H. D.-VERTELLINGEN
FLITSEN
BINNENLAND
f(Ty iDames Z>
^^p^lCfnderkleediBd
FEUILLETON.
Helen's Juweelen
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 20 JUNI 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
door de Bloemenplukster
Bloemen
-Pluk mij!" „Pluk mij!" „Pluk mij!" „Ik
ben de mooiste!" „Neen ik!" „Ik ben veel
grooter, en heb véél meer bloemen!"
Een madeliefje heft haar kopje op en kijkt
me met smeekende blikken aan. Het ver-
geet-me-nietje ziet me ook al met vragende
cogen aan. Zij wilden alle even graag ge
plukt worden, zij wisten zeker, voor welk
doel zij gebruikt zouden worden. Zij schenen
het niet erg te vinden, dat hun bloemen-
leventje zoo'n stuk verkort werd. Ik gaf aan
ieder bloemenstemmetje gehoor, en plukte
er van elk één af. Ik behoefde er heusch
niet één over te slaan, want dan zeiden ze
het mij wel. Ook het pinksterbloempje,
dat niets durfde vragen, omdat ze dacht, dat
ze toch wel te klein zou zijn, plukte ik. Waar
voor ik een dankbaren blik van haar kreeg.
Nadat ik een tijdje gezocht had, was elk
bloempje dat daar stond, in mijn veldbou-
quet vertegenwoordigd.
Toen ging ik met mijn vriendjes en vrien
dinnetjes naar hun plaats van bestemming.
Waar dat wel wezen zou? Ja, dat wilden zij
allen natuurlijk even graag weten. Het werd
bijna een hevig tumult. Ze schreeuwden alle
maal door elkaar, en zoodoende kon ik na
tuurlijk nog niemand verstaan.
„Voor jullie straf zeg ik nu nog niets! Je
moet je nieuwsgierigheid maar eens leeren
te bedwingen, dat moeten de menschen ook
wel eens doen. Wat zullen ze wel van jullie
moeten denken, als ze dat konden hooren!"
Na nog een beetje tegenstribbelen kwamen
eindelijk hun stemmetjes tot rust, en smeek
ten zij mij, ok ik ze het nu wilde zeggen.
Zij zouden heel stil zijn, als ik ging vertellen.
„Nu goed dan, jullie moeten toch je taak we
ten, die je straks te verrichten hebt. Luistert
aandachtig!"
„Ik zal jullie in twee deelen splitsen. De
eene afdeeling van mijn vriendjes en vrien
dinnetjes gaat naar een ziek meisje, dat al
jaren héél eenzaam en verlaten in haar ka
mer op bed ligt. Denk het jullie eens in, zij
voelt nooit iets van de heerlijke warme zon,
die ziet zij alleen maar, zij voelt nooit den
frisschen verkwikkenden Meiregen, die jullie
zoo doet groeien! Zouden jullie het nu niet
héél erg prettig vinden, als je wat voor haar
kunt doen, of kunt zijn? Jullie moeten niet
denken, dat zij ooit klaagt hoor! Altijd is
zij even vroolijk en opgewekt voorzoover* dat
nog kan tenminste. Aan dit kleine eenvou
dige menschenkind kunnen een heeleboel
menschen een voorbeeld nemen. Ik zal jul
lie nu bij haar in een vaasje zetten. Dan
moeten jullie haar alles vertellen van de
vogels, de vlinders, de insecten, de zon, den
regen, den wind, ja van alles wat jullie zoo
heerlijk vinden. Je zult eens zien, hoe 'n ple
zier je haar daarmee doet. Maar jullie moe
ten voorzichtig met haar zijn, niet te hard
schreeuwen, of allemaal door elkaar pra
ten, want dat zou veel te vermoeiend voor
haar zijn. Jullie grooten mogen niet steeds
het hoogste woord hebben, hoor, je moet de
kleintjes ook eens wat laten zeggen. Nu heb
ik het jullie toch wel uitvoerig genoeg ver
teld hè? Nu komt de andere afdeeling aan
de beurt. Jullie breng ik naarJa, dat
raad je nooit, zal ik het maar zeggen?
