RVAN mm NAAR HET ENGELSCH VAN ETHEL M. DELL. (Korte inhoud van het voorafgaande) Jeannette is een weeldekind, de toe komst lacht haar dan ook tegen. Zij is immers mooi, heeft bovendien een rij ken vader en natuurlijk veel aanbid ders. Haar vriendin Lady Varleigh stel de haar dan ook de vraag: „Wie van de velen zal het zijn?" Haar keuze valt op Lord Conister, een aristocraat die zeer gecerd is. Lady Varleigh zegt: nu zou je zelfs den Koning op visite kunnen vragen! De meerderjarigheidsverklaring van Jeannette zal tegelijk met haar verlo ving gevierd worden met schitterende feestelijkheden die dagen duren. Haar vader toont zich zenuwachtig, het is alsof hij naar het tijdstip verlangt dat Jeannette getrouwd zal zijn. Toch heeft hij zijn dochter zielslief. Het is dan ook alleen omdat hij, naar hij zegt, niet gezond is. Hij wil Jeanncttc's toekomst verzekerd zien. Hij kuste haar teedcr en langen tijd. ..Mijn lieve kind", hernam hij, „jou verloofd te zien is de vurigste wenscli dien ik gekoesterd heb. Ik zou zelfs willen zelfs willen dat je vanavond kon trouwen". „Maar wat is er dan toch?" vroeg Jean nette. Hij zuchtte zwaar en liet haar los. „Niets dat jij veranderen kunt, lieve. Ik word- oud en moe. De dingen drukken mij en verontrusten mij méér dan vroeger. Ik ben blij dat je nu meerderjarig en een rijke vrouw bent. Nu komt niets er meer op aan. Er kan niets tusschenbeide komen. Ik kan mijn werk neerleggen als ik moet en voelen dat met jou tenminste alles goed is" „Dat kan met mij niet het geval zijn zon der u, lieve", gaf Jeannette ten antwoord. „Denkt ge dat ik gelukkig zou kunnen zijn als gij ziek of bedroefd zijt?" Hij maakte een eigenaardige beweging als verdacht hij haar er van hem doorzien te hebben. „Daar zou je overheen komen", zei hij. „Je zult trouwen en je eigen belangen hebben. Het is voor kinderen niet goed, al tijd aan de ouders te blijven hangen. Dat is tegen de natuur. Daarover moeten wij heen stappen, Jeannette, dat moeten wij allen. Als je zelf kinderen zult hebben, zal je dat begrijpen". „O, spreek zoo niet tegen mij!" riep Jean nette. „Bij de meeste menschen mag dat zoo zijn, maar bij ons nooit. Daarvoor zijn wij te veel één". Zij richtte zich op en sloeg haar armen rond zijn hals;' haar schitte rende oogen boorden zich in de zijne, maar met die eigenaardige schaduw er in, die La dy Varleigh bestempeld had als „geheimzin nig". „Wij zullen elkaar altijd toebehooren", vervolgde zij. „Eén van ons kan sterven en de ander blijven voortleven, maar de band zal eeuwig duren. In leven en in dood, zult gij altijd het cene einde vasthouden en ik het andere. Maar, vader maar, vader. Vol ontzetting brak zij af, want eensklaps was zijn blik volkomen veranderd. Hij boog het hoofd met zijn glinsterende, zilverachti ge haren en snikte het op haar schouder uit. „Je zult blij zijn mij te vergeten", stamelde hij. Doodelijk verschrikt, trok zij hem vaster tot zich, sprak lieve woordjes, zonder in haar verwarring te weten wat zij zeide; en in een paar seconden was hij zich weèr meester. Hij beproefde zich flink op te richten. „Wat een egoïst!" zei hij en deed een boven- menschelijkc poging tot glimlachen. „En nog wel op je verjaardag! Vergeef het mij, Jean nette! Ik ben overwerkt, zooals je zegt, en heb den laatsten tijd zeer slecht geslapen. Maar maak je niet ongerust! Het zal weer in orde komen. Heb je mij vergeven?" Zij zag aan zijn oogen welk een moeite hij deed om zich te bedwingen en keek hem aan, hoewel ook zij zich tot het uiterste moest in spannen om zich goed te houden. „O, over drijft u niet zoo!" zei zij. „Het is zeer ver keerd u zoo te overwerken, en dat vergeef ik u niet, ziedaar!" „Wil je me dus niet vergeven?" vroeg hij op zulk een bedroefden toon, dat het haar door de ziel sneed. Zij nam zijn arm tusschen haar beide handen