HAARLEM'S DAGBLAD H. D.-VERTELLINGEN BINNENLAND DE ONDERHANDELINGEN TUSSCHEN NEDERLAND EN BELGIë. FEUILLETON. Helen's Juweelen MAANDAG 17 JUNI 1929 DjERDE BLAD (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) door JOSINE REULENG. Een stok Zoethout Ja, die stok zoethout heugt mij nog! Niet omdat hij langer of zoeter was, dan de andere stokken, die ik voor of na hem in zalige overgave heb afgekloven en opge- lurkt, maar om het ontzettende, wat er toen gebeurde, wat mij den smaak van den stok heerlijk zoethout verder vergalde. Toch kloof ik hem af. Tot op den draad. Het gebeurde in dat kleine, vriendelijke Duitsche Provinciestadje, waar ik toen met mijn Vader woonde. Wij woonden er pas. Laat ik de stad Aaten noemen. Mijn vader vond Aaten lang geen vriendelijk, klein stadje, hij schold het altijd uit voor mis selijk saai nest. Ik vond het er heerlijk want er was een klein snoepwinkeltje, waar je onvergelijkelijk heerlijke stokken zoet hout en pijpen drop kon koopen, voor de ronde en matige som van 1 a 2 Pfennig. Mijn vader, die artiest was, leed aan de chronische artiestenkwaal: geldgebrek. Maar juist zijn kwaal was de bron mijner heer lijkheden. Ik verrichte menigen dienst voor hem die men in den regel niet aan kleine snsisjes vraagt en de belooning bestond al tijd uit een of twee ronde koperen geld stukjes, die dadelijk naar den snoepkelder verhuisden ter verkrijging van een pijp of een stok. Al was mijn kinderhart gewend enkel te begeeren, wat voor het Vaderhart goedkoop was, toch vond ik die belooning nooit gering. Vooral met den stok zoethout deed je lang. Je kon hem half afkluiven en bewaren, je kon er een stukje afbreken en voor een Pfennig verknopen aan rijkere kinderen, je kon hem in water doopen en opnieuw hezuigen, hij smaakte er te lekkerder om. Daarom brandde die eene stok zoethout rnïj zoo op de ziel. Ik had hem niet ver diend. Ik had mijn dienst slecht verricht. Op een goeden dag komt mijn lieve vader in staat van uiterste platzakheid thuis, duwt de schaar in mijn kinderhanden en vraagt vriendelijk, of ik even zijn haar wat wil bijknippen. Gelijkmatig rondom, vooral niet te kort en de kuif er heelemaal af. Ik zie het nog voor mij. Mijn vader met een hand doek om en met gekruiste beenen in kleermakershouding op den grond zitten, ik achter hem staande, zwaaiend met de schaar en mijn eisch stellend, ditmaal bot weg hoog: drie Pfennig. Goed, best. Eerst maar gauw knippen. Het spel kon beginnen! Ik knipte met den doodelijken ernst van mijn nauwe lijks acht jaren en mijn vader floot een zacht en lokkend wijsje met de ernstige lichtzinnigheid van een jongen platzakken artiest. Dat moet toch aardig geklonken hebben, het droog ritselend geluid der schaar samen met het zacht-vleiend gefluit van vader's wijsje. Ik voelde mij verheugd en gewichtig. Ver heugd om het vooruitzicht van drop en zoethout beide, en misschien nog 3 gombal len erbij, en gewichtig omdat ik knipte. Ik had nog nooit gehoord, dat kinderen haar knipten. Ik kon het vertellen op schooL IK. Klaar! Een beetje ongelijk. Ook liep er een rare scheiding dwars over Papa's edel hoofd, tot. achter in zijn hals. Oók leek het wel, of 't haar aan den eenen kant wat korter was geknipt, dan aan den anderen. Voorzichtig waagde ik een toespeling op rare scheiding en ongelijkheid der coiffure. Papa keek even in het glas van 't raam, krabde toen gezellig met zijn duim achter in zijn nek en dacht geloof ik aan honderd andere dingen, behalve aan zijn pas ge- iknipte haren. Ik kreeg mijn belooning, rende naar den