DAPPERHEID.
,.»*v
Ca„o Moerkerk was een van die
meisjes, die nooit bij haar echte
naam genoemd worden. Hoe het
kwam wist zij zelf met, maar ieder
een noemde haar „zus"Gek,
eigenlijk, want ,,zus" zou je wel ieder
meisje van de wereld kunnen noe
men, nietwaar? Maar het was nu
eenmaal zoo en zus Moerkerk was
dan ook zoo aan haar Dijnaam ge
hecht, dat ze altijd, ais iemand haar
vroeg hoe hij heette, antwoordde:
zus!
Zus was niet sterk, lang niet!
Eigenlijk haperde ér altijd iets aan
haar gezondheid en meesbal was
haar lief gezichtje erg witjes. In
haar arme hoofd bonsde het dikwijls
verschrikkelijk en vaak ook gebeur
de het op school, als ze een uurtje
met aandacht naar den onderwijzer
geluisterd had, dat er opeens een
waas voor haar oogen kwam. Dan
werd zij duizelig en kon een kort
poosje niets zien.
Een keer zelfs, was ze op straat
zoo maar neergevallen en hadden
de voorbijgangers haar mei eau-
de-Cologne moeten bijbrengen. Een
politie-agent had haar toen thuis
gebracht
Ze wist het nog heel goed, want
zij had het vreeselijk naar gevon
den! Zij had niet op of om durven
zien, omdat iedereen natuurlijk
dacht, dat zij iets gedaan had, Zij
liep Immers naast een agent!
Moeder was erg geschrokken en
dadelijk had zij, toen zus in haar
bed gebracht was en rustig te sla
pen lag, den dokter gevraagd of hij
eens komen wilde.
En de dokter was den volgenden
dag gekomen. Hij had zus terdege
onderzocht en haar wel honderd
vragen gesteld, terwijl hij telkens
het hoofd schudde. Tenslotte had
hij zich naar moeder gekeerd en ge
zegd:
Zij mankeert gelukkig niets,
maar zij is heel zwak. Daar moet
wat aan gedaan warden, want an
ders zal zij nooit een flinke gezonde
vrouw worden. Hoe komt eigenlijk,
dat zij zoo zwak is? Zij krijgt coc~
zeker wel genoeg te eten?
Zij lust bijna niets, antwoordde
moeder verdrietig.
De dokter zette groote oogen op
en zus kreeg een hevige kleur
Lust je bijna niets? Wat. is dai
voor onzin? vroeg hij, terwijl hij zus
met groote oogen aankeek.
Ik kan niet eten! fluisterde zus
verlegen terug.
Ze bedoelt zeker: ik wil niet
eten! sprak de dokter een beetje
boos in zich zelve en dan weer hard
op:
Menschen die niet eten gaan
dood, weet je dat wel, meisje?
Ja. knikte zus.
O, ik dacht dat je het niet wist.
spotte de dokter en nu keerde nlj
Zich weer tot moeder.
Weet U wat we doen moeten,
moeder? Zus moet een paar maan
den naar de Veluwe of zoo iets, in
ieder geval naar een streek met een
gezonde en hooge lucht. Hier aan
den zee-kant wordt zij niet beter,
maar daar verandert zij misschien.'
En dan maar flink in de buitenlucht
en natuurlijk eten, eten en nog eens
eten. Wacht nog m*ar een paar da
gen, dan kom ik terug en dan zal ik
U het adres geven van een goede in
richting daar. Ik zal probeeren of ik
haar voor niet te veel geld een
plaatsje bezorgen kan.
Alstublieft dokter, fluisterde
zus' moeder, maar het brave mensch
had veel liever aan het huilen ge
slagen, zoo was zij geschrokken. Stel
je voor, daar moest haar zus een
paar maanden het nuis uit. Ver
schrikkelijk, wat zou zij dat naar
en stil vinden. Maaraan den
anderen kant, als zij het niet goed
vond, zou zus misschien nooit een
gezonde, sterke vrouw worden, had
de dokter gezegd en dat was nog
erger!
