FEMINA V ECHT HOLLANDSCH. HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 30 MEI 1929 COMPLET No. 376. Een bijzonder charmant zomercomplet van gebloemde crêpe de chine. De japon bestaat uit één stuk en is mouwloos. De rok is van den taillenaad af breed geplisseerd en het lijfje heeft een puntvormig paneel, dat on der de armen naar buiten verloopt. Het jasje is eenvoudig, recht van vorm en heeft zak jes in de zijden. De halsopening der japon en het jasje zijn omboord met zijde van de don kerste kleur van het drukpatroon der stof; de strikken op de japon zijn met deze stof gevoerd. RECEPT. Fricadel van visch. Hiervoor neemt men op 1 schelvisch, kabeljauw of snoek van 2 pond, 3 sneden brood zonder korst, een scheutje warme melk, 2 eieren, wat peper, zout, nootmuskaat, 1 theelepeltje maggi aroma, wat paneermeel, vooor het braden, 4 eetlepels boter en wat citroensap. Het visch- vleesch neemt men rauw van de grvat en hakt (maalt) het fijn, en werkt er vervolgens de eieren, het in de melk fijngewreven brood (goed uitgedrukt) zout, kruiden, en aroma door. Het mengsel wordt tot een bal gevormd, dien men door het paneermeel wentelt en op de gewone manier in de heete boter mooi bruin braadt (3/4 uur). Af en toe met de boter bedruipen, waarin een paar druppels citroensap zijn gedaan. HEBT LIEF EN WEEST SCHOON- Elke vrouw verlangt naar schoonheid, dat behoeven wij niet te betwijfelen, en vele zijn de wegen, welke zij bewandelt om haar ver langen tot werkelijkheid te maken. Hoe merk waardig is dan niet de simpele opvatting van een schoonheids-specialist te Parijs, die het volgende verklaarde; „De vrouwen, die veel liefhebben zijn altijd mooi. De vrouw met kinderen is meestal mooier dan de vrouw zonder kinderen. De blik van toegenegen heid en de glimlachjes, welke zij haar kin deren gunt, maken haar gezicht aantrekke lijk en houden de rimpels en de trekken van ontevredenheid verre! Het is een eenvoudige waarheid. Immers, schoonheid is voor een zeer belangrijk deel afhankelijk van gemoedsrust en humeur en welke vrouw voelt zich niet gelukkig als zij met haar kleuters speelt? KLETSKOPJES. Om kletskopjes te bakken heeft men op 1 ons zelfrijzend bakmeel 1 ons boter, 1 ons Curagaosche mangelen of 1 ons amandelen noodig, benevens 1/2 pond donkerbruine sui ker. Men roert de boter tot room, doet er de bloem bij, daarna de suiker en eindelijk de gesnipperde amandelen of Curagaosjes. De massa goed dooreen mengen. Hiervan maakt men op de bakplaat kleine hoopjes, flink ruim uit elkaar, en doet de plaat tien minu ten lang in een heeten oven. Ten slotte schuift men de kletskopjes op den steenen aanrecht of op een steenen plaat). Ze zijn dadelijk hard. ZOMERJAPON No- 375. Let eens op wat ean aardigen vorm deze japon heeft, wat misschien wel in de eerste plaats zijn oorzaak vindt in den origineelen berthekraag. De stof waaruit ze gemaakt is, is gele, groen bedrukte crêpe de chine. De rok bestaat uit twee banden, elk gegarneerd een strik en verlengd door een geplis- seerde strook. Van deze geplisseerde stroo- ken zien we een herhaling aan den kraag, waar ze een uitbreiding tot het bekende berthemodel van vormt. De geplisseerde ge deelten, zoomede de einden der strikjes, ein digen met een strookje effen geel. HÓE MEN DE KLEUTERS BEZIGHOUDT. EEN SLAAPKAMERAMEUBLEMENT. Een tijdje geleden heb ik U een poppen- kamer laten zien met huiskamermeubeltjes. Nu dacht ik de poppenkamer eens aan te kleeden met een slaapkamerameublement. De poppenkamer zal ik niet meer beschrijven, die is natuurlijk nog wel bekend; maar de meubeltjes wil ik toch één voor één weer geven. Wij gaan weer op zoek naar vele oude leege lucifersdoosjes, alle met hetzelfde merk. Ja, ik zeg nu wel, dat U er veel noodig hebt, maar dit is ook werkelijk het geval. Om te beginnen bestaat het tweepersoons bed reeds uit 3 exemplaren. Vraagt U maar bij buren en kennissen, of zij voor U willen sparen, dan krijgt U stellig wel een groot aantal bij elkaar. 