snoepkelder en wachtte Papa al kluivende op, want ik liep eiken dag een eind weegs met hem mee, hij naar het theater en ik naar school. En wij liepen door de straten van het kleine vriendelijke, misschien een beetje stijver, Duitsche stadje. Papa mopperde en INGEZONDEN MEDEDLL-A^NUEN a 60 Cts. per regel. &OJL 'f-dti- li/ar^Xs. ik zoog. Hij vond het plotseling onbehoor lijk van mij om op straat zoethout te zuigen en verbood 't in vrij krasse, rond Hollandsche termen. Je kon zijn diep, doordringend stemgeluid een halve straat ver hooren Een paar menschen, die vóór ons liepen, keken om. Ik stopte verontwaardigd den nieuwen stok in den zak van mijn schort. Hoe zooiets gebeurt en wanneer het precies begint, weet je later nooit, maar plotseling liepen er 3 a 4 menschen achter ons, glurend en fluisterend en zij, die vóór ons hadden geloopen en omgekeken, waren blijven staan om nu ook achter onze hielen te stappen Mijn Papa keek om en trok een leelijk ge zicht tegen deze belangstellenden. Mijn Papa kon zich soms gedragen als een groote kwajongen tegen de bewoners van het aar dige stadje. Het voorbeeld van mijn vader volgend, keerde ik mij ook om en stak mijn tong uit tegen de naloopers. Dat mocht nu weer niet. Papa zette een stem op als een klok. Wat dat voor manieren waren! En wij liepen door de straten en straatjes van dat kleine enz. stadje en de stoet ach ter ons groeide. Ik keek steeds om, mijn vader liep met zijn neus in den wind te fluiten. Ik keek om en bespiedde de menigte; een boel kinderen erbij, een dikke heer met een dame en een smoushondje en een oude vrouw met een mand op haar rug. Wat wilden zij toch? Waar keken zij naar? Enkel omdat wij een vreemde taal spraken en mijn vader een flapdas droeg, en géén hoed en zoo'n diepe stem had? Waren zij daarom zoo aan het gluren, rede neerden zij daarom zoo vol achterdocht, vol verontwaardiging? „Wat moet dat gespuis toch en kijk voor je", riep mijn vader. Ik luisterde nauwelijks, liep bijna scheef achteruit om te weten, te begrijpen. Waarom deden die menschen zoo opgewonden. Waar keken zij naar? En plotseling was het, of het bloed in mijn aderen verstijfde. Zij wezen naar zijn hoofd, naar zijn haar. Hij liep daar voor spot, zij dachten misschien dat hij gek was of ik dorst niet verder te denken, maar zette een vreeselijke keel op. Mijn vader, nu goed drif tig, schudde mij heen en weer aan mijn arm: „Wat heb je? Waarom grien je zoo? Wat moeten die Moffen achter ons?" Ik beefde letterlijk van angst, kon geen woord uit brengen en snikte: „Ik weet het niet, ik weet 't niet." Plotseling bleef mijn vader staan, draaide zich om en riep boos tegen zijn achtervol gers: „Was wollen Sie?" waarop allen dade lijk zwegen. Een vijandig zwijgen. „Wat een nest, wat een gat, wat een ge donder, hou op jij met snotteren", bulderde mijn vader, die zoo driftig was, dat hij niet merkte, hoe ik niet'meer huilde, maar ang stig, strak tuurde naar die menschenkliek daar achter ons. Schichtig keek ik zelf even naar zijn hoofd. Ja, zij hielden hem voor gek, ik zag het duidelijk. Ontzettend. Al was nu de eene, kant iets lager dan de andere en al liep er een beetje rare scheeve scheiding dwars over zijn hoofd, daarom hoefde iemand toch nog niet gek te zijn. Zou ik schreeuwen, hard schreeuwen. „Ik heb het gedaan, hij is niet gek, hij is mijn vader! Ik heb hem geknipt. ..Wat is knippen? Knipfen? Knipsen? Ik woonde nog maar zoo kort in het vriendelijke stadje. Opeens riep iemand uit de menigte „Po lizei' „Zijn ze heelemaal van God verlaten." riep mijn