Zus ging
Jullie kunt je niet voorstellen, wat
verandering van lucht zeggen wil.
Het lijkt zoo gewoontjes, net of het
niets bijzonders is, maar dikwijls
hangt alles er van af. Als een jon
gen of een meisje uit Brabant of
Limburg of Gelderland een pas.
weekjes naar Noord- of Zuid-Hol
land komt en daar de duinen leert
kennen en de woelige zee, met de
zware, maar gezonde westenwind,
die zoo kersversch van de oceaan
het land inkomt aan zuchten zij
na een uurtje loopen reeds: „Wat
word je hier gauw moe!"
En dat is ook zoo, want de lucht
langs de zee is wel gezond maar heel
zwaar. In Friesland en Groningen is
dat langs de kust ook zoo. maar toch
wel weer een beetje anders omdat
het daar meer Noordelijk ls.
Je kunt je dus ook wel voorstellen,
dat zus niet wist, hoe zij het had.
.oen zij voor het eerst de zuivere en
ijle Geidersche lucht inademde, bo
vendien nog vermengd met de heer
lijke geur der dennenbosschen. Haar
hoofdpijn, waar zij altijd zoo'n last
van had, verdween dadelijk en na
een paar dagen kon zij gemakkelijk,
zonder moe te worden, een heelen
tijd achter elkaar loopen, heuvel op
heuvel af.
Zij vertoefde in een z.g. „herstel-
lings-oord" voor meisjes. Alles ging
daar volgens een vasten regel. Op
staan en slapen gaan ging precies
op het klokje, net als het eten en
het rusten. Vooral het laatste was
van belang lederen middag van één
tot drie trok men het bosch in en
dan moesten de meisjes in een
hangmat gaan liggen en rusten.
Stil, heel stil, moesten zij liggen, al
leen maar naar de lucht kijken en
heel diep adem halen....
't Waren wel heerlijke uurtjes, en
zus schreef dan ook naar huis, dat
zij dikwijls het gevoel had, alsof zij
de gezondheid zoo maar inzoog!
Maar zus was dan ook aen pret
tige patiente. Zij was rustig en ge
hoorzaam en deed alles zoo goed
mogelijk, omdat zij graag sterk en
gezond wilde worden. Er waren ech
ter ook meisjes, die net mtnder nauw
namen en die dat stil liggen des
middags alles behalve prettig von
den. Daar had Je bij voorbeeld
Mientje Lan gelaar.
Dat was een portret!
Als ze maar eventjes de kans
kreeg om een streek uit te halen, dan
gebeurde het ook, daar kon je op re
kenen. De zuster, dat was de dame
die toezicht hield, moest haar voort
durend in het oog houden, anders
deed zij telkens kattekwaad. De an
dere meisjes moesen natuurlijk wel
eens om haar lachen, maar ze von
den het toch dikwijls wel erg, wat
Mientje deed.
Op een keer lag alles weer in diepe
rust. De meisjes hadden des mor
gens een wandeling gemaakt van
vol twee uur en zij waren dus alle
maal zeer moe. Sommigen waren
zelfs in haar hangmat in slaap ge
vallen en het was na een kwartier
tje dan ook zoo stil in het bosch, dat
de zuster, die onder een boom op
haar stoeltje had zitten lezen, zoet
jes aan ook in slaap gevallen was.
Haar hoofd zakte langzaam voor
over en zij raakte hoe langer hoe
verder in den dommel
Daar stak opeens Mientje Lange-
laar haar hoofd boven haar hang
mat uit. Nieuwsgierig keek zij naar
de hangmatten van haar vriendin
netjes, maar allen schenen zij heer
lijk stil te liggen en te slapen. Daar
dwaalde haar blikken naar de zus
ter.
Ook die in slaap, dacht Mientje.
En ze heeft misschien een mooi
boek. Inplaats van te lezen gaat ze
zitten slapen en ik lig mij hier maar
te vervelen. Wacht eens even, dat
zullen wij anders doen.
