HAARLEM'S DAGBLAD EERSTE KAMER. DE INTERPELLATIE-COLIJN OVER HET GEBEURDE TE CURASAO. VTREENIGING TOT BESTRIJDING DER TUBERCULOSE meentelijke bijdrage nog maar een begin was? Wat zou dr. H. D. Kruseman van de tegen woordige bedragen vreemd opkijken! Van Haarlem ging in 1906 het initiatief uit, om het reeds in 1903 gestichte Nederlandsche Centraal-Comité tot bestrijding der tuber culose, dat uit vertegenwoordigers van dc bestaande sanatoria en de Rotterdamsche Vereeniging bestond, meer een weerspiege ling te doen zijn van de nieuwe, steeds meer veld winnende wijze van bestrijding. Zoo kwam dan in 1907 de reorganisatie tot de Nederlandsche Centrale Vereeniging tot stand. Bij het streven naar een provinciaal sub sidie gaf Haarlem dén stoot tot de oprich ting in 1908 van een provinciale organisatie van de tuberculosebestrijding, de eerste in den lande. Naast het belang van het Consultatie-bu reau moest eveneens de zegenrijke werking van het huisbezoek in de gezinnen der tu berculose-lijders op den voorgrond worden geschoven. Maar daarvoor waren huisbezoeksters noo- dig. En was het ook weer niet in Haarlem, dat begin 1909 de eerste poging werd gedaan, om huisbezoeksters op te leiden, waarbij de heeren Havelaar, C. Nolen en de Josselin de Jong naast Dr. v. Gorkom en mij de lessen gaven en den grond legden voor het later verschenen leerboek voor huisbezoeksters? In het historisch overzicht van den se cretaris zal stelig te vinden zijn, hoe be scheiden onze huisbezoekdienst in den aan vang was ingericht. Er zal ook in vermeld staan, hoe de Haar- lemsche geneesheei-en aanvankelijk bij toer beurt geregeld den dienst op ons eei-ste Con sultatiebureau waarnamen, totdat wijlen de heer P. W. Peereboom als vast geneesheer van het Consultatie-bureau werd aange steld. Hier past een eere-saluut aan dezen stoeren werker, die steeds zoo consciëntieus het werk daar heeft geleid. Bij al de groote verliezen, die het dage- lijksch bestuur leed, was het voor ons een voorrecht, steeds terstond weer andere in vloedrijk ingezetenen bereid te vinden, de ledige plaatsen in te neme:.. Bij het aftreden van den secretaris gelukte het ons evenwel niet spoedig, weer ,t,he right man on the right place" te vinden. Totdat de mare tot ons doordrong, dat de heer A. A G. Land uit Haarlem na zijn assistenten ja ren te Leiden gepromoveerd was tot doctor in de geneeskunde op een onderwerp, de tu berculose betreffende. Voor zeker aannemende, dat hij Haarlem tot standplaats kiezen zou, zocht en vond ik terstond contact met den jongen doctor. Op dat oogenblik wist ik, wie onze nieuwe secretaris zou zijn. Maar wat ik toen nog niet wist, maar nu gelukkig wel en maar al te goed, dat is, dat die nieuwe secretaris, nu, evenals wij allen, ook al weer vergrijsd in den dienst der tu berculose-bestrijding, blijken zou, een uit stekende secretaris te zijn. Ik geloof wel, op U aller instemming te kunnen rekenen, wanneer ik voor onze ver eeniging als kostbaarst geschenk uitkies en dit ook U allen en mij vurig toewensch: dat Dr. Land zijn beproefde krachten nog heel langen tijd zal blijven wijden aan de Ver eeniging, die ons allen zoo dierbaar is. Het werk van wijlen den heer Limperg is voor onze vereeniging van de grootste be- teekenis geweest. Hij, de propagandist bij uitnemendheid, is feitelijk de man geweest, die fn 1907 het Lig- halfonds stichte, die aan de Emmabloem- collecte van 1910 af een beteekenis gaf als nergens anders werd vertoond en de lighal- uitvoeringen te zamen met den heer en me vrouw Meijerink, onze leden van verdienste, tot de hoogste hoogten wist op te voeren. Voor de verbetering van de volkshuisves ting, een zoo belangrijke factor bij de be strijding, heeft onze vereenigingin 1911 ook pionierswerk mogen verrichten. Zoo