DAPPERHEID. ,.»*v Ca„o Moerkerk was een van die meisjes, die nooit bij haar echte naam genoemd worden. Hoe het kwam wist zij zelf met, maar ieder een noemde haar „zus"Gek, eigenlijk, want ,,zus" zou je wel ieder meisje van de wereld kunnen noe men, nietwaar? Maar het was nu eenmaal zoo en zus Moerkerk was dan ook zoo aan haar Dijnaam ge hecht, dat ze altijd, ais iemand haar vroeg hoe hij heette, antwoordde: zus! Zus was niet sterk, lang niet! Eigenlijk haperde ér altijd iets aan haar gezondheid en meesbal was haar lief gezichtje erg witjes. In haar arme hoofd bonsde het dikwijls verschrikkelijk en vaak ook gebeur de het op school, als ze een uurtje met aandacht naar den onderwijzer geluisterd had, dat er opeens een waas voor haar oogen kwam. Dan werd zij duizelig en kon een kort poosje niets zien. Een keer zelfs, was ze op straat zoo maar neergevallen en hadden de voorbijgangers haar mei eau- de-Cologne moeten bijbrengen. Een politie-agent had haar toen thuis gebracht Ze wist het nog heel goed, want zij had het vreeselijk naar gevon den! Zij had niet op of om durven zien, omdat iedereen natuurlijk dacht, dat zij iets gedaan had, Zij liep Immers naast een agent! Moeder was erg geschrokken en dadelijk had zij, toen zus in haar bed gebracht was en rustig te sla pen lag, den dokter gevraagd of hij eens komen wilde. En de dokter was den volgenden dag gekomen. Hij had zus terdege onderzocht en haar wel honderd vragen gesteld, terwijl hij telkens het hoofd schudde. Tenslotte had hij zich naar moeder gekeerd en ge zegd: Zij mankeert gelukkig niets, maar zij is heel zwak. Daar moet wat aan gedaan warden, want an ders zal zij nooit een flinke gezonde vrouw worden. Hoe komt eigenlijk, dat zij zoo zwak is? Zij krijgt coc~ zeker wel genoeg te eten? Zij lust bijna niets, antwoordde moeder verdrietig. De dokter zette groote oogen op en zus kreeg een hevige kleur Lust je bijna niets? Wat. is dai voor onzin? vroeg hij, terwijl hij zus met groote oogen aankeek. Ik kan niet eten! fluisterde zus verlegen terug. Ze bedoelt zeker: ik wil niet eten! sprak de dokter een beetje boos in zich zelve en dan weer hard op: Menschen die niet eten gaan dood, weet je dat wel, meisje? Ja. knikte zus. O, ik dacht dat je het niet wist. spotte de dokter en nu keerde nlj Zich weer tot moeder. Weet U wat we doen moeten, moeder? Zus moet een paar maan den naar de Veluwe of zoo iets, in ieder geval naar een streek met een gezonde en hooge lucht. Hier aan den zee-kant wordt zij niet beter, maar daar verandert zij misschien.' En dan maar flink in de buitenlucht en natuurlijk eten, eten en nog eens eten. Wacht nog m*ar een paar da gen, dan kom ik terug en dan zal ik U het adres geven van een goede in richting daar. Ik zal probeeren of ik haar voor niet te veel geld een plaatsje bezorgen kan. Alstublieft dokter, fluisterde zus' moeder, maar het brave mensch had veel liever aan het huilen ge slagen, zoo was zij geschrokken. Stel je voor, daar moest haar zus een paar maanden het nuis uit. Ver schrikkelijk, wat zou zij dat naar en stil vinden. Maaraan den anderen kant, als zij het niet goed vond, zou zus misschien nooit een gezonde, sterke vrouw worden, had de dokter gezegd en dat was nog erger! Zus ging Jullie kunt je niet voorstellen, wat verandering van lucht zeggen wil. Het lijkt zoo gewoontjes, net of het niets bijzonders is, maar dikwijls hangt alles er van af. Als een jon gen of een meisje uit Brabant of Limburg of Gelderland een pas. weekjes naar Noord- of Zuid-Hol land komt en daar de duinen leert kennen en de woelige zee, met de zware, maar gezonde westenwind, die zoo kersversch van de