en schudde hem zachtjes. „Ik ver geef u alles, mijn eigen liefste vader, behalve het misdrijf van u niet voldoende in acht genomen te hebben. Dat is de ecnige onver geeflijke misdaad. Begrijpt ge?" „Ach kind!" zei hij, en bukte zich om haar te kussen. „God weet wat ik gedaan heb om een dochter te verdienen als jij". „Misschien hebben wij beiden iets om dankbaar voor te zijn", antwoordde Jeannet te practisch. „En zeg eens! Ben ik zoo waard om gezien tc worden?" „Laat mij eens naar je kijken!" Hij deed een paar schreden terug en monsterde haar. „Ja, je ziet er volmaakt uit, volmaakt, op één ding na. Waarom draag je geen bloe men?" Zij trok een gezicht „Ik verlang er geen. Zij zijn zoo lastig vooral bij het dansen. En ik sla vanavond geen dans over". Zijn oogen bleven critisch op haar rusten. „Ik had toch wel graag dat je bloemen droeg, Jeannette. Al was het maar één bloem in je kapsel. Heb je dat niet voor mijn plezier over? Is het te laat?" Zij lachte en trad op haar toilet-tafel toe. „Jawel, lieve. Dat kan ik wel voor u doen als ge er zoo op gesteld zijt". Zij trok de lade open en nam de witte roos er uit. „Is deze goed?" Zijn gezicht klaarde op. „Als geknipt, lieve! Juist de bloem, die ik voor je gekozen zou hebben. Hoe kom je er aan? Maar dat behoef ik niet te vragen! Sleck haar in je haren, Jeannette. Het was de lievelingsbloem van ie moeder". HU stond er bU. terwijl zij de roos tusschen haar zacht golvende haren stak. en toen zc gereed was. sloot hij haar in zijn armen. „Jeannette", zei hij, en zijn stem trilde, „ik ben geen goed man, maar ik wil dat je weet dat ik vanavond onophoudelijk onophou delijk God gesmeekt heb mijn lieveling te beschermen en onder Zijn hoede te nemen" „Dank u. vader", zei Jeannette, en alvorens de kamer te verlaten, reikte ze hem haar wang voor zijn allerlaatstcn kus. HOOFDSTUK VII. Geen rook zonder vuur Zij gingen samen naar beneden en ontvin gen hun gasten zij aan zij. Niemand, die hen daar lachende en schertsende zag staan, had eenlg vermoeden van de kwelling, die het hart van den man verteerde en van de onge rustheid van het meisje. Het schouwspel was schittc-rend, en Jeannette maakte er het glanspunt van uit een juweel in onberis pelijke zetting. Zij was dien avond onge ëvenaard, zooals Audrey Wilmot, de dokters dochter, de kleine Valerie West, en haar sportlevend nichtje Daphne Somers, bijge naamd „het polo-meisje", allen eens waren. Maar niet zooveer haar schoonheid, als de onuitsprekelijke bekoring die van haar uit straalde maakte haar dit. Dc komst van Lady Varleigh, Ieelyk, maar statig als een vorstin, in een japon van zwart met goud, verwekte eenige sensatie; want zij nam haar plaats naast Jeannette met een strijdlustig air in en weigerde, onder welk voorwendsel ook, er een duimbreed van tc wijken. „Ik moet vanavond vlak in je nabijheid zijn, lieve", zei zij, en toen Lord Conister aan kwam. wikkelde zU hem in een gesprek, waar niemand anders een woord tusschen kon krijgen. Maar daarvoor was zij ook Lady Varleigh, en deze deed overal precies wat zij wilde, ondanks de onhandige pogingen, die Sir Philip van tijd tot tyd aanwendde om haar in bedwang te houden. Maar indien de komst van Lady Varleigh de algemeene aandacht had getrokken en zij dan ook niemand ontging, er was nog een andere gast verschenen, en wel op een zoo weinig in het oog loopende wijze, dat men bijna zou kunnen zeggen dat niemand wist hoe hij gekomen was. Toen Jeannette zich, na het geven van een vroolyk antwoord, eensklaps omdraaide, be vond zij zich vlak tegenover Buck. Bij het zien van hem schrikte zij niet, maar zU was een oogenblik verrast, zelfs een weinig ver ward. Zij reikte hem haar hand en lachte hem onverschillig toe. „Hoe maakt ge het? Dank u zeer voor de bloemen. Ik draag de roos, ziet ge wel? Zij was waarlijk te