vader. Hij herwon gelukkig een beetje zijn kalmte, haalde zijn zakdoek te voor schijn, waarmee hij mijn gezicht afveegde een keek rustig om zich heen. De menschen hadden nu een kring rondom ons gevormd en wij stonden als met een spelletje, gevan gen in het midden, een heel jonge man met een heel klein meisje aan zijn hand. Daar kwam de Polizei en de kring opende zich eerbiedig, met het typisch Duitsch ont zag voor politie en overmacht. De heer van het smoushondje de dame had het veilig heidshalve op haar arm genomen, waar het klein en nietig zat te trillen, fluisterde met gewichtiggezicht tegen den tuut, die met even gewichtig gezicht luisterde en knikte, zich tot mijn vader wendde, hem van hoofd tot voeten opnam, één seconde langer ver wijlde bij het hoofd dan bij de voeten en toen zijn oog der wet meewar.0 op mij liet rusten. Daarna begon hij op barschen toon allerlei vragen aan mijn vader te stellen, maar Papa blijkbaar zonder het diepe ontzag voor den dienaar van Hermandad, weigerde elke in lichting, eischte integendeel opheldering over deze volksverzameling. De agent gaf geen kamp mijn vader gaf geen kamp en zoo ging het in optocht naar het poütiebureau. Maar de weg naar dit gruwelijk oord voerde langs het Theater. Papa liep driftig en he vig gesticr .erend, de agent stapte ijzig kalm met een onbewegelijk gezicht vóórt. De heele volkshoop weer achter ons r.an. Ik, minstens even hevig trillend als het smous hondje, hield mijn hand in mijn schortezak krampachtog om mijn stok zoethout ge klemd. Op het kleine ronde plein, vóór het Theater, stonden enkele luidpes tooneel, die eerst in stomme verbazing den naderenden stoet gadesloegen, maar toen naar ons toekwamen en mijn vader en den Tuut met vragen overstelpten. Toen de laatste blijkbaar voldoende bewijzen omtrent mijn vader's identiteit had, barstte de bom! De Tuut wees met waardige verontwaar diging naar het hoofd van Papa en zei, hoe de goede en waakzame burgers, van zijn stad waarbij hij met kort en krachtig duimge- baar over zijn schouder op de achter ons staande menigte wees het idee niet on waarschijnlijk geacht hadden, dat die man een ontsnapte gevangene was, want zijn haar was geknipt, zooals dat bij veel gevan genen gedaan werd, één kant korter dan de andere met een tot achter in den hals door- loopende scheeve scheiding. Het was mij of ik door den grond zou zin ken van schaamte! Dus nog veer erger dan gek! Voor een boef, voor een moordenaar hadden zij mijn vader gehouden. De stok zoethout brandde in mijn hand. Ik dorst mijn oogen niet op te slaan. Zoo dadelijk zou de Tuut mij meenemen, want het was alles mijn schuld. Maar er gebeurde niets. Enkel een uitgela ten gelach bereikte mijn oor. Een gelach in alle toonaarden, gebulder, geschater, h-ha- ha-ha van de dames en ho-ho-ho van de heeren. Vóór ik het goed begreep, werd ik door Papa in de hoogte getild. Hij kuste mij en sprong in 't rond als een jonge bok, steeds roepend en wuivend tegen zijn vervolgers: .Brave Leute, brave Leute!" Tuut maande mijn vader tot kalmte en de menigte tot doorloopen, waarop hij zich kalm en vol verachting voor beide partijen verwijderde. De brave Leute dropen een voor een, een beetje onwillig nog, een beetje teleurgesteld misschien, af. Het was dus geen ontsnapte boef, zooals zij gedacht hadden, het was en kel een of andere gekke artiest, die het noo- dig vond om met zoo'n raar hoofd met haar rond te loop en. Ik veronderstelde tenminste, dat zij zoo iets gedacht hebben. Maar wat ik zeker weet, is, dat de stok zoethout mij niet