Jullie gaan naar de gevangenis! Daar kijk je
zeker wel vreemd van op hè? Ik zal jullie
allemaal in kleine bouquetjes verdeelen, die
kunnen natuurlijk niet te groot zijn, want
de cel waar jullie in komen is betrekkelijk
klein. Ik breng jullie daar naar toe, niet
heelemaal alleen, om het daar wat lichter en
zonniger te maken, maar ook, dat die men
schen zullen voelen dat er toch nog iemand
in die groote wereld is, die aan ze denkt.
O, Jullie beseffen zelf niet, hoeveel goed
of bloemen wel kunnen doen. Jullie kun
nen zoovéél voor die menschen zijn! Vooral
zooals daar, in zoo'n eenzame sombere cel,
zijn die twee contrasten zoo sterk, de cel en
de bloemen! Jullie kunnen zooveel moois en
reins bij den mensch wakker roepen! Je
moet heusch niet denken, zooals zooveel
menschen, dat zij anders zijn dan anderen,
neen hoor, precies hetzelfde, alleen hebben
die menschen een te zwakken wil, zij zijn
niet genoeg meester over zichzelf.
Ik hoop, dat jullie de macht zult hebben
die menschen tot betere, mooiere gedachten
te brengen. Heusch ze behoeven nog niet ge
heel verloren te zijn. Ik ga nu weg, over een
week kom ik nog wel eens naar Jullie kij
ken, dan vertel je mij al je ondervindingen
maar. Ik hoop, dat jullie je best zult doen,
om je taak zoo goed mogelijk te vervullen.
Toen ik na een week bij ze terug kwam, had
den zij hun kopjes al gebogen, hun leventje
liep ten einde. Ik moest ze nu natuurlijk wel
weghalen.
Nog even hieven zij hun kopjes op, en
keken zij mij aan, met een blik, waarin zoo
veel te lezen stond, méér dan woorden kun
nen zeggen. In dien blik las ik zooveel dank
baarheid en tevredenheid, voor,wat zij hier
aan die eenzame menschen hadden kunnen
brengen. Een groet van de natuur, die heer
lijke veelzeggende natuur. Wat was ik blij,
dat ik ze hier gebracht had, wat hadden zij
hun taak goed begrepen, ik had het niet
mooier kunnen wenschen. Ik heb ze héél
voorzichtig, als iets kostbaars, op een stil
plekje in het bosch gelegd.
DE VEENDAMMER
HYPOTHEEKBANK.
HET STRAFPROCES TEGEN
SALOMON LIEBERMANN.
De zevende dag.
In het vervolg van zijn pleidooi wees Mr.
D. Giltay Veth er op, dat men niet uit het
oog moet verliezen, dat de Woltman's waren
Nederlanders en hypotheekbankdirecteuren
en dat Liebermann van hypotheekbanken
niets weet en buitenlander is, en ten slotte
mag niet verwaarloosd worden het feit, dat
de Woltman's door en door normaal waren,
terwijl Liebermann, volgens de deskundigen,
in zekeren zin als psychopaath te beschou
wen is.
De grondgedachte van Liebermann's plan
was: in Holland is de hypotheekrente laag,
maar komt men over de grenzen, dan wordt
de hypotheekrente hooger; gaat men nog
meer naar het Oosten, dan wordt de hypo
theekrente hoog. Er moet dus een hypotheek
bank zijn, die op normale wijze uit Amerika
goedkoop geld krijgt en dit anderzijds op
voordeelige wijze uitzet.
Liebermann wilde nu eens een nieuwe
hypotheekbank oprichten, die, volgens de
statuten, In het buitenland moest werken. De
pandbrieven eener bestaande hypotheekbank
wilde hij in die nieuwe bank overbrengen en
dan bestond, volgens Liebermann, de moge
lijkheid om winst te maken. En als hij die
bank had opgebouwd, wilde hij die weer van
de hand doen. Want Liebermann was in dit
stadium alleen promotor. Dat die plannen
objectief niet verwezenlijkt konden worden,
doet eigenlijk niet ter zake. hier is alleen de
vraag of Liebermann met zijn kennis van
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct«. per regel.
dan.
ii dj' 'S frlcuiuu*. ttir'A. M/h
i het Oosten van de kans op verwezenlijking
overtuigd was.
