eens aan deze ge vraagd, wat hij omtrent de plannen van zijn broer-verstekeling wist. O, meneer, zeide hij vanachter de schoon geschrobde toonbank, wijzende op de stuk ken vleesch, die aan haken boven zijn hoofd hingen, de slagerij was niets voor hem. Hij heeft het vak wel geleerd bij mijn vader en was later bediende in een slagerij op den Haarlemmerdijk. Hij spreekt vloeiend drie talen en daar kwam nogal veel scheepsvolk. Toen wij nog in Soest woonden, kon hij uren naar het vliegen in Soesterberg kijken. Hij sprak slechts over De Mok, Waalhaven en Schiphol en wilde graag bij de vliegerij, des noods als krullenjongen. Was hij in militai ren dienst geweest dan zou hij er gemakke lijk bij hebben kunnen komen, maar nu zag hij alles op een afstand. Vermoedelijk zal hij zijn doel toch nog wel bereiken, want hij staat op de lijst van candidaten voor leer ling-vlieger in De Kooy. Wist u iets van zijn voornemens? Neen, verleden week vertrok hij naar Duitschland op een vacantie-reisje, zoo zeide hij. Gisteren kreeg ik een ansicht uit Frie- driehshafen met de „Zeppelin" er op, „über der Luftschiffhalle". Toen dacht ik al, hij wil het vertrek van het luchtschip zien. Weer die luchtvaart. Neen, de slagerij was niets voor 'm, meneer. En toen ik vanochtend las van dien blinden passagier van 24 jaar uit Soest, ging mij een licht op. Enfin 't is mislukt! Hij zal wel terugko men, ik hoop dat ze hem niet te lang houden. Onjuist is, dat hij wegens bedelarij geoakt is, hij heeft 5 jaar M.U.L.O., spreekt drie* ta len en heeft altijd in goede kringen verkeerd. Hoewel hij met een motor jekker aan vertrok zonder koffers, moet hij toch geld genoeg bij zich gehad hebben. Intusschen weten we nu, wat het doel van zijn reis naar Duitschland geweest is BESMETTELIJKE ZIEKTEN. In de week van 5 tot en met 11 Mei wer den ïh Haarlem drie gevallen van roodvonk geconstateerd en vijf gevallen van diphtheli tis, waarvan vier in één gezin. In Haarlemmerliede kwam één roodvonk- geval voor. VRIJZ. DEM. JONGEREN ORGANISATIE. Dezer dagen hield de Vrijzinnig-democra tische jongeren-organisatie een vrij goed bezochte vergadering in gebouw „De Nijver heid", waar verschillende belangrijke pun ten behandeld werden. Wegens het bedan ken van den heer Westendorp werd als kas- commissielid benoemd de heer C. B. van Dam. Omtrent het te houden zomerkamp werd het volgende, medegedeeld: Hoewel er bij de meeste afdeelmgen veel animo was voor kampeeren op Ameland, is het nog niet zeker, of dit wel door kan gaan. De organi satie heeft echter een leider gevonden in den heer de Vries uit Assen, oud-hopman der padvinders, en daar deze bij uitstek ge oriënteerd is op kampeergebied, heeft men aan hem de geheele voorbereiding overge laten. Verder Werd medegedeeld, dat de a.s. Alg. Vergadering zal gehouden worden op 23 Juni a.s. t-e Sneek. Bovendien werd bekend gemaakt, dat Zaterdag, 25 Mei een cabaretavond met bal gehouden wordt in de Tuinzaal van de Kroon. Voor een prima band zal gezorgd worden. JUBILEUM J. P. HAANSCHOTEN. VEERTIG JAAR BIJ DE POSTERIJEN EN TELEGRAFIE. De heer J. P. Haanschoten, Inspecteur der Posterijen en Telegrafie alhier herdacht het Staatsbedrijf der Posterijen en Telegrafie Donderdag den dag waarop hij vóór 40 jaar bij het Staatsbedrijf der Posterijen en Tele grafie in dienst trad. Gisteren had ten bureeele van de In spectie, in de Zijlstraat, een huldiging van den jubilaris plaats, in tegenwoordigheid van vele directeuren en ambtenaren uit de Inspectie. Nadat de heer Haanschoten en zijn echt- genoote en dochters, die per auto van hun woning waren gehaald, de zaal waren bin nengeleid en hadden plaats genomen, trad als eerste spreker naar voren de heer L. P. J. Truffino, chef