fraai om haar weg te werpen". „Dank u", zei Buck. „Ik hoopte dat ge haar dragen zoudt". Zijn grijze, oprechte en vriendelijke oogen keken recht in de hare. Er stond geen verwijt in, en evenmin overmatige bewondering. Dit wekte een gevoel van wrevel bij haar op. Hoe saai was hij! Zij voelde een onweerstaanba- ren lust hem daarmee te plagen. „Ik heb nooit geweten dat het kweeken van rozen tot uw liefhebberijen behoorde", zei zij. „En hoe legt ge het aan om te ma ken dat ze precies op den gewenschten dag bloeien?" Hij glimlachte. „Ik laat ze wat groeien, of bind ze wat in, naarmate het noodig is. Het is niets dan een kwestie van kweeken". „Hoe knap van u", spotte Jeannette. „Ik ben blij dat ge dat vindt", zei Buck. „Wilt ge eens weten wat ik werkelijk vind?" hernam Jeannette. Hij bleef glimlachen, vriendehjk, een ge legenheidslachje. „Ik weet het", zei hij. „En ik ben blij dat de roos op tijd bloeide". Jeannette keerde zich van hem af; zij kon zich bijna niet inhouden. Hij verwijderde zich niet, hoewel zij hem duidehjk liet blij ken geen verdere attenties meer van haar te mogen verwachten. Hij stelde zich, als altijd, er mee tevreden in haar naWjheid te bhjven, al merkte hij haar misnoegen op. ZU wist dat hU onmogelijk een verkeerde uitlegging aan haar dragen van de roos kon geven, maar en dat was juist zoo onuitstaanbaar van hem het kwam er niet op aan wat zij deed of zeide, zUn houding bleef altijd dezelfde. HU vroeg haar niets. Hij bleef eenvoudig waar hij was; schUnbaar onwetend, dat zijn ge zelschap niet verlangd werd. Maar zij was zUn woorden van den vorigen avond niet vergeten. Hy was de weerspanneling in haar kamp. De nadering van haar verloofde leidde haar gedachten van Buck af. De eerste dans was begonnen en zy' trad hem blU tegemoet. BU de deur keek zij over haar schouder en zag dat Lady Varleigh en Buck samen in ge sprek v/aren. „Wat zie je er vanavond ernstig uit", be gon Lord Conister. „Hindert je iets?" Zy beantwoordde zijn bezorgden blik met een glimlach. Zelfs haar verloofde kon zij niet over de uitbarsting van haar vader spreken, hoewel de herinnering daaraan als lood op haar gemoed drukte. „Er is waarlijk genoeg om mij ernstig te laten kijken", zei zy luchthartig. „Moet ik aan het souper die bekendmaking niet bU- wonen? Begrijp je niet?" „Ja. maar ik hoop er ook bij te zijn", ant woordde hij. „Als ik naast je zit, zul je je in het geheel niet verlegen of zenuwachtig voe len". Zij lachte. „Ik weet waarlijk niet wat ik ondervinden zal. Ik heb zooiets nooit eerder meegemaakt, moet je weten". Hij lachte tegen haar. „En zoodra het voorbij is zoodra ik je voor mij alleen heb „Zullen wy' ergens gaan zitten?" stelde hy voor. „O. neen!" antwoordde zy dadely'k. „O neen! WU zullen in onze rol blijven tot aan het souper. En bovendien, ik moet op alles een oog houden en zorgen dat iedereen zich vermaakt". „Dat kan Lady Varleigh je uit de hand ne men", zei hij- Maar zU schudde het hoofd. „Niemand kan dat. Neen. neen! Ik moet in het gezicht blU- ven, Men zou nrij noodig kunnen hebben". „Niemand kan je zoo hard noodig hebben als ik. Weet je wel, Jeannette, dat je er vanavond veiTukkelUk uitziet, eenvoudig verrukkelijk!" „Vind je?" zei Jeannette Onder het dansen hield zy haar gezicht van hem afgewend. Misschien wilde zy hem de zalige blijdschap die zUn woorden bU haar opgewekt hadden, niet toonen. ZU wist dat zU verrukkelijk was en had zich al leen voor hem zoo gemaakt. „Zal ik eens zeggen wat ik het mooist aan je vind?" ging hU voort. „Ik ben blU dat je vanavond wit draagt. I-Ict is het passendste wat je had kunnen kiezen". J Het passendste! Het, woord hinderde haar. Hoe allcdaagsch, by na burger lyk! „Daar ben ik blij om", antwoordde zij. „Ik vind het mooi", hernam hU. „Je bent vanavond de verpersoonlykte onschuld, Jeannette. Je