HAARLEM'S DAGBLAD
EERSTE KAMER.
DE INTERPELLATIE-COLIJN OVER HET GEBEURDE
TE CURASAO.
VTREENIGING TOT BESTRIJDING DER TUBERCULOSE
meentelijke bijdrage nog maar een begin
was?
Wat zou dr. H. D. Kruseman van de tegen
woordige bedragen vreemd opkijken!
Van Haarlem ging in 1906 het initiatief uit,
om het reeds in 1903 gestichte Nederlandsche
Centraal-Comité tot bestrijding der tuber
culose, dat uit vertegenwoordigers van dc
bestaande sanatoria en de Rotterdamsche
Vereeniging bestond, meer een weerspiege
ling te doen zijn van de nieuwe, steeds meer
veld winnende wijze van bestrijding. Zoo
kwam dan in 1907 de reorganisatie tot de
Nederlandsche Centrale Vereeniging tot
stand.
Bij het streven naar een provinciaal sub
sidie gaf Haarlem dén stoot tot de oprich
ting in 1908 van een provinciale organisatie
van de tuberculosebestrijding, de eerste in
den lande.
Naast het belang van het Consultatie-bu
reau moest eveneens de zegenrijke werking
van het huisbezoek in de gezinnen der tu
berculose-lijders op den voorgrond worden
geschoven.
Maar daarvoor waren huisbezoeksters noo-
dig.
En was het ook weer niet in Haarlem, dat
begin 1909 de eerste poging werd gedaan, om
huisbezoeksters op te leiden, waarbij de
heeren Havelaar, C. Nolen en de Josselin de
Jong naast Dr. v. Gorkom en mij de lessen
gaven en den grond legden voor het later
verschenen leerboek voor huisbezoeksters?
In het historisch overzicht van den se
cretaris zal stelig te vinden zijn, hoe be
scheiden onze huisbezoekdienst in den aan
vang was ingericht.
Er zal ook in vermeld staan, hoe de Haar-
lemsche geneesheei-en aanvankelijk bij toer
beurt geregeld den dienst op ons eei-ste Con
sultatiebureau waarnamen, totdat wijlen de
heer P. W. Peereboom als vast geneesheer
van het Consultatie-bureau werd aange
steld. Hier past een eere-saluut aan dezen
stoeren werker, die steeds zoo consciëntieus
het werk daar heeft geleid.
Bij al de groote verliezen, die het dage-
lijksch bestuur leed, was het voor ons een
voorrecht, steeds terstond weer andere in
vloedrijk ingezetenen bereid te vinden, de
ledige plaatsen in te neme:..
Bij het aftreden van den secretaris gelukte
het ons evenwel niet spoedig, weer ,t,he right
man on the right place" te vinden. Totdat
de mare tot ons doordrong, dat de heer A. A
G. Land uit Haarlem na zijn assistenten ja
ren te Leiden gepromoveerd was tot doctor
in de geneeskunde op een onderwerp, de tu
berculose betreffende.
Voor zeker aannemende, dat hij Haarlem
tot standplaats kiezen zou, zocht en vond
ik terstond contact met den jongen doctor.
Op dat oogenblik wist ik, wie onze nieuwe
secretaris zou zijn.
Maar wat ik toen nog niet wist, maar nu
gelukkig wel en maar al te goed, dat is, dat
die nieuwe secretaris, nu, evenals wij allen,
ook al weer vergrijsd in den dienst der tu
berculose-bestrijding, blijken zou, een uit
stekende secretaris te zijn.
Ik geloof wel, op U aller instemming te
kunnen rekenen, wanneer ik voor onze ver
eeniging als kostbaarst geschenk uitkies en
dit ook U allen en mij vurig toewensch: dat
Dr. Land zijn beproefde krachten nog heel
langen tijd zal blijven wijden aan de Ver
eeniging, die ons allen zoo dierbaar is.
Het werk van wijlen den heer Limperg is
voor onze vereeniging van de grootste be-
teekenis geweest.
Hij, de propagandist bij uitnemendheid, is
feitelijk de man geweest, die fn 1907 het Lig-
halfonds stichte, die aan de Emmabloem-
collecte van 1910 af een beteekenis gaf als
nergens anders werd vertoond en de lighal-
uitvoeringen te zamen met den heer en me
vrouw Meijerink, onze leden van verdienste,
tot de hoogste hoogten wist op te voeren.
Voor de verbetering van de volkshuisves
ting, een zoo belangrijke factor bij de be
strijding, heeft onze vereenigingin 1911 ook
pionierswerk mogen verrichten.