En stil wipte Mientje uit haar
hangmat, sloop naar het stoelje van
de zuster en kaapte vlug het boek
weg
Met haar brutaal lachende oogen
keek zij even later nog eens over
het randje van haar hangmaat uit.
Niemand had het zeker gezien, want
alles bleef stil. Behagelijk nestelde
zij zich in het dichte net en las
zonder dat iemand er iets van zag.
Behalve zus! Die had het wel ge
zien! Haar hangmat hing dan ook
vlak naast die van Mientje
De tijd verstreek, de zuster sliep
en Mientje las. Het boek? Mis.
Mientje las een brief, een grooten
langen brief! Die had t-usschen de
bladen van het boek gezeten en
Mientje had hem natuurlijk dadelijk
gevonden en zij was hem brutaal
weg gaan lezen. Allemaal dingen
waar zij niets mee te manen naa.
Zaken die alleen de zuster aangin
gen en die in het geheel niet voor
andere oogen bestemd waren. Maar
dat kon Mientje niets schelen; zij
vond het echt leuk, dat zij nu op
eens zoo veel te weten kwam van de
zuster en van haar moeder en haar
vader en haar broers en haar huis....
Toen zij alles uit den brief gelezen
had ging zij lekker ach'!erover liggen
om er eens rustig over te denken.
Zoo, zoo, zoo'n zuster was dus eigen
lijk ook maar een gewoon mensch
met een moeder en een vader en
zoo. Je dacht altijd dat het een bij
zonder soort menschen was. maar
:iu kon je toch eens zien, dat zij thuis
net zoo goed zorgen hadden als een
ander. En zoo lag Mientje zich
te bemoeien met de familie-aange
legenheden van de zuster totdat zij
tenslolte ook zachtjes aan indutte.
Opeens gleed het boek uit de hang
mat op den grond en de brief flad
derde er losjes achteraan
Een kwartier later werd de zuster
wakker en dadelijk miste zij haar
boek. Snel keek zij rond en opeens
zag zij het liggen tusschen de hang
matten van de drie oudste meisjes....
Zij verschoot van kleur; dat was
brutaal!
Zacht liep zij op de hangmatten
'oe, raapte het boek en den brief op
en keek voorzichtig naar de meisjes.
Maar alle sliepen.
Even later luidde het schelletje
ten tecken dat het drie uur was. De
meisjes richtten zich op maar dade
lijk klonk de s:em van de zuster
haar tegemoet:
Wie heeft mijn boek wegge
haald en mijn brief gelezen?
De meeste meisjes keken elkaar
hoogst verwonderd aan want na
tuurlijk hadden zij niets van het ge
beurde gemerkt. Alleen zus begreep
waar he: om ging en zij waagde net
dan ook niet naar Mientje Lange-
laar te kijken. Mientje zelf deed net
alsof zij niets gehoord had. Weer
klonk de stem van de zuster:
Wie heeft mijn boek en mijn
brief weggehaald. Als ik niet oogen-
blikkelijk anitwoord krijg mogen jul
lie voor straf drie Zondagen achter
elkaar geen bezoek ontvangen
Dat was erg! Bijna alle meisjes
kregen Zondags een bezoek van va
der of moeder en nu werd dat voor
allemaal tegelijk verboden omdat er
ién onder de patientjes een leelij-
-en streek had uitgehaald. Zus werd
woedend: zij keek naar Mientje,
maar die deed heel gewoon en
maakte geen aanstalten om te be
kennen. Toen, opeens, sprong zus op
en riep luid:
Ik deed het zuster!
Een oogenblik was het stil. Toen
zoi de zus:er op zulk een verbaasden
toon, als meende zij dat de wereld
verging:
Jij....?
