TANTE EVELINE'S RECORDDAG.
H. D. VERTELLING
DE BONTMUTS
X
(X,
©I IX
s
Zij was altijd een schat van 'n menschje
geweest, tante Eveline. Hoe ze precies heette,
och wat doet het er toe. Weet u hoc Phile
mon en Baucis van hun van heetten, of
Pyramus en Thisbe, of Frederic en Berne-
rette? Het doet er immers niet toe? Het zijn
geen Haagsche menschen, die onder een ver
zengende loupe worden gehouden, terwijl er
gevraagd wordt. En wie was de moeder? Er
go, tout bonnement: Eveline!
Tante Evelientje was nog steeds 'n schat,
hoewel ze al jaren lang in huwelijkschen
staat verkeerde en haar man meer dan bui
tengewoon gelukkig maakte. Ze kon zoo ver
rukkelijk stoethaspelen.
Zoo was heerlijk verstrooid. Ze kon zoo
zalig soezen. Niets geen matter of fact-
menschje, onze lieve tante Eveline. Toen
haar man haar gevraagd en zij heel zachtjes
jaaa! gefluisterd had, begon hij haar zijn
plannen te ontvouwen, vertelde haar onder
anderen wat zij nu samen zoowat konden
uitgeven in een jaar. Maar ze luisterde er
feitelijk heelemaal niet naar. Het was met
het jonge vrouwtje zoowat hetzelfde als met
de hierboven reeds even aangehaalde Ber-
nerette, het mooie phantasietje van de Mus
set, die, toen le bien aimé Frédéric haar 'n
cadeautje wou geven, antwoordde: „Fais moi
cadeau d'un souper; tout ce que je veux de
toi c'est toi!"
Ze luisterde heel weinig naar de dingen,
die haar 'n beetje onverschillig lieten, maar
ze was voortdurend met haar eigen gedach
ten bezig, zorgde er tevens voor, dat die
prettig v/aren als het er even mee door kon.
Ik heb tante Evelientje nooit „meege
maakt", zooals onze Germanophilen tegen
woordig rustig schrijven als ze aan den
„nieuwbouw" van onze taal bezig zijn, maar»
ik vind haar 'n idylle, 'n soort van droom
koninginnetje. Als ze bijvoorbeeld op een
jour-dag ergens binnen zweeft, vraagt ze
eerst aan de gastvrouw, of ze heel even mag
telefoneeren. En dan belt ze meestal een ga
rage op en zegt: „Och, is u de directeur? Ja,
v/ilt u dan mijn parapluie bij mij thuis laten
bezorgen?" En als ze dan hoort, dat er ook
een böatje bij was, zal ze zeggen: „goed. laat
dat maar aan mijn adres bezorgen; ik zal ze
opbellen en zeggen dat ze den brenger vijf
ruiden geven." Dat laatste vergeet ze moge
lijk en de stampei die er uit geboren wordt,
is aanzienlijk.
Het is haar echter óók wel 's gebeurd, dat
ze ergens 'n visite maakte, naar de telefoon
vroeg, dan eerst de Tram Mij opbelde, daar
na een vriendin opriep en daarmee een mi
nuut of twintig bleef doorbabbelen. Vervol
gens vergat dat ze een visite zou maken in
dat huis en zielsvergenoegd weer wegtip-
pelde.
Zulke poëtische droomwezentjes kunnen
zoo lief zijn. Voor hun man ook. Ze worden
met den dag zeldzamer.
Nu en dan geeft tante Eveline echter aan
leiding tot kleine misverstandjes nu en dan
fokt ze omvangrijke geschillen voor haar
schat, die hij dan weer moet uitvechten.
Ze is door de bank lyrisch en dat is wel
eens de reden, dat zij op onnoemelijk inge
wikkelde manier, met 'n gelukzaligen glim
lach op de lippen een half dozijn dingen
tegelijk in de war weet te schoppen.
