RVAN
mm
NAAR HET ENGELSCH VAN ETHEL M. DELL.
(Korte inhoud van het voorafgaande)
Jeannette is een weeldekind, de toe
komst lacht haar dan ook tegen. Zij is
immers mooi, heeft bovendien een rij
ken vader en natuurlijk veel aanbid
ders. Haar vriendin Lady Varleigh stel
de haar dan ook de vraag: „Wie van de
velen zal het zijn?"
Haar keuze valt op Lord Conister,
een aristocraat die zeer gecerd is. Lady
Varleigh zegt: nu zou je zelfs den
Koning op visite kunnen vragen!
De meerderjarigheidsverklaring van
Jeannette zal tegelijk met haar verlo
ving gevierd worden met schitterende
feestelijkheden die dagen duren. Haar
vader toont zich zenuwachtig, het is
alsof hij naar het tijdstip verlangt dat
Jeannette getrouwd zal zijn. Toch heeft
hij zijn dochter zielslief. Het is dan ook
alleen omdat hij, naar hij zegt, niet
gezond is. Hij wil Jeanncttc's toekomst
verzekerd zien.
Hij kuste haar teedcr en langen tijd. ..Mijn
lieve kind", hernam hij, „jou verloofd te zien
is de vurigste wenscli dien ik gekoesterd heb.
Ik zou zelfs willen zelfs willen dat je
vanavond kon trouwen".
„Maar wat is er dan toch?" vroeg Jean
nette.
Hij zuchtte zwaar en liet haar los. „Niets
dat jij veranderen kunt, lieve. Ik word- oud
en moe. De dingen drukken mij en
verontrusten mij méér dan vroeger. Ik
ben blij dat je nu meerderjarig en een rijke
vrouw bent. Nu komt niets er meer op aan.
Er kan niets tusschenbeide komen. Ik kan
mijn werk neerleggen als ik moet en voelen
dat met jou tenminste alles goed is"
„Dat kan met mij niet het geval zijn zon
der u, lieve", gaf Jeannette ten antwoord.
„Denkt ge dat ik gelukkig zou kunnen zijn
als gij ziek of bedroefd zijt?"
Hij maakte een eigenaardige beweging als
verdacht hij haar er van hem doorzien te
hebben. „Daar zou je overheen komen", zei
hij. „Je zult trouwen en je eigen belangen
hebben. Het is voor kinderen niet goed, al
tijd aan de ouders te blijven hangen. Dat is
tegen de natuur. Daarover moeten wij heen
stappen, Jeannette, dat moeten wij allen.
Als je zelf kinderen zult hebben, zal je dat
begrijpen".
„O, spreek zoo niet tegen mij!" riep Jean
nette. „Bij de meeste menschen mag dat
zoo zijn, maar bij ons nooit. Daarvoor zijn
wij te veel één". Zij richtte zich op en sloeg
haar armen rond zijn hals;' haar schitte
rende oogen boorden zich in de zijne, maar
met die eigenaardige schaduw er in, die La
dy Varleigh bestempeld had als „geheimzin
nig". „Wij zullen elkaar altijd toebehooren",
vervolgde zij. „Eén van ons kan sterven en de
ander blijven voortleven, maar de band zal
eeuwig duren. In leven en in dood, zult gij
altijd het cene einde vasthouden en ik het
andere. Maar, vader maar, vader.
Vol ontzetting brak zij af, want eensklaps
was zijn blik volkomen veranderd. Hij boog
het hoofd met zijn glinsterende, zilverachti
ge haren en snikte het op haar schouder uit.
„Je zult blij zijn mij te vergeten", stamelde
hij.
Doodelijk verschrikt, trok zij hem vaster
tot zich, sprak lieve woordjes, zonder in haar
verwarring te weten wat zij zeide; en in een
paar seconden was hij zich weèr meester.
Hij beproefde zich flink op te richten.
„Wat een egoïst!" zei hij en deed een boven-
menschelijkc poging tot glimlachen. „En nog
wel op je verjaardag! Vergeef het mij, Jean
nette! Ik ben overwerkt, zooals je zegt, en
heb den laatsten tijd zeer slecht geslapen.
Maar maak je niet ongerust! Het zal weer
in orde komen. Heb je mij vergeven?"
Zij zag aan zijn oogen welk een moeite hij
deed om zich te bedwingen en keek hem aan,
hoewel ook zij zich tot het uiterste moest in
spannen om zich goed te houden. „O, over
drijft u niet zoo!" zei zij. „Het is zeer ver
keerd u zoo te overwerken, en dat vergeef
ik u niet, ziedaar!"
„Wil je me dus niet vergeven?" vroeg hij
op zulk een bedroefden toon, dat het haar
door de ziel sneed.