Zus knikte, terwijl zij hevig bloos
de want zij merkte wel dat de zus
ter haar scherp aankeek. Zij kreeg
echter geen standje, hoe vreemd zij
da' ook vond. Op weg naar het her-
stellings-oord bleef de zuster echter
voortdurend naast haar oopen en
niemand sprak met haar
Zoo bleef het ook den verderen
dag; de zuster verloor haar geen
oogenblik uit het oog en zus was ten
laatste dan ook dankbaar dat het
tijd was om naar bed 1 -aan en zij
zich weer onder de andere meisjes
kon begeven zonder voortdurend be
waakt te worden. Nauwelijks echter
lag zij onder de dekens of zij ïoorde
in het bedje naast haar zacht ge
fluister. Het was Mientje die daar
sliep en haar zack'jes riep:
Idioot! Waarom zei je dat jij
hot gedaan hebt, Je weet toch wel
dat lk het deed!
Zoo Mientje, klonk plorseling
de stem van de zuste*- door rie slaap
zaal, heb jij het gedaan. Nu het is
heel dapper van je om een ander er
voor te laten opkomen. Kom morgen
vroeg maar dadelijk bij mij!
Stil was het weer. Alle meisjes
hadden de stem van de zuster ge
hoord en iedereen was hevig ver
schrikt. De zus+nr ba* natuur
lijk ergens in de slaapzaal verstoot
gehouden, dat begreep elk patientje
wel, maar hovend'en -r-- zij
nog iets anders en dat zeiden zij
ook aan zus:
Ze heeft je natuurlijk geen
oogenblik geloofd, toen je zei, dat jij
het gedaan had, zus! klonk het van
drie kanten tegelijk.
En weer golfde de stem van de
zuster door de zaal:
Neen, ik heb het inderdaad niet
geloofd. Ik begreep dadelijk, dat zus
de schuld op zich nam om jullie
voor de straf te vrijwarenen
gaat nu maar slapenallemaa..
Jij ook hoor, zei ze nog tot zus ter
wijl zij zich plotseling voorover boog
en zus een f linken zoen gaf
Zus is heelemaal beter geworden
in het sanatorium, maar. Mien
tje niet. Die werd den volgenden dag
met pak en ransel naar huis gezon
den wegens haar verregaande bru
taliteit
Zus en Mientje kregen dus eik
haar verdiende loon!
EEN ZONDERLINGE
DROOM.
't Was Woensdagmiddag. Jan en
Gerrit waren uitgeweest: ze hadden
stekeltjes gevangen. Moe had hun
een potje en een stuk neteldoek ge
geven, en zij hadden aan Vader een
heel klein hoepeltje gevraagd om
een schepnetje te maken. Ze hadder.
al een aardig potje met stekeltje'
gevangen, 't Waren er een stuk of 3
Jan ging in 't gras liggen en Gerrit
deed dit ook. 't Was wel eens lekker,
om wat uit te rusten, vond Gerrit.
't Was nog al warm weer en de jon
gens hadden 't warm. Ze lagen er
nog geen tien minuten, of ze vielen
in slaap. Maar opeensdaar
kwam een klein elfje aan. Ze zei:
„Jullie zijn brave jongens. Jullie mo
gen naar het elfen- en kabouter-
land." Ze raakte met een tooverstaf-
je de jongens aan. Jan en Gerrit
werden heel klein, net zoo klein als
't elfje. Het elfje nam de Jongens
mee. Maar opeens.... daar kwamen
ze op een prachtige plaats, 't Leek
wel of daar alles van goud was. Het
elfje hield stil. Er kwamen nu een
heeleboel kabouters en elfen. De
elfjes gingen met de kabouters dan
sen. Jan en Gerrit keken er maar
naar. 't Was ook heel erg mooi. Maar
't werd morgen. De elfjes gingen sla
pen. De kabouters ook. Dusde
Jongens moesten weg. Enmet
een openden zij hun oogen. 't Was
een droom geweest.
Maar.... een heele mooie droom.
(Ingez. door GOUDHARTJE,
oud 11 jaar.)
Aardbei (Tragaria elatior) fam.
Roosachtigen (Rosaceeën).