der vierde afdeeling (brie ven en paklcetpost) van het Hoofdbestuur. Namens den plaatsvervangenden Directeur Generaal en ook namens den geheelen dienst wenschte spr. den heer Haanschoten geluk met zijn jubileum en bracht hij hem dank voor de altijd door hem betoonde toewijding .nauwgezetheid, plichtsbetrachting en ijver. Het Staatsbedrijf der Posterijen en Tele grafie bloeit thans op een wijze die vroeger onbekend was en dit is zeker in groote mate te danken aan het beleid van de hoogere ambtenaren, van wie de heer Haanschoten er een is. Spr. eindigde met een persoonlijk woord van dank voor de aangename samenwerking en voor de hem steeds door den jubilaris be toonde vriendschap. Vervolgens was net woord aan den adjunct Inspecteur, den heer H. Schipper, die den heer Haanschoten prees als een intensief rusteloos werker van zeldzame energie, die zijn werkkracht steeds op onbekrompen wijze in dienst van het bedrijf heeft gesteld en in wiens handen de belangen van hendel en industrie en van het geheele publiek, veilig zijn. De jubilaris heeft ook altijd een open oog en hart voor de belangen van de ambtenaren en oefent een weldadigen in vloed uit, door zijn optreden, op velen zijner ondergeschikten. De Regeering erkende dan ook verleden jaar zijn verdiensten door hem te benoemen tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Namens de ambtenaren "bood spr. den heer Haanschoten een schrijfbureau en mevrouw, die. haar man al die jaren voorbeeldig ter zijde heeft gestaan, een bloemstuk aan er den wensch aan toevoegende dat de jubilaris die pas van een ziekte is hersteld, weer zeer spoedig zijn ambt zal kunnen aanvaarden. Hierna wenschten de Directeur van het Postkantoor en van het Telegraafkantoor alhier, de heeren H. J. M. A. Janssen en J. H. Belgraver den heer Haanschoten met een kort. hartelijk woord geluk, waarna de heer Smit, oudste ambtenaar van het bureel, in 't bijzonder den nadruk legde op de goede eigenschappen van den heer Haanschoten als huisvader. Spr. wenschte hem toe dat, wanneer hij eenmaal „de ambtelijke streep" zou zijn gepasseerd, hij nog vele jaren aan zijn gezin zou kunnen wijden. Namens de directeuren van den vereenig- den dienst sprak de heer C. Fehr, directeur van het kantoor te Zandvoort, nog woorden van gelukwensch. Tot slot zeide mej. Rientsma, telegrafiste persoonlijk dank voor de wijze waarop de Inspecteur haar dikwijls tot hulp en steun is geweest. Tot ieder der sprekers richtte tenslotte de jubilaris een persoonlijk dankwoord om daarna te wijzen op het groote belang van elkaar waardeeren, begrijpen en vertrouwen in den dienst. De Administratie, aldus spr. heeft een personeel waarop zij trotsch kan zijn Het personeel der P. T. T. kan in alle opzichten en in alle rangen den toets dei- vergelijking met het personeel in andere vakken en beroepen glansrijk doorstaan. Met een woord van hartelijke waardeering voor de wijze waarop zijn echtgenoote hem altijd heeft terzijde gestaan, eindigde de heer Haanschoten, die in 't begin van zijn toe spraak den heer Truffino had verzocht zijn dank aan den plaatsver vangenden Directeur - Generaal en het Hoofdbestuur over te bren gen, waarbij hij zich in de welwillendheid van die autoriteiten aanbeval bij al het werk dat misschien nog voor hem is weggelegd. REVUE „HOLLAND IN VUUR EN VLAM". Naar ons uit Amsterdam wordt medege deeld zullen op Dinsdag 21, Woensdag 22 en Donderdag 23 Mei in den Schouwburg aan den Jansweg opvoeringen worden gegeven van de groote revue „Holland in vuur en vlam", waarvan thans in het Theater Carré te Amsterdam met veel succes eiken avond een voorstelling plaats heeft. Als de voor naamste medewerkenden worden genoemd: Wiesje