Zij nam zijn arm tusschen haar beide
handen en schudde hem zachtjes. „Ik ver
geef u alles, mijn eigen liefste vader, behalve
het misdrijf van u niet voldoende in acht
genomen te hebben. Dat is de ecnige onver
geeflijke misdaad. Begrijpt ge?"
„Ach kind!" zei hij, en bukte zich om haar
te kussen. „God weet wat ik gedaan heb om
een dochter te verdienen als jij".
„Misschien hebben wij beiden iets om
dankbaar voor te zijn", antwoordde Jeannet
te practisch. „En zeg eens! Ben ik zoo waard
om gezien tc worden?"
„Laat mij eens naar je kijken!" Hij deed
een paar schreden terug en monsterde haar.
„Ja, je ziet er volmaakt uit, volmaakt, op
één ding na. Waarom draag je geen bloe
men?"
Zij trok een gezicht „Ik verlang er geen.
Zij zijn zoo lastig vooral bij het dansen.
En ik sla vanavond geen dans over".
Zijn oogen bleven critisch op haar rusten.
„Ik had toch wel graag dat je bloemen droeg,
Jeannette. Al was het maar één bloem in je
kapsel. Heb je dat niet voor mijn plezier
over? Is het te laat?"
Zij lachte en trad op haar toilet-tafel toe.
„Jawel, lieve. Dat kan ik wel voor u doen
als ge er zoo op gesteld zijt". Zij trok de
lade open en nam de witte roos er uit. „Is
deze goed?"
Zijn gezicht klaarde op. „Als geknipt, lieve!
Juist de bloem, die ik voor je gekozen zou
hebben. Hoe kom je er aan? Maar dat behoef
ik niet te vragen! Sleck haar in je haren,
Jeannette. Het was de lievelingsbloem van
ie moeder".
HU stond er bU. terwijl zij de roos tusschen
haar zacht golvende haren stak. en toen zc
gereed was. sloot hij haar in zijn armen.
„Jeannette", zei hij, en zijn stem trilde, „ik
ben geen goed man, maar ik wil dat je weet
dat ik vanavond onophoudelijk onophou
delijk God gesmeekt heb mijn lieveling te
beschermen en onder Zijn hoede te nemen"
„Dank u. vader", zei Jeannette, en alvorens
de kamer te verlaten, reikte ze hem haar
wang voor zijn allerlaatstcn kus.
HOOFDSTUK VII.
Geen rook zonder vuur
Zij gingen samen naar beneden en ontvin
gen hun gasten zij aan zij. Niemand, die hen
daar lachende en schertsende zag staan, had
eenlg vermoeden van de kwelling, die het
hart van den man verteerde en van de onge
rustheid van het meisje. Het schouwspel was
schittc-rend, en Jeannette maakte er het
glanspunt van uit een juweel in onberis
pelijke zetting. Zij was dien avond onge
ëvenaard, zooals Audrey Wilmot, de dokters
dochter, de kleine Valerie West, en haar
sportlevend nichtje Daphne Somers, bijge
naamd „het polo-meisje", allen eens waren.
Maar niet zooveer haar schoonheid, als de
onuitsprekelijke bekoring die van haar uit
straalde maakte haar dit.
Dc komst van Lady Varleigh, Ieelyk, maar
statig als een vorstin, in een japon van
zwart met goud, verwekte eenige sensatie;
want zij nam haar plaats naast Jeannette
met een strijdlustig air in en weigerde, onder
welk voorwendsel ook, er een duimbreed van
tc wijken.
„Ik moet vanavond vlak in je nabijheid
zijn, lieve", zei zij, en toen Lord Conister aan
kwam. wikkelde zU hem in een gesprek, waar
niemand anders een woord tusschen kon
krijgen. Maar daarvoor was zij ook Lady
Varleigh, en deze deed overal precies wat zij
wilde, ondanks de onhandige pogingen, die
Sir Philip van tijd tot tyd aanwendde om
haar in bedwang te houden.
Maar indien de komst van Lady Varleigh
de algemeene aandacht had getrokken en
zij dan ook niemand ontging, er was nog een
andere gast verschenen, en wel op een zoo
weinig in het oog loopende wijze, dat men
bijna zou kunnen zeggen dat niemand wist
hoe hij gekomen was.
Toen Jeannette zich, na het geven van een
vroolyk antwoord, eensklaps omdraaide, be
vond zij zich vlak tegenover Buck. Bij het
zien van hem schrikte zij niet, maar zU was
een oogenblik verrast, zelfs een weinig ver
ward.
Zij reikte hem haar hand en lachte hem
onverschillig toe. „Hoe maakt ge het? Dank
u zeer voor de bloemen. Ik draag de roos,
ziet ge wel? Zij was waarlijk te fraai om
haar weg te werpen".