ontstond door haar initiatief de Haar- lemsche stichting voor Woningverbetering, die als eerste woningbouwvereniging een viertal woningcomplexen bouwde, daarmede het ijs gebroken heeft en door vele anderen later is nagevolgd. Met bescheiden hulpmiddelen aangevan gen, is de strijd in den loop van deze afge- loopen 25 jaren al krachtiger gevoerd kun nen worden. Ons arsenaal is zoo belangrijk toegenomen, de nog steeds toenemende vrij willige bijdragen der burgerij zijn zóó krach tig gesteund door de steeds groeiende subsi dies van Rijk, provincie en gemeente, dat het op den duur wel niet anders kan of ge stadig moeten de resultaten beter worden, totdat het eindoel al meer nadert. Wij blijven daarbij ook in de toekomst re kenen op onzen leider van het consultatie bureau, den heer S. J. van Slooten; op onze huisbezoeksters, de dames Knottenbelt Wetsmüller, Bokhoven en Danser, op den heer G. van Waard, Limperg's waardigen op volger, die de kunst van reclame en propa ganda van zijn voorganger inderdaad goed heeft afgekeken, ons aller rechterhand, die ons telkens weer door zijn praestaties en de, preciesheid in zijn administratie verrast-. Ons consultatie-bureau eischt verbetering en aanvulling: wij puilen er uit en ideaal is er lang niet alles. De vraag is opgeworpen, of niet ter plaat se, zooals elders, een eigen Röntgentoestel aanwezig moet zijn, zooals feitelijk ook de Inspectie der tuberculosebestrijding voor de districts-consultatie-bureaux eischt. Maar in elk geval vraagt Brederodedum dringend om een' eenvoudig Röntgenappa- raat voor de controle der blijvende patiën- ten. Maar Brederodeduïn heeft ook groote be hoefte aan een betere, een ruimere gelegen heid voor de arbeiastherapie. Voorts dient ook de nazorg in Haarlem nog in betere banen te worden geleid. Veel al komt. zoodra de patiënt genezen wordt verklaard, voor ons de moeilijkheid pas aan. En eindelijk vraagt de zorg voor de kleu ters onze aandacht. Er moet naar middelen worden omgezien, om deze tot nu toe ver waarloosde kleinen te helpen, ziekten bij hen op consultatie-bureau of polikliniek vroegtijdig te onderkennen, en de praetuber- culeuzen onder hen in voor hen passende inrichtingen onder te brengen. Kan aan deze wenschen» in de toekomst worden voldaan, dan kan ook met de groot ste intensiteit de bestrijding worden voort gezet. Dan kan mijn opvolger over 25 jaren nog van andere resultaten gewagen en moet hij nader in het vooruitzicht kunnen stellen, dat de Vereeniging tot bestrijding der Tu berculose haar natuurlijken dood zal ster ven, zoodra zij zich, door het geheel uit roeien van -de tuberculose, overbodig heeft gemaakt. Moge dat zoo zijn", DONDERDAG 20 JUNI 1929 DERDE BLAD Een blik op het gebied van Nieuw Zeeland, waar dezer dagen een hevige aardbeving groote verwoestingen aanrichtte# Voorloopig weinig resultaat opgeleverd. ER ZULLEN NADERE BERICHTEN MOETEN WORDEN AFGEWACHT Vol, overvol was het vandaag in des Senaats vergaderzaal. Vol beneden en vol op de tribunes. Wij zagen er o.m. leden van hei hoofdbestuur der vereeniging ..Onze Vloot". Vrijwel alle ministers waren aan wezig. Even over elven ving de heer Colijn zijn interpellatie aan. Ter obstructie van zijn vragen begon de heer Colijn zulks n.a.v. een opmerking van den heer Mendels gisteren uit de discussie te elimineeren elke gedachte aan politieke overwegingen bij het aanvragen van zijn in terpellatie. Zulke overwegingen zou de heer Colijn diep verachtelijk vinden. Het gaat om de belangen van het geheele volk. Bij de bespreking zijher vragen ging do heer Colijn het relaas van het gebeurde na. Evenals ieder had ook de heer Colijn ver schillende vragen. In een hoekje van zijn hart zei hij werd waardeering gevon den voor „generaal" Urbina die met zooveel doortastendheid