Zoo ontstond door haar initiatief de Haar-
lemsche stichting voor Woningverbetering,
die als eerste woningbouwvereniging een
viertal woningcomplexen bouwde, daarmede
het ijs gebroken heeft en door vele anderen
later is nagevolgd.
Met bescheiden hulpmiddelen aangevan
gen, is de strijd in den loop van deze afge-
loopen 25 jaren al krachtiger gevoerd kun
nen worden. Ons arsenaal is zoo belangrijk
toegenomen, de nog steeds toenemende vrij
willige bijdragen der burgerij zijn zóó krach
tig gesteund door de steeds groeiende subsi
dies van Rijk, provincie en gemeente, dat
het op den duur wel niet anders kan of ge
stadig moeten de resultaten beter worden,
totdat het eindoel al meer nadert.
Wij blijven daarbij ook in de toekomst re
kenen op onzen leider van het consultatie
bureau, den heer S. J. van Slooten; op onze
huisbezoeksters, de dames Knottenbelt
Wetsmüller, Bokhoven en Danser, op den
heer G. van Waard, Limperg's waardigen op
volger, die de kunst van reclame en propa
ganda van zijn voorganger inderdaad goed
heeft afgekeken, ons aller rechterhand, die
ons telkens weer door zijn praestaties en de,
preciesheid in zijn administratie verrast-.
Ons consultatie-bureau eischt verbetering
en aanvulling: wij puilen er uit en ideaal is
er lang niet alles.
De vraag is opgeworpen, of niet ter plaat
se, zooals elders, een eigen Röntgentoestel
aanwezig moet zijn, zooals feitelijk ook de
Inspectie der tuberculosebestrijding voor de
districts-consultatie-bureaux eischt.
Maar in elk geval vraagt Brederodedum
dringend om een' eenvoudig Röntgenappa-
raat voor de controle der blijvende patiën-
ten.
Maar Brederodeduïn heeft ook groote be
hoefte aan een betere, een ruimere gelegen
heid voor de arbeiastherapie.
Voorts dient ook de nazorg in Haarlem
nog in betere banen te worden geleid. Veel
al komt. zoodra de patiënt genezen wordt
verklaard, voor ons de moeilijkheid pas aan.
En eindelijk vraagt de zorg voor de kleu
ters onze aandacht. Er moet naar middelen
worden omgezien, om deze tot nu toe ver
waarloosde kleinen te helpen, ziekten bij
hen op consultatie-bureau of polikliniek
vroegtijdig te onderkennen, en de praetuber-
culeuzen onder hen in voor hen passende
inrichtingen onder te brengen.
Kan aan deze wenschen» in de toekomst
worden voldaan, dan kan ook met de groot
ste intensiteit de bestrijding worden voort
gezet.
Dan kan mijn opvolger over 25 jaren nog
van andere resultaten gewagen en moet hij
nader in het vooruitzicht kunnen stellen,
dat de Vereeniging tot bestrijding der Tu
berculose haar natuurlijken dood zal ster
ven, zoodra zij zich, door het geheel uit
roeien van -de tuberculose, overbodig heeft
gemaakt.
Moge dat zoo zijn",
DONDERDAG 20 JUNI 1929 DERDE BLAD
Een blik op het gebied van Nieuw Zeeland, waar dezer dagen een hevige aardbeving groote
verwoestingen aanrichtte#
Voorloopig weinig resultaat opgeleverd.
ER ZULLEN NADERE BERICHTEN MOETEN WORDEN AFGEWACHT
Vol, overvol was het vandaag in des
Senaats vergaderzaal. Vol beneden en vol
op de tribunes. Wij zagen er o.m. leden
van hei hoofdbestuur der vereeniging ..Onze
Vloot". Vrijwel alle ministers waren aan
wezig.
Even over elven ving de heer Colijn zijn
interpellatie aan.
Ter obstructie van zijn vragen begon de
heer Colijn zulks n.a.v. een opmerking van
den heer Mendels gisteren uit de discussie
te elimineeren elke gedachte aan politieke
overwegingen bij het aanvragen van zijn in
terpellatie. Zulke overwegingen zou de heer
Colijn diep verachtelijk vinden. Het gaat
om de belangen van het geheele volk.
Bij de bespreking zijher vragen ging do
heer Colijn het relaas van het gebeurde na.