Ofschoon er dezen winter heel wat
aardbeiplantjes bevroren zijn, be
looft 't toch een flinke oogst te wor
den. De planten die 't gehouden heb
ben, bloeien zeer rijk en hebben geen
last van nachtvorsten gehad, die
soms heel veel schade kunnen aan
lichten.
Binnenkort kunnen we dus weer
heerlijk smullen aan de sappige
vruchten.
't Aanleggen van een aardbeien-
bed of als je zooveel ruimte niet
hebt, een hoekje in je tuin er mee te
beplanten, is al heel gemakkelijk. Na
den bloeitijd gaan de aardbeien ran
ken. Uit de oude planten schieten
lange stengels (uitloopcrs), die weer
nieuwe plantjes geven. De plantjes,
die 't dichtst bij de moederplant zit
ten, zijn in Augustus groot genoeg
om verplant te worden. Misschien
heb je wel een familielid of ennis,
die aardbeien heeft, waar Je dan
wel wat plantjes kunt krijgen voor
;e nieuwe bed. Begin echter -óór je
ze wilt zetten, diep om te spitten.
De grootste bladeren en de langste
wortels van de plantjes worden in
gekort. Ze worden geplant op on
geveer 25 c.M. afstand. Een bed in
Augustus aangelegd, geeft 't volgend
;aar al flink aardbeien, doch moet
hij droogte goed begoten worden. Ook
In 't voorjaar worden nieuwe bedden
aangelegd; die geven 't eerste jaar
echter heel weinig. Meestal wordt na
3 jaar 't oude bed opgeruimd cn een
nieuw aangelegd. Bij oude planten
worden de vruchten kleiner. Wie dus
een stukje grond braak heeft liggen
of dat vrij komt als er van geoogst
is, heeft in de zomervacantie mooie
gelegenheid een aardbeienbed aan
te leggen.
Er bestaan heel veel soorten aard
beien. Jullie weet misschien, dat ze
in 't wild ook groeien. Wie wel eens
door de duinen heeft gedwaald,
heeft zeer waarschijnlijk in een
duinpan wel kleine aardbeitjes ge
vonden. Dit is de boschaardbei (Tra
garia vesca), die in ons land vrij al
gemeen voorkomt.
Van de gekweekte soorten zijn heel
wat variëteiten in den handel, te
veel om allemaal op te noemen. Tot
dé soorten, die t vroegst rijp zijn
behooren: Deutsch Evern (aller
vroegste), Mad. Lefèbre (groote
vrucht), Morgenrood (zeer groote
lichtroode vrucht), Purperkogel (ko
gelronde, zwartroode vrucht).
Tot de middelmatig vroege soorten
behooren: Barnes' Large White (ro-
se-witte vrucht), Elsa von Hochburg
(enorme, tasehvormige vrucht, glan
zend bruin-rood, zeer zoet), Roode
Olifant (de allerbeste nieuwe aard
bei). De vruchten zijn zeer groot,
prachtig gevormd en diep robijn
rood gekleurd met donkerrose
vruchtvleesch, zeer fijn van smaak.
Daar deze soort zeer vruchtdragend
is met groote vruchten, is ruime be
mesting noodzakelijk.
Tot de laatrijpende soorten be
hooren: Jucunda of Amazone (be
kendste, goede marktsoort, groote
oranjeroode vrucM), Mad. .ioutot
(enorme vruchten, zeer geurig, licht
rood), Rose Reuzen Ananas (Ana-
nassmaak, nieuwe soort.)
Tot de doordragende soorten be
hoort de Saint Fiacre, de beste voor
ons klimaat. Deze draagt van Juni
tot half October. Om er zooveel mo
gelijk van te kunnen oogstin is het
echter noodzakelijk, dat we ze ieder
voorjaar verplanten en de ilch ont
wikkelende nitiooners er afsn'iden.
