H. D.-VERTELLINGEN FLITSEN BINNENLAND f(Ty iDames Z> ^^p^lCfnderkleediBd FEUILLETON. Helen's Juweelen HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 20 JUNI 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) door de Bloemenplukster Bloemen -Pluk mij!" „Pluk mij!" „Pluk mij!" „Ik ben de mooiste!" „Neen ik!" „Ik ben veel grooter, en heb véél meer bloemen!" Een madeliefje heft haar kopje op en kijkt me met smeekende blikken aan. Het ver- geet-me-nietje ziet me ook al met vragende cogen aan. Zij wilden alle even graag ge plukt worden, zij wisten zeker, voor welk doel zij gebruikt zouden worden. Zij schenen het niet erg te vinden, dat hun bloemen- leventje zoo'n stuk verkort werd. Ik gaf aan ieder bloemenstemmetje gehoor, en plukte er van elk één af. Ik behoefde er heusch niet één over te slaan, want dan zeiden ze het mij wel. Ook het pinksterbloempje, dat niets durfde vragen, omdat ze dacht, dat ze toch wel te klein zou zijn, plukte ik. Waar voor ik een dankbaren blik van haar kreeg. Nadat ik een tijdje gezocht had, was elk bloempje dat daar stond, in mijn veldbou- quet vertegenwoordigd. Toen ging ik met mijn vriendjes en vrien dinnetjes naar hun plaats van bestemming. Waar dat wel wezen zou? Ja, dat wilden zij allen natuurlijk even graag weten. Het werd bijna een hevig tumult. Ze schreeuwden alle maal door elkaar, en zoodoende kon ik na tuurlijk nog niemand verstaan. „Voor jullie straf zeg ik nu nog niets! Je moet je nieuwsgierigheid maar eens leeren te bedwingen, dat moeten de menschen ook wel eens doen. Wat zullen ze wel van jullie moeten denken, als ze dat konden hooren!" Na nog een beetje tegenstribbelen kwamen eindelijk hun stemmetjes tot rust, en smeek ten zij mij, ok ik ze het nu wilde zeggen. Zij zouden heel stil zijn, als ik ging vertellen. „Nu goed dan, jullie moeten toch je taak we ten, die je straks te verrichten hebt. Luistert aandachtig!" „Ik zal jullie in twee deelen splitsen. De eene afdeeling van mijn vriendjes en vrien dinnetjes gaat naar een ziek meisje, dat al jaren héél eenzaam en verlaten in haar ka mer op bed ligt. Denk het jullie eens in, zij voelt nooit iets van de heerlijke warme zon, die ziet zij alleen maar, zij voelt nooit den frisschen verkwikkenden Meiregen, die jullie zoo doet groeien! Zouden jullie het nu niet héél erg prettig vinden, als je wat voor haar kunt doen, of kunt zijn? Jullie moeten niet denken, dat zij ooit klaagt hoor! Altijd is zij even vroolijk en opgewekt voorzoover* dat nog kan tenminste. Aan dit kleine eenvou dige menschenkind kunnen een heeleboel menschen een voorbeeld nemen. Ik zal jul lie nu bij haar in een vaasje zetten. Dan moeten jullie haar alles vertellen van de vogels, de vlinders, de insecten, de zon, den regen, den wind, ja van alles wat jullie zoo heerlijk vinden. Je zult eens zien, hoe 'n ple zier je haar daarmee doet. Maar jullie moe ten voorzichtig met haar zijn, niet te hard schreeuwen, of allemaal door elkaar pra ten, want dat zou veel te vermoeiend voor haar zijn. Jullie grooten mogen niet steeds het hoogste woord hebben, hoor, je moet de kleintjes ook eens wat laten zeggen. Nu heb ik het jullie toch wel uitvoerig genoeg ver teld hè? Nu komt de andere afdeeling aan de beurt. Jullie breng ik naarJa, dat raad je nooit, zal ik het maar zeggen? Jullie gaan naar de gevangenis! Daar kijk je zeker wel vreemd van op hè? Ik zal jullie allemaal in kleine bouquetjes verdeelen, die kunnen natuurlijk niet te groot zijn, want de cel waar jullie in komen is betrekkelijk klein. Ik breng jullie daar naar toe, niet heelemaal alleen, om het daar wat lichter en zonniger te maken, maar ook, dat die men schen zullen voelen dat er toch nog iemand in die groote wereld is, die aan ze denkt. O, Jullie beseffen zelf niet, hoeveel goed of bloemen wel kunnen doen. Jullie kun nen zoovéél voor die menschen zijn! Vooral zooals daar, in