Toch houd ik van haar, van tante Eve
lientje, hoewel ik haar nooit aan het werk
heb gezien. Maar wel hoor ik veel en vaak
over haar praten.
Ze logeerde dezer dagen in den Haag,
imoest met een bepaalden trein, ik meen
die van 6 uur 32 naar Arnhem en zou daar
haar moeder bezoeken. Reeds den vorigen
avond verheugde zij zich daar op, want ze
is dol op haar lieve, oude moedertje en vindt
het bovendien wel prettig om op eens een
reisje te maken. Mits niet te ver en niet te
gecompliceerd!
En natuurlijk liefst mèt haar man, die dan
jgemobiliseerd wordt en na het verlaten van
elke coupé of taxi het terrein nog even af-
snuffeld of er niet beurzen, taschjes enz. zijn
blijven liggen.
Maar haar echtvriend had dien dag weel
een van die typisch prozaïsche bezigheden,
een v.rgadering van 'n maatschappij, hoe
heette die ook weer? Enfin, het ging geloof
ik, mis, ihaar het was niet zoo heel erg. Hoe
dan ook, het was zoo'n echte gloeiend-ver-
velende vergadering, waar mannen nu een
maal niet buiten kunnen.
En dus moest ze dien volgenden dag alleen
naar Arnhem.
Haar echtvriend, die zijn lieve kleine
Pappenheimsche kende, had haar den vori
gen avond gezegd: „Evelientje, mag ik je nu
dit aparte portefeuilletje geven....? Ja, ik
weet wel, je neemt j beurs mee, maar je kan
nooit weten, niet waar. Hierin zit tien poo
voor de reis en 'n kwartje voor den chauf
feur, stop die nu apart in den binnenzak
van je mantel".
Den volgenden morgen vroeg was tante
Evelientje al vroeg bij de hand. Er viel dan
ook heel wat te verhapstukken. Het zou een
recorddag worden.
Prompt op tijd komt de taxi voorrijden.
Ze gaat nog drie maal de trap op, neemt
afscheid van haar man (vergeet daarbij haar
eigen beurs) zit opgewekt en wel 'in den
wagen, bemerkt, dat ze iets vergeten heeft,
glimlacht echter dadelijk weer haar rayonen
ten tandenlacht want ze heeft haar porte
feuilletje toch immers nog! De chauffeur
doet het portier open. zij betaalt, knikt den
jongen man vriendelijk goec'. .n dag, wipt
monter het station binnen, gaat naar het
loket en vraagt één Arnhem, retour.
„Zal niet gaan", zegt de juffrouw door het
loket i schudt het hoofd.
„Waarori niet?"
„Er zal nog wqj; geld bij moeten. U legt
alleen maar 'n kwartje neer".
Nu was dat een tikje vervelend, ze had den
chauffeur het muntbiljet van tien gulden
gegeven. Toch wel.... even 'n tikje vervelend.
In h-~r /strakan mantel grabbelt zij een
beetje zenuwachtig de zakken na. De jacht
valt mee. En na de noodige inlichtingen ge
vraagd en gekregen t hebben, vraagt ze
*'n retour derde klasse. Dat kon nog net.
Leuk toch veer feitelijk en niet heel erg ten
slotte. Zij had colt heel goed een tweede
klas c: 1 kim .en betalen. Maar ja, die din
gen vallen je maar niet zoo dadelijk in.
Wat?!
Ze gaat in het achterste deel van den trein
(het koudste deel). Komt in Arnhem aan,
waar het helaas ijzelt. De menschen glijden
en houden zich vast. Er is geen taxi te be
kennen. Ze heeft intusschen een geweldi
gen honger gekregen, grabbelt nog eens het
Astrakan manteltje af. Maar het levert niets
op dan een tramkaart voor Den Haag, waar
ze al eens meer naar gezocht had.