eenvoud is aandoenhjk, over weldigend". Jeannette lachte even. HU ging voort met spreken, zachtjes, tot haar alleen. „Maar wat ik het schoonst van alles aan je vind, lieveling verreweg het schoonste is die wondermooie roos in je haren. Dat was een prachtig denkbeeld, Jeannette. Zooiets kan alleen bü jou opko men". „Zoo?" zei Jeannette. Haar lachen stierf weg. Zij bewaarde eenige oogenblikken het stilzwijgen. Toen zei zU eenigszins plotseling: „Ik kreeg haar van Buck". „Wat!" riept hij verrast. „Van wien?" „Van Buck", herhaalde Jeannette. „Buck Wetherby". „WaarlUk!" zei Lord Conister met kwalijk verborgen afkeuring in zUn stem. Zij keerde hem haar gelaat toe en wierp een vluchtigen blik op hem. „In het eerst dacht ik dat zy van jou kwam, maar toen ik later ontdekte dat zij maar van Buck af komstig was ach, toen vond ik het de moeite niet meer waard haar daarom weg te werpen". HU begreep haar en zijn misnoegen ver dween. „Je bent een vreemd meisje, Jeannet te", zei hij, en liet even later volgen: „Het spijt me dat ik je geen bloemen gezonden heb, maar ik was bang dat je het als voor barig zou beschouwen, en liet het dus na". „Dat zou ik ook gedaan hebben", ant woordde Jeannette brutaal liegende. „Je bent niet zoo'n oud vriend als Buck. Zoo'n ge schenk beteekent niets van hem". „Maar voor hem beteekent het waarschyn- lijk alles, arme kerel", merkte lord Conister op. „Je speelt immers niet met hem, Jean nette?" Goede hemel!" zei Jeannette en lachte hem uit. „Als men iemand van het eerste oogenblik af aanhoudend op zijn plaats zet, en men noemt dat met iemand spelen, ja, dan heb ik met hem gespeeld, zoo lang ik hem ken". „Ik begrUp je", antwoordde Lord Conister met buitengewonen ernst. Zy gingen voort met zich onder de vroo- lijke paren te mengen, en het gevoel dat Jeannette zoo gedrukt had, werd bijna van haar afgenomen. ZU betrapte zich op een bijna wanhopig verlangen den beker der vreugde tot den laatsten druppel te ledigen, want zij wist zooals de meesten in het diepst van hun hart weten dat de be dwelmende drank niet lang binnen haar be reik zou zijn. Andere dingen misschien zelfs dat ding dat Buck geluk genoemd, maar waarmee zij den spot gedreven had maai de zaligheid van de eerste liefde in haar bloei, nooit weer. De onbeschrijfelUk genotvolle avond ging snel voorbij. Na dien eersten dans verliet zij haar verloofde en wijdde zich aan haar gas ten, want dit was het geheim van de popula riteit van Jeannette. Zij schoof haar verant- woordelyklieden als gastvrouw nooit geheel op de schouders van een ander, zelfs niet op die van zulk een ervaren plaatsvervangster als Lady Varleigh. Dat de gasten in het huis haars vaders aangenaam bezig gehouden werden was haar taak, en dat vergat zij nooit. Zy danste ook éénmaal met Skittles, dien zij als gewoonlijk vol ondeugendheid en ver metelheid aantrof. „Ik doe vanavond aanzoek om je", ver klaarde hy. „Geen sterveling zal mij daar van tegenhouden. Je bent eenvoudig zoo on weerstaanbaar dat ik moet zelfs tegen wil en dank. Jeannette. Als je nog niet in het geheim met Buck verloofd bent, verloof je dan met mij!" „Ik ben zeker niet met Buck verloofd!" antwoordde zij met vuur. „Niet?" Skittles liet zijn oogen over haar heengaan met dien spot, die er nooit lang uit afwezig was: „Ik heb die roos eerder gezien, geloof ik of een die er precies op leek drijvende in de waschkom in de kamer van Buck!" ZU voelde dat zij een kleur kreeg, werd woedend toen zij zag dat hij het bemerkte, maar bedwong zich. Want wat gaf het zich boos te maken op Skittles, die niet veel meer was dan een kwajongen en tegen haar toorn gepantserd bovendien? „Ja", zei zU bedaard. „Je hebt volkomen gelijk. Buck gaf mij die roos, maar ik draag haar alleen zooals ik hem trouwens gezegd heb omdat zij te fraai is om weggeworpen te worden. Zelfs