oceaan het land inkomt aan zuchten zij na een uurtje loopen reeds: „Wat word je hier gauw moe!" En dat is ook zoo, want de lucht langs de zee is wel gezond maar heel zwaar. In Friesland en Groningen is dat langs de kust ook zoo. maar toch wel weer een beetje anders omdat het daar meer Noordelijk ls. Je kunt je dus ook wel voorstellen, dat zus niet wist, hoe zij het had. .oen zij voor het eerst de zuivere en ijle Geidersche lucht inademde, bo vendien nog vermengd met de heer lijke geur der dennenbosschen. Haar hoofdpijn, waar zij altijd zoo'n last van had, verdween dadelijk en na een paar dagen kon zij gemakkelijk, zonder moe te worden, een heelen tijd achter elkaar loopen, heuvel op heuvel af. Zij vertoefde in een z.g. „herstel- lings-oord" voor meisjes. Alles ging daar volgens een vasten regel. Op staan en slapen gaan ging precies op het klokje, net als het eten en het rusten. Vooral het laatste was van belang lederen middag van één tot drie trok men het bosch in en dan moesten de meisjes in een hangmat gaan liggen en rusten. Stil, heel stil, moesten zij liggen, al leen maar naar de lucht kijken en heel diep adem halen.... 't Waren wel heerlijke uurtjes, en zus schreef dan ook naar huis, dat zij dikwijls het gevoel had, alsof zij de gezondheid zoo maar inzoog! Maar zus was dan ook aen pret tige patiente. Zij was rustig en ge hoorzaam en deed alles zoo goed mogelijk, omdat zij graag sterk en gezond wilde worden. Er waren ech ter ook meisjes, die net mtnder nauw namen en die dat stil liggen des middags alles behalve prettig von den. Daar had Je bij voorbeeld Mientje Lan gelaar. Dat was een portret! Als ze maar eventjes de kans kreeg om een streek uit te halen, dan gebeurde het ook, daar kon je op re kenen. De zuster, dat was de dame die toezicht hield, moest haar voort durend in het oog houden, anders deed zij telkens kattekwaad. De an dere meisjes moesen natuurlijk wel eens om haar lachen, maar ze von den het toch dikwijls wel erg, wat Mientje deed. Op een keer lag alles weer in diepe rust. De meisjes hadden des mor gens een wandeling gemaakt van vol twee uur en zij waren dus alle maal zeer moe. Sommigen waren zelfs in haar hangmat in slaap ge vallen en het was na een kwartier tje dan ook zoo stil in het bosch, dat de zuster, die onder een boom op haar stoeltje had zitten lezen, zoet jes aan ook in slaap gevallen was. Haar hoofd zakte langzaam voor over en zij raakte hoe langer hoe verder in den dommel Daar stak opeens Mientje Lange- laar haar hoofd boven haar hang mat uit. Nieuwsgierig keek zij naar de hangmatten van haar vriendin netjes, maar allen schenen zij heer lijk stil te liggen en te slapen. Daar dwaalde haar blikken naar de zus ter. Ook die in slaap, dacht Mientje. En ze heeft misschien een mooi boek. Inplaats van te lezen gaat ze zitten slapen en ik lig mij hier maar te vervelen. Wacht eens even, dat zullen wij anders doen. En stil wipte Mientje uit haar hangmat, sloop naar het stoelje van de zuster en kaapte vlug het boek weg Met haar brutaal lachende oogen keek zij even later nog eens over het randje van haar hangmaat uit. Niemand had het zeker gezien, want alles bleef stil. Behagelijk nestelde zij zich in het dichte net en las zonder dat iemand er iets van zag. Behalve zus! Die had het wel ge zien! Haar hangmat hing dan ook vlak naast die van Mientje De tijd verstreek, de zuster sliep en Mientje las. Het boek? Mis. Mientje las een brief, een grooten langen brief! Die had t-usschen de bladen van het boek gezeten en Mientje had hem natuurlijk dadelijk gevonden en zij was hem brutaal weg gaan lezen. Allemaal dingen waar zij niets mee te