De maandbloeiers geven in egen-
stelling met de doordragende soor
ten kleine, doch uiterst rige
vruchten. De bekendste zijn: Gaillon
Rouge (roode boschaardbei zonder
ranken, geschikt voor randen). Gail
lon Blanc (witte boschaardbei zon
der ranken).
TULNIER.
POSTZEGELRUBRIEK
HONGARIJE
y
V
V
V
r-
De portserie 1919 (met inschrift Ma
gyar Posta) kreeg ook den opdruk
„Magyar Tanacs Köztarsasag" doch
werd als zoodanig niet uitgegeven.
Deze serie werd dadelijk overdrukt
met de korenaren (dezelfde als die
van 't parlementstype van de vorige
week). Het waren: 2 3 10 20 40 en 50
filler (alle groen en zwart). Grootte
van de vakjes 2.4 bij 2.8 c.M.
In 1920 kregen we nogmaals een
weldadigheidsserie, waarvan de toe
slag ten bate kwam van de krijgsge
vangenen. die uit Siberië, waarheen
ze door de Russen waren getrans
porteerd, terugkeerden. De voorstel
lingen op deze zegels hebben op deze
ongelukkigen betrekking. De waar
den zijn: 40 filler en 1 kroon (kar
mijn krijgsgevangene in de
sneeuw), 60 filler en 2 kronen
(bruin krijgsgevangenen achter
hooge prikkeldraad afrastering van
't kamp) en 1 kroon en 5 kronen
(blauw thuiskomst van een
krijgsgevangene bij vrouw, cn kin
deren). Grootte van de vakjes voor
de 40 filler en 1 kr. 3.8 bij 3.2 c.M.,
voor de 60 f 3.2 bij 3.8 c.M.
Gedurende 192022 werden nog
een paar expreszegels uitgegeven in
't type 19101914, dus weer met
„Magyar Kir Posta" in de boven
hand daaronder 't Hongaarsche wa
pen met kroon. In de onderband
„Hirlapjegy". Waarden staan hier
weer niet op vermeld, doch deze
zijn: 10 filler (blauw) en 20 filler
(lila). De zegels zijn ongetand.
Grootte van de vakjes 2.8 Dij 2 5
c.M. Zie voor de indeeling 't schetsje
Rustenburgerlaan 23.
EEN VOGEL-SILHOUET.
De zwarte dingetjes op dit plaatje
moeten een vogeltje voorstellen. Dat
zie je weliswaar niet zoo vlug, maar
toch is het zoo. De pootjes zie je
duidelijk en den romp moet je maar
bij elkaar zoeken. Knip nu eerst het
vierkantje uit en plak dit op een
stukje dik papier of karton.
Knip nu maar alle zwarte stukjes
precies langs de omtrekken uit. Dan
krijg je de stukken van een legkaart.
Het komt er dan op aan om net zoo
lang de verschillende zwarte stukjes
tegen elkaar te passen en te meten,
tot het figuur van het vogeltje te
voorschijn komt; in silhout natuur
lijk!
Een mooi werkje voor de kleintjes.
DE WEDSTRIJD.
Inzendingen ontvangen van:
Zonsondergang, oud 9 jaar
NOG WAT OVER DEN JUNÏ-
WEDSTRIJD
No. 17 van het dierenrijk heeft
een b te kort.
No. 7 van het plantenrijk heeft
een u te kort en een n te veel.
TWEE VERBETERINGEN IN HET
WEDSTRIJDWERK
No. 9 van de diernamen moet niet
z(jn: Kotiel maar Kvtiei, de o moet
een v zijn.
No. 11 moet niet zijn Trekdengliev
maar Trehdcnglicv, de k moet een h
zijn.
VOOR DE MUZIKALF
RUBRIEKERTJES.
De Rubriekertjes, die aan muziek
doen, zullen ongetwijfeld den groo
ten componist Rossini wel kennen,
de componist van „De Barbier van
Sevilla".
Een aardige anecdote van dezen
man ls wel de volgende:
Rossini wilde een pas voor zich la
ten maken.
