NEW-YORK, DE GEWELDIGE.
ZATERDAG 8 JUNI 1929
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VIJFDE BLAD
gijth Avenue, de straat der groote winkels, New-York's silhouet, zooals men het ziet, Times Square, het centrum van de theater wijk, in het mid-. Broadstreet, een der breedste straten van de
Een kijkje van een der autobussen af. 'wanneer de Oceaanstoomer, de metropolis nadert, den de onderste verdiepingen van 't beroemde Paramount- benedenstad is locook slechts een nauwe
s_ Theater, t klooj tusschen de torenhuizen.
Meer is er hier in deze oude en toch ook
weer zoo jonge stad, dat heugenis draagt
aan het vroegere Nieuw-Amsterdara. Loopt
Wallstreet niet daar, waar vroeger de stads
wal lag, is Broadstreet niet zoo breed omdat
er eens een Hollandsche gracht was. En
Brooklyn is een verbastering van Breukelen
en toen in Stuyvesant's tijd een deel van
Noordelijk Manhattan een naam moest heb
ben en de Hollanders die er wat over te
zeggen hadden die streek den naam van hun
geboorteplaats wilden geven en hevig ruzie
den onder 't rooken van zware Gouwenaars,
hakte de Gouverneur de knoop door en doop
te hij het gebied Haarlem, omdat geen der
hccren uit onze Spaarncstad afkomstig was.
Steeds, waar je ook zwerft in Manhattan's
huizenmassa, steeds kom je weer op Broad
way, de ruggegraat van New-York's city.
Broadway is oud. zooals Nc\y-York zelve oud
is. Ligt tegenover Wallstreet niet. klein tus
schen de hem ver over 't hoofd gegroeide
wolkenkrabbers, de grijze Trinity-church met
het groene kerkhofje waar grafsteenen
namen dragen van oude Knickerbocker-ge
slachten, zuiver Hollandsche namen? Trini
ty-church is een stuk van New-York, is ge
bleven met zijn schemerige gewelven tus
schen het materialisme der stad, en in het
zoo heel oude bedehuis is het nimmer rustig,
altijd ratelt de subway langs zijn fundamen
ten, brult de claxon-schreeuw der auto's aan
hem voorbij, dreunt de L. langs over zijn
ijzeren baan.
Broadway leidt naar 't Noorden, langs
Woolworth-building, dat op zijn hoogsten
trans een wonder uitzicht biedt over dc stad,
in Oosten, Zuiden en Westen omspoeld met
tintelend water, naar 't Noorden verloren
gaand in rook en nevels. Broadway leidt
langs City Hall cn het oude stadhuis, datj
eens een houten achtci*gevel had. omdaü
daar aan de Noordzijde ..toch nooit hulzen,
gebouwd zouden worden." Broadway snijdt
de avenues, de vijfde, de zesde, de zevende,
de achtste, de negende, vindt het diepe Hud-
son-dal. En waar Broadway de zevende
avenue ontmoet, daar is dc „great white
way of the world", daar zijn de schouwbur
gen en bioscooppaleizen, daar is Times
Square, waar het nooit donker wordt. Want
als de nacht gespreid ligt over New-York, dan
wekken duizenden lampen hier fel licht, dan
dansen hier lichtreclames, springen opschrif
ten in vlammende letters aan en uit, waaie
ren zoeklichten langs den rossig glorenden
hemel.
En ten Oosten strekt Fifth Avenue zich,
liggen winkels en kantoren; hier houdt de
New-Yorker op Zonda'g pantoffelparade. En
je kent New-York niet, als je niet eens met
een van de vele autobussen door deze straat
bent gereden, langs reusachtige magazijnen
en honderden kantoren en genoten hebt van
het telkens wisselend aspect, van de wondere
kleuren die dc zon in New-York teekent.
En veel, zeer veel is er in deze stad wat
een toerist kan interesseeren. En wil hij het
karakter van New-York lecren kennen, dan
moet hij zich storten in de kolking van het
verkeer, moet hij zich laten opnemen in 't
onstuimige bruisende leven waarvan jazz,
op-cn-nccr suizende liften, denderende sub
ways, ronkende motoren, gillende sirenes,
stampende machines de harteklop slaan,
moet hij New-York leeren kennen, zooals
deze stad is met zijn licht- en schaduwge-
speel op wolkcnkrabberflanken, zijn trieste
Eastside-district, zijn frivole theatcrwijk,
zijn gcldwijk, waar Wallstreet „hands all the
money in the world", zijn levendige bedrijf
van vele schepen aan zijn rumocrigen haven
kant. zijn saaie woonwijken, zijn druk gedoe,
zijn Broadway.
New-York leeft, leeft fel.
New-York bekoort, juist daarom.