manen naa. Zaken die alleen de zuster aangin gen en die in het geheel niet voor andere oogen bestemd waren. Maar dat kon Mientje niets schelen; zij vond het echt leuk, dat zij nu op eens zoo veel te weten kwam van de zuster en van haar moeder en haar vader en haar broers en haar huis.... Toen zij alles uit den brief gelezen had ging zij lekker ach'!erover liggen om er eens rustig over te denken. Zoo, zoo, zoo'n zuster was dus eigen lijk ook maar een gewoon mensch met een moeder en een vader en zoo. Je dacht altijd dat het een bij zonder soort menschen was. maar :iu kon je toch eens zien, dat zij thuis net zoo goed zorgen hadden als een ander. En zoo lag Mientje zich te bemoeien met de familie-aange legenheden van de zuster totdat zij tenslolte ook zachtjes aan indutte. Opeens gleed het boek uit de hang mat op den grond en de brief flad derde er losjes achteraan Een kwartier later werd de zuster wakker en dadelijk miste zij haar boek. Snel keek zij rond en opeens zag zij het liggen tusschen de hang matten van de drie oudste meisjes.... Zij verschoot van kleur; dat was brutaal! Zacht liep zij op de hangmatten 'oe, raapte het boek en den brief op en keek voorzichtig naar de meisjes. Maar alle sliepen. Even later luidde het schelletje ten tecken dat het drie uur was. De meisjes richtten zich op maar dade lijk klonk de s:em van de zuster haar tegemoet: Wie heeft mijn boek wegge haald en mijn brief gelezen? De meeste meisjes keken elkaar hoogst verwonderd aan want na tuurlijk hadden zij niets van het ge beurde gemerkt. Alleen zus begreep waar he: om ging en zij waagde net dan ook niet naar Mientje Lange- laar te kijken. Mientje zelf deed net alsof zij niets gehoord had. Weer klonk de stem van de zuster: Wie heeft mijn boek en mijn brief weggehaald. Als ik niet oogen- blikkelijk anitwoord krijg mogen jul lie voor straf drie Zondagen achter elkaar geen bezoek ontvangen Dat was erg! Bijna alle meisjes kregen Zondags een bezoek van va der of moeder en nu werd dat voor allemaal tegelijk verboden omdat er ién onder de patientjes een leelij- -en streek had uitgehaald. Zus werd woedend: zij keek naar Mientje, maar die deed heel gewoon en maakte geen aanstalten om te be kennen. Toen, opeens, sprong zus op en riep luid: Ik deed het zuster! Een oogenblik was het stil. Toen zoi de zus:er op zulk een verbaasden toon, als meende zij dat de wereld verging: Jij....? Zus knikte, terwijl zij hevig bloos de want zij merkte wel dat de zus ter haar scherp aankeek. Zij kreeg echter geen standje, hoe vreemd zij da' ook vond. Op weg naar het her- stellings-oord bleef de zuster echter voortdurend naast haar oopen en niemand sprak met haar Zoo bleef het ook den verderen dag; de zuster verloor haar geen oogenblik uit het oog en zus was ten laatste dan ook dankbaar dat het tijd was om naar bed 1 -aan en zij zich weer onder de andere meisjes kon begeven zonder voortdurend be waakt te worden. Nauwelijks echter lag zij onder de dekens of zij ïoorde in het bedje naast haar zacht ge fluister. Het was Mientje die daar sliep en haar zack'jes riep: Idioot! Waarom zei je dat jij hot gedaan hebt, Je weet toch wel dat lk het deed! Zoo Mientje, klonk plorseling de stem van de zuste*- door rie slaap zaal, heb jij het gedaan. Nu het is heel dapper van je om een ander er voor te laten opkomen. Kom morgen vroeg maar dadelijk bij mij! Stil was het weer. Alle meisjes hadden de stem van de zuster ge hoord en iedereen was hevig ver schrikt. De zus+nr ba* natuur lijk ergens in de slaapzaal verstoot gehouden, dat begreep elk patientje wel, maar hovend'en -r-- zij nog iets anders en dat zeiden zij ook