Pleiter stond daarom nu stil hij de moge
lijkheid van de verwezenlijking van Liéber-
mann's plannen met betrekking tot da Atlas
Hypotheekbank. Hij bestreed in dit verband
het rapport van mr- A. J. S. van Lier, die
een onderzoek instelde naar de mogelijklieid
van verwezenlijking.
Pleiter concludeerde, dat Liebermann
overtuigd was eenerzijds, dat hij in
Amerika goedkoop geld kon bekomen, en
anderzijds, dat hij dit in het Oosten op voor
deelige wijze kon uitzetten. Niets wijst op
het tegendeel. Het rapport van mr. Van Lier
zeker niet. En hierbij komt dan nog, dat
niemand Liebermann heeft gewaarschuwd.
Zelfs blijkt uit een overgelegden brief van
Sedeyn en uit de mondelinge en de schrif
telijke verklaringen van mr. Spaargaren, dat
zij overtuigd waren dat de plannen reëel
waren.
Ook blijkt dat voor de Atlas Hypotheek
bank de statuten waren ontworpen, dat Lie
bermann er na Sedeyn over gecorrespon
deerd en links en rechts gezocht heeft om
commissarissen te vinden. Uit dit alles volgt,
naar pleiter's meening, dat Liebermann wel
degelijk de bedoeling heeft gehad, de Atlas
Hypotheekbank op te richten.
Dat later de Atlas Hypotheekbank weer
door Liebermann in den steek werd gelaten,
schrijft pleiter toe aan Liebermann's eeuwig
combinceren. Maar dat alles doet niets af
aan Liebermann's overtuiging, dat hij het in
zijn macht had, zijn plannen te doen slagen.
Hij had nu eenmaal een enorm vertrouwen
in zijn eigen capaciteiten. Maar daarbij komt,
dat niemand hem anders geraden heeft.
Wat er gebeurd is, is weinig aantrekkelijk.
Men heeft gehandeld met een groot gebrek
aan kieskeurigheid. Maar dit alles is geschied
met de bedoeling om de activa van de „Veen-
dammer" zich toe te eigenen. Om tot die
conclusie te komen, is een te groote stap
noodig. De advisecurs iv. bben in groote mate
gebrek aan kieskeurigheid getoond, maar
pleiter neemt niet aan van Sedeyn niet en
van mr. Schürmann en mr. Spaargaren niet
dat zij geadviseerd hebben met de booze
intentie om de „Veendammer" te plunderen.
Vaststaat dat tijdens den duur der eerste
onderhandelingen Liebermann nooit is ge
waarschuwd en bij de tweede groep van on
derhandelingen komt dit nog veel sterker uit.
Pleiter leverde een uitvoerige juridische
beschouwing over de dagvaarding. Hij meen
de dat de ten laste gelegde feiten niet be
wezen waren. In het bijzonder achtte hij het
opzet niet naar elsch van het recht aange
toond.
Men moet trachten Liebermann in deze
zaak te zien zooals hij werkelijk was en
moet daarom geen andere voorstellingen ïn-
lasschen. Liebermann, de speculant, had het
volste vertrouwen in de figuur van Paar-
denkooper, het kwam hem voor, dat Paar-
denkooper een man was zonder gelijke, ten
duidelijkste spreekt dat uit het contract van
30 Augustus 1927. Bovendien erkent Möhring,
op de overeenkomst met Paardenkooper te
hebben aangedrongen, ook Mr. Spaargaren
was er enthousiast over. Zoo kwam dan op
4 September het voorlaatste contract tot
stand, waarbij vooraf ging de verkoop der
„Veendammer" aan Paardenkooper en eerst
daarna saneering door laatstgenoemde van
de Bank. Het definitieve contract is toen op
21 September d.a.v. gesloten.
Nadrukkelijk wijst pl. erop, dat, toen Paar
denkooper de Bank voor 5 millioen koopen
wilde, er slechts een gering bedrag uit deze
Bank overgegaan was naar de Dictontobank,
dus was er geen sprake van, dat er een gat
van 2y3 millioen gestopt moest worden.