zoo'n eenzame sombere cel, zijn die twee contrasten zoo sterk, de cel en de bloemen! Jullie kunnen zooveel moois en reins bij den mensch wakker roepen! Je moet heusch niet denken, zooals zooveel menschen, dat zij anders zijn dan anderen, neen hoor, precies hetzelfde, alleen hebben die menschen een te zwakken wil, zij zijn niet genoeg meester over zichzelf. Ik hoop, dat jullie de macht zult hebben die menschen tot betere, mooiere gedachten te brengen. Heusch ze behoeven nog niet ge heel verloren te zijn. Ik ga nu weg, over een week kom ik nog wel eens naar Jullie kij ken, dan vertel je mij al je ondervindingen maar. Ik hoop, dat jullie je best zult doen, om je taak zoo goed mogelijk te vervullen. Toen ik na een week bij ze terug kwam, had den zij hun kopjes al gebogen, hun leventje liep ten einde. Ik moest ze nu natuurlijk wel weghalen. Nog even hieven zij hun kopjes op, en keken zij mij aan, met een blik, waarin zoo veel te lezen stond, méér dan woorden kun nen zeggen. In dien blik las ik zooveel dank baarheid en tevredenheid, voor,wat zij hier aan die eenzame menschen hadden kunnen brengen. Een groet van de natuur, die heer lijke veelzeggende natuur. Wat was ik blij, dat ik ze hier gebracht had, wat hadden zij hun taak goed begrepen, ik had het niet mooier kunnen wenschen. Ik heb ze héél voorzichtig, als iets kostbaars, op een stil plekje in het bosch gelegd. DE VEENDAMMER HYPOTHEEKBANK. HET STRAFPROCES TEGEN SALOMON LIEBERMANN. De zevende dag. In het vervolg van zijn pleidooi wees Mr. D. Giltay Veth er op, dat men niet uit het oog moet verliezen, dat de Woltman's waren Nederlanders en hypotheekbankdirecteuren en dat Liebermann van hypotheekbanken niets weet en buitenlander is, en ten slotte mag niet verwaarloosd worden het feit, dat de Woltman's door en door normaal waren, terwijl Liebermann, volgens de deskundigen, in zekeren zin als psychopaath te beschou wen is. De grondgedachte van Liebermann's plan was: in Holland is de hypotheekrente laag, maar komt men over de grenzen, dan wordt de hypotheekrente hooger; gaat men nog meer naar het Oosten, dan wordt de hypo theekrente hoog. Er moet dus een hypotheek bank zijn, die op normale wijze uit Amerika goedkoop geld krijgt en dit anderzijds op voordeelige wijze uitzet. Liebermann wilde nu eens een nieuwe hypotheekbank oprichten, die, volgens de statuten, In het buitenland moest werken. De pandbrieven eener bestaande hypotheekbank wilde hij in die nieuwe bank overbrengen en dan bestond, volgens Liebermann, de moge lijkheid om winst te maken. En als hij die bank had opgebouwd, wilde hij die weer van de hand doen. Want Liebermann was in dit stadium alleen promotor. Dat die plannen objectief niet verwezenlijkt konden worden, doet eigenlijk niet ter zake. hier is alleen de vraag of Liebermann met zijn kennis van INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regel. dan. ii dj' 'S frlcuiuu*. ttir'A. M/h i het Oosten van de kans op verwezenlijking overtuigd was. Pleiter stond daarom nu stil hij de moge lijkheid van de verwezenlijking van Liéber- mann's plannen met betrekking tot da Atlas Hypotheekbank. Hij bestreed in dit verband het rapport van mr- A. J. S. van Lier, die een onderzoek instelde naar de mogelijklieid van verwezenlijking. Pleiter concludeerde, dat Liebermann overtuigd was eenerzijds, dat hij in Amerika goedkoop geld kon bekomen, en anderzijds, dat hij dit in het Oosten op voor deelige wijze kon uitzetten. Niets wijst op het tegendeel. Het rapport van mr. Van Lier zeker niet. En hierbij komt dan nog, dat niemand Liebermann heeft gewaarschuwd. Zelfs blijkt uit een overgelegden brief van Sedeyn en uit de mondelinge en de schrif telijke verklaringen van mr. Spaargaren, dat zij overtuigd waren dat de plannen reëel waren. Ook blijkt dat voor de Atlas Hypotheek bank de statuten waren ontworpen, dat Lie bermann er na