In de buurt woont een kennis. Zij trekt
haar schoenen uit. Zooals ze al meer men
schen ziet doen. Houdt zich- aan hekken en
stoeppaaltjes vast en bereikt het huis, ont
bijt er en wacht tot een uur of twaalf, want
dan rijden er weer taxis.
Zij leent nu wat om de taxi te betalen en
rijdt daarmee, zeer verheugd en opgewekt,
naar haar moeder: blijft daar koffiedrinken
en leent daar wat voor de taxi naar het sta
tion.
„Wil ik je niet liever wat meer geven?
zegt de zorgzame vrouw. „Neem nu liever een
vijf-en-twintig gulden mee. Wat heb je er
aan als je zoo krap zit?"
„Nee," zegt tante Evelientje. „Ik reis niet
graag met groote bedragen. Je kunt nooit
weten niet waar en.... je kunt wat verliezen
ook. Ik heb trouwens niets noodig, ik heb re
tour."
Na den lunch gaat zij weer naar den trem,
die haar moeder voor haar heeft opgezocht.
Een taxi komt voor en deze brengt haar
zonder ongelukken naar het station. Als zij
den portier nadert, haalt zij haar retour
kaartje voor den dag, bedenkt ineens met
schrik, dat het toch beter was geweest iets
méér van haar moeder te leenen, want nu
moest ze wéér derde klas reizen in die kou
de!
Enfin, nu geen tijd meer, denkt ze, en biedt
den portier het retourbiljet aan.
„Zal nie gaan, juffrouw!" zegt de man
hoofdschuddend, „ik moet de andere helft
hebben", en intusschen laat hij eenige geaf-
faireerde menschen den voorrang, die langs
haar heenschuiven.
Nu is tante Evelientje toch wel 'n beetje
wanhopig. „Ik heb vanmorgen de andere
helft hier in Arnhem afgegeven," zegt zij
met een halven snik in haar stem.
„Nou wacht u maar 's effen", zegt de
vriendelijke portier.
Er er wordt gezocht in de afgegeven kaar
tjes en zóó waar, de wederhelft wordt gevon
den. „Als 't u blieft", zegt de portier. ,Dank je
vriendelijk", zegt tante, maar denkt er
niet aan hem iets als fooi te geven voor al
de moeite die hij en zijn collega gehad heb
ben om die andere helft te zoeken.
Dan stralend weer met haar charmanten
glimlach van gelukkig, lyrisch levend, poë
tisch door dat leven zwevend droomvrouwtje
dwarrelt zij naar de treinen, gaat in den
juisten trein zitten! (streep aan de balk),
maar dat is een boemeltrein, want haar
sneltrein was door al dat oponthoud al lang
weg natuurlijk. Zoo komt zij zonder ongeluk
ken in Den Haag.
Zij vindt haai- man, die met warmgehou-
den schotels, welke in de keuken de noodige
veralteratie hebben gebracht, zit te wach
ten en 'n beetje sip kijkt. Zij echter straalt,
vertelt het heele verhaal der wederwaardig
heden. En als ze dan eindelijk klaar is en
van tafel op staat is het ca. half tien-
Het dienstpersoneel neemt in razenden
vaart af, want het is hun vrije avond.
Dan wordt er gebeld.
„O! Ik zal wel even kijken!" zegt tante
Evelientje, gaat naar de deur en ziet den
chauffeur voor zich staan. Hij brengt het
tientje terug, wat zij hem 's morgens in
plaats van het kwartje gegeven had. Zij be
dankt hem uitermate vriendelijk.
En stralend van vreugde komt ze weer de
huiskamer binnen, jubelt het uit dat het
toch zoo aardig is dat er nog zooveel vrien
delijke, lieve, eerlijke menschen op de we
reld zijn.
„Hm!" doet haar echtvriend. Kijkt haar
over zijn lorgnet heen eens lachend aan en
zegt: „Enne, je hebt hem natuurlijk geen
cent gegeven, wat?"