Bouwmeester, Louis van Dommelen. Clara Vischer-Blaaser, Sarah van der Heim. Frans Bogaert, John. Schilthuizen. Arnold Schotanus, het beroemde dansüaar Paplovska Mei. hangend hoofd, met vochtige oogjes en trillende lipjes, 't handje angstig geklemd aan moeder's -okken, zoo maakte kleine Tinus z'n entrée in mijn klas. O, kleine fijne Tinus, als je slechts geweten had, hoe 'n groote plaats jij toen al in mijn hart ver overdeAls ik niet in je bruine oogjes dien onuitsprekelijken angst gelezen had, dan had ik je toen al naar me toegehaald dan had ik je fijne snuitje met de roode wangetjes en 't grappige kleine wipneusje ■tusschen m'n handen genomen, nu stelde ik mij tevreden met Je zonverbrande handje. Arme kleine Tinus, wat ging er allemaal wel in je om? Wat dacht jij eigenlijk wel van de school? Hadden ze je er misschien bang voor gemaakt? Hadden ze mij voor gesteld als iemand, die er plezier in zou hebben je dag aan dag te pijnigen? Zooiets moet het toch wel geweest zijn, te oordeelen naar je van angst vertrokken gezichtje „Zoo juffrouw", zei moeder, terwijl ze Tinus met een gebaar van „m'n kind mag gerust gezien worden", naar voren duwde, „dat is nou T'nus, U het ze zussie ook ge had, nou is hij .sn de beurt! 't Is me d'r anders eentje! Ik ben goddank blij dat ie naar school gaat. Geen minuut zit ie stil. en ongehoorzaam! U zal wat met 'm te stellen krijgen! Straft u 'm gerust maar flink!" „Ja, ja, haastte ik me te zeggen", 't Zal wel in orde komen. Kom jij maar hier Tinus, dan zal ik voor jou 'n mooi plaatsje opzoe ken". Begreep die mceder dan niet, dat ze met elk woord z'n angst nog grooter maakte? 't Mocht een kleine ondeugende bengel zijn, maar op t oogenblik was daarvan niets te zien, op 't oogenblik was 't een klein onge lukkig menschenkind, één die hulp zocht en geen hulp vond. Arme, kleine Tinus wat heb ik je beklaagd, toen je daar voor me zat met je plekkerig rood gezichtje en je groote be huilde angstoogen. maar wat héb je me ge lukkig gemaakt met de gedachte, dat ik jou daar dag aan dag zou zien zitten, dat ik maar even in die onschuldige oogen van jou behoef de te kijken, om me een beter mensch te voe len. Den tweeden dag ging het al beter. Toen zat Tinus nog wel bedrukt te kijken, toen liet hij nog wel telkens zijn lipje hangen, maar de tranen bleven weg. Alleen als ik even met een paar woorden een van de dreumesen terecht moest wijzen, dan las ik op Tinus' gezichtje weer dienzelfden angst, 1 dan gingen z'n verschrikte oogjes van mij naar de deur Maar zooals bij zooveel kinderen verloor de school ook voor Tinus z'n verschrikking. Toen was 't leed voor hem geleden. Toen kwam hij voor schooltijd bij me staan en vertelde hij me in z'n grappig taaltje, wat het leven weer voor wonderbaarlijks voor hem had opgeleverd. Hij zat niet meer zooals in het begin met de handjes aan den rand van de bank. Hij stond niet meer schuchter in een hoekje van de speelplaats te wachten tot hij weer binnen moest komen, neen, zoo zette ik de deur open, of Tinus rende naar buiten, steigerend als een jong paardje, niets en niemand ontziende. En ais hij dan weer binnen zat, met z'n blozende kopje vlak bij me, de haartjes geplakt door 't zweet, als hij me dan aankeek alsof hij zeggen wilde: „Zeg maar gerust, wat je nou weer van we verlangt", dan haatte ik mezelf, omdat ik zooveel eisch van die kleine stumpers, om dat ik in de eerste plaats verlang, dat ze stil zijn, hetgeen voor mijn kleinen Tinus al een bijzonder groot offer moet geweest zijn. Die moeder van jou heeft gelijk gehad Tinus toon ze me zeide, dat je zoo lastig was. Wat heb je me vaak een zucht van verlichting doen slaken als de bel ging en ik jou, m'n kleine kwelgeest de straat op kon sturen. En toch, hè Tinus, zijn we eiken morgen weer opnieuw begonnen, nooit hebben we den moed laten zakken, nooit! Jij liebt élken dag opnieuw geprobeerd je te schikken naar mijn wenschen en ik heb toch heusch erg mijn best gedaan geduld met je te hebben. En Tinus, misschien was 'tw niet mooi van INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. «V nu+rumd. "fjaa l ^"»7 iff EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS, door JAQUES FUTRELLE. 