Uitvoerig stond pleiter dan stil bij de
transacties „Marabou" en Kok, o.m. betoo-
gende, dat het Initiatief daartoe niet van
Liebermann is uitgegaan. Wel was het voor
Liebermann en de Discontonbank een voor
deel, daar deze één millioen in handen kreeg,
in mindering ook weer van de vordering op
Paardenkooper.
Uitvoerig bestreed pl. dan de tenlasteleg
ging van het tweede deel der dagvaarding,
geconstrueerd als bedriegelijke bankbreuk en
gelegen in de overdrachten van gelden aan
de Discontobank (Liebermann) door
Möhring. Ook hier is geen opzet, gericht1 op
vervreemding en benadeeling van de credi
teuren. Liebermann was overtuigd, dat Paar-
dekooper voldoende activa in de „Veendam
mer zou brengen, waardoor tegenover de
vordering der pandbriefhouders een voldoen
de tegenwaarde zou komen te staan.
Meer subsidiair is ten opzichte van dit fei
tencomplex nog heling ten laste gelegd,
waarvan, naar pl. meent, absoluut geen
sprake is.
Pleiter zegt tenslotte zich er wel van be
wust te zijn, een meening te hebben verkon
digd, welke in strijd is met die van den of
ficier, maar ook met die van de publieke
opinie. Pl. hoopt, dat de Rechtbank met hem
zal aannemen, dat bij Liebermann geen
strafbaar opzet aanwezig is geweest, om de
belangen der pandbriefhouders te benadee-
len. Liebermann heeft daadwerkelijk ge
loofd, dat in de plaats van de activa, welke
uit de „Veendammer Hypotheekbank" zijn
genomen, nieuwe activa zouden worden in
gebracht, hetzij door de transacties van
Schim van der Loeff, hetzij door die van
Stegemann of Paardenkooper. Liebermann
heeft geloof gehecht aan fantastische moge
lijkheden, maar ook anderen hebben dat ge
daan, zooals Möhring, van wien pl. absoluut
overtuigd is, dat hij zich nooit geleend zou
hebben tot het begaan van roof. En van
Liebermann's adviseurs is veel, heel veel
slechts te zeggen, maar pl. wil niet aanne
men, dat zij aan niets anders dan roof heb
ben willen medewerken. Niemand, en zeker
niet de adviseurs, hebben Liebermann op het
fantastische van diens plannen gewezen en
mèt den officier is pl. het dan ook volkomen
eens, dat de meer dan schandalige wijze
waarop Liebermann is bijgestaan, zeer zeker
ernstig in aanmerking moet worden geno
men bij een beoordeeling van zijn even-
tueele strafrechterlijke aansprakelijkheid.
Na het pleidooi van Mr. Veth, dat uur
in beslag nam, drukte Liebermann nem zicht
baar ontroerd de hand.
De zitting werd hierna geschorst tot Vrij
dag a.s., wanneer er gelegenheid is tot het
houden van re- en duplieken en de verdach
te eventueel de gelegenheid krijgt voor het
laatste woord.
INBREKERS BETRAPT.
MOOI SUCCFS VOOR DE AMSTER-
DAMSCHE POLITIE.
In den laatstcn tijd was In de binnenste,
maar ook elders in Amsterdam, nogal eens
ingebroken. Onder de inbraken waren er,
welke van dilettantisme getuigden, doch an
dere waren blijkbaar door beroepslieden
voorbereid en uitgevoerd. Zij waren meestal
gericht tegen groote magazijnen. De dieven
namen finke voorraden mede, welke zij per
auto vervoerden.