aan zus: Ze heeft je natuurlijk geen oogenblik geloofd, toen je zei, dat jij het gedaan had, zus! klonk het van drie kanten tegelijk. En weer golfde de stem van de zuster door de zaal: Neen, ik heb het inderdaad niet geloofd. Ik begreep dadelijk, dat zus de schuld op zich nam om jullie voor de straf te vrijwarenen gaat nu maar slapenallemaa.. Jij ook hoor, zei ze nog tot zus ter wijl zij zich plotseling voorover boog en zus een f linken zoen gaf Zus is heelemaal beter geworden in het sanatorium, maar. Mien tje niet. Die werd den volgenden dag met pak en ransel naar huis gezon den wegens haar verregaande bru taliteit Zus en Mientje kregen dus eik haar verdiende loon! EEN ZONDERLINGE DROOM. 't Was Woensdagmiddag. Jan en Gerrit waren uitgeweest: ze hadden stekeltjes gevangen. Moe had hun een potje en een stuk neteldoek ge geven, en zij hadden aan Vader een heel klein hoepeltje gevraagd om een schepnetje te maken. Ze hadder. al een aardig potje met stekeltje' gevangen, 't Waren er een stuk of 3 Jan ging in 't gras liggen en Gerrit deed dit ook. 't Was wel eens lekker, om wat uit te rusten, vond Gerrit. 't Was nog al warm weer en de jon gens hadden 't warm. Ze lagen er nog geen tien minuten, of ze vielen in slaap. Maar opeensdaar kwam een klein elfje aan. Ze zei: „Jullie zijn brave jongens. Jullie mo gen naar het elfen- en kabouter- land." Ze raakte met een tooverstaf- je de jongens aan. Jan en Gerrit werden heel klein, net zoo klein als 't elfje. Het elfje nam de Jongens mee. Maar opeens.... daar kwamen ze op een prachtige plaats, 't Leek wel of daar alles van goud was. Het elfje hield stil. Er kwamen nu een heeleboel kabouters en elfen. De elfjes gingen met de kabouters dan sen. Jan en Gerrit keken er maar naar. 't Was ook heel erg mooi. Maar 't werd morgen. De elfjes gingen sla pen. De kabouters ook. Dusde Jongens moesten weg. Enmet een openden zij hun oogen. 't Was een droom geweest. Maar.... een heele mooie droom. (Ingez. door GOUDHARTJE, oud 11 jaar.) Aardbei (Tragaria elatior) fam. Roosachtigen (Rosaceeën). Ofschoon er dezen winter heel wat aardbeiplantjes bevroren zijn, be looft 't toch een flinke oogst te wor den. De planten die 't gehouden heb ben, bloeien zeer rijk en hebben geen last van nachtvorsten gehad, die soms heel veel schade kunnen aan lichten. Binnenkort kunnen we dus weer heerlijk smullen aan de sappige vruchten. 't Aanleggen van een aardbeien- bed of als je zooveel ruimte niet hebt, een hoekje in je tuin er mee te beplanten, is al heel gemakkelijk. Na den bloeitijd gaan de aardbeien ran ken. Uit de oude planten schieten lange stengels (uitloopcrs), die weer nieuwe plantjes geven. De plantjes, die 't dichtst bij de moederplant zit ten, zijn in Augustus groot genoeg om verplant te worden. Misschien heb je wel een familielid of ennis, die aardbeien heeft, waar Je dan wel wat plantjes kunt krijgen voor ;e nieuwe bed. Begin echter -óór je ze wilt zetten, diep om te spitten. De grootste bladeren en de langste wortels van de plantjes worden in gekort. Ze worden geplant op on geveer 25 c.M. afstand. Een bed in Augustus aangelegd, geeft 't volgend ;aar al flink aardbeien, doch moet hij droogte goed begoten worden. Ook In 't voorjaar worden nieuwe bedden aangelegd; die geven 't eerste jaar echter heel weinig. Meestal wordt na 3 jaar 't oude bed opgeruimd cn een nieuw aangelegd. Bij oude planten worden de vruchten kleiner. Wie dus een stukje grond braak heeft liggen of dat vrij komt als er van geoogst is, heeft in de zomervacantie mooie gelegenheid een aardbeienbed aan te leggen. Er bestaan heel veel soorten aard beien. Jullie weet misschien, dat