en voortvarendheid is op getreden. De heer Colyn vroeg of er in het etmaal tusschen de aankomst van den schoener en den overval niets is bespeurd geworden? Hij vroeg of de groep der overvallers die de stad afzette, bewapend was en hoe? Dit wilde de heer Colijn weten, in verband met het feit, dat dé politietroepen die naar de stad voor toezicht waren, met revolver en klewang en tegen de afzetting niets deden. De heer Colijn wraakte het sterk, dat de gouverneur, hoogste drager van het, Nederl. gezag op aanmaning van een luitenant zijn woning sluit en.... afwacht. En telkens be zoek ontvangt van den kapitein, die blijk baar „gevangen" is. Toch volgens des ministers inlichtingen bleef er telefonisch verkeer mogelijk. Is daar geen gebruik van gemaakt? Ja de Ba^afsche bood tien ge weren aan. Er werd toen aan de Bataafsche meegedeeld, dat in de gegeven omstandig heden tien geweren geen beteekenis had den. Hier verhief de heer Colijn zijn stentor stem. „Maar tien geweren beteekenen in zulke omstandigheden wel veel, als er maar mannen zijn om de geweren te gebruiken!" (Applaus op de publieke tribune). De heer Colijn noemde den Gouverneur een blijkbaar zeer goed man. Voor z$n goed heid werd hij beloond: op het voorplein van zijn eigen woning moest hij gevangen staan tusschen enkele bewapende Venezo- lanen. En bovendien heef: hij een zeereis mogen maken, waarvan hij in goeden wel stand is teruggekeerd. De heer Colijn begreep niet, omdat men toch weten kan, dat Urbina uit Colombia was ontvlucht en dat, wijl reeds meer ge poogd was van Curagao uit zich in Vene- zolaansche aangelegenheden te mengen, hij naar Curgao kon komen, waarom op Urbina geen scherp toezicht was gehouden. Was de passencontröle goed? Men kende Urbina toch? Waarom is hij niet pas voor pas ge volgd? Dat de wacht overrompeld was, kon de heer Colijn begrijpen. Maar waarom heeft het piket niet tot den laatsten man zich verdedigd? De heer Colijn denkt aan zijn Indischen tijd, toen men zich tot den laat sten man bleef verdedigen. Men kon blijven telefonceren. Hoe is da* te rijmen met het feit, dat men niets deed? Men kon n.l. nog geweren en een mitrailleur in veiligheid brengen! De heer Colijn stelde vast dat die stad met een paar honderd man, eenvoudig niet ls af te zetten. Waarom heeft men de troepen in de stad niet verzameld en heeft men er zich niet in groepsverband eenvoudig doorge slagen? Er heeft zich dus een ergelljk gemis aan leiding gedemonstreerd. Maar was er dan op Curacao niet één man, die courage genoeg had om de schande van ons af te weren? zoo vraag hij. De heet Colijn betreurt het, dat dc Gouverneur geen, meer eerbied afdwingend? houding heeft aangenomen. De interpellate betoogde, dat het leggen van een groot garnizoen in Curagao ver keerd is; dat versuft. Want twintig jaar lang kan men niet richten en mikken gaan on derwijzen. Noodig ls een krachtig levend lichaam van frische troepen, van militaire politietroepen, die met die in Nederland rouleeren kunnen. Naast de politiemacht .te land is noodig, een politiemacht te water, die verplaatsbaar is. Niet door een kruiser of een pantserschip, maar door een behoorlijk ingericht type-schip als van de nieuwe flot tielje-vaartuigen van pl.m. 1600 a 1700 ton. behoorlijk bewapend en behoorlijk bemand. Zulk een schip wordt niet „onder den voet geloopen", zooals de minister van Koloniën had opgemerkt. De heer Colijn wees ook op de belangen, die er op Aruba liggen. Zijn er tekortkomingen riep de heer Colijn uit Regeering erken 't! ik neem 't u niet kwalijk. Gij zijt daarvoor niet aan sprakelijk wij zijn allen daarvoor aan sprakelijk. het heele Nederlandsche volk dat zich is gaan openbaren als een uitgedoofde vulkaan, los van zijn grootsch verleden. De heer Colijn sprak tot slot een woord van hulde voor de militairen van lageren rang. die het leven bij de verdediging van het fort hebben gelaten. (Applaus op de rechtsche banken). Dc volgende vragen stelde de lnterpel- lant: le Waren er naar het oordeel der re geering. met het oog op de toestanden In Venezuela den laatsten tijd geen aanwijzingen om voor onze Benedenwindsche Eilanden meer dan gewone voorzorgsmaatregelen te nemen? 