wilde sma ken. Tóch heb ik hem opgekloven, des avonds in mijn bed. Als het donker is, vind je het nooit zoo erg. dat je iets doet wat je eigenlijk niet wilt of niet mag doen. ECHTELIJK DRAMA TE AMSTERDAM. AAN DE GEVOLGEN OVERLEDEN. De bouwvakarbeider, die Donderdagoch tend op zijn werk aan de Prins Hendrik kade te Amsterdam bij het afweren van een messteek, die zijn vrouw hem.wilde toebren gen, een snede door de rechter polsslagader heeft gekregen, is in het Binnengasthuis overleden. DE TOL TE ZAANDIJK. BOYCOT-PLANNEN. De Zaansche vereeniging voor Vreemdelin gen-verkeer werkt plannen uit om de tol te Zaandijk, die de gemeente niet wil ophef fen, te boycotten. Met borden zal worden aangegeven hoe het doorgaand verkeer de tol van Zaandijk ontgaan kan. Ook autobus-exploitanten wil men overhalen om den tol te mijden, zoodat de tolgaarder op geen inkomsten meer zal kunnen rekenen. JEUGDIGE REDDERS. Zaterdagmiddag is aan den Westerdoks- üijk te Amsterdam de 13-jarige Adam Queri- do, die bij het baden in het IJ te ver was gegaan, in de diepte verdwenen. De 12-jarige H. Ronday en de 15-jarige J. Ronday, heb ben hem in bewusteloozen toestand aan den wal gebracht, waarna de heer Helfering er in geslaagd is. den jongen door kunstmatige ademhaling bij bewustzijn te brengen. De jeugdige redders en de geredde zijn per auto van den G.G.D. naar een ziekenhuis overge bracht. Het voornaamste uit het Witboek. TUSSCHEN DE STANDPUNTEN VAN MINDER AFSTAND DAN IN Onze regeering heeft thans een Witboek gepubliceerd over de onderhandelingen tus- schen Nederland en België. In verband met het vele materiaal dat daarin opgenomen is, moeten wij ons tot de hoofdzaken bepalen. De gepubLiceerde stuk ken loopen van 14 Juni 1928 tot 8 Juni 1929. Het aanbod van Nederland. De Nederlandsche regeering heeft 28 Oc tober 1928 een nota aan België gezonden, waarin een schema was opgenomen voor de regeling van verschillende hangende qua es - ties. De bedoeling was dat dit schema dien de als grondslag voor onderhandelingen en overeenstemming. Juridische punten werden in dit schema door Nederland niet aange roerd, omdat die een oplossing slechts zou den vertragen. Dit schema droeg, evenals de andere stuk ken, de handteekening van onzen minister van Buitenlandsche Zaken. DE BEIDE REGEERINGEN IET5 VOORAFGAANDE JAREN. mits recht gedaan wordt aan de belangen van het Ned. loodswezen. Kanaal GentTerneuzen: Nederland wil de wenschen in overweging nemen die Bel gië heeft, mits België 5 6 dor kosten betaalt. België verbindt zich zonder voorbehoud op het stuk van spoorweg in-, uit- en doorvoer- tarieven. Terneuzen gelijk te stellen met de wat dit betreft meest begunstigde Belgische havens, in dier voege, dat voortaan het recht van Nederland op deze gelijkstelling niet meer betwist zal kunnen worden. Waterwegen in Limburg ej».: België zal eenen waterweg van Luik naar de sluis bij St. Pieter nabij Maastricht aanleggen voor vaartuigen van 1000 ton. Nederland zal eenen waterweg voor dezelfde tonnenmaat maken tusschen genoemde sluis en Smeermaas, door de J^Iaas ter hoogte van Maastricht te kana- liseeren en een verbindingskanaal te graven tusschen de Maas beneden Maastricht en Smeermaas; deze weg zal eveneens berekend zijn op een maat van 1000 ton. Overstroomingen in Noord-Brabant: Neder huid en België zullen zich verstaan over een billijke regeling voor de afwatering ten einde deze overstroomingen ie voorko men. Bij gebreke van overeenstemming zal voor hen beroep op een scheidsgerecht open staan. Fransche surtaxes: België zal