En New-York, deze onverschillige, deze ge
weldige, deze jonge en ook weer oude, aeze
onrustige stad móet je minnen.
C. G. B.
Waar schouder aan schouder de wolkenkrabbers staan.
Harlem, Brooklyn en Wallstreet wekken herinneringen aan
Hollandsche kolonisten.
de
De stad van de eeuwige
In den vroegen ochtend stoomde de fiere
boot door de mat-grijze golven, bruisend en
blank spoelden ze langs haar boorden, zij
joeg op wilde rollers aan en 't fijne schuim
wolkte over 'it voordek.
En het schip voer voort, voort, met zijn
vele menschen, zijn honderden hutten en
tientallen zalen, zijn koele gangen en breede
trappen, zijn werkplaatsen en zijn vele rui
men, met zijn machinehallen hoog en vol
geraas, waar stangen en assen schoven en
wentelden, waar 't licht der booglampen
glansde op bewegend metaal, waar olie in
laaiende vlammen gespoten werd.
Halifax met zijn branding-omkranste kale
rotsen in de blauwe baai, beidde de lente
nog, 't eerste groen waasde er over de krom
me berken, maar de wind die over de lan
den gestreken kwam was koud en droog.
Doch toen we weer in zee gestoken waren
weer de machines hun zoo vertrouwde, rhyt-
mische stampen waren begonnen, weer op
en neer gedeind was het breede dek waar
over onze stappen gingen, toen bogen in
den opalen morgen de groene ruggen van
Staten-Island zich op boven 't water dat vol
purperen glanzen was, en de eerste zon
gloorde over de gedrochtelijke kale staket
sels en bonte bouwsels van de eeuwige ker
mis op Coney-Island, legde rosse strepen
langs de Beach, tintte teer de blauwe nevels
die boven de Narrows, de poort van de Nieu
we Wereld, sluierden.
En in den frisschen bries klapperde een
Amerikaansche vlag.
In de Narrows verstomde de monotone
zang der machines, doktersappèl, passencon-
trole. Maar dan rinkelde de machinekamer -
telegraaf, de schroef sloeg weer door het
water, rustig gleden we tusschen Staten-Is
land en Long-Island door.
Wijd en licht lag voor ons de Upper-Bay.
de kusten weken terug, vaag in de heiige
lucht doemde het Vrijheidsbeeld op, Yan
kees gingen hevig opsnijden over die groene
juffrouw die het „land der vrijheid" haar
rug heeft toegekeerd, en onze „Volendam"
met zijn hooge zwarte wanden, zijn witten
bovenbouw, zijn bruine dekken schoof door
tusschen 't bedrijvig gewoel van motorboo
ten en ferries, van stoomers en lichters die
het grauwe water sneden.
En de boot gaat voort, naar Hoboken dat
daar achter de gouden nevels liggen moet.
Je tuurt vooruit, en dan opeens, ja, je ziet
het goed: een vage lijn, wat lichte en don
kere vlakken. We naderen snel nu, iedere
minuut wordt de sky-line duidelijker, daar
zijn ze, de machtige wolkenkrabbers van
Manhattan, daar is de metropolis met zijn
denderende verkeer, zijn millioenen zwoe
gende menschen, zijn huizenmassa, zijn fel-
kloppende leven.
Nu zien we duidelijk een gelige massa van
steen en beton met rosse schakeeringen,
daartusschen een donkere kloof: Broadway.
Vlaggen zijn als kleine vlekjes erboven,
blanke wolkjes hangen licht voor schaduw -
banden en laag en groen ligt Battery Place
er aan den waterkant. We stevenen de Hud
son op, de stad draait naar rechts, je ziet
andere torenhuizen, andere kaden, andere
dokken, oceaanstoomers, loodsen, groezelige
fabrieken.
Een sleepbootje botst tegen ons aan. een
tros vliegt over, kabels loopen af, een fluitje
snerpt, de pier nadert, de boot wordt gekluis
terd, een loopplank wordt gelegd. We zijn er.
Fooien, bagage, douane; taxi's staan klaar
je zorgt dat je weg komt, je laat Hoboken
Hoboken, want ginds in de zon lokt de me»
tropolis.
In Lakawannee-station waar een Duitscher
Amerikaansche kranten verkoopt, en Chinee-
zen lanterfanten, een blonde Zweed achter
't stuur van een taxi zit, een neger voor en
kele nickels vliegensvlug je schoenen poetst,
een Italiaan ijs verkoopt en een Schot naast
onrust en het felle leven.