Evenals ieder had ook de heer Colijn ver
schillende vragen. In een hoekje van zijn
hart zei hij werd waardeering gevon
den voor „generaal" Urbina die met zooveel
doortastendheid en voortvarendheid is op
getreden.
De heer Colyn vroeg of er in het etmaal
tusschen de aankomst van den schoener en
den overval niets is bespeurd geworden? Hij
vroeg of de groep der overvallers die de
stad afzette, bewapend was en hoe? Dit
wilde de heer Colijn weten, in verband met
het feit, dat dé politietroepen die naar de
stad voor toezicht waren, met revolver en
klewang en tegen de afzetting niets deden.
De heer Colijn wraakte het sterk, dat de
gouverneur, hoogste drager van het, Nederl.
gezag op aanmaning van een luitenant zijn
woning sluit en.... afwacht. En telkens be
zoek ontvangt van den kapitein, die blijk
baar „gevangen" is. Toch volgens des
ministers inlichtingen bleef er telefonisch
verkeer mogelijk. Is daar geen gebruik van
gemaakt? Ja de Ba^afsche bood tien ge
weren aan. Er werd toen aan de Bataafsche
meegedeeld, dat in de gegeven omstandig
heden tien geweren geen beteekenis had
den.
Hier verhief de heer Colijn zijn stentor
stem. „Maar tien geweren beteekenen in
zulke omstandigheden wel veel, als er maar
mannen zijn om de geweren te gebruiken!"
(Applaus op de publieke tribune).
De heer Colijn noemde den Gouverneur
een blijkbaar zeer goed man. Voor z$n goed
heid werd hij beloond: op het voorplein
van zijn eigen woning moest hij gevangen
staan tusschen enkele bewapende Venezo-
lanen. En bovendien heef: hij een zeereis
mogen maken, waarvan hij in goeden wel
stand is teruggekeerd.
De heer Colijn begreep niet, omdat men
toch weten kan, dat Urbina uit Colombia
was ontvlucht en dat, wijl reeds meer ge
poogd was van Curagao uit zich in Vene-
zolaansche aangelegenheden te mengen, hij
naar Curgao kon komen, waarom op Urbina
geen scherp toezicht was gehouden. Was de
passencontröle goed? Men kende Urbina
toch? Waarom is hij niet pas voor pas ge
volgd?
Dat de wacht overrompeld was, kon de
heer Colijn begrijpen. Maar waarom heeft
het piket niet tot den laatsten man zich
verdedigd? De heer Colijn denkt aan zijn
Indischen tijd, toen men zich tot den laat
sten man bleef verdedigen.
Men kon blijven telefonceren. Hoe is da*
te rijmen met het feit, dat men niets deed?
Men kon n.l. nog geweren en een mitrailleur
in veiligheid brengen!
De heer Colijn stelde vast dat die stad met
een paar honderd man, eenvoudig niet ls
af te zetten. Waarom heeft men de troepen
in de stad niet verzameld en heeft men er
zich niet in groepsverband eenvoudig doorge
slagen?
Er heeft zich dus een ergelljk gemis aan
leiding gedemonstreerd. Maar was er dan op
Curacao niet één man, die courage genoeg
had om de schande van ons af te weren?
zoo vraag hij.
De heet Colijn betreurt het, dat dc
Gouverneur geen, meer eerbied afdwingend?
houding heeft aangenomen.
De interpellate betoogde, dat het leggen
van een groot garnizoen in Curagao ver
keerd is; dat versuft. Want twintig jaar lang
kan men niet richten en mikken gaan on
derwijzen. Noodig ls een krachtig levend
lichaam van frische troepen, van militaire
politietroepen, die met die in Nederland
rouleeren kunnen. Naast de politiemacht .te
land is noodig, een politiemacht te water,
die verplaatsbaar is. Niet door een kruiser of
een pantserschip, maar door een behoorlijk
ingericht type-schip als van de nieuwe flot
tielje-vaartuigen van pl.m. 1600 a 1700 ton.
behoorlijk bewapend en behoorlijk bemand.
Zulk een schip wordt niet „onder den voet
geloopen", zooals de minister van Koloniën
had opgemerkt. De heer Colijn wees ook op
de belangen, die er op Aruba liggen.
Zijn er tekortkomingen riep de heer
Colijn uit Regeering erken 't! ik neem 't
u niet kwalijk. Gij zijt daarvoor niet aan
sprakelijk wij zijn allen daarvoor aan
sprakelijk. het heele Nederlandsche volk dat
zich is gaan openbaren als een uitgedoofde
vulkaan, los van zijn grootsch verleden.