Bij de beambte gekomen vroeg
deze:
„Hoe is uw naam?"
..Giachmi Rossini,' antwoordde de
meester.
„Uw woonplaats.?"
„Florence".
„Uw beroep?"
„Notenschrijver."
„Noten! Noten! U bedoelt mis
schien notaschrijver."
„Noten zijn noten," antwoordde
Rossini, zonder zich maar even uit
te laten, wat die noten eigenlijk
waren.
Even daarna overhandigde de be
ambte Rossini de pas en wat las
deze:
Giachmi Rossini, wonende te Flo
rence, van beroep.... boekhouder!
W. L.
RUILRUBRIEK
BLOEMENVERZORGSTERTJE,
Djambistraat 4, Haarlem-Noord,
heeft Turmac-pun'.en, v. Nellesbon-
nen, Karnemelkpl., Meco-bonnen,
Pleinespl., Miss Blanche bonnen. Dit
alles wil zij ruilen voor Amstelpen-
ningen of Kamerplanten v. Verkade.
Ruiltijd 's avonds van 56 behalve
's Zondags.
P. VERHAGEN, Leidsche vaart
heeft 2 Koffie-Hagbonnen, 3 S'ckesz
omsl. 4 Hillesbonnen en 2 Texelpl.
Alles wil hij ruilen voor Lux en Kar-
nemelkzeeppl.
RAADSELS
(Deze raadsels zijn ingezonden
door Jongens en Meisjes, die Onze
Jeugd lezen.)
Iedere maand worden onder dc
beste oplossers vier boeken verloot.
AFDEELING I
(Leeftijd 16 jaar en ouder.)
1. (Inge^. door Pioenroos.)
Neem uit onderstaande schuilna
men telkens één letter, zoodat er
een nieuwe schuilnaam ontstaat.
Kaboutertje, Piet Hein, Sering, Va
ders Hulp, Krielkip, Zevenster.
2. (Ingez. door Michael Strogoff.)
Ik ben een oude. berijmde spreuk
van 37 letters of 10 woorden.
34 35 36 37 is een zachtzinnig dier.
6 5 2 is een meisjesnaam.
7 8 is de stam van een werkwoord.
Een is 33 25 26 6 zegt men wel
eens.
22 30 31 27 is een hemellichaam.
1 2 3 4 5 6 is maar verdrietig.
9 10 11 is een telwoord.
13 7 12 is een telwoord.
16 15 8 is warm.
14 18 33 30 is een meisjesnaam.
17 18 is een oude maat.
19 20 20 21 is een jongensnaam.
23 24 25 27 doen we dagelijks.
28 29 30 31 32 is niet goed.
3. (Ingez. door Appeltje.) Verbor
gen beroepen.
a. Wat doet Ans Reeprioa?
b. (Ingez. door Appelmootjc.)
En wat doet Theo Carisilbbi?
c. (Ingez. door Roetkopje.)
Wat doet Kee Kralmer?
d. En An Maarteb?
e. En Antoon Rietbedek?
f. En Ab Neregav?
g. En Ab Rekk?
4. (ingez. door Draaitol).
Strikvraag.
a. Van voren breed van achteren
smal.
Maar schrijf me nu eens op, dan
is 't een gek geval.
Mijn staart is als mijn kop.
5. (Ingez. door Hagenaar.)
Ik ben 'n Rubriekertjesnaam van 8
letters.
1 2 3 3 4 is een Bloemennaam.
7 8 zegt een klein kind.
4 5 3 is een jongensnaam.
6 3 4 is speelgoed.
4 8 7 is van hout.
6. (Ingez. door Jopie Slim)
Mijn 1ste is een geleed dier. Mijn
2de en 3de is een werelddeel. Mijn
geheel is een groente.
AFDEELING II
(Leeftijd 9 Jaar en jonger.)
1. (Ingez. door Alpenroosje.) Strik
vragen.
a. Waarom loont een kraal en
springt een musch?
b. Waarom eet een musch eerder