„Dank u", zei Buck. „Ik hoopte dat ge haar
dragen zoudt".
Zijn grijze, oprechte en vriendelijke oogen
keken recht in de hare. Er stond geen verwijt
in, en evenmin overmatige bewondering. Dit
wekte een gevoel van wrevel bij haar op. Hoe
saai was hij! Zij voelde een onweerstaanba-
ren lust hem daarmee te plagen.
„Ik heb nooit geweten dat het kweeken
van rozen tot uw liefhebberijen behoorde",
zei zij. „En hoe legt ge het aan om te ma
ken dat ze precies op den gewenschten dag
bloeien?"
Hij glimlachte. „Ik laat ze wat groeien, of
bind ze wat in, naarmate het noodig is. Het
is niets dan een kwestie van kweeken".
„Hoe knap van u", spotte Jeannette.
„Ik ben blij dat ge dat vindt", zei Buck.
„Wilt ge eens weten wat ik werkelijk
vind?" hernam Jeannette.
Hij bleef glimlachen, vriendehjk, een ge
legenheidslachje. „Ik weet het", zei hij. „En
ik ben blij dat de roos op tijd bloeide".
Jeannette keerde zich van hem af; zij kon
zich bijna niet inhouden. Hij verwijderde
zich niet, hoewel zij hem duidehjk liet blij
ken geen verdere attenties meer van haar te
mogen verwachten. Hij stelde zich, als altijd,
er mee tevreden in haar naWjheid te bhjven,
al merkte hij haar misnoegen op. ZU wist dat
hU onmogelijk een verkeerde uitlegging aan
haar dragen van de roos kon geven, maar
en dat was juist zoo onuitstaanbaar van hem
het kwam er niet op aan wat zij deed of
zeide, zUn houding bleef altijd dezelfde. HU
vroeg haar niets. Hij bleef eenvoudig waar
hij was; schUnbaar onwetend, dat zijn ge
zelschap niet verlangd werd. Maar zij was
zUn woorden van den vorigen avond niet
vergeten. Hy was de weerspanneling in haar
kamp.
De nadering van haar verloofde leidde
haar gedachten van Buck af. De eerste dans
was begonnen en zy' trad hem blU tegemoet.
BU de deur keek zij over haar schouder en
zag dat Lady Varleigh en Buck samen in ge
sprek v/aren.
„Wat zie je er vanavond ernstig uit", be
gon Lord Conister. „Hindert je iets?"
Zy beantwoordde zijn bezorgden blik met
een glimlach. Zelfs haar verloofde kon zij
niet over de uitbarsting van haar vader
spreken, hoewel de herinnering daaraan als
lood op haar gemoed drukte.
„Er is waarlijk genoeg om mij ernstig te
laten kijken", zei zy luchthartig. „Moet ik
aan het souper die bekendmaking niet bU-
wonen? Begrijp je niet?"
„Ja. maar ik hoop er ook bij te zijn", ant
woordde hij. „Als ik naast je zit, zul je je in
het geheel niet verlegen of zenuwachtig voe
len".
Zij lachte. „Ik weet waarlijk niet wat ik
ondervinden zal. Ik heb zooiets nooit eerder
meegemaakt, moet je weten".
Hij lachte tegen haar. „En zoodra het
voorbij is zoodra ik je voor mij alleen
heb
„Zullen wy' ergens gaan zitten?" stelde hy
voor.
„O. neen!" antwoordde zy dadely'k. „O
neen! WU zullen in onze rol blijven tot
aan het souper. En bovendien, ik moet op
alles een oog houden en zorgen dat iedereen
zich vermaakt".
„Dat kan Lady Varleigh je uit de hand ne
men", zei hij-
Maar zU schudde het hoofd. „Niemand kan
dat. Neen. neen! Ik moet in het gezicht blU-
ven, Men zou nrij noodig kunnen hebben".
„Niemand kan je zoo hard noodig hebben
als ik. Weet je wel, Jeannette, dat je er
vanavond veiTukkelUk uitziet, eenvoudig
verrukkelijk!"
„Vind je?" zei Jeannette
Onder het dansen hield zy haar gezicht
van hem afgewend. Misschien wilde zy hem
de zalige blijdschap die zUn woorden bU
haar opgewekt hadden, niet toonen. ZU
wist dat zU verrukkelijk was en had zich al
leen voor hem zoo gemaakt.
„Zal ik eens zeggen wat ik het mooist aan
je vind?" ging hU voort. „Ik ben blU dat je
vanavond wit draagt. I-Ict is het passendste
wat je had kunnen kiezen". J
Het passendste! Het, woord hinderde haar.
Hoe allcdaagsch, by na burger lyk!