De heer Colijn sprak tot slot een woord
van hulde voor de militairen van lageren
rang. die het leven bij de verdediging van
het fort hebben gelaten. (Applaus op de
rechtsche banken).
Dc volgende vragen stelde de lnterpel-
lant:
le Waren er naar het oordeel der re
geering. met het oog op de toestanden In
Venezuela den laatsten tijd geen aanwijzingen
om voor onze Benedenwindsche Eilanden
meer dan gewone voorzorgsmaatregelen te
nemen?
2e. Hield de zending van de „Kortenaer*
naar West-Indië in het najaar van 1928 ver
band met inlichtingen, die de regeering dien
aangaande verkregen had? Zoo ja. wat is dan
dc oorzaak, dat dit schip reeds zoo spoedig
terugontboden werd?
3e. Meent de regeering. dat de inlichtingen
dienst op Curagao voldoende heeft gefunc-
tionneerd en dat men plaatselijk de noodige
voorzichtigheid heeft betracht?
4e Is de regeering van oordeel, dat de des
betreffende autoriteiten, met name de mili
taire autoriteiten, in elk opzicht zijn opge
treden. zooals men mag verlangen in een
geval, waarbij ons* koloniaal- en internatio
naal 'prestige in zoo hooge mate betrokken
waren?
5e Is de regeering niet van oordeel, dat in
de West-Indische wateren doorloopend een
door de marine bemand vaartuig aanwezig
behoort te zijn?
De minister van K ol o n i ën ant
woordde oogenblikkelyk. Uitvoerig zette hij
uiteen, wat hij voor Curagao deed water
leiding en dergelijke onderwerpen maar
dat alles had met den overval niets te ma
ken. Hij wees er echter ook op dat hij te
Curagao de politietroepen heeft ingesteld,
juist om versuffing tegen te gaan. De poli
tietroepen zullen met nog 75 man worden
uitgebreid. Groote hilariteit brak uit, toen
de minister eraan herinnerde, dat onlangs
het éénjarig bestaan der militaire politie
feestelijk is herdacht op Curagao.
Het wegnemen van het te Willemstad ge-
stationneerde schip heeft niet zonder over
weging van den toestand plaats gehad.
Overleg had plaats met onzen gezant te Cu-
racas en Curagao. Men achtte het voldoende
wanneer er in Nederland een oorlogsschip
werd gereed gehouden om op het eerste
sein weg te varen. Die belofte is gehouden
geworden, zooals bekend is.
De minister van Koloniën geloofde te mo
gen zeggen, dat de regeering niet In verzuim
is geweest. Zij heeft maritiem en t.a.v. de po
litietroepen gedaan wat noodig was en wat
er gedaan moest worden.
De minister van Koloniën moet opmer
ken, dat zoowel hij als de heer Colijn over
het gebeurde te Willemstad alleen gissen
kunnen. Het was naar des bewindman's
meening zeer dubiueus of generaal Urbina
wel met den schoener is binnengekomen. Een
dergelijk openlijk binnenkomen moet men
van zulk een prima-organisator niet ver
wachten. Op denzelfden grond is het niet
waarschijnlijk, dat velen tegelijk zijn binnen
gekomen. De minister meende, dat bij zulk
een plotselinge overval men niet moet mee-
nen.dat de bezetting oogenblikkelijk over den
geheel wapenvoorraad van het fort heeft
kunnen beschikken. De troepencommandant
is natuurlijk niet bij den gouverneur geko
men zonder bewapenden van de zijde der
opstandelingen bij zich. Wat luitenant Ber
ger gedaan heeft, is niet In alle onderdee-
len bekend het is dus moeilijk reeds con
clusies te treffen over zijn houding
De minister achtte het niet mogelijk, dat
in de groote stad Willemstad de daar aanwe
zige troepen snel hadden verzameld kun
nen worden.
De heer Colijn: Maar dat Is toch mo
gelijk geweest! Er is toch blijkbaar langdurig
getelefoneerd kunnen worden! U geeft een
cursus in defaitisme. (Beweging.)
De minister merkte dan op dat voor 't
scheppen van een volledig beeld van het ge-
gebeurde de tijd nog niet is gekomen.
De eerste vraag beantwoordde de minis
ter ontkennend. Op de tweede vraag ant
woordde de minister, dat er geen verband
was tusschen de zending van „dc Kortenaer"
in 1928 en de toestanden in Venezuela. Voor
het beantwoorden der vraag, of de inlich
tingendienst op Curagao wel goed function-
neert had de heer Koningsberger geen ge
noegzame inlichtingen op het oogenblik
voorradig.