„Gunst nee, dat heb ik vergeten", zegt ze
en haar lieve gezicht betrekt geheel. Dat
was het einde van tante Evellentje's record
dag. Verder gebeurde er niets bijzonders
meer.
PIM- PERNEL.
(Nadruk verboden.)
REUZEN LUIDSPREKER IN
AMERIKAANSCHE PARKEN.
Op voorstel van burgemeester Walker werd
door de stad New York een bedrag van 50.000
dollar uitgetrokken, om een versterker- en
luidsprekersysteem aan te schaffen, dat in
staat zal zijn om de concerten, welke 's zo
mers in Central en Prospect Park te New
York worden gegeven, ook in 25 andere par
ken te doen hooren.
Met deze installatie zullen van tijd tot tijd
ook radioconcerten worden weergegeven.
Een filmster zegt dat zij veel rijdt en erg
„gehecht" is aan haar paard. Inderdaad ,'at
is inderdaad de eenige manier om met suc
ces paard te rijden.
EEN KLEIN PROBLEEM.
Wij noodigen onze lezers nog eens uit hun
vernuft te scherpen op een klein probleem
des dagelijkschen levens.
Een melkboer belde 's ochtends bij een
zijner klanten aan en kreeg een bestelling
voor vijf Liter melk, die hij met een maai
uit de bus moest afmeten. Helaas had de
man alleen maten van vier en zeven Liter
inhoud respectievelijk meegenomen en in
deze maten v/aren door geen enkel teeken
kleinere verdeelingen aangegeven. Daar hij
een eerlijk man was en er op stond de be
stelde hoeveelheid precies af te meten, moest
hij een weg vinden, hetgeen hem nogal
hoofdbrekens kostte, maar dat tenslotte
toch glansrijk gelukte. De huisvrouw kreeg
precies haar vijf Liter, gemeten met behulp
van de beide maten van vier en zeven.
Weet u hoe de man het deed?
Elders op deze pagina vindt u de oplossing,
maar slaat u die niet te gauw op. Probeer
het eerst zelf eens te vinden.
¥i^©®lLy KE
Ik heb vannacht geen oog dicht gedaan;
die buikspreker van hiernaast was bezig zich
in slaap te praten.
De harmonika is uitgevonden door een
visscher die het niet met zichzelf eens kon
worden over de vraag, hoe groot het
beest was, dat op het laatste oogenblik van
de haak viel.
Hij: „Heb je dien knoop aan mijn jas
gezet?"
Zij: „Nee, ik had geen knoop. Maar ik heb
het knoopsgat dichtgenaaid."
Toen onlangs een bedelaar terecht stond,
bleek het, dat hij acht volwassen dochters
had.
Geen wonder dat hij een bedelaar was.
Rechter van instructie tot één zijner as
sistenten: „U heeft toch alle mogelijke moei
te gedaan, om hem een bekentenis te ont
rukken? U heeft hem het vuur toch wel na
aan de schenen gelegd?"
„Heusch wel. Wij hebben hem bijna gek
gemaakt met onze vragen!"
„Hoe ageerde hij daar dan op?"
„Hij doezelde weg, en zei alleen maar en
kele malen: „Ja lieve, je hebt volkomen ge
lijk".
Dame: „Ik las in de couranten, dat u zich
bezig houdt met het vervaardigen van spre
kende films. Misschien heeft u een plaats
op uw bureau voor mijn zoon?"
Filmmagnaat: „Is hij technisch specialist?"
Dame: „Dat niet. Maar mij dacht dat 'ie
wel veel aanleg heeft. Want hij leest in de
bioscoop altijd de tusschenschriften hard
op."
„Zouden wij gelukkiger zijn, als wij door
vrouwen gex-egeerd werden?" vraagt een
schrijver.
De vraag moet zijn: „Zijn wij gelukkiger!"