er toe mede werken dat de ontheffing van de Fransche stapelhuisrechten enz. worde uitgebreid tot de Nederlandsche havens. De meening van België over dit aanbod. Dit wordt weergegeven in een nota van 14 Januari 1929, geteekend door u JHR. BEELAERTS, de Nederlandsche onderhandelaar. In dit schema werden o.a. de volgende punten opgenomen: Wat de voortdurende onzijdigheid van België betreft, is Nederland geneigd als vervallen te erkennen art. VII van het verdrag van 1839 voor zoover het be trekking heeft op de onzijdigheid van België. Wat de Schelde betreft: Nederland is bereid aan België bij verdrag een régime toe te staan met betrekking tot den vaarweg van Antwerpen naar zee, hou dende: a. verplichting, voor beide landen, om het behoud en de verbetering van de vaar geulen van de Schelde en van hare toegan gen tot volle zee te verzekeren, onder be scherming van de andere belangen, welke met dien waterweg verband houden, met name die der belendende gronden; b. scheidsrechterlijke uitspraak in geval van geschillen; c. waarborgen, dat de zaken snel worden afgewikkeld. Nederland zal in geenerlei conventioneel© bepaling bewilligen, die tot gevolg zou kun nen hebben, dat zijn territoriale souvereini- teit op de Beneden-Schelde hetzij recht streeks, hetzij middellijk aangetast zou wor den of dat zijn Zeeuwsch gebied in gevaar zou worden gebracht. Het is daarentegen bereid om in het te slui ten verdrag overeen té komen, dat bevoegde personen, van weerszijden ibenoemd, het recht zullen hebben kennis te nemen van elke quaestie die werkelijk van belang is voor den vaarweg van Antwerpen naar zee; zij zouden tot taak hebben voorstellen aan de beide Regeeringen te doen en in voorkomend geval de belangen der scheepvaart in over eenstemming te brengen met de andere aan wezige rechtmatige belangen. Voor wat de kosten betreft van onder- houds- en verbeteringswerken, van verlich ting en van betonning en bebakening, zou Nederland bereid zijn de helft te betalen, tot een overeen te komen maximum. Ieder der beide landen zal zich belasten met de uitvoering van de werken op zijn grondgebied. Wat het loodswezen betreft is Nederland bereid het bij verdrag van 1839 ingevoerde vrije stelsel van mededinging af te schaffen, HIJMANS, Minister van Buitenlandsche Zaken in België. Wat het Schelde-regime betreft legt de Belgische Regeering er den nadruk op. dat het noodzakelijk is om, in tijd van vrede en zoo ruim mogelijk in tijd van oorlog, de vrije handelsvaart volledig te waarborgen; om te zorgen voor het onderhoud en de verbetering van de rivier, opdat de grootste schepen te allen tijde kunnen passceren en voldaan worde aan de toenemende eischen van het zeeverkeer en den zeehandel. Naar de mee ning van de Belgische Regeering moeten de scheepvaart-belangen gaan boven de andere, onder voorbehoud van maatregelen die noo- dig mochten zijn om de veiligheid van het belendend grondgebied te verzekeren en om rechtstreeks veroorzaakte schade te herstei len. De Belgische Regeering acht het wen- schelijk met het oog op een practisch be- INGtZOr.DEN MEULDELLlNGtM a 60 Cts. per regel. AMSTERDAM. Nieuwendijk 225 229. UTRECHT, Oude Gracht 151. EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS. 45) door JAQUES FUTRELLE. „Hij heeft een uitstekenden nacht ge had", was het antwoord. „En dat, gevoegd bij de verzekering van John Gaunt, dat de strijd is stopgezet, tot hij weer in orde is, schijnt een buitengewoon goeden invloed op hem gehad te hebben. Hij is heel opge wekt". „Wat heerlijk! Ik zou Mr. Gaunt wel om