„Daar ben ik blij om", antwoordde zij.
„Ik vind het mooi", hernam hU. „Je bent
vanavond de verpersoonlykte onschuld,
Jeannette. Je eenvoud is aandoenhjk, over
weldigend".
Jeannette lachte even.
HU ging voort met spreken, zachtjes, tot
haar alleen. „Maar wat ik het schoonst van
alles aan je vind, lieveling verreweg het
schoonste is die wondermooie roos in je
haren. Dat was een prachtig denkbeeld,
Jeannette. Zooiets kan alleen bü jou opko
men".
„Zoo?" zei Jeannette. Haar lachen stierf
weg. Zij bewaarde eenige oogenblikken het
stilzwijgen. Toen zei zU eenigszins plotseling:
„Ik kreeg haar van Buck".
„Wat!" riept hij verrast. „Van wien?"
„Van Buck", herhaalde Jeannette. „Buck
Wetherby".
„WaarlUk!" zei Lord Conister met kwalijk
verborgen afkeuring in zUn stem.
Zij keerde hem haar gelaat toe en wierp
een vluchtigen blik op hem. „In het eerst
dacht ik dat zy van jou kwam, maar toen ik
later ontdekte dat zij maar van Buck af
komstig was ach, toen vond ik het de
moeite niet meer waard haar daarom weg te
werpen".
HU begreep haar en zijn misnoegen ver
dween. „Je bent een vreemd meisje, Jeannet
te", zei hij, en liet even later volgen: „Het
spijt me dat ik je geen bloemen gezonden
heb, maar ik was bang dat je het als voor
barig zou beschouwen, en liet het dus na".
„Dat zou ik ook gedaan hebben", ant
woordde Jeannette brutaal liegende. „Je bent
niet zoo'n oud vriend als Buck. Zoo'n ge
schenk beteekent niets van hem".
„Maar voor hem beteekent het waarschyn-
lijk alles, arme kerel", merkte lord Conister
op. „Je speelt immers niet met hem, Jean
nette?"
Goede hemel!" zei Jeannette en lachte
hem uit. „Als men iemand van het eerste
oogenblik af aanhoudend op zijn plaats zet,
en men noemt dat met iemand spelen, ja,
dan heb ik met hem gespeeld, zoo lang ik
hem ken".
„Ik begrUp je", antwoordde Lord Conister
met buitengewonen ernst.
Zy gingen voort met zich onder de vroo-
lijke paren te mengen, en het gevoel dat
Jeannette zoo gedrukt had, werd bijna van
haar afgenomen. ZU betrapte zich op een
bijna wanhopig verlangen den beker der
vreugde tot den laatsten druppel te ledigen,
want zij wist zooals de meesten in het
diepst van hun hart weten dat de be
dwelmende drank niet lang binnen haar be
reik zou zijn. Andere dingen misschien
zelfs dat ding dat Buck geluk genoemd, maar
waarmee zij den spot gedreven had maai
de zaligheid van de eerste liefde in haar
bloei, nooit weer.
De onbeschrijfelUk genotvolle avond ging
snel voorbij. Na dien eersten dans verliet zij
haar verloofde en wijdde zich aan haar gas
ten, want dit was het geheim van de popula
riteit van Jeannette. Zij schoof haar verant-
woordelyklieden als gastvrouw nooit geheel
op de schouders van een ander, zelfs niet op
die van zulk een ervaren plaatsvervangster
als Lady Varleigh. Dat de gasten in het huis
haars vaders aangenaam bezig gehouden
werden was haar taak, en dat vergat zij
nooit.
Zy danste ook éénmaal met Skittles, dien
zij als gewoonlijk vol ondeugendheid en ver
metelheid aantrof.
„Ik doe vanavond aanzoek om je", ver
klaarde hy. „Geen sterveling zal mij daar
van tegenhouden. Je bent eenvoudig zoo on
weerstaanbaar dat ik moet zelfs tegen wil
en dank. Jeannette. Als je nog niet in het
geheim met Buck verloofd bent, verloof je
dan met mij!"
„Ik ben zeker niet met Buck verloofd!"
antwoordde zij met vuur.
„Niet?" Skittles liet zijn oogen over haar
heengaan met dien spot, die er nooit lang uit
afwezig was: „Ik heb die roos eerder gezien,
geloof ik of een die er precies op leek
drijvende in de waschkom in de kamer van
Buck!"
ZU voelde dat zij een kleur kreeg, werd
woedend toen zij zag dat hij het bemerkte,
maar bedwong zich. Want wat gaf het zich
boos te maken op Skittles, die niet veel meer
was dan een kwajongen en tegen haar toorn
gepantserd bovendien?