4 Doosjes worden voor het bed plat tegen elkaar aangelegd en gelijmd, hierop kan het matrasje rusten. Twee doosjes op de korte zijde geplaatst vormen den achterkant, ter wijl de overige twee doosjes op den langen kant geplaatst den vóórkant van het bed weergeven. Deze laatste doosjes zijn nu iets te lang. Het gedeelte, dat oversteekt wordt afgeknipt. Groote ronde kralen fungeeren voor pootjes. Steek een met lijm ingesmeerd lucifertje door de kraal en door den onder kant van het doosje. Het bedje wordt met aardige dekentjes en lakentjes opgemaakt en wanneer Moeder een klein matrasje maakt met een kussentje, dan is het bedje geheel compleet (afb. a). Als 2e model volgt de toilettafel. Deze be staat uit 5 lucifersdoosjes. Huls en doosje worden weer beide gebruikt. Twee keer twee doosjes lijmt men op elkaar en zooals af beelding b. u laat zien worden deze door één doosje verbon den. Aan de laden worden knoopjes of haakjes genaaid als handvaten. Een stuk karton, dat met zil verpapier beplakt is doet dienst als spie gel. Naar eigen smaak kan de spiegel aan den bovenkant uitge knipt worden. De meubeltjes worden AJ - - daarna geplakt of geverfd. De modellen van bed en waschtafel zijn in de tijdingzaal van ons blad te bezichtigen. W. R. EEN PRACHTIGE COMBINATIE, Dc ^art-wit mode, die ook voor het voor jaar, vooral voor gekleede costuums, nog steeds den goeden toon aangeeft, heeft aan leiding gegeven tot reeds heel wat chique combinaties. In bijgaande teekening relevee- ren we nog eens den aard van dergelijke mo- dieuse bedenksels. Zoo zien we dan allereerst een hoedje van zwart en wit vilt met strass garnituur; vervolgens een tasch in zwart en wit leer en een halssnoer met hanger van gitten, terwijl als laatste onderdeel der com binatie een zwart peau de suède schoentje de aandacht vraagt. EENTONIGHEID. Een ieder van ons kent die grauwe, som bere uren, waarin het leven door ons gezien wordt in een grijzen mist. We kunnen niet gelooven, dat die mist weer op zal trekken en we den blauwen hemel te zien zullen krij gen. Die oogenblikken zijn zwaar van moe deloosheid en de kleurloosheid van ons be staan doordrenkt ons geheel, zoodat we zelf als 't ware een en al triestigheid zijn. Voor sommigen van ons komen die oogenblikken gelukkig maar zelden en glijdt het leven meest als een rimpeloos watertje, waarin de zomerzon schijnt verder. Voor velen onzer echter zijn de uren van weemoed chronisch en tenslotte groeien ze aan tot één lange reeks van droeve dagen. Wanneer we aan zulke stemmingen, die in t begin maar zelden voorkomen, toege ven, dan krijgen we al heel spoedig een Toe stand van bewuste, innerlijke afmatting, ver mengd met een kleine dosis zelfbeklag. Zuch ten en tobben wordt al gauw een gewoonte en kan op den duur even onuitroeibaar blij ken als onkruid. We blijven ons beklemd gevoelen en ge drukt. ook al is er momenteel geen werkelijk- bestaande reden voor. Voor sommigen eischt het leven een bijna bovenmenschelijke inspanning, die boven hun krachten gaat. Dan wordt het leven één inspanning, zonder de opwekking, die toch zoo noodig is om het leven wat fleur en vroo- lijkheid bij te brengen. Het levenspad kan een hobbelig, smal, af getrapt paadje zijn, waarlangs we ons moei zaam voortbewegen, struikelend en strompe lendmaar van tijd tot tijd afgewisseld door een vredig plekje frisch, groen gras, waarop we even mogen uitrusten. Het is aan ons, dat vredige, groene