Dc bewindsman betoogde, dat de weinige
troepen tegen de overmacht bij de plotse
linge overval, niets hebben kunnen doen.
De regeering heeft reeds langen tijd al
les gedaan om tegemoet te komen aan de
wenschen tot het stationneeren in Curagao
van een oorlogsschip. Er is reeds geruimen
Je Bonn werd in het vcrgifligmf^proces-Richter de verdachte Dr. Richter ter dood veroordeeld. De
beklaagde (reebt») tijden» het slot pleidooi van zyn verdediger.
Het zilveren jubileum.
REDE VAN DR. L. C. KERSBERGEN.
DR. L. C. KERSBERGEN.
Voorzitter.
Heden is het 25 jaar geleden, dat de Haar-
Jemsche Vereeniging tot bestrijding der Tu
berculose werd opgericht.
Dit belangrijke jubileum kon natuurlijk
niet onopgemerkt voorbijgaan. Daarom is er
hedenmiddag van half drie af een receptie
In Hotel Lion d'Or, waar de voorzitter der
Vereeniging dr. L. C. Kersbergen, die den
stoot tot de oprichting heeft gegeven, een
rede heeft gehouden, waaraan we het vol
gende ontleenen:
„Ten zeerste verheugd, dat een zoo groote
schare aan onze uitnoodiging, om deze her
denkingsplechtigheid bij te wonen, gevolg
heeft gegeven, roep ik U allen namens het
dagelijksch bestuur hier een hartelijk wel
kom toe.
In het bijzonder richt ik mij tot u, mijn
heer den directeur-generaal van de Volks
gezondheid, om u hier welkom te heeten en
de tolk te zijn van het dagelijksch bestuur,
om u onzen oprechten dank uit te spreken
voor uw vriendelijkheid, om hier tegenwoor
dig te willen zijn en aldus van uwe belang
stelling in ons werk te doen blijken.
De zoo sterke vertegenwoordiging hier van
het College van B. en W. van Haarlem, stemt
ons tot groote dankbaarheid.
Hebben wij al den tijd van ons bestaan
steeds op aangename wijze met u mogen sa
menwerken ter verwezenlijking van ons doel,
wij hopen en vertrouwen, dat dit in de ko
mende jaren evenzoo 't geval zal mogen zijn
Uit u aller opkomst vertrouw ik te mogen
afleiden, hoe krachtig zich onze vereeniging
in Haarlem heeft ingeleefd, hoezeer zij zich
in u aller sympathie verheugt.
U, mijnheer Eykel begroet ik hier gaarne
als den vertegenwoordiger van de Inspectie
voor de tuberculose-bestrijding, met wie wij
hier steeds op aangename ^vijze samenwer
ken.
Het is voor mij in het bijzonder een voor
recht, u mijnheer den voorzitter van de
Ned. Centr. Vereen, tot. bestrijding der Tu
berculose, u. heeren leden van het dage
lijksch bestuur en u mijnheer den- secretaris
penningmeester hier een hartelijk welkom
toe te roepen.
Tot mijn groote genoegen zie ik hier ook
het bestuur van de Noord-Kollandsche Ver
eeniging t. bestr. v. d. Tuberculose sterk ver
tegenwoordigd.
En tenslotte zij u, heeren geneeskundigen,
bestuur van de afdeeling Haarlem van de
Nederl. Maatsch. t. b. der Geneeskunst ozo-
wel als den medici elk afzonderlijk hier een
warme welkomstgroet gebracht.
Wanneer in deze 25 jaren hier succes te
boeken valt, komt de eer daarvan voor een
nïet gering deel aan u toe. Van uw krach
tige medewerking immers hangt zoo ontzet
tend veel af; zonder haar is elke tubercu
lose-bestrijding een persiflage.