19) De torenklok van hot kleine witte kerkje van Satult sloeg net elf, toen de stuurman van de Pyramids, na alles klaar gemaakt te hebben, voor den nacht., naar beneden ging... Met één hand tastte hij even in de donkere kajuit rond, toen flitste het eiectrische licht aan en hij stond te knipperen tegen het helle schijnseleen slanke, bijna jongens achtige gestalte, lenig, krachtig en gespierd.... Hij was nog jong, hij had bruine voogen en dik. golvend haar. „Ik moet dat ding toch nog .even bekijken, voor ik naar de kooi ga", merkte hij op. Uit een la haaide hij een foto. viel neer op pen stoel en begon hem aandachtig te bestudeeren. Het scheen de afbeelding van één of ander kostbaarheid te zijn een donker lint, met een afstekenden rand er omheen, waar over kleine gouden schildjes waren aangebracht, waarop een motto scheen te staan. „I-Ioni soit qui mal y pense!" Hij ontcijferde het met behulp van een vergroot glas. Elk schildje wc.j met een edelsteen ver sierd uit de foto was niet op te maken wat voor soortt en er hing een soort van hanger aan, die St. George met den draak voorstelde. „Ik geloof zeker, dat het 'm is", over peinsde hij. „Stel je voor!" Hij haalde een portefeuille uit. den binnen zak van zijn jas en haalde daar een in vloei- me, maar meermalen heb ik gewenscht, dat je wat minder verstandig was geweest. Als ik met een gewichtig gezicht aan wat nieuws begon en al die kleine snoetjes -al even gewichtig stonden om 't „moeilijke" dat ze gingen leeren, dan zag ik 't na vijf mi nuten, als 't bij alle andere kinderen nog pikzwarte nacht was, al dagen op Tinus' gezichtje, dan las ik in zijn oogen: „Is dat nou alles? Maak je je daar zoo druk over?" Dan ben ik wel eens met een wanhopig ge- gevoel verder gegaan, omdat ik wist, dat ik die les nog vijfentwintig minuten moest'rek ken, omdat ik mijn kleinen Tinus niets an ders geven kon dan dat slappe kostje, dat lang niet voldoende was om z'n honger te stillen. Uit was 't dan met z'n stilzitten, dan zochten zijn oogen naar afleiding, dan haalde hij stilletjes allerlei schatten uit z'n zak, touwtjes, knikkers, stukjes glasMeestal als hij er niet al te veel leven mee maakte, liet ik hem maar begaan. Soms als ik erg mijn best deed de achterblijvers mee te sleepen terwijl t grootste gedeelte van de klas" er werkeloos bij zat, dan zag ik om Tinus' mondje een vastberaden trek verschijnen, dan bleven z'n handjes gevouwen, dan schui felden 2'n voetjes niet als anders over de voetenplank, dan hield hij heel z'n lichaam in bedwang om mij plezier te doen. En als dan eindelijk de les afgeloopen was, dan kwam hij soms zoomaar de bank uit en met z'n kopje tegen me aan zei hij met z'n liefste stemmetje: „Ben ik nou je vrindje?" of: „Is Tinus nou een schat?" Maar o, kleine Tinus, wat heb je me het leven vaak zuur gemaakt, wat heb je niet uitgedacht om mij te plagen! En toch kon ik nooit lang boos op je blijven, want als ik je verschrikte gezichtje zag, als ik je beknorde, dan had ik 't je dadelijk vergeven, dan wist ik te goed dat 't alleen kwam, door dat jij je zoo gruwelijk verveelde. Nog zie ik je bleeke gezichtje weer voor me, met de traantjes hangend aan je lange wimpers, toen je op 'n middag uit louter verveling je zak