„Laten we vanavond eens naar Buzïau
gaan luisteren".
„Ach nee, die man is vervelend".
„Hoe kom je d'er bij. 't Is één van de
geestigste menschen van dit land".
„Ach v/el nee, ik heb gisteren iemand ge
hoord die 'm imiteerde, en 't was vreeselijk".
Hij: „Is het waar dat je gaat trouwen met
een dame met een ongelooflijke hoop geld?"
Andere Hij„Pardon. Met een hoop geld en
een ongelooflijke dame.
Dieren beseffen niet schrijft een na-
tuux-historicus hoe gelukkig zij zijn. In
derdaad, beseft een konijnenfamilie wel dat
zij iederen dag mag rondloopen in prachtig
Sealskin?
Hij: „Als je nu eens aanspoelde op een
verlaten eiland wat zou' je dan het liefst
wenschen?"
Zij: „Een lippenstift."
Hij: „En als je nou twee dingen mocht
wenschen?"
Zij: „Twee lippenstiften."
Vrouw: „Nog modeteekeningen in de cou
rant?"
Man: „Ja, maar die zijn alweer uit de mo
de, want dit is het ochtendblad".
EEN TIKJE SCHEEL ZIEN NOOD-
LOTTIG VOOR AUTORIJDERS.
Engelsche oogheelkundigen hebben uitge
maakt, dat een zeer groot deel van de be
volking in Engeland aan slechte oogen labo
reert en zij meenen er de oplossing in ge
vonden te hebben voor het voorkomen van
een deel der verkeersongevallen. De meeste
automobilisten, zegt een expert op dit gebied,
denken, dat zij perfect kunnen zien, maar
als zij naar den oogarts liepen zouden zij
wel anders hooren. Die onwetendheid kan
hun intusschen duur te staan komen, want al
valt het gebrek in het gewone leven niet op,
als autorijder hebben zij herhaaldelijk de
ruimten te schatten, die hen scheiden van
andere wagens of van voetgangers. En een
centimeter verschil kan noodlottig zijn.
Het normale oog overziet in gewone om
standigheden een ruimte van een halven
cirkel. Om meer te zien moet het oog een
beweging maken, een beweging, die bliksem
snel moet zijn bij den autoi'ijder. En al heeft
deze zelfs normale oogen, dan nog kan ver
moeidheid die snelheid vertragen.
De Nederlander, die een rijbewijs wil krij
gen moet daarvoor een vei-klaring van den
dokter overleggen en de dokter zal bij het
onderzoek de oogen wel niet overslaan. In
Engeland wordt zoo'n onderzoek op optisch
gebied echter iets nieuws geacht, verschil
lende groote firma's, die veel chauffeurs in
dienst hebben zullen er toe over gaan. 't Is
te hopen, dat het wat geeft, maar oplossen
zal het 't verkeersprobleem zeker niet, want
aanrijdingen van twee elkaar passeerende
auto's zijn nog de zeldzaamste.
GULZIGAARDS ONDER DE
DIEREN.
De wijze, waarop de wilde dieren zich
voeden, is zeer verschillend. Eenige eten op
bepaalde tijden, andere zijn bij het stillen
van hun honger van allerlei omstandigheden
afhankelijk, zooals bijv. de vogels aan de kus
ten, van eb en vloed. Meestal is het geval
zóó, dat ze eten als ze voedsel vinden, d.i.
niet naar behoefte, maar naar de mogelijk
heid om te eten.
Degenen van de wilde dieren, die eerst op
hun voedsel jacht moeten maken, vreten ge
weldige hoeveelheden wanneer zij geluk
hebben bij het vinden van hun buit. Zoo
hebben vossen, wolven, wilde katten en wilde
honden, de gewoonte van den buit zooveel
mogelijk te eten. Gewoonlijk slapen ze na
zulk een buitengewoon overvloedig maal in,
tot zij den invloed van zulk een „tafelvreug
de" eenigermate hebben overwonnen.