plekje te ontdekken. Velen strompelen morrend en zuchtend over den levensweg, dat ze in 't ge heel niet meer zien kunnen wat er hier en daar voor moois verborgen ligt. Ja ..verbor gen" ligt het goede wel. het klatert en schit tert niet zóó luid, dat een ieder het zien en hooren moet. We moeten het zoeken het ligt verborgen. Maar het is er, zelfs op den meest hobbeügen levensweg is er wel zoo'n opwek kend, frisch en fleurig plekje, waar het goed is om uit te rusten en kracht te verzamelen om verder te kunnen gaan. Over het smalen op eigen land en volk. Het is een dwaze eigenschap van ons Hol landers dat wij geneigd zijn op ons volk, dus op onszelf te smalen, en dan liefst in publiek. Als onze medemenschen iets ge daan hebben wat onze hooge goedkeuring niet wegdraagt, vinden we dat „echt iets voor Hollanders" en we schudden ons hoofd erover dat ons volk toch zoo bekrompen is. zoo schriel, zoo ongemanierd en dergelijke fraaiigheden meer. Op de buitenlanders, wanneer zij dit hoo ren maakt zooiets een dwazen, om niet to zeggen vaak pijnlijken indruk: zij begrijpen er niets van, meenen dat het een ietwat won derlijke vorm van zelfbespotting is, en wan neer zij dan merken dat het. ernst is, kunnen zij een gevoel van afkeer soms niet onder drukken. Veel is er al geschreven over de lauwheid van de Hollanders; nooit konden zij eens in vuur geraken, heette het dan, alle kunst bij voorbeeld, hoe mooi ook, werd met onver schilligheid begroet. Daarop is net zoolang gehamerd, tot dat wc er ons geweldig over schaamden, en nu vinden sommigen het noodig. na elk mooi concert te stampen en te schreeuwen dat het een aard heeft. En toch gelooven we nog steeds niet, dat dit nu onze werkelijke aard is, het doet opge schroefd aan. Het zal wel waar zijn; Hollanders zijn moeilijk uit de plooi te krijgen, zij loopen niet spoedig warm over iets en als zij het doen, uiten zij zich uit hun aard op weinig uitbundige wijze. En het is ook wel goed. dat zij zich eens wat laten opzweepen mits zij dan maar zichzelf blijven en niet een uit bundigheid toonen, die zij in werkelijkheid niet voelen. Men kan iemand tegenwoordig geen groo- ter compliment maken dan zeggen dat hij of zij „zoo Engelsch" is. De Engelschen zelf vinden dit doodgewoon: zij zijn ons tegen beeld, doordat zij meenen dat alles wat Engelsch is, vrijwel volmaakt is. Maar is het voor ons niet dwaas, om in wezen en in geest te willen lijken op iets dat we toch niet zijn? Steeds is er een mode in ons land, die uit het buitenland komtt: vroeger werden de Franschen tot voorbeeld gesteld, tegenwoor dig de Engelschen; zou er nu niet eens een mode komen die het typisch Hollandsche op den voorgrond schoof? Als er op drukke dagen aan de stations erg gedrongen wordt om in den trein te komen, en wanneer dan de dames moeten staan en de heeren zitten, is dit „echt Hol- landsch". Och kom, in het buitenland dringt het publiek net zoo goed bij treinen of trams. Neemt een buitenlander in een winkel zijn hoed af, dan bewonderen wij dat als een bewijs van zijn beschaafde manieren; maar als hij de juffrouw aan het loket van de spoorwegen afsnauwt omdat zij hem niet gauw genoeg naar zijn zin begrijpt, dan is naar veler meening die juffrouw dom en onwelwillend. En dan onze veel verguisde straatjeugd! Het is waar, zij is dikwijls lastig en erger lijk, baldadig en onnoodig vernielzuchtig. Maar is dat in het buitenland zooveel beter? Ieder verbaast zich over de appelboomen die in de Rijnstreek in Duitschland zoo maar langs den weg staan. „Dat zou bij ons niet kunnen," heet het dan, „alles zou gestolen worden." Dan moeten de boeren in de Be tuwe en in de Beemster toch wel erg on- noozel zijn, want daar staan ze op ve!i