De politie had sinds eenigen tijd een groep
je mannen verdacht zich aan deze misdrij
ven schuldig te maken, maar het was tot nu
toe niet gelukt voldoende bewijs te verzame
len om hen in bewaring te kunnen stellen.
Teneinde dat bewijs te kunnen krijgen zijn
rechercheurs de mannen nagegaan. De in
brekers waren zeer handig en het was
uiterst moeilijk hen te betrappen. Verleden
week was het zoo vertelt het Handelsblad
bijna gelukt de mannen te pakken te
krijgen. Zij waren n.l. op het punt in te bre
ken in een groot magazijn in het midden
der stad. Toevallig passeerden een paar sur-
veilleerende agenten en die verdreven de
mannen.
Dinsdagnacht was het succes grooter. De
inbrekers hadden zich toegang weten te ver
schaffen tot het magazijn van de firma
Bloch en Stibbe aan de Spuistraat. Een hun
ner was blijkbaar vooruitgegaan en had heel
wat buit een groote collectie schoenen
bij elkaar verzameld. Gedrieën hebben zij
later in den nacht den geheelen voorraad in
een gereedstaanden vrachtauto geladen.
Rechercheurs hadden dit alles gezien, maar
zij hielden zich stil tot op het oogenblik, dat
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1450
HET STRIJKIJZER
Je zit te kijken naar
een film die je niet
erg boeit
plotseling schiet een
verontrustende ge
dachte door je hoofd
I heb je, of heb je niet
I het strijkijzer uit het
I het stopcontact ge-
I haald
je vraagt je man of
die het zich soms
kan herinneren
hij toont weinig be
langstelling en geen
zorg voor het vraag
stuk
"je tracht je alles te
binnen te roepen,
wat je na het strij- i
ken nog gedaan hebt
je fluistert opnieuw
tegen je man of hij
zioh dat nu niet
weet te herinneren
je man zegt dat het
wel gebeurd zal zijn
en je moest er niet
over tobben
je vraagt je man of
hij even wil telefo-
neeren naar het
-meisje
je riet je gedwongen
krachtig op te tre
den, want hij weigert
botweg
Ije kijkt hem na, ter
wijl hij voor 10 men
schen om naar het
pad dringt
je herinnert je plot
seling tot je 'groote
verlichting duidelijk
dat je het wel ge
daan hebt.-
(Nadruk verboden.)
de auto zou wegrijden. Dat was half zes in
den ochtend.
De mannen hadden geen kans te ontko
men en zaten even later op het bureau War
moesstraat. Zij zijn omstreeks dertig jaren
oud en van beroep inbreker.
Thans is er voldoende bewijs om de drie
ter beschikking van de justitie te stellen.
De inspecteur de heer Joosten, had met
vier rechercheurs van Dinsdagavond af tot
Woensdagmorgen op wacht gestaan. De po
litie had zich dus wel alle moeite getroost.
De namen der inbrekers zijn O., K. en W.
De heeren hadden in het gebouw der firma
Bloch en Stibbe heel wat overhoop gehaald.
Zij hadden lessenaars en kasten opengebro
ken.
DE DELFSTOFFEN IN TWENTE.
ZOUT GEVONDEN, NAAR STEENKOOL
EN PETROLEUM WORDT NOG
GEZOCHT.
Uit Hengelo wordt nader aan de Telegraaf
geschreven:
De boringen van de Koninklijke Neder-
landsche Zoutindustrie op een terrein aan
den provincialen weg tusschen Hengelo en
Enschedé onder Twekkelo, waarvan wij on
langs melding maakten zijn thans met succes
bekroond.
Nadat gedurende twee maanden dag en
nacht is gewerkt heeft men op een diepte
van 293 Meter een zoutlaag aangeboord, wel
ke verwachtingen opwekte, dat hier een
nieuw terrein is ontdekt, dat voor de zout
winning van groote beteekenis zou zijn te
achten. Het zou voorbarig zijn nu reeds te
beweren dat hier perspectieven worden ge
opend voor een tweede zoutindustrie, welke
door de mindere diepte dan die te Boe-
kelo (325 Meter) en de nabijheid van het te
graven Twente-Rijnkanaal in gunstiger om
standigheden zou verkeeren. Thans zal moe
ten blijken of exploitatie inderdaad loonend
is. De zoutlagen worden afgewisseld door z.g.
anhydrietlagen, een soort hard cement dat de
lagen scheidt.