doek op je hoofd had. geknoopt en ik je daarvoor bestrafte, O, Tinus, als je geweten had hoe ik inwendig lachte, toen je op mijn vraag, waarom je dat gedaan had me snik kend antwoordde: „Ik speelde koeke'oakker- tje". Toch waren er voor Tinus ook nog wel gelukkige oogenblikken op school. Als ik zoo tegen 't eind van den schooltijd plotseling tegen hem zei: „Toe, Tinus schik eens een eindje op", dan kreeg hij een kleur van van blijdschap, dan fonkelden zijn oogjes van verrukking, want hij wist het wel, de juffrouw ging vertellen. En als ik begon, dan voelde ik zachtjes, heel zachtjes zyn handje in de mijne sluipen, dan legde hij z'n kopje tegen mij aan. O, Tinus als je geweten had hoe ik in die oogenblikken genoot! Nooit kon ik beter in je mooie, teere zieltje lezen, als wanneer ik vertelde met dat warme, kleine handje in de mijne. Wat heb ik vaak terwille van jou, de verhaaltjes beter af laten loopen, als ik voelde, dat jouw knuistje mijn hand in grooten angst omklemde Eén blik in je vochtige oogen was mij dan" genoeg, om Roodkapje niet door den wolf te laten verslinden. Om Klein Duimpje met z'n broertjes zoo spoedig mogelijk in het ouderlijke huis te laten terugkeeren. Nu is je plaatsje leeg. Nooit weer zal Ik je voor me zien met je fijne, verstandige kopje. Nooit weer zal je :t mij lastig maken met je onophoudelijk ge draai, nooit weer zal ik onder 't vertellen je handje in de mijne voelen glijden. Nooit nooit weerO, kleine Tinus ik mis je zoo! Toen ik je opzocht in 't ziekenhuis, toen je me met je zwakke stemmetje vroeg of ik nog wel eens verhaaltjes vertelde, toen ben ik gauw weggevlucht, fk kon 't niet aanzien, dat jij, wilde robbedoes, daar zoo bleek en mager in 't witte bedje lag. Jij mocht m'n tranen niet zien, Tinus! Jij dacht nog, dat je weer op school terug zou komen, ik wist beter En later, toen je moeder bij me kwam en me met door tranen verstikte stem vroeg, of ik nog kwam zien, hoe mooi jij in je kistje lag, toen Tinus, heb ik dat niet gekund. Ik weet dat je moeder me vreemd aankeek toen ik dat weigerde, maar heusch, Tinus, ik kon je niet zoo zien. Ik wil je voor me houden, zooals je was, met je guitige, donkere oogjes, me je roode wangetjes, met je niet altijd schoone handjes, met heel je van levenslust tintelend lijfjeO, kleine Tinus, ik mis je zoo! Je schriftjes, waarin je gewerkt had, heb ik blad voor blad nog eens nagezien en papier gewikkeld pakje uit. Het was de kouseband van de gravin van Salisbury Een half uur lang zat hij nauwkeurig de foto te vergelijken met het kostbare sieraad, dat hij voor zich op tafel had gelegd Eindelijk stond hij op, legde de foto weer in de la, deed den kouseband weer in zijn portefeuille en ging nog even naar boven om te zien of alles veilig wasVijf mi nuten later lag hij rustig te slapen. De torenklok van het kleine witte dorps kerkje sloeg twaalf, toen één, toen twee.... Een bundel licht kwam om den hoek van Brant Rock en hield recht op Bars Cove aan. Langzaam maar zeker schoof het ver der, tot eindelijk het. gezoem van een motor hoorbaar werd in den stillen nachtNog tien minuten, en het zoeklicht bleef rusten op de Pyramide, die daar rustig voor anker lagNog tien minuten en er klonk een luid geroep: „Hé daar!" De man, die in de kajuit van de Pyramide lag te slapen, bewoog zich on rustig. „Hé daar. is er daar iemand?" De slapende werd plotseling wakker en luister de; instinctief stak hij zijn hand uit naar het knopje van het eiectrische licht, maar hij draaide het niet aan hij wachtte. „Hé daar!" Door de patrijspoorten van de Pyramide kwamen kleine bundeltjes licht, naar bin nen vallen. Het gezicht van den man in de kajuit werd heel even verlicht. Het was doodsbleek, de