plaatsen ook langs den weg. En hun vandalisme van bloemen afrukken en takken van bloeiende heesters is ook ergerlijk. Het is waar. dat is jammer van al dat moois, dat in het stof van de wegen ligt te verflenzen, omdat de kinderen al spoedig geen lust meer hebben om het te dragen. Maar juist uit Zwitserland hoorden wij dezer dagen hoe daar de narcissenvelden die een beroemde schoonheid van de berg hellingen zijn in het voorjaar, met handen vol worden afgerukt, en niet door de vreem delingen maar door de inboorlingen zelf. Natuurlijk is er op de Hollanders wel nog zoo het een en ander aan te merken, en niemand zal wenschen dat wij een hooge borst gaan zetten van zelfgenoegzaamheid, maar dat afkammen Is even bespottelijk. Wij zijn trotsch op de geschiedenis van ons land, die vertelt datt ons volk er een is waar mee andere volkeren rekening hebben moe ten houden. Daaruit is gemakkelijk genoeg af te leiden, dat er in ons volk toch ook nog wel goede hoedanigheden schuilen. Laat ieder voor zichzelf weten waar zijn of haar fouten liggen en laten wij dan tegenover het buitenland vooral, zonder in verwaandheid te vervallen, ons eigen volk hoog houden: dat is een heel wat trouwer houding tegenover ons eigen land, waarop wij toch allemaal wel trotsch zijn, dan al dat smalen en het aan dikken van de fouten waarmee wij, evenals elk ander volk, behept zijn. MENU. Kalfscoteletten, Asperges, Aardappelen, Citroenvla. De asperges worden vlug geschild door dicht bij de kopjes te beginnen, de taaio einden worden eraf gebroken en apart ge legd, en de asperges in stukken gesneden. Dan worden de middenstukken eerst ruim een half uur vooruit gekookt in kokend water met zout, daarna de kopjes nog onge veer twintig minuten meegekookt, waarna de groente op een vergiet moet uitlekken. Hierna worden ze nagestoofd in een saus van boter, bloem, melk en wat aspergewater, waarna ze in de schaal nog met nootmus kaat worden bestrooid. Van het overige kook nat wordt den volgenden dag soep gemaakt door er de harde einden nog een half uurtje in te laten koken en de soep daarna als bloemkoolsoep te maken van boter, bloem, het vocht en wat melk of room. De harde einden worden er, voor het opdienen, uitge schept. Voor de vla nemen wij: 4 eieren, 1 dl. citroensap (sap van 3 ci troenen), 1 dl. water, IX ons basterdsuiker. De eidooiers worden met de suiker geroerd tot ze luchtig en wit zijn- Het eiwit wordt dan stijf geklopt, en de dooiers met de suiker in waterbad gehouden; daarna worden het sap en het water erbij geroerd. Dit moet zoolang in waterbad geroerd worden totdat het zeer dik is. Van het vuur af wordt daarna het stijfgeklopte eiwit er voorzich tig doorheen geschept. Er worden soezen of zachte biscuits bij gepresenteerd. E. E. J.—P. Heeft U een goede hand van „stijve rijst koken?" Nee? Luister dan eens. Voor dunne rijstebrij neemt men op elk ons rijst 1 kan melk (en natuurlijk wat zout), voor gewone rijstebrij VA ons rijst op 1 kan melk, en voor „dikke" rijstebrij 2 ons rijst op 1 kan melk. De melk met zout brengt men op flink vuur aan de kook, waarna men er roerende de rijst in strooit, die goed gewasschen is. Roeren blijven tot de melk weer kookt. Dan op een zacht vuur zonder roeren gaar en gebonden laten worden. Dat duurt voor een middelma tige pan ongeveer VA uur. HUISVROUW. EEN NUTTIGE WENK OP DEN JUISTEN TIJD, HEEFT MENIG EEN VAN ZORG BEVRIJD. Zijde zal er na het wasschen niet zoo echt „gewasschen" uitzien, wanneer men er aard appelwater voor gebruikt. Daartoe schilt men een paar aardappels en raspt aie in koud water en roert goed om met een stokje. Een uur of wat laten staan en dan het heldere water afgieten in een andere kom en het zij den