„Ja", zei zU bedaard. „Je hebt volkomen
gelijk. Buck gaf mij die roos, maar ik draag
haar alleen zooals ik hem trouwens gezegd
heb omdat zij te fraai is om weggeworpen
te worden. Zelfs als jy haar mij gegeven had
zou ik hetzelfde gedaan hebben".
„Om dezelfde reden?" vroeg Skittles.
„Juist geraden", hernam Jeanette.
„O, dank je erg lief van je", zei Skittles
en lachte luid. „Ik wist niet dat je zoo ver-
sehrikkelyk fUngevoelig was".
En zU lachten samen, maar niettemin deed
zyn lachen haar een weinig zeer. HU had
haar doen begrijpen dat hij niet van plan
was zich te laten kwetsen, en hoewel zU hem
niet had willen kwetsen, was het toch verne
derend te moeten ontdekken, dat hU on
kwetsbaar, en als het ware tot de tanden
tegen haar gewapend was.
„Dus je wilt niet met mij verloofd zUn!"
ging hij voort. „Zelfs geen half uur!"
„Geen halve minuut", antwoordde Jean
nette'.
„O, maar dan is er iemand anders", zei
Skittles met overtuiging.
Zij wierp hem een snellen, onderzoekenden
blik toe. „Waaruit maak je dat op?"
„Ik weet het zeker", zei hij. „Dat is een
soort van instinct van mij en ik heb een
onbedriegelijk voorgevoel dat je je vanavond
met iemand verloven zult.
„Waarom juist vanavond?"
„Omdat je zoo betooverend bent dat wy je
allen om de beurt zullen vragen, en je zult
den gelukkige toch zeker wel op je verjaars
feest genoodigd hebben? Als hy je dus
vraagt" hij hield eensklaps op „mis
schien heeft hy je al gevraagd! Zeg eens,
weet Buck het?"
Zij meende in zijn stem een toon van me
delijden te ontdekken, en, hoewel zy lachte,
was zij getroffen. „Ik hoop dat zy vanavond
niet allen met hun aanzoek komen", merkte
zij op. „Dat zou een beetje eentonig worden,
en ik vermaak mij liever. Maar waarom liet
jc je zoo bezorgd uit over Buck? Kan hU niet
op zichzelf passen?"
Skittles antwoordde haar voor de eerste
maal met oprechtheid: „Omdat de dwaas den
geheelen dag rondgeloopen heelt met een
gezicht, als wilde hij zelfmoord plegen, en ik
wist niet waarom. Is het dat soms?"
„Dat kan ik niet gelooven". zei Jeannette.
De muziek zweeg, en zij was er blU om.
Om de een of andere reden vond zy' Skittles
niet zoo geestig als gewoonlUk, en hoewel
hij onder de aanwezigen waarschynlyk de
beste danser was, had zij van haar dans met
hem niet zoo byzontier genoten.
„Kom, de dans is uit!" zei Skittles. „Ik
dank je zeer voor dezen dans met mij
zelfs al wil je je niet met mij verloven. Maar
ik weet kleine gunsten op prijs te stellen en
als jc je meening omtrent dat andere punt
soms mocht wUzigen...."
„Ik wUzig nhjn meening nooit", viel Jean
nette hem in dc rede.
ZU verliet hem een paar minuten later
met haar hardvochtig glimlachje onder het
een cf ander voorwendsel, en zocht haar va
der op, dien zij eenigen tijd niet gezien had.
Zij trof hem niet in de speelkamer, waar
Lady Varleigh haar van haar speeltafeltje
een dankbaar glimlachje toezond, en verwy
derde zich snel, want zij wist dat haar niet
veel tUd meer overbleef.
Vandaar begaf zij zich recht naar de werk
kamer en ging deze binnen bijna als iemand
die een toevlucht zoekt. Nog een half uur,
en de tyd waarop de groote bekendmaking
geschieden zou was aangebroken en in plaats
van zich bij voorbaat daarover te verheugen,
voelde zy zich zenuwachtig en onrustig en
betrapte zichzelf op den wensch dat het
wonderbaarlijke oogenblik nog wat verscho
ven kon worden. Misschien was zy' moe, of
misschien eenigszins verzadigd van alle hul
de, die haar bewezen werd, maar al deed
zU nog zoo haar best, zij kon zich dien avond
onmogelijk verder volkomen gelukkig voelen.
Bij haar binnentreden hoorde zij een
snelle beweging maken, en daardoor wist zy
dat haar vader daar was. Het met kracht
sluiten van een lade van het bureau zei haar
waarheen zU haar schreden moest richten
cn zy vond hem zittende aan zUn schrijf
bureau, met eenige papieren voor zich. Een
vreemd vermoeden dat hij haar aandacht
van iets wenschte af te leiden, kwam terwijl
zy' hem naderde bU haar op. De glimlach
waarmee hij haar ontving had bijna iets
loerends.