Ook de meeste vischetende vogels zijn gul
zigaards. Soms moeten zij uren wachten voor
zij bij hun vangst geluk hebben. Daarom
hebben zij de gewoonte aangenomen om zoo
veel mogelijk te eten, als de gelegenheid
biedt. De prachtige ijsvogel bijv. is in staat,
binnen vier en twintig uur hoeveelheden
visch te verteren, welke het viervoud van zijn
gewicht bedragen. Zijn visschen niet in vol
doende hoeveelheid aanwezig, dan jaagt hij
langs de oevei-s van de rivier en verzadigt
zich aan kevers en andere groote insecten.
Een kleine pinguin is in staat drie harin
gen achter elkaar op te eten. Daarbij zijn
de visschen niet veel kleiner dan hijzelf.
Menig dier bezit een voorraadschuur. Zoo
heeft de wezel de gewoonte, voedingsmidde
len, welke hij, voor het moment niet kan
gebruiken, te begraven.
Nu en dan doodt een wezel (jen geheele
rattenkolonie. De doode ratten worden in
den grond verborgen. Daar even'vel de wezel
dikwerf voldoende verschen buiJ vindt, zoo
behoeft hij slechts heel zelden zijn voorraad
aan te spreken. Het is daarom waarschijnlijk,
dat de gewoonte van den wezel afkomstig is
van een vroegere periode, toen sneeuw en
ijs de aarde meer dan thans beklemd hiel
den. Thans was versche buit heel moeilijk te
krijgen. Daarom was de wezel, zooals zoo
menige diersoort, verplicht, zorgvuldig te be
waren, wat niet dadelijk kon woi-den gegeten.
De natuur zorgde er bovendien voor, dat
steeds een natuurlijke ijskast aanwezig was,
waardoor de voorraden zeer goed konden
worden bewaard. Het instinct van vroeger
heeft zich tot heden voortgezet.
Van de gulzigheid der dieren krijgt men
dan eerst een goede voorstelling, wanneer
men eens gelegenheid heeft gehad te zien,
hoe een zwerm gieren zich aan een of ander
lijk te goed doet.
In de landen, waar de gier thuis behoort,
ziet men den onguren lijkenjager op groote
hoogte met uitgestrekte vleugels rondzweven.
We hebben hier met een goed georganiseer-
den berichtendienst te doen. Ieder van deze
vogels heeft een bepaald gebied onder zich,
dat hij moet gadeslaan. Zijn buurman is
wellicht een mijl van hem verwijderd. Op
deze wijze heeft een kleine zwerm vogels een
groot gebied voor de jacht. Sterft op den
grond een of ander dier, door zwakte of
welke oorzaak dan ook, dan wordt het door
den speurder, hoog in de lucht, dadelijk als
buit beschouwd. De gier daalt en van
den eenen buurman naar den andere, plant
het signaal zich voort tot allen nauwkeurig
weten waar een maal hun wacht.
Is de zwerm eindelijk bijeen, dan worden
korte metten gemaakt. Een dood paard
wordt door vijf en twintig gieren binnen een
half uur geheel verzwolgen. De roofvogels
hebben dan zooveel gegeten, dat ze bijna niet
in staat zijn verder te vliegen. Zoolang het
gaat, zitten ze met gekromden rug, in de
nabijheid van de plaats, waar zij hun hon
ger hebben gestild.