als jy haar mij gegeven had zou ik hetzelfde gedaan hebben". „Om dezelfde reden?" vroeg Skittles. „Juist geraden", hernam Jeanette. „O, dank je erg lief van je", zei Skittles en lachte luid. „Ik wist niet dat je zoo ver- sehrikkelyk fUngevoelig was". En zU lachten samen, maar niettemin deed zyn lachen haar een weinig zeer. HU had haar doen begrijpen dat hij niet van plan was zich te laten kwetsen, en hoewel zU hem niet had willen kwetsen, was het toch verne derend te moeten ontdekken, dat hU on kwetsbaar, en als het ware tot de tanden tegen haar gewapend was. „Dus je wilt niet met mij verloofd zUn!" ging hij voort. „Zelfs geen half uur!" „Geen halve minuut", antwoordde Jean nette'. „O, maar dan is er iemand anders", zei Skittles met overtuiging. Zij wierp hem een snellen, onderzoekenden blik toe. „Waaruit maak je dat op?" „Ik weet het zeker", zei hij. „Dat is een soort van instinct van mij en ik heb een onbedriegelijk voorgevoel dat je je vanavond met iemand verloven zult. „Waarom juist vanavond?" „Omdat je zoo betooverend bent dat wy je allen om de beurt zullen vragen, en je zult den gelukkige toch zeker wel op je verjaars feest genoodigd hebben? Als hy je dus vraagt" hij hield eensklaps op „mis schien heeft hy je al gevraagd! Zeg eens, weet Buck het?" Zij meende in zijn stem een toon van me delijden te ontdekken, en, hoewel zy lachte, was zij getroffen. „Ik hoop dat zy vanavond niet allen met hun aanzoek komen", merkte zij op. „Dat zou een beetje eentonig worden, en ik vermaak mij liever. Maar waarom liet jc je zoo bezorgd uit over Buck? Kan hU niet op zichzelf passen?" Skittles antwoordde haar voor de eerste maal met oprechtheid: „Omdat de dwaas den geheelen dag rondgeloopen heelt met een gezicht, als wilde hij zelfmoord plegen, en ik wist niet waarom. Is het dat soms?" „Dat kan ik niet gelooven". zei Jeannette. De muziek zweeg, en zij was er blU om. Om de een of andere reden vond zy' Skittles niet zoo geestig als gewoonlUk, en hoewel hij onder de aanwezigen waarschynlyk de beste danser was, had zij van haar dans met hem niet zoo byzontier genoten. „Kom, de dans is uit!" zei Skittles. „Ik dank je zeer voor dezen dans met mij zelfs al wil je je niet met mij verloven. Maar ik weet kleine gunsten op prijs te stellen en als jc je meening omtrent dat andere punt soms mocht wUzigen...." „Ik wUzig nhjn meening nooit", viel Jean nette hem in dc rede. ZU verliet hem een paar minuten later met haar hardvochtig glimlachje onder het een cf ander voorwendsel, en zocht haar va der op, dien zij eenigen tijd niet gezien had. Zij trof hem niet in de speelkamer, waar Lady Varleigh haar van haar speeltafeltje een dankbaar glimlachje toezond, en verwy derde zich snel, want zij wist dat haar niet veel tUd meer overbleef. Vandaar begaf zij zich recht naar de werk kamer en ging deze binnen bijna als iemand die een toevlucht zoekt. Nog een half uur, en de tyd waarop de groote bekendmaking geschieden zou was aangebroken en in plaats van zich bij voorbaat daarover te verheugen, voelde zy zich zenuwachtig en onrustig en betrapte zichzelf op den wensch dat het wonderbaarlijke oogenblik nog wat verscho ven kon worden. Misschien was zy' moe, of misschien eenigszins verzadigd van alle hul de, die haar bewezen werd, maar al deed zU nog zoo haar best, zij kon zich dien avond onmogelijk verder volkomen gelukkig voelen. Bij haar binnentreden hoorde zij een snelle beweging maken, en daardoor wist zy dat haar vader daar was. Het met kracht sluiten van een lade van het bureau zei haar waarheen zU haar schreden moest richten cn zy vond hem zittende aan zUn schrijf bureau, met eenige papieren voor zich. Een vreemd vermoeden dat hij haar aandacht van iets wenschte af te leiden, kwam terwijl zy' hem naderde bU haar op. De glimlach waarmee hij haar ontving had bijna iets