Sedeyn over gecorrespon deerd en links en rechts gezocht heeft om commissarissen te vinden. Uit dit alles volgt, naar pleiter's meening, dat Liebermann wel degelijk de bedoeling heeft gehad, de Atlas Hypotheekbank op te richten. Dat later de Atlas Hypotheekbank weer door Liebermann in den steek werd gelaten, schrijft pleiter toe aan Liebermann's eeuwig combinceren. Maar dat alles doet niets af aan Liebermann's overtuiging, dat hij het in zijn macht had, zijn plannen te doen slagen. Hij had nu eenmaal een enorm vertrouwen in zijn eigen capaciteiten. Maar daarbij komt, dat niemand hem anders geraden heeft. Wat er gebeurd is, is weinig aantrekkelijk. Men heeft gehandeld met een groot gebrek aan kieskeurigheid. Maar dit alles is geschied met de bedoeling om de activa van de „Veen- dammer" zich toe te eigenen. Om tot die conclusie te komen, is een te groote stap noodig. De advisecurs iv. bben in groote mate gebrek aan kieskeurigheid getoond, maar pleiter neemt niet aan van Sedeyn niet en van mr. Schürmann en mr. Spaargaren niet dat zij geadviseerd hebben met de booze intentie om de „Veendammer" te plunderen. Vaststaat dat tijdens den duur der eerste onderhandelingen Liebermann nooit is ge waarschuwd en bij de tweede groep van on derhandelingen komt dit nog veel sterker uit. Pleiter leverde een uitvoerige juridische beschouwing over de dagvaarding. Hij meen de dat de ten laste gelegde feiten niet be wezen waren. In het bijzonder achtte hij het opzet niet naar elsch van het recht aange toond. Men moet trachten Liebermann in deze zaak te zien zooals hij werkelijk was en moet daarom geen andere voorstellingen ïn- lasschen. Liebermann, de speculant, had het volste vertrouwen in de figuur van Paar- denkooper, het kwam hem voor, dat Paar- denkooper een man was zonder gelijke, ten duidelijkste spreekt dat uit het contract van 30 Augustus 1927. Bovendien erkent Möhring, op de overeenkomst met Paardenkooper te hebben aangedrongen, ook Mr. Spaargaren was er enthousiast over. Zoo kwam dan op 4 September het voorlaatste contract tot stand, waarbij vooraf ging de verkoop der „Veendammer" aan Paardenkooper en eerst daarna saneering door laatstgenoemde van de Bank. Het definitieve contract is toen op 21 September d.a.v. gesloten. Nadrukkelijk wijst pl. erop, dat, toen Paar denkooper de Bank voor 5 millioen koopen wilde, er slechts een gering bedrag uit deze Bank overgegaan was naar de Dictontobank, dus was er geen sprake van, dat er een gat van 2y3 millioen gestopt moest worden. Uitvoerig stond pleiter dan stil bij de transacties „Marabou" en Kok, o.m. betoo- gende, dat het Initiatief daartoe niet van Liebermann is uitgegaan. Wel was het voor Liebermann en de Discontonbank een voor deel, daar deze één millioen in handen kreeg, in mindering ook weer van de vordering op Paardenkooper. Uitvoerig bestreed pl. dan de tenlasteleg ging van het tweede deel der dagvaarding, geconstrueerd als bedriegelijke bankbreuk en gelegen in de overdrachten van gelden aan de Discontobank (Liebermann) door Möhring. Ook hier is geen opzet, gericht1 op vervreemding en benadeeling van de credi teuren. Liebermann was overtuigd, dat Paar- dekooper voldoende activa in de „Veendam mer zou brengen, waardoor tegenover de vordering der pandbriefhouders een voldoen de tegenwaarde zou komen te staan. Meer subsidiair is ten opzichte van dit fei tencomplex nog heling ten laste gelegd, waarvan, naar pl. meent, absoluut geen sprake is. Pleiter zegt tenslotte zich er wel van be wust te zijn, een meening te hebben verkon digd, welke in strijd is met die van den of ficier, maar ook met die van de publieke opinie. Pl. hoopt, dat de Rechtbank met hem zal aannemen, dat bij Liebermann geen strafbaar opzet aanwezig is geweest, om de belangen der pandbriefhouders te benadee- len. Liebermann heeft daadwerkelijk ge loofd, dat in de plaats van de