De insectenvreters onder de vogels zijn
vergeleken bij de gieren, een voorbeeld van
groote matigheid. Doch dat ligt minder in
hun natuur, dan aan het feit, dat het voed
sel, waarop zij zijn aangewezen, tamelijk
schaarsch is. De insecten, waarmede zij zich
voeden, zijn zóó klein, dat zij gedwongen zijn
den ganschen dag op de jacht te gaan en
aan het eten moeten blijven om hun honger
te stillen. Uit een gebrek aan voorraad zijn
ze niet in staat met hun voedselgebruik
boven het middelmatige te komen. Doch het
beeld wordt dadelijk heel anders, zoodra de
tafel overvloediger wordt gedekt. Zoodra de
merel en de lijster de kans schoon zien om
zich aan vruchten te goed te doen, dan
pikken ze zoolang van de lekkere spijs, tot
zij niet meer in staat zijn te vliegen.
PROGRAMMA OVER 21000 MIJL
VERZONDEN.
Byrd en zijn metgezellen in „Little Ame
rica" werden j.l. Zondag aangenaam verrast,
toen zij een programma van het station 2
ME te Sydney, heruitgezonden door KDKA
hoorden.
Dit programma legde, om van Sydney via
Pittsburgh naar den Zuidpool te komen, een
afstand af van 21.000 mijl. de grootste ooit
door een programma afgelegd.
Door HASSE ZETTERSTRöM.
(Nadruk verboden).
Er was eens een man uit de provincie, die
ging met zijn zoontje naar de hoofdstad om
een bontmuts voor hem te koopen. De man
ging weliswaar niet uitsluitend wegens de
bontmuts, maar zij was toch een onderdeel
van het geheel.
De man zeide tot een vriend:
„Eer ik het vergeet wil ik voor Erik een
bontmuts koopen."
Erik is geen mooie naam, maar daar is
niets aan te doen.
„Dan gaan we naar het warenhuis", zeide
de vriend van den man en toen namen zij
een auto en reden er heen. De auto hoort
bij het verhaal. Zijn rol komt in het laatste
bedrijf.
Midden in de vestibule stond een man in
uniform, en op zijn pet kon men het woord
„Informatie"lezen. De heeren gingen naar
hem toe en zeiden:
„Waar is een bontmuts voor een kleinen
jongen te krijgen?"
„In de jongensafdeeling, derde verdieping.
Daar is de lift!"
De heeren gingen naar de lift. Die was
buiten dienst.
Zij klommen de trappen op.
In de Jongensafdeeling.
„Hebt u hier een bontmuts voor een kleinen
jongen?"
„Nee, hier niet. Die krijgt u in de bont-
afdeeling de lift rechts."
De heeren gingen de trappen af, want zij
wisten, waar zij zich aan te houden hadden.
In de bontafdeeling.
„Hebt u hier een bontmuts voor een kleinen
jongen?"
„Nee, hier niet. Die krijgt u in de confec-
tie-afdeeling, parterre links!"
De heeren kwamen tenslotte in de confec-
tieafdeeling terecht. Onderweg kochten zij
drie stukken zeep, een zijden kussen en een
corsetbeschermer.
IN de confectieafdeeling.
„Hebt u hier een bontmuts voor een kleinen
jongen?"
„Nee, hier niet. Die hebben wij in de sport-
afdeeling, sousterrain rechts."
De heeren gingen naar de sportafdeeling,
en onderweg lieten zij zich fotografeeren,
schreven prentbriefkaarten naar huis en
dronken iets alcoholvrijs.
In de sportafdeeling.
„Hebt u hier een bontmuts voor een kleinen
jongen?"
„Nee, hier niet, die krijgt u in de jongens
afdeeling."
„Daar zijn wij al geweest."
„Dan krijgt u ze in de bontafdeeling."
„Daar zijn we ook geweest en in de confec
tieafdeeling ook. Bontmutsen voor jongens
waren er niet."
De verkooper boog eerbiedig.
De heeren verlieten de sportafdeeling en
de speelgoedafdee^ing en de boekenafdeeling-
en de bonbonafde'eling en de meel- en con-
servenafdeeling en de schommelstoelafdeeling
en de meubelaf deelhxg en de afdeelihg voor
fantasievesten en genikkelde deurknoppen en
stonden op straat. Daar stond ook de auto.