loerends. „Vader!" riep zy berispend. „Werkt u nog op mUn verjaardag!" Hij stond van zijn stoel op en liep haar tegemoet. „Ik verwachtte niet betrapt te worden", zei hy. „Waarom ben je niet aan het dansen gebleven?" „Ik verzon iets om naar u te gaan kijken", antwoordde zy. „Ik wilde me overtuigen dat ge niets mankeert". „Maar wat zou ik mankeeren?" Toch had liy iets over zich iets onbe stemds dat zijn woorden logenstrafte. Zijn glimlach overblufte haar. Zij voelde dat het een masker was. Haar twUfel viel hem op en hij beproefde haar te sussen. „Je moet je niet ongerust over mij maken", lieve", zei hU- „Ik rustte hier alleen wat uit voor de zware taak die mij aan het souper wacht. Ga naar beneden, dan rook ik hier nog even kalm een pUp". Hij nam zUn pijp en begon haar te stop pen uit een pot die op tafel stond. Zij plaats te zich naast hem. En voor de eerste maal in haar leven werd zy met zekerheid gewaar, dat hij van haar ontslagen wenschte te zUn. Dit deed haar verdriet. Maakte dat nieuwe en groote dat haar straks te wachten stond, de banden van hun kameraadschap reeds nu losser? Zij klemde de tanden opeen. Als het aan haar lag, zou het nooit gebeuren. Zij liet haar hand door zijn arm glijden. „Ga mee en doe een dans met mij!" vleide zU. „Maar eentje, lieve vader! Ik zou het zoo heerlijk vinden". Hij keek in haar smeekend gelaat en zij zag weer alle oude teederheid in zyn oogen dien blik waarmee hij niemand anders aanzag dan haar. „En wat zou je danseur voor dien dans daar wel van zeggen?" zei hy. „Neen, neen, ga naar beneden en neem je plichten waar. Ik beloof je het myne te zullen doen als de tyd daar is". Zij zag dat hij meende wat hij zeide en drong niet verder aan. Met een glimlachje voor hem en teleurstelling in haar hart, liet zU hem alleen. Maar dat glimlachje verdween, zoodra zij de deur achter zich gesloten had. Haar on rust keerde met onweerstaanbaren aandrang terug. Er was iets niet goed. Zij begon de ze kerheid te gevoelen dat er iets niet goed was Zij wenschte dat Lady Varleigh niet steeds bridge speelde, want in dat oogenblik had zij den raad van haar vriendin bitter noodig. Maar zU wist dat deze nu niet te genaken zou zijn. En bovendien, zij had den volgenden dans aan Kapitein Friar be loofd, en wilde hem niet teleurstellen. Een pauze tusschen twee dansen was nog niet geheel voorbU en voor dit korte uit stel was zij dankbaar. Zij ging door de gang langs de kamer van haar vader en besteeg een achtertrap, die op de eerste verdieping uitkwam. Hier zou ze niemand tegenkomen, en op het portaaltje ging ze even zitten. Voor het eerst zag zU de bange gevoelens onder de oogen, die haar reeds den geheelen dag gekweld hadden, maar dit schonk haar niet veel troost, daar zy omtrent de oorzaak volkomen in het duister tastte. Het eenige wat zU wist was, dat er iets niet goed was. Haar vader hield iets voor haar verborgen. Dit deed hU natuurlijk om haar te sparen, en toch was het verkeerd; maar misschien zou hy het haar zeggen, zoodra de feestelijk heden en de opwinding over haar verloving voorbU waren. Maar zy wilde niet dat het zoolang uitgesteld werd. Zy was geen kind, dat toegeeflijk behandeld en voor verdriet gespaard moest worden en het ontstemde haar dat zy als zoodanig beschouwd werd. Tot nog toe had hij haar steeds in zUn vertrouwen genomen en daarop was zij trotsch geweest. Maar nu werd zy door zUn handelwijze diep gewond. Terwijl zU daar zat, drongen eensklaps stemmen van op de gang tot haar door en opeens hinderde dit haar geweldig. Zij ver langde naar het vertrek van de gasten, naar het slot van de feestelijkheden, want dan zou zij tot haar vader kunnen gaan en hem bewegen haar alles op te biechten. Was, alles bU eengenomen, hU niet de eenige, op wien het aankwam? Maar zij verdreef deze ongerijmde opwel ling, want de