De boringen waarvoor thans alles in ge
reedheid is gebracht, zullen dit moeten aan
toon en. Dan zal concessie worden aange
vraagd, waarna met de exploitatie kan wor
den begonnen.
De zoutlagen te Boekelo hebben een dikte
van 60 tot 70 meter. Men vordert met het
boren thans 5 a 7 M. per dag, zoodat het
niet meer dan enkele dagen behoeft te du
ren voor men de dikte der lagen zal kunnen
peilen. Mede door de werkzaamheden van de
maatschappij tot het verrichten van mijn-
bouwkundige werken in Heerlen op een ter
rein in het buurtschap Oele, is Hengelo plot-
seding het middelpunt geworden van bo
ringen naar mineralen waarvan volgens geo
logen de Twentsche bodem rijkelijk voorzien
moet zijn. Door deze maatschappij wordt no;
steeds gewerkt aan het oprichten van een
boortoren, waarmede nog slechts enkele we
ken gemoeid zullen zijn. Deze boortoren is
dezelfde als waarmede dezen winter te Win
terswijk naar petroleum is geboord. Ook hier
is het werk in handen van den heer Moelle-
mann die ons bij informatie nogmaals verze
kerde, dat hoofddoel is het boren naar steen
kool. Hiervoor spreekt trouwens het feit, dat
de gebruikte boortoren een diepte van 1500
tot 1800 M. kan bereiken. Het kan echter nog
wel twee jaar duren voor men eenig resultaat
heeft verkregen, terwijl dan natuurlijk nog
zal moeten blijken of de exploitatie loonend
is. Wanneer men weet, dat de kosten van
deze boringen f 100.000 per jaar bedragen,
krijgt men eenigen indruk van de kosten die
dit bedrijf vergt.
PROF. BLOK.
Prof. dr. P. J. Blok. oud-hoogleeraar in da
vaderlandsche geschiedenis aan de Leidsche
Universiteit, heeft den wensch te kennen
gegeven dat de dag van zijn gouden docto
raat Vrijdag a.s. onopgemerkt zal voor
bijgaan. De hoogleeraar zal dien dag uitstedig
zijn.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Boldoot»
-Ta tv n pa sta
is Nederlandsch Fabrikaat
Doos 20 ct. Tube 35 ct.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJOR1SSTRA AT 16
TELEFOON 10756
HOBBY VLOERWRIJVERS F 125.-
Eevstiz^
kijken i
AMSTERDAM, Nieuwendijk 225/229.
UTRECHT, Oude Gracht 151.
EEN ROMANTISCHE GESCHIEDENIS,
door
JAQUES FUTRELLE.
48)
„Zoudt u zoo vriendelijk willen zijn", ver
zocht hij den knecht, „mijn kaartje aan Msis
Hamilton te overhandigen. Dominee Mc.
Arthur Wallace".
Hij legde zijn hoed op den grond, ging zit
ten, legde zijn vingertoppen onderworpen
tegen elkaar en keek om zich heen. diep
onder den indruk van de weelde in deze mü-
lionnair's-woning.
„Miss Hamilton", rapporteerde de knecht,
„is niet thuis".
„Jammer", vond de bezoeker, „zou ik eeu
briefje voor haar mogen achter laten?"
De knecht boog en leidde hem naar de
bibliotheekHier is het briefje, dat hij
schreef.
„Beste Miss Hamilton Ik hield van u
dat is mijn eenige excuus. Ik had alles
willen doen om u te winnen. Ik heb gestolen
ik zou er een moord voor hebben willen
plegen als het noodig was geweest.