Zij keken er naar en vervolgens wierpen zij
een laatsten blik op het warenhuis. Daar
hing midden in een etalage op een standaard
een bontmuts voor een kleinen jongen!
De man uit de pi'ovincie eix zijn vriend
scharrelden weer door de draaideur en strui
kelden over een kleinen eleganten hew, die
schilderachtig tegen een tafel met porselei
nen honden aanleunde, Waarin men een
electrische lamp kan doen, opdat hun oogen
flikkeren.
De man uit de provincie greep den jongen
elegante bij zijn revers en leidde hem de
vestibule uit, de draaideur door, de straat
op naar de etalage met de muts op den stan
daard en zeide:
„Deze muts wil ik koopen: Deze muts!"
De drie heeren keerden in de zaak terug.
De elegante verkooper liep naar een afdee-
lingschef, die liep naar een anderen afdee-
lingschef, die achttien andere afdeelingchefs
opbelde. Tenslotte legde deze afdeelingchef
den hoorn neer, verdween in een lift, kwam
over een trap terug, fluisterde den eersten
eleganten verkooper, die voor den man uit
de provincie boog, iets toe en zeide:
„De muts, die meneer wil koopen, kunnen
wij niet verkoopen, want wij-weten niet in
welke afdeeling zij geboekt moet worden."
Nu komt de rol van de auto.
Die reed de beide heeren naar een res
taurant. De taximeter wees 19 gulden en 25
cent aan, inclusief de 10% opslag wegens den
naderenden wereldvrede.
EEN TOEPASSING VAN HAAR
IN BRULBOEIEN.
Een gewoon menschenhaar kan een ge
wicht van 3 a 4 ons dragen. Het is dus bijna
even sterk als staaldraad, en daarhii buiten
gewoon veerkrachtig. Het is daardoor zeer
gevoelig voor klimaats- en temperatuurwis
selingen Wij kennen allemaal de haarhvgro-
meter, die ons regen of droogte voorspelt,
doordat een simpele paardenhaar uitzet of
inkrimpt en daardoor de naald in beweging
brengt. Men heeft voor die eigenschap een
toepassing gevonden en wel in de misthoorns
van brulboeien op zee. Een twintigtal men-
schenharen wordt naast elkaar gelegd al?
de haren van een strijkstok. Bij mistig weer
absorbeeren de haren vocht, zij veranderen
van lengte en brengen daardoor een klep ir
beweging, die genoeg gecomprimeerde lucht
doorlaat om den misthoorn in werking te
stellen. De misthoorn blijft verder automa
tisch in beweging, tot de lucht minder
vochtig is en de haren in den normalen
toestand terugkeeren.
EEN KLEIN PROBLEEM.
Oplossing van het raadsel, elders op deze
pagina:
poq Uut;
■ra soiooud uuz: i Cyq uooptvjoi 'pwui'
ut dlldd dp Ctq UdO% Ud;:7 udia 0;:.).
Jiuoyos ud puvu nap 707 nr. Xr.y - -
?P[Tia '7007- S',SJOQJff dp Uf n-p7 ur 7 73 ud:
-9P fïy jooö 'Udqqdy d% p6dd\dB snq dp n: uoo.
pyaüudwi udcidz dp v\r 'jdpiov udj-.q ua? öoic
WDUUdqii ddia dp ui snp ud ldd\q udój, 70a
Iddydö Jdpuda jvouudjtq Udcidz dp piudty
7cc5 ud aindiudo ;onuiud;iq' udia dp Cly'dp{na
doivva 'Jdao jnmuudjiq udadz dp 'ui udo7
pnoyui udp dpiooö ud Udjiq ugm una ;nv:a
dp isudd snq uCiz jvi dppm udoqmdiu. d(j
Het Boter-, Melk- en Kaasspel op levendiger grondslag.
1
(The Humorist).