„Vader!" riep zy berispend. „Werkt u nog
op mUn verjaardag!"
Hij stond van zijn stoel op en liep haar
tegemoet. „Ik verwachtte niet betrapt te
worden", zei hy. „Waarom ben je niet aan
het dansen gebleven?"
„Ik verzon iets om naar u te gaan kijken",
antwoordde zy. „Ik wilde me overtuigen dat
ge niets mankeert".
„Maar wat zou ik mankeeren?"
Toch had liy iets over zich iets onbe
stemds dat zijn woorden logenstrafte.
Zijn glimlach overblufte haar. Zij voelde dat
het een masker was.
Haar twUfel viel hem op en hij beproefde
haar te sussen. „Je moet je niet ongerust
over mij maken", lieve", zei hU- „Ik rustte
hier alleen wat uit voor de zware taak die
mij aan het souper wacht. Ga naar beneden,
dan rook ik hier nog even kalm een pUp".
Hij nam zUn pijp en begon haar te stop
pen uit een pot die op tafel stond. Zij plaats
te zich naast hem. En voor de eerste maal in
haar leven werd zy met zekerheid gewaar,
dat hij van haar ontslagen wenschte te zUn.
Dit deed haar verdriet. Maakte dat nieuwe
en groote dat haar straks te wachten stond,
de banden van hun kameraadschap reeds nu
losser? Zij klemde de tanden opeen. Als het
aan haar lag, zou het nooit gebeuren.
Zij liet haar hand door zijn arm glijden.
„Ga mee en doe een dans met mij!" vleide
zU. „Maar eentje, lieve vader! Ik zou het zoo
heerlijk vinden".
Hij keek in haar smeekend gelaat en zij
zag weer alle oude teederheid in zyn oogen
dien blik waarmee hij niemand anders
aanzag dan haar.
„En wat zou je danseur voor dien dans
daar wel van zeggen?" zei hy. „Neen, neen,
ga naar beneden en neem je plichten waar.
Ik beloof je het myne te zullen doen als de
tyd daar is".
Zij zag dat hij meende wat hij zeide en
drong niet verder aan. Met een glimlachje
voor hem en teleurstelling in haar hart, liet
zU hem alleen.
Maar dat glimlachje verdween, zoodra zij
de deur achter zich gesloten had. Haar on
rust keerde met onweerstaanbaren aandrang
terug. Er was iets niet goed. Zij begon de ze
kerheid te gevoelen dat er iets niet goed was
Zij wenschte dat Lady Varleigh niet
steeds bridge speelde, want in dat oogenblik
had zij den raad van haar vriendin bitter
noodig. Maar zU wist dat deze nu niet
te genaken zou zijn. En bovendien, zij had
den volgenden dans aan Kapitein Friar be
loofd, en wilde hem niet teleurstellen.
Een pauze tusschen twee dansen was
nog niet geheel voorbU en voor dit korte uit
stel was zij dankbaar. Zij ging door de gang
langs de kamer van haar vader en besteeg
een achtertrap, die op de eerste verdieping
uitkwam. Hier zou ze niemand tegenkomen,
en op het portaaltje ging ze even zitten.
Voor het eerst zag zU de bange gevoelens
onder de oogen, die haar reeds den geheelen
dag gekweld hadden, maar dit schonk haar
niet veel troost, daar zy omtrent de oorzaak
volkomen in het duister tastte. Het eenige
wat zU wist was, dat er iets niet goed was.
Haar vader hield iets voor haar verborgen.
Dit deed hU natuurlijk om haar te sparen,
en toch was het verkeerd; maar misschien
zou hy het haar zeggen, zoodra de feestelijk
heden en de opwinding over haar verloving
voorbU waren. Maar zy wilde niet dat het
zoolang uitgesteld werd. Zy was geen kind,
dat toegeeflijk behandeld en voor verdriet
gespaard moest worden en het ontstemde
haar dat zy als zoodanig beschouwd werd.
Tot nog toe had hij haar steeds in zUn
vertrouwen genomen en daarop was zij
trotsch geweest. Maar nu werd zy door zUn
handelwijze diep gewond.
Terwijl zU daar zat, drongen eensklaps
stemmen van op de gang tot haar door en
opeens hinderde dit haar geweldig. Zij ver
langde naar het vertrek van de gasten,
naar het slot van de feestelijkheden, want
dan zou zij tot haar vader kunnen gaan en
hem bewegen haar alles op te biechten. Was,
alles bU eengenomen, hU niet de eenige, op
wien het aankwam?
Maar zij verdreef deze ongerijmde opwel
ling, want de vormen moesten tot iederen
prijs in acht genomen worden. Niemand
mocht een oogenblik in den waan gebracht
worden, dat zU niet gelukkig was.