2e. Hield de zending van de „Kortenaer* naar West-Indië in het najaar van 1928 ver band met inlichtingen, die de regeering dien aangaande verkregen had? Zoo ja. wat is dan dc oorzaak, dat dit schip reeds zoo spoedig terugontboden werd? 3e. Meent de regeering. dat de inlichtingen dienst op Curagao voldoende heeft gefunc- tionneerd en dat men plaatselijk de noodige voorzichtigheid heeft betracht? 4e Is de regeering van oordeel, dat de des betreffende autoriteiten, met name de mili taire autoriteiten, in elk opzicht zijn opge treden. zooals men mag verlangen in een geval, waarbij ons* koloniaal- en internatio naal 'prestige in zoo hooge mate betrokken waren? 5e Is de regeering niet van oordeel, dat in de West-Indische wateren doorloopend een door de marine bemand vaartuig aanwezig behoort te zijn? De minister van K ol o n i ën ant woordde oogenblikkelyk. Uitvoerig zette hij uiteen, wat hij voor Curagao deed water leiding en dergelijke onderwerpen maar dat alles had met den overval niets te ma ken. Hij wees er echter ook op dat hij te Curagao de politietroepen heeft ingesteld, juist om versuffing tegen te gaan. De poli tietroepen zullen met nog 75 man worden uitgebreid. Groote hilariteit brak uit, toen de minister eraan herinnerde, dat onlangs het éénjarig bestaan der militaire politie feestelijk is herdacht op Curagao. Het wegnemen van het te Willemstad ge- stationneerde schip heeft niet zonder over weging van den toestand plaats gehad. Overleg had plaats met onzen gezant te Cu- racas en Curagao. Men achtte het voldoende wanneer er in Nederland een oorlogsschip werd gereed gehouden om op het eerste sein weg te varen. Die belofte is gehouden geworden, zooals bekend is. De minister van Koloniën geloofde te mo gen zeggen, dat de regeering niet In verzuim is geweest. Zij heeft maritiem en t.a.v. de po litietroepen gedaan wat noodig was en wat er gedaan moest worden. De minister van Koloniën moet opmer ken, dat zoowel hij als de heer Colijn over het gebeurde te Willemstad alleen gissen kunnen. Het was naar des bewindman's meening zeer dubiueus of generaal Urbina wel met den schoener is binnengekomen. Een dergelijk openlijk binnenkomen moet men van zulk een prima-organisator niet ver wachten. Op denzelfden grond is het niet waarschijnlijk, dat velen tegelijk zijn binnen gekomen. De minister meende, dat bij zulk een plotselinge overval men niet moet mee- nen.dat de bezetting oogenblikkelijk over den geheel wapenvoorraad van het fort heeft kunnen beschikken. De troepencommandant is natuurlijk niet bij den gouverneur geko men zonder bewapenden van de zijde der opstandelingen bij zich. Wat luitenant Ber ger gedaan heeft, is niet In alle onderdee- len bekend het is dus moeilijk reeds con clusies te treffen over zijn houding De minister achtte het niet mogelijk, dat in de groote stad Willemstad de daar aanwe zige troepen snel hadden verzameld kun nen worden. De heer Colijn: Maar dat Is toch mo gelijk geweest! Er is toch blijkbaar langdurig getelefoneerd kunnen worden! U geeft een cursus in defaitisme. (Beweging.) De minister merkte dan op dat voor 't scheppen van een volledig beeld van het ge- gebeurde de tijd nog niet is gekomen. De eerste vraag beantwoordde de minis ter ontkennend. Op de tweede vraag ant woordde de minister, dat er geen verband was tusschen de zending van „dc Kortenaer" in 1928 