kleedingstuk er in wasschen, door het er in rond te halen. Er uit halen zonder wrin gen en ophangen om uit te druipen. Als het bijna droog is. strijkt men het eerst aan den goeden kant, om er den glans op te brengen. Hardnekkige moddervlekken op kleeding- stukken kan men verwijderen uit elke stof door ze uit te wasschen in afgietwater van de aardappelen. Een gekookte aardappel, dikwijls in plaats van zeep gebruikt, zal de handen van me nige huisvrouw zacht en blank maken. Een pen zal niet roesten, wanneer men die, als men er niet mee schrijft, ln een rauwe aardappel steekt. Weet n wat een goed middeltje Is om por selein of glas te lijmen? Gesmolten aluin. Smelt daartoe wat poeder-aluin in een oude! lepel en smeer dat, vóórdat het hard wordt, over de stukken, die aan elkaar gehecht moeten worden. Stevig aandrukken en dan wegzetten, om te drogen. Groentensocp (zonder vïeesdh). Hiervoor neemt men 1/2 winterwortel, 12 spruitjes (of een stuk savoyekool), 2 preien, 1 kleine sel derijknol, wat selderij groen, wat peterselie 12 gewone aardappelen, 1/2 ons boter, 1/2 kan melk, 2 L. water, wat zout en een theelepel tje maggi aroma. De in blokjes gesneden aardappelen laat men met de fijn gesnip perde groenten (wortel, spruitjes, pr-i, sel derijknol en -groen) in een dichte pan met de boter en wat zout zachtjes gaar smoren, waarbij men af en toe roert, en wat water bijvoegt, als de bodem van de pan droog dreigt te worden. Daarna wrijft men met een houten lepel alles met elkaar tot een puree- achtige massa, die men verdunt met de melk en er dan ook het water bijdoet. Alles samen op een zacht vuur nog 1/2 uur kalm doorko ken, tot de soep gelijkmatig gebonden is. Dan afmaken met gehakte peterselie, maggi aro ma en wat zout. HUISVROUW. MOEDERSPROBLEMENKINDERKLEEDING. Wanneer er in één gezin een paar van die spring-in-'t- velds zijn, die elkaar in leefttijd snel opvolgen, is het dikwijls voor nijvere moedertjes een toer, om voor alle drie iets anders te prakkizeeren, als ze ten minste niet wil, dat de kinderen er uitzien als ver pleegden van een overigens natuurlijk heel nuttig weeshuis. Vanwege de uni formiteit bedoel ik natuurlijk. Aan den an deren kant, allemaal aparte modelletjes be denken en aparte stofjes uitzoeken en al wat daarbij hoort, d a t is ook geen kleinigheid. En daarom kwam één van onze Fransche zussen op het denkbeeld, drie verschillende pakjes te ontwerpen, allemaal volgens het zelfde patroon bij wijze van spreken, van dezelfde stof en toch alle drie weer verschil lend. En voor deze drie brave kinderen, ont wierp ze bovendien nog drie verschillende pakjes. Waarna het hierbij afgedrukte res pectabele rijtje van drie keer drie kindertjes ontstond. We hebben dus maar yoor het uit kiezen. Laten we vooruit zeggen, dat de Jurk jes van de meisjes bestaan uit een lijfje (voor het groote meisje) of bovenstuk (het klein tje) geheel recht, met vierkant halsje, terwijl zes wijdultlooopende, gelijkvormige panden, aanééngezet, het klokrokje vormen. Voor het jongetje is het buisje gemaakt van zes rechte stukken, waaronder een kort, recht broekje gedragen wordt. Verder zorgt de verschillen de garneering bij de diverse pakjes nog voor afwisseling. Van links naar rechts hebben we allereerst drie pakjes van citroengele stof, gegarneerd met tot rechthoekige figuurtjes samengevoegde marine-blauwe „blokken". Daarnaast hebben we twee jurken en een jongenspak van kasha naturel, waarbij grove stiksels van helgroen de naden nog eens extra onderstreepen en aldus voor garnce- ring zorgen. En het derde stel is van stroo- kleurige popeline, met marineblauwe galons gegarneert en afgezet, MADELEINE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 11