kleurlooze lippen waren ge sloten, in de oogen was een vastberaden uitdrukking. Geluidloos als een slang glipte hij uit zijn bed, trok een la open en haalde er een revolver uit. Hij was geladen, dat wist hij hij zórgde ervoor, dat hij altijd ge laden was! Met zijn gezicht naar de schuif deur. die naar het dek leidde, liep hij achter uit, tot hij met ?.yn rug tegen de achter muur van de kajuit stond, en daar bleef hij wachten, met de revolver in zijn rechter hand en de linker op het knopje van het eiectrische licht. „Als 't een bom is, dan ben ik erbij!", mom pelde hij. „Anders heb ik een kans!" De motor van de andere motorboot was stopgezetEr klonk; even een flauw ge stommel, toen de sloep naar beneden werd gelaten, toen het geplas van riemen, en ten slotte, begon de Pyramide even te schomme len, toen dé sloep langszij ging liggenDe man in de kajuit maakte nog geen beweging" Boven op het dek klonken zachte voet stappen, toen één, nee, twee mannen aan boord klauterden, toen hoorde hij hun schoenen op het trapje en een hand duwde de schuifdeur open. Tegen den helderen hemel stak de donkere gestalte van een man afPlotseling flitste het eiectrische licht aan, en een stem zei kort: „Handen op!" De man in de deur was niet gek. Het on verwachte licht verblindde hem zoo, dat hij ternauwernood de gestalte in pyjama kon onderscheiden, die aan het andere eind van de kajuit stond, met een revolver op hem gericht dus zijn handen gingen om hoog. Terwijl hij den Indringer scherp aankeek kwam er een zonderlinge verandering over den man met den revolver. De kleur kwam terug in zijn gezicht, zijn bruine oogen gingen verder open, zijn lippen openden zich even. „Wat!" en zijn stem was één en al ver bazing, „u bent toch zeker detective Mere dith?" „Ja", was het antwoord. „Neemt u me dan niet kwalijk!" en de dreigende revolver kletterde op tafel. ..U had me een beetje aan het schrikken gemaakt. Komt u binnen!" „Dank u!" Er klonk grimmige ironie in de stem van den detective. „U hebt er zeker geen bezwaar tegen, dat ik een vriend mee breng? Mr. Dexter", en hij ging opzij om een Engelsch-uitziend persoon met een paar scherpe oogen binnen te laten, „mag ik u even voorstellen Mr. George Harrington Leigh anders genaamd de Havik; Mr. Dexter", leg de hij hoffelijk uit, „komt van Scotland Yard". „Scotland Yard? O ja?" Er klonk bijna iets van vreugde in de stem van den jongen man. „Ik ben wel eens meer in aanraking ge weest met mannen van Scotland Yard Maar", en hij glimlachte vriendelijk, „Mr. Meredith heeft zich vergist in mijn naam. Ik geloof, dat hij me voor iemand anders aan ziet". „Ja?" Er klonk overdreven hoffelijkheid in Meredith's toon. „En hoe heet je dan tegen woordig, als ik vragen mag?" „Dat mag u. Tegenwoordig heet ik Bruce Colquhaun, als u 't goed vindt". „O, uitstekend!" Meredith staarde hem even aan, toen nam hij lachend den revol ver van de tafel op. „Het heeft me zes jaar gekost om je te pakken te krijgen. Een beetje lang hè?" HOOFDSTUK IV. Met vele en verschillende aardsehe genie- telijkheden uit de welvoorziene proviand- kast van de Pyramide voor zich, zetten de drie mannen zich om de tafel neer om hun meeningsverschil uit te vechten. Het kan toe val zijn geweest, maar ik geloof 't niet, dat Meredith en Dexter de stoelen namen, die het dichtst bij de deur stonden en zoo hun gastheer den aftocht belet'on. Meredith ledigde met een gebaar van voi- en Taneeff van het Alhambra, Londen; The 12 mixed girls. Orkest onder leiding van den kapelmeester Julius Susan. In het geheel 50 medewerkenden. Deze revue had een goede pers. De Tel. schreef: Zelden zag ik een revue die met zooveel entrain inzette; daarbij een voortreffelijke bezetting. Het