en de toestanden in Venezuela. Voor het beantwoorden der vraag, of de inlich tingendienst op Curagao wel goed function- neert had de heer Koningsberger geen ge noegzame inlichtingen op het oogenblik voorradig. Dc bewindsman betoogde, dat de weinige troepen tegen de overmacht bij de plotse linge overval, niets hebben kunnen doen. De regeering heeft reeds langen tijd al les gedaan om tegemoet te komen aan de wenschen tot het stationneeren in Curagao van een oorlogsschip. Er is reeds geruimen Je Bonn werd in het vcrgifligmf^proces-Richter de verdachte Dr. Richter ter dood veroordeeld. De beklaagde (reebt») tijden» het slot pleidooi van zyn verdediger. Het zilveren jubileum. REDE VAN DR. L. C. KERSBERGEN. DR. L. C. KERSBERGEN. Voorzitter. Heden is het 25 jaar geleden, dat de Haar- Jemsche Vereeniging tot bestrijding der Tu berculose werd opgericht. Dit belangrijke jubileum kon natuurlijk niet onopgemerkt voorbijgaan. Daarom is er hedenmiddag van half drie af een receptie In Hotel Lion d'Or, waar de voorzitter der Vereeniging dr. L. C. Kersbergen, die den stoot tot de oprichting heeft gegeven, een rede heeft gehouden, waaraan we het vol gende ontleenen: „Ten zeerste verheugd, dat een zoo groote schare aan onze uitnoodiging, om deze her denkingsplechtigheid bij te wonen, gevolg heeft gegeven, roep ik U allen namens het dagelijksch bestuur hier een hartelijk wel kom toe. In het bijzonder richt ik mij tot u, mijn heer den directeur-generaal van de Volks gezondheid, om u hier welkom te heeten en de tolk te zijn van het dagelijksch bestuur, om u onzen oprechten dank uit te spreken voor uw vriendelijkheid, om hier tegenwoor dig te willen zijn en aldus van uwe belang stelling in ons werk te doen blijken. De zoo sterke vertegenwoordiging hier van het College van B. en W. van Haarlem, stemt ons tot groote dankbaarheid. Hebben wij al den tijd van ons bestaan steeds op aangename wijze met u mogen sa menwerken ter verwezenlijking van ons doel, wij hopen en vertrouwen, dat dit in de ko mende jaren evenzoo 't geval zal mogen zijn Uit u aller opkomst vertrouw ik te mogen afleiden, hoe krachtig zich onze vereeniging in Haarlem heeft ingeleefd, hoezeer zij zich in u aller sympathie verheugt. U, mijnheer Eykel begroet ik hier gaarne als den vertegenwoordiger van de Inspectie voor de tuberculose-bestrijding, met wie wij hier steeds op aangename ^vijze samenwer ken. Het is voor mij in het bijzonder een voor recht, u mijnheer den voorzitter van de Ned. Centr. Vereen, tot. bestrijding der Tu berculose, u. heeren leden van het dage lijksch bestuur en u mijnheer den- secretaris penningmeester hier een hartelijk welkom toe te roepen. Tot mijn groote genoegen zie ik hier ook het bestuur van de Noord-Kollandsche Ver eeniging t. bestr. v. d. Tuberculose sterk ver tegenwoordigd. En tenslotte zij u, heeren geneeskundigen, bestuur van de afdeeling Haarlem van de Nederl. Maatsch. t. b. der Geneeskunst ozo- wel als den medici elk afzonderlijk hier een warme welkomstgroet gebracht. Wanneer in deze 25 jaren hier succes te boeken valt, komt de eer daarvan voor een nïet gering deel aan u toe. Van uw krach tige medewerking immers hangt zoo ontzet tend veel af; zonder haar is elke tubercu lose-bestrijding een persiflage. „Het was in de lente'van 1904, dat bij een bezoek aan Rotterdam door mijn aldaar ge- vestigden vriend en studiegenoot dr. Mo!l van Char ante mijn aandacht gevestigd werd op het werk van de toen nog maar kort be staande Rotterdamsche Vereeniging tot be strijding der Tuberculose Zeker, nauwelijks waren toen nog de geest driftige jubeltonen verstomd, waarmede propaganda gemaakt, veel sympathie en suc ces behaald waren voor de vereeniging tot exploitatie van Volkssanatoria De kennismaking te Rotterdam met een nieuw