Waar ruim 300 jaar geleden de eerste Hollanders op „Man-
hatanseen nederzetting stichtten, met de Indianen vocht
ten en verder leefden rond hun Stadtsherberglien Bat
terij, staan nu de wolkenkrabbers dicht opeen. Links een
primitieve grav ure, dc oudste prent van Manhattan, hier
boven zooals het er thans uitziet op dezelfde plaats.
de tourniquet met de geldbus zit, rijden dag
en nacht de onder gr ondsche treinen af en
aan.
Met de razende „subway" schiet ik door
lange, lange tunnels onder den Hudson, on-
West-Manhattan door, en op Herald-square
sta ik plots midden in den donöer van het
verkeer, tusschen het duizelig-makende
stroomen van rijen auto's onder de boven
mijn hoofd voorbij-gierende L-treinen. En
geweldig, hooger schijnend dan zij zijn,
staan rondom de wolkenkrabbers geplant.
En in die bedwelmende roes maak ik ken
nis met New-York. Niet van den waterkant
moet je deze stad tegemoet treden, niet
langzaam-aan uit de villawijken in 't Noor
den, maai' direct, zoodat je overdonderd
wordt, plotseling staat in dit helsche tu
mult. En die eerste indruk is wel de schoon
ste, de diepste, de meest-heugende, die je
van New-York kunt krijgen.
Hier is Broadway, de geweldige kloof, ge
flankeerd door wolkenkrabbers zonder tal,
levend mee het leven van de menschen hier;
stil, o, zoo stil in de benedenstad op Zondag
of in den avond, druk, daverend druk in ae
kantooruren. Broadway, de langste straat ter
wereld, Broadway die geboren wordt op de
al-oude Battery en zich breekt door de stad,
zoekend de Hudson, kruisend de Noord-Zuid
loopende avenues, door alle centra heen, en
nog te volgen is in de Bronx, langs de groene
oevers van den Hudson tot Albany, een 25o
kilometer benoorden New-York, toe. Broad
way, die heed New-York kent.
De Battery, waar in den tijd der Hollanders de
eerste nederzetting was en achter de "opge-
yeltjes en het wiekenkruis van den molen de
groene contreien van Manhattan glooiden,
is nu een park. Doch erachter rijst de hooge
muur van steen op steen, erachter staan de
wolkenkrabbers machtig tegen de lucht en
als een diepe kloof is dreigend de verre
nauwte van Broadway daar. De L. raast bo
ven je hoofd voorbij als een gele schicht, si
renen loeien en gillen, een machtig, zwaar
ruischen van duizenderlei geluiden komt van
de stad en valt op de stilte van het park. En
je stort je in het kolkende verkeer en ver
zinkt erin, wordt meegenomen met den
stroom en angstig zie je op naar t smalle
streepje lucht, daar, honderd en meer me
ters hoog tusschen de huizen.
Heel de kantorenwijk van Manhattan, op
het Zuidelijkste stukje van het langgerekte
eiland, waar smalle kromme straten nog
herinneren aan Nieuw-Amsterdam. bestaat
vrijwel geheel uit wolkenkrabbers. Hier hef
fen de massale gebouwen zich hoog ten he
mel, staan de geweldige betonnen blokken
langs de straatkloven gerijd. Van zandsteen
en marmer, van beton en staal en baksteen
zijn de torens opgetrokken, ze staan schou
der aan schouder en daartusschen leven de
menschen, daartusschen vliegen de elevated-
trains, en overal zijn er de menschen, ge
haast, druk, vlug loopend, als machinemen-
schen uit een fantastische, vermechaniseerde
wereld, die wroeten en ploeteren „to make
more money".
Soms zijn ze mooi, die wolkenkrabbers,
vaak middelmatig, niet zelden leelijk; er zijn
daar opeenstapelingen van verdiepingen:
recht, kaal, zielloos, maar ook rijzen er
machtige gevaartes, beschouwd als een
aparte bouwmassa, met krachtig silhouet en
ornamentieke lijnenwerking. En het wisselt
elkaar geleund staren over het pleintje waar
gras groeit tusschen de steenen. Dit oude
schoon bergt Greenwich village, het Quartier
latin van het onverschillige New-York.
En de genius der plaats voert je zeker
naar den havenkant aan den Hudson waar
de oceaanstoomers meren, of aan den wal
bij de East-River, die laag stroomt onder de
immense spanningen van Brooklin- en Wil-
liamsburgh-bridge. Daar, aan den waterkant
waar schepelingen van alle nationaliteiten
sjouwen en verkeeren, waar Laskaren, boo-
men van kerels, liggen te slapen op een paar
balen alsof heel New-York niet bestond,
waar de gore kroegjes zijn de helft geslo
ten wegens overtreding van het drankver
bod met blauwe rook tegen 't plafond en
kaarten met aankondigingen in alle talen
der wereld achter de ramen, daar voel je
wel sterk, hoe hier New-York echt en zuiver
het karakter van een havenplaats heeft.