Hoogst eigenaardig schoot haar plotseling
de gedachte te binnen aan Buck aan Buck
met zyn alziende oogen. Zou zU hem ook om
den tuin kunnen leiden? Ontevreden sprong
zy op. Verbeeld je! Wat deed hij er toe? Wat
een onzin, om aan hem te denken.
Zij hoorde dat beneden de instrumenten
gestemd werden. De muziek was op het punt
van in te zetten. Zij ging langs de hoofdtrap
naar beneden, want haar danseur zou haar
reeds zoeken. Maar op weg daarheen hoorde
zij op het groote portaal een mannenstem,
die vertrouwelijk, maar toch zeer duidelijk
tot een ander sprak, en onwillekeurig bleef
zij stilstaan.
„Er zijn er meer over den kop gegaan, die
men tevoren zoo solide als de bank van
Engeland beschouwde. Men weet nooit, wat
er gebeurt, tot de krach komt en je al je
duiten kwUt bent. Misschien is er niets van
aan, maar geruchten moeten ergens vandaan
komen. Geen rook zonder vuur. weet je. En
als ik deposito's had in de bank van Wyn-
gold, vroeg ik ze morgen op".
Een vrouwenstem antwoordde het was
die van Daphne Somers. „Och, loop heen.
Bandy! Hoe kun jc nu aan zulke lasterpraat
jes het oor leenen? De bank van Wyngold is
zoo solide als dc bank van Engeland. Dat
weet iedereen".
„Nu. ik denk er het mijne van", zei Bandy.
„Beter hard geblazen dan den mond ge
brand. Stel jc eens voor, dat dc oude heer
zyn betalingen staakte! Wat zou Jeannette
doen?"
„WaarschU'nlijk datgene waarvan zij thans
niet hooren wil trouwen!" antwoordde
Dahpe Somers nuchter. „Het zou een mooie
gelegenheid zyn voor een van julie".
„ZU zou een man zonder geld nooit een
blik gunnen", merkte Bandy somber op, „na
de weelde waarin zy altijd geleefd heeft".
„Komaan!" riep Daphne, „laat die som
bere gedachten varen. Het gebeurt immers
toch niet, en jij krijgt haar in geen geval.
Luister, de muziek begint weer! Laten wij
gaan dansen".
ZU gingen, en het meisje dat in het donker
had staan luisteren, trad langzaam naar vo
ren en zag hen de trap afdalen. Haar gelaat
droeg een eigenaardige uitdrukking, de roode
lippen waren vast opeen geklemd en het
fiere hoofd was in den hals geworpen, als
tartte zU het lot. Maar in haar oogen die
vreemdsoortige oogen met hun wilde-vogel-
blik stond iets anders te lezen. Verschei
dene seconden bleef zU op het trapportaal
zoo onbeweeglyk als een standbeeld staan en
daalde toen de met een rooden looper belegde
treden af.
HOOFDSTUK XIIL
De ongenoode gasten.
Van het hoofd tot de voeten in het wit, zag
zij er uit als een bruid, en Jack Friar, die
haar in de hall opwachtte trad haar met
schitterende oogen tegemoet. Maar het eer
ste oogenblik scheen zij hem niet op te mer
ken en leek het zelfs of zij hem voorby wilde
gaan.
Hij gaf daarover zyn verbazing te kennen.
Juffrouw Wyngold! Dit is mijn dans! U zoekt
toch geen anderen cavalier?"
Toen zag zij hem; de dofheid verdween uit
haar oogen en zy lachte. „Natuurlijk niet!
Het spUt mij dat ik mij wat verlaat heb.
Wij zullen geen oogenblik meer verloren la
ten gaan!"
„Zij traden de balzaal binnen en begonnen
te dansen. Maar na de eerste ronde zei Jean
nette met onverwachte vastberadenheid:
„Het spijt mij. Ik ben niet in de stemming.
Laten wU ergens gaan zitten".
„Met genoegen", antwoordde Kapitein
Friar.
Het was juist wat hy zelf gewild had, maar
haar niet had durven vragen, vanaf het
oogenblik waarop hij haar beneden had zien
komen. Zij vonden een stil hoekje.
„Van hier kan ik een overzicht houden
over alles", zei zy. „Ik heb graag de overtui
ging dat alles goed gaat".
„Hoe kan dat anders, waar gij de leiding
hebt?" merkte Friar op.
De vraag paste slecht bij haar stemming
en zU glimlachte nauwelijks terug. Zy had
altUd met vriendschap aan Jack Fiiar ge
dacht, maar nu vond zij hem hinderlijk. Zij
lette niet op hetgeen hij verder zei en ging
geheel in haar eigen gedachtengang op.