activa, welke uit de „Veendammer Hypotheekbank" zijn genomen, nieuwe activa zouden worden in gebracht, hetzij door de transacties van Schim van der Loeff, hetzij door die van Stegemann of Paardenkooper. Liebermann heeft geloof gehecht aan fantastische moge lijkheden, maar ook anderen hebben dat ge daan, zooals Möhring, van wien pl. absoluut overtuigd is, dat hij zich nooit geleend zou hebben tot het begaan van roof. En van Liebermann's adviseurs is veel, heel veel slechts te zeggen, maar pl. wil niet aanne men, dat zij aan niets anders dan roof heb ben willen medewerken. Niemand, en zeker niet de adviseurs, hebben Liebermann op het fantastische van diens plannen gewezen en mèt den officier is pl. het dan ook volkomen eens, dat de meer dan schandalige wijze waarop Liebermann is bijgestaan, zeer zeker ernstig in aanmerking moet worden geno men bij een beoordeeling van zijn even- tueele strafrechterlijke aansprakelijkheid. Na het pleidooi van Mr. Veth, dat uur in beslag nam, drukte Liebermann nem zicht baar ontroerd de hand. De zitting werd hierna geschorst tot Vrij dag a.s., wanneer er gelegenheid is tot het houden van re- en duplieken en de verdach te eventueel de gelegenheid krijgt voor het laatste woord. INBREKERS BETRAPT. MOOI SUCCFS VOOR DE AMSTER- DAMSCHE POLITIE. In den laatstcn tijd was In de binnenste, maar ook elders in Amsterdam, nogal eens ingebroken. Onder de inbraken waren er, welke van dilettantisme getuigden, doch an dere waren blijkbaar door beroepslieden voorbereid en uitgevoerd. Zij waren meestal gericht tegen groote magazijnen. De dieven namen finke voorraden mede, welke zij per auto vervoerden. De politie had sinds eenigen tijd een groep je mannen verdacht zich aan deze misdrij ven schuldig te maken, maar het was tot nu toe niet gelukt voldoende bewijs te verzame len om hen in bewaring te kunnen stellen. Teneinde dat bewijs te kunnen krijgen zijn rechercheurs de mannen nagegaan. De in brekers waren zeer handig en het was uiterst moeilijk hen te betrappen. Verleden week was het zoo vertelt het Handelsblad bijna gelukt de mannen te pakken te krijgen. Zij waren n.l. op het punt in te bre ken in een groot magazijn in het midden der stad. Toevallig passeerden een paar sur- veilleerende agenten en die verdreven de mannen. Dinsdagnacht was het succes grooter. De inbrekers hadden zich toegang weten te ver schaffen tot het magazijn van de firma Bloch en Stibbe aan de Spuistraat. Een hun ner was blijkbaar vooruitgegaan en had heel wat buit een groote collectie schoenen bij elkaar verzameld. Gedrieën hebben zij later in den nacht den geheelen voorraad in een gereedstaanden vrachtauto geladen. Rechercheurs hadden dit alles gezien, maar zij hielden zich stil tot op het oogenblik, dat VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1450 HET STRIJKIJZER Je zit te kijken naar een film die je niet erg boeit plotseling schiet een verontrustende ge dachte door je hoofd I heb je, of heb je niet I het strijkijzer uit het I het stopcontact ge- I haald je vraagt je man of die het zich soms kan herinneren hij toont weinig be langstelling en geen zorg voor het vraag stuk "je tracht je alles te binnen te roepen, wat je na het strij- i ken nog gedaan hebt je fluistert opnieuw tegen je man of hij zioh dat nu niet weet te herinneren je man zegt dat het wel gebeurd zal zijn en je moest er niet over tobben je vraagt je man of hij even wil telefo- neeren naar het -meisje je riet je gedwongen krachtig op te tre den, want hij weigert botweg Ije kijkt hem na, ter wijl hij voor 10 men schen om naar het pad dringt je herinnert je plot seling tot je 'groote verlichting duidelijk dat je het wel ge daan hebt.