Doch New-York-city is een mengeling van
verschillende steden, Het is een bekend feit
dat in de metropolis aan dc Hudson
meer Italianen wonen dan in Rome, dat meer
Joden leven in dc donkere buurten van East-
Side dan in heel Palestina. En Julian Street
heeft zoo raak gezegd: „Een Amerikaan in
New-York is overgeleverd aan dc welwillend
heid van Grieken, Italianen, Engelschen,
Russen, Joden en Ieren en.... hij heeft nog
niet eens een eigen consul".
Zoo komt het, dat je er verzeild kunt raken
in Chinatown, tusschen Chatham Square cn
Bowery en Bayard street, waar schuifelend
de Chinees door de straten gaat. waar kin
deren spelen op de stoepen en het stil en
rustig is. De huizen zijn er donker en hoog,
zooals overal in East-side, papieren uithang
borden met vreemde zwarte letterteekens
ritselen zoo nu en dan. En je vindt er een
wonder Rembrandtiek spel van licht en
donker in de huizen, geurend brandt wierook
voor een altaartje, om een gelig lantarentje
eet de heele familie rijst uit porceleinen
kommen. Dit is misschien wel de merkwaar
digste buurt uit de heele stad, een stil, iet
wat ver-amerikaanscht hoekje van China in
het rumoerige, altijd haastende leven van
de metropolis die New-York heet.
En er is de Italiaansche wijk, waar zwarte
hemden aan een drooglijntje over de straat
hangen en een oliepitje flikkert voor een
Madonnabeeldje op een hoek; er is de Rus
sische wijk met zijn duistere vuile winkel
tjes. waar achter groezelige ruiten koperen
kandelabers en vazen mat blinken; er zijn de
Jodenwijken, ook donker en vuil. dicht be
volkt zooals heel East-side-district met zijn
troosteloos-trieste huurkazernes, zijn over
volle muffe huizen.
En Harlem is de uitgestrekte negerwij k
met theaters waar „black people" speelt, en
wie een indruk wil krijgen van het New-
Yorksche tooneel doet goed naast het werk
van het Theatre Guild ook hiér eens te gaan
kijken, het is veelal belangrijker dan wal;
men in verschillende schoul burgen rondom
Times Square opdient, verminkt en totaal
aangepast aan den smaak van het groote
publiek.
En andere volkeren, andere rassen zijn
uitgezwermd naar de geweldige stad, en aan
de oorspronkelijke bewoners de Hollandsche
kolonisten herinneren slechts de namen van
straten en cabarets, terwijl Peter Stuyvesant,
de merkwaardige, stoere Hollandsche gouver
neur zijn naam zelfs gaf aan een geheel
telefoondistrict.
steeds: telkens zie je sloopers bezig een oude
wolkenki-abber neer te halen, telkens hoor
je boven 't geronk der auto's uit het suizen
van de pneumatische boren voor de funda
menten in de rotsen, zie je 't netwerk van
balken en binten ten hemel groeien.
Die wolkenkrabbers zijn het, die Manhat
tan zijn bijzonder karakter geven; logisch
gevolg der plaatselijke omstandigheden mar-
queeren zij en symboliseeren zij het jachten
en de drukte, zij drukken den geest uit der
New-Yorkers, zij zijn met het snelle, vlie
gende verkeer, het eeuwige geraas en gedreun,
het rhythmische klankvolle van de jazz, de
springende dartele, wondere lichtreclames
manifestaties van de ongebreidelde kracht
der New-Yorkers, van de kracht, die hen
doet werken, die hen doet leven en die hun
heele wezen beheerscht.
Waar Broc.dway begint achter de groene
Batterij.
New-York vermag den ontvankelijken toe
rist weken lang te boeien. Het zijn niet zoo
zeer de musea of de parken, de kerken,
openbare gebouwen en andere traditioneele
trekpleisters voor toeristen met Baedekers en
Kodaks. Doch het is de stad op zichzelf, en
die is wellicht zoo interressant als geen
andere ter wereld. New-York boeit je, brengt
je tot zwerf tochten in allerlei hoeken van
zijn eindeloos schijnende gebied, doet je ge
nieten van 't eeuwig bedrijvige gedoe op de
Hudson, leert je zien, hoe in zoo'n nuchtere
metropolis, waar „make more money" het
slagwoord en de strijdkreet is, toch stille
schoonheid is te ondergaan in de oude
wijken, waar niet de huizen torenhoog
rijzen, maar rond een stil pleintje, ver van
het gerucht van Broadway en het gewoel van
Wallstreet huizen staan met houten kolom
metjes naast de deur, met een stoepje waar
van de treden zijn uitgesleten en een sierlijk
gebogen, roestig leuninkje, huizen die tegen