vormen moesten tot iederen prijs in acht genomen worden. Niemand mocht een oogenblik in den waan gebracht worden, dat zU niet gelukkig was. Hoogst eigenaardig schoot haar plotseling de gedachte te binnen aan Buck aan Buck met zyn alziende oogen. Zou zU hem ook om den tuin kunnen leiden? Ontevreden sprong zy op. Verbeeld je! Wat deed hij er toe? Wat een onzin, om aan hem te denken. Zij hoorde dat beneden de instrumenten gestemd werden. De muziek was op het punt van in te zetten. Zij ging langs de hoofdtrap naar beneden, want haar danseur zou haar reeds zoeken. Maar op weg daarheen hoorde zij op het groote portaal een mannenstem, die vertrouwelijk, maar toch zeer duidelijk tot een ander sprak, en onwillekeurig bleef zij stilstaan. „Er zijn er meer over den kop gegaan, die men tevoren zoo solide als de bank van Engeland beschouwde. Men weet nooit, wat er gebeurt, tot de krach komt en je al je duiten kwUt bent. Misschien is er niets van aan, maar geruchten moeten ergens vandaan komen. Geen rook zonder vuur. weet je. En als ik deposito's had in de bank van Wyn- gold, vroeg ik ze morgen op". Een vrouwenstem antwoordde het was die van Daphne Somers. „Och, loop heen. Bandy! Hoe kun jc nu aan zulke lasterpraat jes het oor leenen? De bank van Wyngold is zoo solide als dc bank van Engeland. Dat weet iedereen". „Nu. ik denk er het mijne van", zei Bandy. „Beter hard geblazen dan den mond ge brand. Stel jc eens voor, dat dc oude heer zyn betalingen staakte! Wat zou Jeannette doen?" „WaarschU'nlijk datgene waarvan zij thans niet hooren wil trouwen!" antwoordde Dahpe Somers nuchter. „Het zou een mooie gelegenheid zyn voor een van julie". „ZU zou een man zonder geld nooit een blik gunnen", merkte Bandy somber op, „na de weelde waarin zy altijd geleefd heeft". „Komaan!" riep Daphne, „laat die som bere gedachten varen. Het gebeurt immers toch niet, en jij krijgt haar in geen geval. Luister, de muziek begint weer! Laten wij gaan dansen". ZU gingen, en het meisje dat in het donker had staan luisteren, trad langzaam naar vo ren en zag hen de trap afdalen. Haar gelaat droeg een eigenaardige uitdrukking, de roode lippen waren vast opeen geklemd en het fiere hoofd was in den hals geworpen, als tartte zU het lot. Maar in haar oogen die vreemdsoortige oogen met hun wilde-vogel- blik stond iets anders te lezen. Verschei dene seconden bleef zU op het trapportaal zoo onbeweeglyk als een standbeeld staan en daalde toen de met een rooden looper belegde treden af. HOOFDSTUK XIIL De ongenoode gasten. Van het hoofd tot de voeten in het wit, zag zij er uit als een bruid, en Jack Friar, die haar in de hall opwachtte trad haar met schitterende oogen tegemoet. Maar het eer ste oogenblik scheen zij hem niet op te mer ken en leek het zelfs of zij hem voorby wilde gaan. Hij gaf daarover zyn verbazing te kennen. Juffrouw Wyngold! Dit is mijn dans! U zoekt toch geen anderen cavalier?" Toen zag zij hem; de dofheid verdween uit haar oogen en zy lachte. „Natuurlijk niet! Het spUt mij dat ik mij wat verlaat heb. Wij zullen geen oogenblik meer verloren la ten gaan!" „Zij traden de balzaal binnen en begonnen te dansen. Maar na de eerste ronde zei Jean nette met onverwachte vastberadenheid: „Het spijt mij. Ik ben niet in de stemming. Laten wU ergens gaan zitten". „Met genoegen", antwoordde Kapitein Friar. Het was juist wat hy zelf gewild had, maar haar niet had durven vragen, vanaf het oogenblik waarop hij haar beneden had zien komen. Zij vonden een stil hoekje. „Van hier kan ik een overzicht houden over alles", zei zy. „Ik heb graag de overtui ging dat alles goed gaat". „Hoe kan dat anders, waar gij de leiding hebt?" merkte Friar op. De vraag paste slecht bij haar stemming en zU glimlachte nauwelijks terug. Zy had altUd met vriendschap aan Jack Fiiar ge dacht, maar nu vond zij hem