Ik kwam voor het eerst ,op de -gedachte
om de politie in de waan te brengen dat
Bruce Colquhaun de Havik was, toen Mere
dith hem vroeg om die paar woorden op te
schrijven. Daarna zocht ik op de Pyramids
of ik ergens iets kon vinden, waarvan ik zijn
hand kon nabootsen, en het lukte mij ik
vond een waschlijst. Als de handschrift-
experts toen niet in de war waren ge
raakt.
Ik laat een pakje achter waarin de rest
van uw juweelen zitten. En denk niet al te
slecht over mij. Met hartelijke groeten,
De Havik".
De jonge dominéé zegelde de enveloppe,
en overhandigde pakje en blief aan den
knecht.
„Zoudt u ervoor willen zorgen, dat Miss
Hamilton het zelf in handen krijgt?" ver
zocht hij onderdanig. „En nu ik hier toch
ben, zou ik misschien even mogen telefo-
neeren?"
„Zeker, meneer".
De knecht hield de deur van het telefoon
kamertje open en de dominee ging naar bin
nen. Twee minuten later was hij verbonden
met het hoofdbureau van politie in New
York.
„Mr. Meredith is zeker uit?"
„Ja", was het antwoord.
„Zoudt u hem dan willen zeggen, dat hij
nog niet zoo lang geleden opgemerkt heeft,
dat de Havik hem nooit meer voor de gek
zou houden. En voegt u er dan bij, dat de
Havik hem wel voor de gek heeft gehouden.
En zeg hem, dat het de Havik in hoogst
eigen persoon was, die hem naar West
Thistieth Street heeft gestuurd, ën niet
Bruce Colquhaun".
„Wie wie werd er verward aan
het andere eind van de draad gestameld,
„met wie spreek ik?"
„Met de Havik!"'
„Waar zit je?"
„Waar ik zit?" De jonge man glimlachte
zoetelijk. „Ik ben in Jersey City. Doe mijn
groeten aan Mr. Meredith. Goeie middag".
Hij was op het punt om de telefoon op den
haak te hangen. „O, wacht eens even riep
hij. „Dien avond van den diefstal in Boston
werd de Havik niet gewond maar het was
wel zijn vingerafdruk. Het was zijn mede
plichtige".
De moordenaar van Daddy Heinz is nooit
gevondenBrokaw Hamilton
ervan overtuigd, dat het niet de Havik
geweest, maar waarschijnlijk de één A
andere schurk, die geld was komen vragen
en het niet gekregen had.En eenige
dagen na zijn herstel stuurde hij naar Scot
land Yard in Londen één enkele reusachtige
diamant
HOOFDSTUK VII.
„Tja", zei Helen, „eigenlijk heb ik er een
bezwaar tegen om met jou te trouwen".
„En dat is?" informeerde Bruce.
„Het lijkt wel onvermijdelijk, dat, als
een jonge man een meisje uit het water
haalt, hij met haar trouwt".
„Dat gaat hier heelemaal niet op", vond
Bruce. „JU was nummero vier".
Een lange stilte. Ze waren onderweg naar
Peggotty Beach, waar Skeets Gaunt en
Mercy Dale zaten. Daar ergens, onder die
rusteloos' bewegende golven, moest het
wrak van de Pyramide liggenHelen
huiverde even.
„Wat je nog wat het allereerste was, dat
je tegen me gezegd hebt?" vroeg ze.
„Ja".
„Wat dan?"
„Zorg, dat je me niet hindert!".
„EnM als Ik je nu eens wel gehinderd
had?"
„Dan zou ik je in je neus geknepen heb
ben".
„Hoe durf -e, Bruce Colquhaun!"
Weer was het stil, alleen de zee ruischte
eentonig door. Het begon donker te worden;
in het Westen begon het goud over te gaan
in vuurrood —toen verdween alle kleur
In het Noorden flitste de eerste straal van
een vuurtoren. Skeets en Mercy hadden
zich omgedraaid om er naar te kyken.
„Ik hou van je": flitste het. „Ik hou van
je!" En nog eens: „Ik hou van je!"