ze in 't wild ook groeien. Wie wel eens door de duinen heeft gedwaald, heeft zeer waarschijnlijk in een duinpan wel kleine aardbeitjes ge vonden. Dit is de boschaardbei (Tra garia vesca), die in ons land vrij al gemeen voorkomt. Van de gekweekte soorten zijn heel wat variëteiten in den handel, te veel om allemaal op te noemen. Tot dé soorten, die t vroegst rijp zijn behooren: Deutsch Evern (aller vroegste), Mad. Lefèbre (groote vrucht), Morgenrood (zeer groote lichtroode vrucht), Purperkogel (ko gelronde, zwartroode vrucht). Tot de middelmatig vroege soorten behooren: Barnes' Large White (ro- se-witte vrucht), Elsa von Hochburg (enorme, tasehvormige vrucht, glan zend bruin-rood, zeer zoet), Roode Olifant (de allerbeste nieuwe aard bei). De vruchten zijn zeer groot, prachtig gevormd en diep robijn rood gekleurd met donkerrose vruchtvleesch, zeer fijn van smaak. Daar deze soort zeer vruchtdragend is met groote vruchten, is ruime be mesting noodzakelijk. Tot de laatrijpende soorten be hooren: Jucunda of Amazone (be kendste, goede marktsoort, groote oranjeroode vrucM), Mad. .ioutot (enorme vruchten, zeer geurig, licht rood), Rose Reuzen Ananas (Ana- nassmaak, nieuwe soort.) Tot de doordragende soorten be hoort de Saint Fiacre, de beste voor ons klimaat. Deze draagt van Juni tot half October. Om er zooveel mo gelijk van te kunnen oogstin is het echter noodzakelijk, dat we ze ieder voorjaar verplanten en de ilch ont wikkelende nitiooners er afsn'iden. De maandbloeiers geven in egen- stelling met de doordragende soor ten kleine, doch uiterst rige vruchten. De bekendste zijn: Gaillon Rouge (roode boschaardbei zonder ranken, geschikt voor randen). Gail lon Blanc (witte boschaardbei zon der ranken). TULNIER. POSTZEGELRUBRIEK HONGARIJE y V V V r- De portserie 1919 (met inschrift Ma gyar Posta) kreeg ook den opdruk „Magyar Tanacs Köztarsasag" doch werd als zoodanig niet uitgegeven. Deze serie werd dadelijk overdrukt met de korenaren (dezelfde als die van 't parlementstype van de vorige week). Het waren: 2 3 10 20 40 en 50 filler (alle groen en zwart). Grootte van de vakjes 2.4 bij 2.8 c.M. In 1920 kregen we nogmaals een weldadigheidsserie, waarvan de toe slag ten bate kwam van de krijgsge vangenen. die uit Siberië, waarheen ze door de Russen waren getrans porteerd, terugkeerden. De voorstel lingen op deze zegels hebben op deze ongelukkigen betrekking. De waar den zijn: 40 filler en 1 kroon (kar mijn krijgsgevangene in de sneeuw), 60 filler en 2 kronen (bruin krijgsgevangenen achter hooge prikkeldraad afrastering van 't kamp) en 1 kroon en 5 kronen (blauw thuiskomst van een krijgsgevangene bij vrouw, cn kin deren). Grootte van de vakjes voor de 40 filler en 1 kr. 3.8 bij 3.2 c.M., voor de 60 f 3.2 bij 3.8 c.M. Gedurende 192022 werden nog een paar expreszegels uitgegeven in 't type 19101914, dus weer met „Magyar Kir Posta" in de boven hand daaronder 't Hongaarsche wa pen met kroon. In de onderband „Hirlapjegy". Waarden staan hier weer niet op vermeld, doch deze zijn: 10 filler (blauw) en 20 filler (lila). De zegels zijn ongetand. Grootte van de vakjes 2.8 Dij 2 5 c.M. Zie voor de indeeling 't schetsje Rustenburgerlaan 23. EEN VOGEL-SILHOUET. De zwarte dingetjes op dit plaatje moeten een vogeltje voorstellen. Dat zie je weliswaar niet zoo vlug, maar toch is het zoo. De pootjes zie je duidelijk en den romp moet je maar bij elkaar zoeken. Knip nu eerst het vierkantje uit en plak dit op een stukje dik papier of karton. Knip nu maar alle zwarte stukjes precies langs de omtrekken uit. Dan krijg je de stukken van een legkaart. Het komt er dan op aan om net zoo