Toen ontwaakte zij plotseling tot het bewust-
zyn, dat hy haar iets gevraagd had, waarop
zij het antwoord niet schuldig blijven mocht,
dat hij met zichtbare spanning haar ant
woord wachtte en zij geen flauw denkbeeld
had wat hij eigenlijk gevraagd had.
„Wat zei u ook weer? Het spijt mij zoo,
maar die muziek leidde mijn gedachten een
anderen kant uit".
Zyn gelaat veranderde en verried nu be
zorgdheid. „Ge zijt oververmoeid", zei hij.
„Ge hebt u te veel ingespannen. Die gedachte
is mij steeds by gebleven. Ge moet iemand
hebben die voor u zorgt".
„O, word nu niet flauw!" merkte Jeannebto
nuchter op. „Ik kan best voor mezelve zor
gen en ik mankeer niets".
„Maar ge zyt vanavond doodop", hield hij
vol. „Ik zie het".
„Dat beteekent zeker dat ik er erg leelijk
uitzie?" vroeg Jeannette.
Hij schrikte op als ontving hy een slag.
„Gij!" riep hij. „Alsof dat mogelijk was. Ge
zijt altijd mooi. En vanavond méér dan an
ders. Weet ge dat ge er uitziet als een bruid?,
Wilde ge er met opzet als een bruid uit
zien?"
„Natuurlijk niet", antwoordde Jeannette.
Hij boog zich dringend tot haar over. Zy'n
rood, prettig gezicht stond bijna smeekend.
„Ik heb nooit van mijn leven iets zoo liefs ge
zien als gU", hernam hij. „Dat heb ik u den
heelen avond willen zeggen. Ge zijt aanbid-
dehjk, en ik bemin u meer dan ik in woor
den kan uitdrukken. Ge zyt niet boos op mij
omdat ik u dat zeg?"
„Het spyt mij alleen byzonder", ant
woordde Jeannette.
Zij had zich nu hersteld en was gereed
iederen toestand onder de oogen te zien. Het
v/as inderdaad te zot, dat Jack Friar zoo op
eens van wal gestoken was. Zij had het niet
van hem verwacht. Zy had geweten dat hij
haar beminde, maar geen verklaring ver
wacht, daar zij hem niet aangemoedigd had
en zelfs de laatste vier en twintig uren in
het geheel niet lief tegen hem geweest was.
Het was eenvoudig een bewijs, dat haar lief
talligheid hem opeens het hoofd had laten
verliezen. Zy was niet geheel op haar ge
mak. Als hij slechts een half uur gewacht
had, zou dit pynlUke tooneel haar bespaard
gebleven zUn.
„Waarom spijt het u?" ging hy voort.
„Omdat het onmogelyk is dat ge ooit iets
voor mij zoudt voelen? Zoo'n man ben ik
niet, weet u. Maar ik zou voor u willen ster
ven met blydschap te allen tUde".
Dit stemde haar zachter. Het was haar
meermalen gezegd, maar nooit met zulk een
vuur en oprechtheid.
„Kom", zei zij, „Het spy't mij erg, maar ge
moet zoo niet voortgaan. Gij meent alles
wat ge zegt, dat weet ik maar welnu, als
er geen ander was, zou ik misschien naar u
luisteren
Zij hield op, want hij kreunde en sloeg de
handen voor zyn gezicht.
Er ontstond een drukkende stilte, die ver
scheidene seconden duurde; toen zag zU dat
alle vroolijkheid uit zUn gelaat geweken was,
om voor diepe groeven plaats te maken.
I-Iy deed een poging zUix oude zorgeloos
heid in zijn stem te leggen. „Hoe jammer dat
ik dat niet eerder geweten heb! Het is ze
ker die gelukkige kerel van de Hall? Welnu,
ik wensch u alle geluk".
Jeannette was woedend opgesprongen. Al
weer Buck! Waarom hing iedereen hem om
haar hals, als zU niets van hem weten wilde?
Zij wilde verontwaardigde woorden uiten,
maar hield ze terug; straks zou iedereen im
mers beter weten!
ZU reikte hem haar hand. „Ik ben u zeer
verplicht", zei zU eenvoudig. „Het spUt mij
ontzettend dat dit gebeurd is. Maar ge zult
het vergeten?"
Ook hy' was opgestaan. HU hield haar hand
op bUna aandoenhjke wUze vast. „Neen, ik
zal het niet vergeten, Jeanxiette. Ge zijt de
eenige vrouw, behalve mUn moedei-, die ik
ooit liefgehad heb".
Jeannette was bUna in een lach gescho
ten. Zou hij ooit begrijpen, dat juist- zyn
moeder het voornaamste punt in zijn nadeel
was?
(Wordt vervolgd.)