stelsel van tuberculose-bestrijding, uit Edinburg en Rijssel overgenom'/i, deed mij zeer zeker weldadig aan. Hier w'as een sys teem opgebouwd, dat alle tuberculose-lijders kon bereiken, hen, zoo het nog mogelijk was, helpen, waarbij niet volstaan werd met het brengen van een klein aantal naar de sa- DR. A. A. G. LAND, Secretaris. natoria, maar voor allen naar den besten weg werd gestreefd'en voor 't eerst ook de om geving van de lijders de noodige aandacht werd waard gekeurd. Ik wil hier maar even aanstippen, dat ik in Mei 1904 met gegevens uit het historisch overzicht van den ijverigen secretaris, dr. Land, in een vergadering van de afdeeling Haarlem en Omstreken der Nederl.- Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst grooten bijval mocht verwer ven en ik toen reeds van de sympathie van de Haarlemsche medici voor een soortgelijke vereeniging in Haarlem verzekerd kon zijn. Maar die sympathie breidde zich allengs en met groote snelheid uit, en het was heel merkwaardig, dat al de voor dit doel te hulp geroepen ingezetenen van Haarlem en Om streken zonder aarzelen aan die roepstem gevolg gav-en en den 20sten Juni 1904 onze vereeniging stichtten. Bij den' voorbereidenden arbeid, die nood zakelijkerwijze aan de stichting moest voor afgaan, wil ik gaarne hier dankbaar den grooten steun, den rusteloozen ijver en de algeheele toewijding herdenken van wijlen dr Bijleveld, dit het mogelijk maakte, in zoo korten tijd zoovelen te bereiken en met zoo gunstige resultaten te bewerken. Al ras volgde de eerste vergadering van het Dagelijksch bestuur in den tuin van Toyn- bee op een schittenden zomeravond met twee groote emoties: lo. De aanwezige seniores promoveerden den jongste der juniores tot voorzitter! 2o. De heer J. Krol schonk een gift van f 1000 om er het werk mee te beginnen! „Accipio omen" heb ik toen gezegd en ik heb daar nu nog steèds geen spijt van Immers, is er wel een vereeniging tot be strijding der tuberculose in den lande, die, als de onze, zooveel te danken heeft aan deu weldadigheidszin van onze geheele burgerij? En vraagt men mij, hoe het ons gelukt is, de volksziel te treffen, dan antwoord ik zon der eenige aarzeling: door het volk juist dat gene van de bestrijding te laten zien, wat vooral tot zijn verbeelding spreekt, dat hot treft erf meesleept en eveneens tot daden, tot financieelen steun, hoe bescheiden ook, drijft Ik bedoel de stichting van een dagverblijf, waaraan de grootst mogelijke bekendheid is gegeven. Was het niet de heer Breda Kleijnenberg, die bij het dagelijksch bestuur reeds in 1905 met het plan kwam, om dr. Bijleveld en mij uit te zenden naar Berlijn, om ons van de tuberculosebestrijding aldaar en van de inrichting van het dagverblijf in de omgeving op de hoogte te gaan stellen? Die tocht leidde tot de stichting van ons eigen dagverblijf, eerst ik behoef daar-' over nu niet uit te weiden in Haarlem, la ter in Schoten en eindelijk in Bloeirfendaal. In het najaar van 1905 immers bezochten ook weer dr. Bijleveld en ik het internatio naal tuberculosecongres te Parijs, waar wij veel zagen en leerden. Door een vriendelijken wenk uit Den Haag gewaarschuwd, vroeg en verkreeg onze ver eeniging ook reeds in het eerste jaar van haar bestaan een Rijkssubsidie van f 1000. Alweer een moment van beteekenis in ons kort bestaan! Ik meen, dat deze nu minstens 12 maal zooveel bedraagt. Nu moest wel de gemeente Haarlem volgen. En einde 1905, voor de zich krachtig uitende publieke opinie bezwijkende, legde wethouder Kruseman zich zuchtend neer bij de uitspraak van den Gemeenteraad: f 1000 subsidie per jaar voorloopig voor drie jaar. Had deze zuinige bewindvoerder toen wel licht al een vaag voorgevoel, dat deze ge

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 9