zijn hals willen vallen". „En wat nog beter is", vervolgde Van Derp. en zijn oogen keken haar plotseling fel aan, „hij heeft zoo goed als toegestemd in mijn mijn mijn attenties aan u!" „O ja?" Er klonk iets gevaarlijks in haar toon en Van Derp keek haar onderzoekend aan. „U zegt dat alsof", zei hij, „alsof „Laten we daar maar niet over praten" viel Helen hem haastig in de rede. „Laten we liever praten over „We zullen er wél over praten", hield Van Derp vol. „Ik heb maandenlang naar dit oosrenblik verlangd". „O. goeie help", zei Helen klagelijk, „waar om moet u „Omdat ik u lief heb", viel hij haar hartstochtelijk in de rede en op dat oogenblik waren al zijn kleine hebbelijkheden en af fectaties van hem af gevallen. „Omdat, sedert het oogenblik waarop ik u voor het eerst gezien heb, ik niet anders heb kun nen doen dan u lief hebben. Morgen zal je vader zijn officieele toestemming geven, maar vandaag is mijn dag met jou ónze dag!" Helen keek hem even van terzijde aan. Nog geen enkel man heeft het mysterie, dat Vrouw heet, doorgrond; Van Derp was het. evenals allen anderen, ook mislukt en op dit oogenblik werd hij zich bewust van die mislukking. Er was bijna iets vijan digs in haar houding gekomen. „Gaat u alstublieft niet door", verzocht ze hem nonchalant. „Waarom niet?" „O, daarom niet", heel vaag. „Maar waarom niet? U weet, dat ik u „Ik ben er niet in de stemming voor, als u het dan precies wilt weten", snauwde ze hem toe. „En bovendien hebt u er het recht niet toe!" „U hebt mij beloofd", protesteerde hij. „dat als ik Bruce Colquhaun's naam „Dat hebt u niet gedaan", zei Helen, „en bovendien is het niet meer noodig". „Wat bedoelt u?" „Ik bedoel, dat Mr. Colquhaun terug is ge komen". „Wist u dat?" Van Derp scheen niet erg verbaasd te zijn. „Hoe weet u dat?" „O, ik weet het alleen maar". „En die terugkomst begon hij. „Begrijpt u het aan niet, Mr. Van Derp?". en er klonk bijna iets smeekends in Helen's stem. „Begrijpt u dan niet, dat ik dat ik verplichtingen aan Mr. Colquhaun heb? Dat ik in hem geloofde? Dat het een afschuwe lijke gedachte voor me was, dat zijn naam voor altijd bevlekt zou zijn? En dat ik er alles voor over had, om hem van die smet te bevrijden? Ik was onrechtvaardig tegen over hem geweest; het was niet meer dan eerlijk dat ik -- zelfs tegenover een doode al mijn best deed om mijn vergissing goed te maken!" Van Derp stond plotseling op, met ge balde vuisten, .ioodsbleek. „En", zei hij hard, „u had mij willen ge bruiken om Uw beloften aan mij be- teekende dus niets?" „Ik heb niets beloofd. Maar ik heb ge zegd, dat ik alles zou willen geven om zijn nagedachtenis in eere te herstellen alles zelfs mijzelf! Maar nu Mr. Colquhaun nog leeft, en zelf zijn onschuld kan bewij zen Van Derp luisterde niet verder. Hij wendde zich af en liep met groote passen naar den anderen kant van de veranda, waar hij zwijgend, met zijn handen in zijn zakken, bleef staan uitkijken. Helen keek hem ver wonderd na. Zoo bad ze hem nooit gekend, ze had nooit gedacht dat hij in staat was tot sterke gevoelens en emoties! Toen hij zich omdraaide en naar haar toekwam had hij zijn gezicht weer volkomen in bedwang hij was weer de oude, hoffelijke, precieze man van de wereld, die ze altijd gekend had. „Miss Hamilton, uu hebt nooit precies ge weten wie ik ben", zei hij kalm. „Uw vader weet het, maar om u op de hoogte te bren gen zal ik u zeggen ,dat ik van een oude Duitsche familie ben, die even rijk is als de uwe. Maar en hij legde grooten nadruk op dat woord, „niettegenstaande dat alles ben