„Het was in de lente'van 1904, dat bij een
bezoek aan Rotterdam door mijn aldaar ge-
vestigden vriend en studiegenoot dr. Mo!l
van Char ante mijn aandacht gevestigd werd
op het werk van de toen nog maar kort be
staande Rotterdamsche Vereeniging tot be
strijding der Tuberculose
Zeker, nauwelijks waren toen nog de geest
driftige jubeltonen verstomd, waarmede
propaganda gemaakt, veel sympathie en suc
ces behaald waren voor de vereeniging tot
exploitatie van Volkssanatoria
De kennismaking te Rotterdam met een
nieuw stelsel van tuberculose-bestrijding, uit
Edinburg en Rijssel overgenom'/i, deed mij
zeer zeker weldadig aan. Hier w'as een sys
teem opgebouwd, dat alle tuberculose-lijders
kon bereiken, hen, zoo het nog mogelijk was,
helpen, waarbij niet volstaan werd met het
brengen van een klein aantal naar de sa-
DR. A. A. G. LAND,
Secretaris.
natoria, maar voor allen naar den besten
weg werd gestreefd'en voor 't eerst ook de om
geving van de lijders de noodige aandacht
werd waard gekeurd. Ik wil hier maar even
aanstippen, dat ik in Mei 1904 met gegevens
uit het historisch overzicht van den ijverigen
secretaris, dr. Land, in een vergadering van
de afdeeling Haarlem en Omstreken der
Nederl.- Maatschappij tot bevordering der
Geneeskunst grooten bijval mocht verwer
ven en ik toen reeds van de sympathie van
de Haarlemsche medici voor een soortgelijke
vereeniging in Haarlem verzekerd kon zijn.
Maar die sympathie breidde zich allengs
en met groote snelheid uit, en het was heel
merkwaardig, dat al de voor dit doel te hulp
geroepen ingezetenen van Haarlem en Om
streken zonder aarzelen aan die roepstem
gevolg gav-en en den 20sten Juni 1904 onze
vereeniging stichtten.
Bij den' voorbereidenden arbeid, die nood
zakelijkerwijze aan de stichting moest voor
afgaan, wil ik gaarne hier dankbaar den
grooten steun, den rusteloozen ijver en de
algeheele toewijding herdenken van wijlen
dr Bijleveld, dit het mogelijk maakte, in zoo
korten tijd zoovelen te bereiken en met zoo
gunstige resultaten te bewerken.
Al ras volgde de eerste vergadering van het
Dagelijksch bestuur in den tuin van Toyn-
bee op een schittenden zomeravond met twee
groote emoties:
lo. De aanwezige seniores promoveerden
den jongste der juniores tot voorzitter!
2o. De heer J. Krol schonk een gift van
f 1000 om er het werk mee te beginnen!
„Accipio omen" heb ik toen gezegd en ik
heb daar nu nog steèds geen spijt van
Immers, is er wel een vereeniging tot be
strijding der tuberculose in den lande, die,
als de onze, zooveel te danken heeft aan deu
weldadigheidszin van onze geheele burgerij?
En vraagt men mij, hoe het ons gelukt is,
de volksziel te treffen, dan antwoord ik zon
der eenige aarzeling: door het volk juist dat
gene van de bestrijding te laten zien, wat
vooral tot zijn verbeelding spreekt, dat hot
treft erf meesleept en eveneens tot daden,
tot financieelen steun, hoe bescheiden ook,
drijft
Ik bedoel de stichting van een dagverblijf,
waaraan de grootst mogelijke bekendheid is
gegeven.
Was het niet de heer Breda Kleijnenberg,
die bij het dagelijksch bestuur reeds in 1905
met het plan kwam, om dr. Bijleveld en mij
uit te zenden naar Berlijn, om ons van de
tuberculosebestrijding aldaar en van de
inrichting van het dagverblijf in de omgeving
op de hoogte te gaan stellen?
Die tocht leidde tot de stichting van ons
eigen dagverblijf, eerst ik behoef daar-'
over nu niet uit te weiden in Haarlem, la
ter in Schoten en eindelijk in Bloeirfendaal.
In het najaar van 1905 immers bezochten
ook weer dr. Bijleveld en ik het internatio
naal tuberculosecongres te Parijs, waar wij
veel zagen en leerden.
Door een vriendelijken wenk uit Den Haag
gewaarschuwd, vroeg en verkreeg onze ver
eeniging ook reeds in het eerste jaar van
haar bestaan een Rijkssubsidie van f 1000.
Alweer een moment van beteekenis in ons
kort bestaan! Ik meen, dat deze nu minstens
12 maal zooveel bedraagt. Nu moest wel de
gemeente Haarlem volgen.
En einde 1905, voor de zich krachtig
uitende publieke opinie bezwijkende, legde
wethouder Kruseman zich zuchtend neer bij
de uitspraak van den Gemeenteraad: f 1000
subsidie per jaar voorloopig voor drie jaar.
Had deze zuinige bewindvoerder toen wel
licht al een vaag voorgevoel, dat deze ge