- (Nadruk verboden.) de auto zou wegrijden. Dat was half zes in den ochtend. De mannen hadden geen kans te ontko men en zaten even later op het bureau War moesstraat. Zij zijn omstreeks dertig jaren oud en van beroep inbreker. Thans is er voldoende bewijs om de drie ter beschikking van de justitie te stellen. De inspecteur de heer Joosten, had met vier rechercheurs van Dinsdagavond af tot Woensdagmorgen op wacht gestaan. De po litie had zich dus wel alle moeite getroost. De namen der inbrekers zijn O., K. en W. De heeren hadden in het gebouw der firma Bloch en Stibbe heel wat overhoop gehaald. Zij hadden lessenaars en kasten opengebro ken. DE DELFSTOFFEN IN TWENTE. ZOUT GEVONDEN, NAAR STEENKOOL EN PETROLEUM WORDT NOG GEZOCHT. Uit Hengelo wordt nader aan de Telegraaf geschreven: De boringen van de Koninklijke Neder- landsche Zoutindustrie op een terrein aan den provincialen weg tusschen Hengelo en Enschedé onder Twekkelo, waarvan wij on langs melding maakten zijn thans met succes bekroond. Nadat gedurende twee maanden dag en nacht is gewerkt heeft men op een diepte van 293 Meter een zoutlaag aangeboord, wel ke verwachtingen opwekte, dat hier een nieuw terrein is ontdekt, dat voor de zout winning van groote beteekenis zou zijn te achten. Het zou voorbarig zijn nu reeds te beweren dat hier perspectieven worden ge opend voor een tweede zoutindustrie, welke door de mindere diepte dan die te Boe- kelo (325 Meter) en de nabijheid van het te graven Twente-Rijnkanaal in gunstiger om standigheden zou verkeeren. Thans zal moe ten blijken of exploitatie inderdaad loonend is. De zoutlagen worden afgewisseld door z.g. anhydrietlagen, een soort hard cement dat de lagen scheidt. De boringen waarvoor thans alles in ge reedheid is gebracht, zullen dit moeten aan toon en. Dan zal concessie worden aange vraagd, waarna met de exploitatie kan wor den begonnen. De zoutlagen te Boekelo hebben een dikte van 60 tot 70 meter. Men vordert met het boren thans 5 a 7 M. per dag, zoodat het niet meer dan enkele dagen behoeft te du ren voor men de dikte der lagen zal kunnen peilen. Mede door de werkzaamheden van de maatschappij tot het verrichten van mijn- bouwkundige werken in Heerlen op een ter rein in het buurtschap Oele, is Hengelo plot- seding het middelpunt geworden van bo ringen naar mineralen waarvan volgens geo logen de Twentsche bodem rijkelijk voorzien moet zijn. Door deze maatschappij wordt no; steeds gewerkt aan het oprichten van een boortoren, waarmede nog slechts enkele we ken gemoeid zullen zijn. Deze boortoren is dezelfde als waarmede dezen winter te Win terswijk naar petroleum is geboord. Ook hier is het werk in handen van den heer Moelle- mann die ons bij informatie nogmaals verze kerde, dat hoofddoel is het boren naar steen kool. Hiervoor spreekt trouwens het feit, dat de gebruikte boortoren een diepte van 1500 tot 1800 M. kan bereiken. Het kan echter nog wel twee jaar duren voor men eenig resultaat heeft verkregen, terwijl dan natuurlijk nog zal moeten blijken of de exploitatie loonend is. Wanneer men weet, dat de kosten van deze boringen f 100.000 per jaar bedragen, krijgt men eenigen indruk van de kosten die dit bedrijf vergt. PROF. BLOK. Prof. dr. P. J. Blok. oud-hoogleeraar in da vaderlandsche geschiedenis aan de Leidsche Universiteit, heeft den wensch te kennen gegeven dat de dag van zijn gouden docto raat Vrijdag a.s. onopgemerkt zal voor bijgaan. De hoogleeraar zal dien dag uitstedig zijn. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Boldoot» -Ta tv n pa sta is Nederlandsch Fabrikaat Doos 20 ct. Tube 35 ct. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJOR1SSTRA AT 16 TELEFOON 10756 HOBBY VLOERWRIJVERS F 125.- Eevstiz^ kijken i AMSTERDAM, Nieuwendijk 225/229. UTRECHT, Oude Gracht 151. EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS, door JAQUES FUTRELLE. 