ik in Dienst van den Keizerlijken Ge heimen Dienst "ran Duitschland. Ik vertel u dit, omdat u moet begrijpen, dat u nog niet de slechtste persoon had uitgezocht om den naam van Brucc Colquhaun te zuiveren van de smet, die eraan kleefde, zooals u het noemt". Hij zweeg even. Helen's mond was van louter verbazing half open gegaan. Hij was niets meer dan een gewone detective. Een gewoon politie agent! Lieve hemel! Hij ging door: „Ik begon c.t '.ellijk met wat u mij opgedragen had. Maar ik ben er niet mee door gegaan, omdat Hij brak plotseling af. „Misschien moest ik het liever niet zeg gen. Ik had het u willen sparen". „Ga door, alstublieft", zei Helen bevelend. Er schoot plotseling iets in haar keel. „Ga door". Van Derp haalde zijn schouders op. „In plaats van te bewijzen dat Bruce Col quhaun niét de Havik was, kwam ik tot de conclusie, dat hij het wèl was!" Helen sprong op, en haar blauwe soger, schoten vuur. „Dat geloof ik niet!" zei ze. „Dat verandert niets aan de zaak. Hij heeft u nooit behoorlijk gezegd wie hij was. En waarom was het zoo noodzakelijk, da; hij zijn identiteit verborgen hield?" Hij heeft nooit een verklaring gegeven van het feit. dat hij nooit in Sa tuit was als er in Boston een diefstal gepleegd werd. Hij heeft nooit „Ik geloof het niet!" herhaalde ze hal- starrig. „Ik kan het bewijzen nu meteen, als u wilt. Ik wist al voor u, dat Bruce Colquhaun weer levend was geworden. Zonderling genoeg logeerde hij in hetzelfde hotel als ik, ik heb zijn kamers doorzocht en ik vond niet wat ik zelf zocht, dat is waar maar den kouseband van de Gravin van Salisbury. Ik vond een gedeelte van de juweelen, af komstig van de diefstallen in Boston. Ik vond zelfs een paar van uw juweelen! En dat was de man, wiens nagedachtenis „Ik geloof het niet!" „Uw houding", zei hij koud, „pleit voor uw goede hart, maar niet voor uw verstand, en het is niet erg complimenteus tegenover mij. Misschien wilt u mij laten bewijzen wat ik zeg?" Zijn stem werd plotseling zach ter. „Heusch, ik bedoel het zoo goed met u. Ik heb u lief u hebt mij niet lief, maar een man die uw liefde niet waardig is! Wat zou u mij niet verweten hebben, als ik toe gelaten had, dat n u blindelings voor zoo'n man opgeofferd had? En begrijp me goed: ik heb de politie niets gezegd, en ik zal het ook niet doen omdat ik u lief heb. Maar laat u mij bewijzen, dat het waar is en als u dan nog niet overtuigd bent Hij haalde zijn schouders op. „Mag ik het u bewijzen?" „Hoe?" vroeg Helen opstandig. „Het is eenvoudig genoeg. Als u met mij ir. j wilt gaan zijn kamers. dan ':an ik u alles laten zien al die Juweelen, waar de politie nu. lang aan het zc is". „Ik ga mee!" Ef len aarzelde niet; dit was geen tijd om te aarzelen. Ze was blindelings in Bruce Colquhaun gaan gclooven. soms zelfs tegen haar eigen verstand in. en nu nog droeg ze zijn ring. als leekt cat ze in hem geloofde. Als hij haar fc-drc n had Haar jonge, sterke nden b n zich. Zwijgend reden ze naar hei hotel, ^'an l cve in dc vach ten. „Excuseert u mii". z«I h!I. aan het bureau vragen, of hij uit is v.e moeten niet ge-s.oen. Zij knikte en hij ging weg. Toen hij tr\— kwam gingen ze samen in dc lift r.r - boven. De eenige gedachte, die H -' n r was deze dat ze het bewijs zou kragen oi Bruce haar bedrogen had of niet! Mecha nisch volgde ze hem door de gangen, tot hij stil stond voor een deur op de vijfde ver dieping. Er was bijna iets onheilspellends in Van Derp's zwijgen, toen hJJ de deur open de en binnen ging. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 9