hinderlijk. Zij lette niet op hetgeen hij verder zei en ging geheel in haar eigen gedachtengang op. Toen ontwaakte zij plotseling tot het bewust- zyn, dat hy haar iets gevraagd had, waarop zij het antwoord niet schuldig blijven mocht, dat hij met zichtbare spanning haar ant woord wachtte en zij geen flauw denkbeeld had wat hij eigenlijk gevraagd had. „Wat zei u ook weer? Het spijt mij zoo, maar die muziek leidde mijn gedachten een anderen kant uit". Zyn gelaat veranderde en verried nu be zorgdheid. „Ge zijt oververmoeid", zei hij. „Ge hebt u te veel ingespannen. Die gedachte is mij steeds by gebleven. Ge moet iemand hebben die voor u zorgt". „O, word nu niet flauw!" merkte Jeannebto nuchter op. „Ik kan best voor mezelve zor gen en ik mankeer niets". „Maar ge zyt vanavond doodop", hield hij vol. „Ik zie het". „Dat beteekent zeker dat ik er erg leelijk uitzie?" vroeg Jeannette. Hij schrikte op als ontving hy een slag. „Gij!" riep hij. „Alsof dat mogelijk was. Ge zijt altijd mooi. En vanavond méér dan an ders. Weet ge dat ge er uitziet als een bruid?, Wilde ge er met opzet als een bruid uit zien?" „Natuurlijk niet", antwoordde Jeannette. Hij boog zich dringend tot haar over. Zy'n rood, prettig gezicht stond bijna smeekend. „Ik heb nooit van mijn leven iets zoo liefs ge zien als gU", hernam hij. „Dat heb ik u den heelen avond willen zeggen. Ge zijt aanbid- dehjk, en ik bemin u meer dan ik in woor den kan uitdrukken. Ge zyt niet boos op mij omdat ik u dat zeg?" „Het spyt mij alleen byzonder", ant woordde Jeannette. Zij had zich nu hersteld en was gereed iederen toestand onder de oogen te zien. Het v/as inderdaad te zot, dat Jack Friar zoo op eens van wal gestoken was. Zij had het niet van hem verwacht. Zy had geweten dat hij haar beminde, maar geen verklaring ver wacht, daar zij hem niet aangemoedigd had en zelfs de laatste vier en twintig uren in het geheel niet lief tegen hem geweest was. Het was eenvoudig een bewijs, dat haar lief talligheid hem opeens het hoofd had laten verliezen. Zy was niet geheel op haar ge mak. Als hij slechts een half uur gewacht had, zou dit pynlUke tooneel haar bespaard gebleven zUn. „Waarom spijt het u?" ging hy voort. „Omdat het onmogelyk is dat ge ooit iets voor mij zoudt voelen? Zoo'n man ben ik niet, weet u. Maar ik zou voor u willen ster ven met blydschap te allen tUde". Dit stemde haar zachter. Het was haar meermalen gezegd, maar nooit met zulk een vuur en oprechtheid. „Kom", zei zij, „Het spy't mij erg, maar ge moet zoo niet voortgaan. Gij meent alles wat ge zegt, dat weet ik maar welnu, als er geen ander was, zou ik misschien naar u luisteren Zij hield op, want hij kreunde en sloeg de handen voor zyn gezicht. Er ontstond een drukkende stilte, die ver scheidene seconden duurde; toen zag zU dat alle vroolijkheid uit zUn gelaat geweken was, om voor diepe groeven plaats te maken. I-Iy deed een poging zUix oude zorgeloos heid in zijn stem te leggen. „Hoe jammer dat ik dat niet eerder geweten heb! Het is ze ker die gelukkige kerel van de Hall? Welnu, ik wensch u alle geluk". Jeannette was woedend opgesprongen. Al weer Buck! Waarom hing iedereen hem om haar hals, als zU niets van hem weten wilde? Zij wilde verontwaardigde woorden uiten, maar hield ze terug; straks zou iedereen im mers beter weten! ZU reikte hem haar hand. „Ik ben u zeer verplicht", zei zU eenvoudig. „Het spUt mij ontzettend dat dit gebeurd is. Maar ge zult het vergeten?" Ook hy' was opgestaan. HU hield haar hand op bUna aandoenhjke wUze vast. „Neen, ik zal het niet vergeten, Jeanxiette. Ge zijt de eenige vrouw, behalve mUn moedei-, die ik ooit liefgehad heb". Jeannette was bUna in een lach gescho ten. Zou hij ooit begrijpen, dat juist- zyn moeder het voornaamste punt in zijn nadeel was? (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 18