Hbldf: Telken male gelach en geklap overtuigden' een ieder dat het een première was, die Amsterdam in vuur en vlam zal zetten. De Tijd prijst de vlotte dansen en alleraardigste finales en gewaagt van het groote succes van Louis van Dommelen, Schilthuizen, Frans Bogaert en Wiesje Bouwmeester. DE BLAUWE WEEK-ACTIE. PROP AGANDA-FEESTA VOND. De afdeeling Haarlem van den A. N. G. O. B. zette Donderdagavond haar Blauwe Week-actie voort met een propagandafeest- avond in de bovenzaal van Gebrs. Kwekke- boom aan de Kleine Houtstraat 106. Be voorzitter, de heer A. G. de Quaastenïet' opende het feest met een woord van wel kom, waarna hij de beteekenis van de Blauwe Week-actie in het kort uiteenzette. Hij hield vervolgens een inleiding over het onderwerp: „De Mei-gedachte in onzen drankstrijd". De Meimaand is ons het meest lief, zei spreker; want dat is de maand der ontlui king. Alles krijgt nieuw leven. Losmaken van, juk is het karakter der Meimaand. Wij zou den zoo gaarne willen, dat alle belemmerin- g.. uit onze maatschappij werd., weggeno men. De grootste belemmering is het alco holisme, dat zulk een zee van ellende over de wereld heeft gebracht. Nog steeds vallen slachtoffers; huisgezinnen worden er door ontwricht. Wie eenmaal in de kluisters van het alcoholisme is vastgebonden, komt niet gemakkelijk meer los, zei spreker. Wij willen niet meer zuchten onder het juk van het al coholisme, maar moeten ons vrijmaken, ten bate van de geheele menschheid. De heer De Quaasteniet ontving een luid applaus. De avond werd verder doorgebracht met zang en voordrachten van een gezelschap onder leiding van mej. Truus Krijnen en den heer W. Hensen. Laatstgenoemde zong op zeer verdienstelijke wijze eenige levenslied jes. waarbij hij door mej. Krijnen zeer mu zikaal en bescheiden op de piano begeleid werd. Ook de violiste van het muziekgezelschap verdient een woord van lof voor haar mooie spel, evenals het jonge mensch, dat met veel bravour declameerde. De avond had een gezellig verloop. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. par regel. N.V. KELLER EN MACDGNALD N. S. F. PHILIPS daanheid zijn glas, leunde terug in zijn stoel en stak zijn sigaar aan; de man van Scotland Yard zat zijn gastheer onafgebro ken aan te staren en Colquhaun zelf scheen maar nieuwsgierig te zijn. Hij vertoonde ten minste geen spoor van onrust, of angst, of zelfs van ongeduld. „Zie je, Leigh begon Meredith ten slotte. „Colquhaun' als u zoo goed wilt zijn". „Zie je, Colquhaun", verbeterde Meredith gewillig, „we geloofden allemaal vast en zeker dat je dood was, totdat laatst Daddy Heinz dood in zijn huis in de Dertigste Straat werd gevonden. Voor dien tijd hadden we het zoe ken naar den Havik opgegeven. Maar daar vonden we zekere aanwijzingen, die „Voor u verder gaat", viel Colquhaun hem in de rede, „zoudt u me even willen 'zeggen wie Daddy Heinz is of was?" „Dus je bent toch van plan lastig te worden?" vroeg de detective. H:ï schudde te leurgesteld zijn hoofd. „Heb je dit misschien wel eens gezien?" Hij haalde een versleten, leeren boekje te voorschijn, en hield tfat onder den neus van den jongen man, terwijl hij het hem aan alle kanten Het zien. Tenslotte zei Colquhaun kalm: „Ik herinner me niet het ooit te voren gezien te hebben". „Nou, dan zal ik je zetraen wat het is!" Meredith boog zich plotseling voorover en sloeg met zijn vuist op de tafel. „Dat is het kasboek van Daddy Heinz en daaruit kunnen we onvoorwaardelijk bewijzen, dat c'e Havik nog in leven was op den" zeventien den Juni acht dagen geleden! De laatste post. op den dag waarop Daddy Heinz werd vermoord, is: „Voorgeschoten aan de Havik 1000 dollar" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6