lang de verschillende zwarte stukjes tegen elkaar te passen en te meten, tot het figuur van het vogeltje te voorschijn komt; in silhout natuur lijk! Een mooi werkje voor de kleintjes. DE WEDSTRIJD. Inzendingen ontvangen van: Zonsondergang, oud 9 jaar NOG WAT OVER DEN JUNÏ- WEDSTRIJD No. 17 van het dierenrijk heeft een b te kort. No. 7 van het plantenrijk heeft een u te kort en een n te veel. TWEE VERBETERINGEN IN HET WEDSTRIJDWERK No. 9 van de diernamen moet niet z(jn: Kotiel maar Kvtiei, de o moet een v zijn. No. 11 moet niet zijn Trekdengliev maar Trehdcnglicv, de k moet een h zijn. VOOR DE MUZIKALF RUBRIEKERTJES. De Rubriekertjes, die aan muziek doen, zullen ongetwijfeld den groo ten componist Rossini wel kennen, de componist van „De Barbier van Sevilla". Een aardige anecdote van dezen man ls wel de volgende: Rossini wilde een pas voor zich la ten maken. Bij de beambte gekomen vroeg deze: „Hoe is uw naam?" ..Giachmi Rossini,' antwoordde de meester. „Uw woonplaats.?" „Florence". „Uw beroep?" „Notenschrijver." „Noten! Noten! U bedoelt mis schien notaschrijver." „Noten zijn noten," antwoordde Rossini, zonder zich maar even uit te laten, wat die noten eigenlijk waren. Even daarna overhandigde de be ambte Rossini de pas en wat las deze: Giachmi Rossini, wonende te Flo rence, van beroep.... boekhouder! W. L. RUILRUBRIEK BLOEMENVERZORGSTERTJE, Djambistraat 4, Haarlem-Noord, heeft Turmac-pun'.en, v. Nellesbon- nen, Karnemelkpl., Meco-bonnen, Pleinespl., Miss Blanche bonnen. Dit alles wil zij ruilen voor Amstelpen- ningen of Kamerplanten v. Verkade. Ruiltijd 's avonds van 56 behalve 's Zondags. P. VERHAGEN, Leidsche vaart heeft 2 Koffie-Hagbonnen, 3 S'ckesz omsl. 4 Hillesbonnen en 2 Texelpl. Alles wil hij ruilen voor Lux en Kar- nemelkzeeppl. RAADSELS (Deze raadsels zijn ingezonden door Jongens en Meisjes, die Onze Jeugd lezen.) Iedere maand worden onder dc beste oplossers vier boeken verloot. AFDEELING I (Leeftijd 16 jaar en ouder.) 1. (Inge^. door Pioenroos.) Neem uit onderstaande schuilna men telkens één letter, zoodat er een nieuwe schuilnaam ontstaat. Kaboutertje, Piet Hein, Sering, Va ders Hulp, Krielkip, Zevenster. 2. (Ingez. door Michael Strogoff.) Ik ben een oude. berijmde spreuk van 37 letters of 10 woorden. 34 35 36 37 is een zachtzinnig dier. 6 5 2 is een meisjesnaam. 7 8 is de stam van een werkwoord. Een is 33 25 26 6 zegt men wel eens. 22 30 31 27 is een hemellichaam. 1 2 3 4 5 6 is maar verdrietig. 9 10 11 is een telwoord. 13 7 12 is een telwoord. 16 15 8 is warm. 14 18 33 30 is een meisjesnaam. 17 18 is een oude maat. 19 20 20 21 is een jongensnaam. 23 24 25 27 doen we dagelijks. 28 29 30 31 32 is niet goed. 3. (Ingez. door Appeltje.) Verbor gen beroepen. a. Wat doet Ans Reeprioa? b. (Ingez. door Appelmootjc.) En wat doet Theo Carisilbbi? c. (Ingez. door Roetkopje.) Wat doet Kee Kralmer? d. En An Maarteb? e. En Antoon Rietbedek? f. En Ab Neregav? g. En Ab Rekk? 4. (ingez. door Draaitol). Strikvraag. a. Van voren breed van achteren smal. Maar schrijf me nu eens op, dan is 't een gek geval. Mijn staart is als mijn kop. 5. (Ingez. door Hagenaar.) Ik ben 'n Rubriekertjesnaam van 8 letters. 1 2 3 3 4 is een Bloemennaam. 7 8 zegt een klein kind. 4 5 3 is een jongensnaam. 6 3 4 is speelgoed. 4 8 7 is van hout. 6. (Ingez. door Jopie Slim) Mijn 1ste is een geleed dier. Mijn 2de en 3de is een werelddeel. Mijn geheel is een groente. AFDEELING II (Leeftijd 9 Jaar en jonger.) 1. (Ingez. door Alpenroosje.) Strik vragen. a. Waarom loont een kraal en springt een musch? b. Waarom eet een musch eerder

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 16