48) „Zoudt u zoo vriendelijk willen zijn", ver zocht hij den knecht, „mijn kaartje aan Msis Hamilton te overhandigen. Dominee Mc. Arthur Wallace". Hij legde zijn hoed op den grond, ging zit ten, legde zijn vingertoppen onderworpen tegen elkaar en keek om zich heen. diep onder den indruk van de weelde in deze mü- lionnair's-woning. „Miss Hamilton", rapporteerde de knecht, „is niet thuis". „Jammer", vond de bezoeker, „zou ik eeu briefje voor haar mogen achter laten?" De knecht boog en leidde hem naar de bibliotheekHier is het briefje, dat hij schreef. „Beste Miss Hamilton Ik hield van u dat is mijn eenige excuus. Ik had alles willen doen om u te winnen. Ik heb gestolen ik zou er een moord voor hebben willen plegen als het noodig was geweest. Ik kwam voor het eerst ,op de -gedachte om de politie in de waan te brengen dat Bruce Colquhaun de Havik was, toen Mere dith hem vroeg om die paar woorden op te schrijven. Daarna zocht ik op de Pyramids of ik ergens iets kon vinden, waarvan ik zijn hand kon nabootsen, en het lukte mij ik vond een waschlijst. Als de handschrift- experts toen niet in de war waren ge raakt. Ik laat een pakje achter waarin de rest van uw juweelen zitten. En denk niet al te slecht over mij. Met hartelijke groeten, De Havik". De jonge dominéé zegelde de enveloppe, en overhandigde pakje en blief aan den knecht. „Zoudt u ervoor willen zorgen, dat Miss Hamilton het zelf in handen krijgt?" ver zocht hij onderdanig. „En nu ik hier toch ben, zou ik misschien even mogen telefo- neeren?" „Zeker, meneer". De knecht hield de deur van het telefoon kamertje open en de dominee ging naar bin nen. Twee minuten later was hij verbonden met het hoofdbureau van politie in New York. „Mr. Meredith is zeker uit?" „Ja", was het antwoord. „Zoudt u hem dan willen zeggen, dat hij nog niet zoo lang geleden opgemerkt heeft, dat de Havik hem nooit meer voor de gek zou houden. En voegt u er dan bij, dat de Havik hem wel voor de gek heeft gehouden. En zeg hem, dat het de Havik in hoogst eigen persoon was, die hem naar West Thistieth Street heeft gestuurd, ën niet Bruce Colquhaun". „Wie wie werd er verward aan het andere eind van de draad gestameld, „met wie spreek ik?" „Met de Havik!"' „Waar zit je?" „Waar ik zit?" De jonge man glimlachte zoetelijk. „Ik ben in Jersey City. Doe mijn groeten aan Mr. Meredith. Goeie middag". Hij was op het punt om de telefoon op den haak te hangen. „O, wacht eens even riep hij. „Dien avond van den diefstal in Boston werd de Havik niet gewond maar het was wel zijn vingerafdruk. Het was zijn mede plichtige". De moordenaar van Daddy Heinz is nooit gevondenBrokaw Hamilton ervan overtuigd, dat het niet de Havik geweest, maar waarschijnlijk de één A andere schurk, die geld was komen vragen en het niet gekregen had.En eenige dagen na zijn herstel stuurde hij naar Scot land Yard in Londen één enkele reusachtige diamant HOOFDSTUK VII. „Tja", zei Helen, „eigenlijk heb ik er een bezwaar tegen om met jou te trouwen". „En dat is?" informeerde Bruce. „Het lijkt wel onvermijdelijk, dat, als een jonge man een meisje uit het water haalt, hij met haar trouwt". „Dat gaat hier heelemaal niet op", vond Bruce. „JU was nummero vier". Een lange stilte. Ze waren onderweg naar Peggotty Beach, waar Skeets Gaunt en Mercy Dale zaten. Daar ergens, onder die rusteloos' bewegende golven, moest het wrak van de Pyramide liggenHelen huiverde even. „Wat je nog wat het allereerste was, dat je tegen me gezegd hebt?" vroeg ze. „Ja". „Wat dan?" „Zorg, dat je me niet hindert!". „EnM als Ik je nu eens wel gehinderd had?" „Dan zou ik je in je neus geknepen heb ben". „Hoe durf -e, Bruce Colquhaun!" Weer was het stil, alleen de zee ruischte eentonig door. Het begon donker te worden; in het Westen begon het goud over te gaan in vuurrood —toen verdween alle kleur In het Noorden flitste de eerste straal van een vuurtoren. Skeets en Mercy hadden zich omgedraaid om er naar te kyken. „Ik hou van je": flitste het. „Ik hou van je!" En nog eens: „Ik hou van je!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6