OPGERICHT IN 1883 GROOTE HOUTSTRAAT 93 H.D. VERTELLINGEN (DUS NU 46 JAAR OUD). BUREAUX Wij hebben een aantal vaste rubrieken uit Haarlem's Dagblad van de laatste dagen ver zameld, om hen die nog geen abonné zijn: een indruk (een nog maar zwakken indruk) te geven van wat er alzoo in Haarlem's Dag blad te vinden is. Actueel zijn sommige van deze bijdragen dus niet. De bedoeling is al leen, een denkbeeld van den inhoud van Haarlem's Dagblad te geven. HAARLEM, 22 Juni De Dure Zuiderzee. Er is gebleken dat de ramingen voor de Zuiderzee-drooglegging op geweldige wijze overschreden zijn en nog verder overschre den zullen worden, zoodat de totale kosten tenslotte ruim negenhonderd millioen zullen bedragen, zoowat anderhalf maal zooveel als eerst verwacht werd. Dit is een finan- cieele tegenvaller, die bovendien al schijnt te bewijzen, dat een winstgevende uitvoe ring van het werk niet meer mogelijk is. Want als het tot de uiugifte van de nieuwe gronden komt zullen die geen prijzen maken, die de reusachtige kosten van de droogleg ging kunnen dekken. De Eerste Kamer heeft er een kort debat over gehouden waarin alleen de oude heer Verkouteren, die weer een van zijn zonder linge, altijd „vreugde" verwekkende redevoe ringen hield, ervoor pleitte om het werk maar liever stop te zetten. Hij was tenslotte de eenige stemmer tegen het aanhangige finan- cieele ontwerp, betreffende het Zuiderzee- fonds. AL stelde hij de zaak ook nog zoo alarmeerend voor, al vroeg hij of de bedoe ling nu eigenlijk was om de Zuiderzee droog te leggen, of wel de schatkist. De houding van de Kamer is alleszins be grijpelijk. Het zou on-Hollandsch zijn om te capituleeren in den strijd tegen de zee, in den alcuden strijd, ditmaal hernieuwd in een grooter veldslag dan ooit te voren. Dat de zee zwaren weerstand zou bieden was voor uit te verwachten. Dat het werk binnen de kosten-ramingen van jaren geleden zou blijven, zal wel niemand ooit verwacht heb ben. Maar evenmin als voorspeld kon worden hoeveel het zou kosten, evenmin kan men de winst, die het na voltooiing in de toekomst zal opleveren, binnen enge grenzen bepalen Er zit een aanmerkelijke dividend-reserve in de komende twaalfde provincie, in Lely- land, zooals sommigen al hebben voorge steld haar te noemen tot eer van den man die het groote plan ontwierp en als minister yan Waterstaat het erdoor wist te krijgen. Behalve directe economische voordeelen zitten er andere aan vast. De oplossing van het overbevolkings-vraagstuk hangt ermee samen. De nationale welvaart, die altijd haar beste en gezondste basis vindt in de opbrengst van den bodem, in het productief maken van de bronnen van het land zelf, vindt er een nieuw belangrijk steunpunt in. En het moreele effect is niet gering. De moreele waarde ran dit enorme stuk arbeid, een unicum op het gebied der waterbouw kunde, dat de gar.sche wereld met eerbied en bewondering aanschouwt, is dat het ons allen het besef geeft, dat er waarlijk dingen bestaan waarin een klein volk groot kan zijn. Het is een besef dat al sterke steun vindt in den grooten strijd tegen de zee die door de Hollanders uit het verleden is gevoerd. Maar die strijd kan nimmer op houden. Wie daaraan twijfelen mocht moet maar eens gaan kijken naar een machtig verdedigingswerk als de Hondsbosse'ne zee wering, waaraan altijd door gearbeid wordt, dat telkens nieuwe voorzieningen eiseht. Er. zoo zijn er meer. De zee is nooit vermoeid, de zee keert altijd weer, en de landsverde diging tegen haar aanvallen is en blijft een onvermoeid strijden. Naast die verdediging toont onze historie de groote momenten van den tegenaanval, die nieuwe winst op den machtigen tegen stander moest brengen De drooglegging van de Zuiderzee is de grootste tegenaanval, ooit ondernomen. Het is een prachtige veldslag, die onder leiding van onze ingenieurs ge streden wordt. Daarin moet Holland overwinnen. Daar voor moeten wij ons desnoods groote finan- cieele opofferingen getroosten. Op den lan gen duur zal het resultaat toch winst zijn. Vergelijk dezen nobelen strijd met die* van den modernen oorlog, die tallooze mil- liarden verslindt en niets oplevert dan dood en verderf, dan vernieling, verlies en ellen de, en tot de ergste demoralisatie en ont-i aarding voert. Vergelijk de twee, en ontken dan nog dat het Leven genoeg gelegenheid tot vechten biedt, tot eerlijken open strijd zonder gassen en bacterieën en de rest var, de beestachtigheid, zonder moord en massa-. waanzinintegendeel: onder leiding van het scherpste vernuft, van kalme bereke ning, van echten moed en doorzettingsver mogen, van ijzeren wil en vooral en thousiasme! Niemand kan het ontkennen. Mr. Verkouteren, Eerste Kamerlid, is niet tegen den oorlog in bepaalde vormen (vrij heidsoorlog, prestige-oorlog enz.). Hij is wel tegen de Zuiderzee-drooglegging. Hij is over de zeventig. Ik ben tegen den oorlog in eiken vorm, en vóór de Zuiderzee-drooglegging, sta dus vier kant tegenover mr. Verkouteren. En duizen den denken evenals ik. Geen wonder. Wij zijn jong. Dit is een nieuwe tijd, dien wij allen helpen opbouwen," met nieuwe idealen. Gelukkig. R. P. De Weduwe. door H. BUYS. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). Domus de schilder stond voor zijn oude boerderij en keek omhoog, waar de wolken stoeiden. De slanke man met de scherpe gelaatstrekken van iemand, die het leed niet heeft gespaard, had een droomerigen glim lach, open en jongensachtig. Hij ging waar schijnlijk weer op in een of ander vizioen, in een van de fantastische onderwerpen, die zijn jeugdig kunstenaarschap beroemd maakten. Mara, de blonde slanke vrouw en Gulder, de oude vriend, zaten onder den pereboom in den tuin. Domus keek niet naar hen, maar hij zag ze toch. Hij had er goed aai: gedaan, Gulder, den vereenzaamden vrijge zel bij zich in huis te nemen. Domus en Mara waren vereenigd in liefde, een zoontje Beatus was hen geboren niettemin had het samenleven op de eenzame hoeve htm geluk in gevaar gebracht. De wrijving van al te zelfstandige naturen bleef niet ach terwege. Zij moesten met elkaar twisten; berouwvolle verzoening was steeds het ein de. Zoo werd Gulder de vredestichter. Den „ongevaarlijke" noemde hij zichzelf schert send. Hij hield van Domus en van Mara evenveel. Hij was hun dankbaar, dat zij den avond van zijn leven hadden gered. Juist voerde hij met Mara een zacht ge sprek, waarvan Domus niets hoorde: „Het moeilijkste is", zeide Mara' terwijl zij een licht groene doek om haar smalle schouders trok, „dat je hem denkt te hebben en hem inderdaad nooit nebt". „Een kunstenaar", antwoordde Gulder. „Zijn vrouw moet hem deelen met de on bekende grootheid. De X. van de scheppende kracht". „Ook ik geloof een kunstenares te zijn, Gul der. Maar ik geef mij openhartig en vrij. Wanneer Domus mij noodig heeft, vindt hij mij. Wie weet, of hij mij wel noodig heeft?" „Wie zich in overvloed beklaagt, zondigt Mara". „In overvloed? Dikwijls ben ik zoo arm, Gulder. Ook het kind is niet anders dan egoïsme". Mara zweeg, want Domus kwam naderbij hij scheen tot iets een besluit te hebben genomen. „Ik ga nog de plassen in ik moet de wolken schilderen. Hier is het mij niet wijd genoeg." „Ga niet vandaag", vroeg Mara. Je hebt een slechten nacht gehad, je moogt je niet in spannen." „Ik ga." „Eigenlijk behoef ik hem nooit iets te vragen hij doet altijd het tegenoverge stelde. Zeg hem, Gulder, dat hij verstandig moet zijn." Gulder keek bedenkelijk naar het vale ge zicht van zijn jongen vriend. De doffe glans van zijn oogen beviel hem niet. „Het hart is zwakker dan het oog. Blijf hier, Domus." Maar de schilder ging. Hij stapte op zijn fiets en reed weg, de juichende lente in. „Vanavond kom ik terug!" riep hij nog. Hij zag de wolken en vergat, zijn vrouw te groe ten. Het was alsof Mara's smalle gezicht versteende. Het werd avond en het werd nacht. Domus kwam niet terug. „Hij zal Scholten en K?>v in de plassen ontmoet hebben", meende Gulder. ,X>ie nemen hem dan mee naar he: koffiehuis" Het werd middernacht. Zij bleven wakker alleen Beatus sliep vredig, de vuistjes ge bald naast zijn hoofd. Gulder speelde op de piano om Mara afleiding te geven. De vrouw verdroeg het nauwelijks. Om twee uur riep zij: „Ik ga hem zoeken!" Onthutst volgde Gulder haar. Het had eigen lijk geen zin, in de eindelooze plassen te zoeken Gulden ried haar aan, naar het dorpskoffiehuis te gaan. Daar doemden lan tarens op donkere gestalten gingen ge bogen over den weg. Zij droegen een lang pak. Turfboeren waren het. De eene had Domus' fiets aan de hand, een kind droeg zijn schildergereedschap. De last echter, ge huld in een deken, was Domus zelf. Hij was dood. Er was eën ets van den schilder Walter Domus, die vertoonde een jonge vrouw, die straalde van geluk en de dood, een gepant serde reus. hief het zwaard op. Hij wilde de bekoorlijke harmonie vernielen. Zoo was het Mara nu overkomen. Het leed had haar ge troffen. Zij zag zichzelf in scherven vallen en haar doffe radeloosheid was sterker dan de smart. Druk medelijden om haar heen. Een zwart consilium van vrienden. Veel liefde waar van ze heelemaal niets had geweten, veel egoïsme, veel nieuwsgierigheid. Dat ging zoo eenige dagen. Toen was de begrafenis voorbij. Het werd weer stil in het huis en in den tuin. Alleen Mara, de weduwe, Beatus. het zoontje en Gulder, de vriend, waren bij een. Guller nam angstig waar, dat Mara den algemeenen weg van den troost vermeed. Zij klampte zich niet vast aan Domus' kind. Zij zag in dezen kleine egoïsme die in den chaos van smart alleen voedsel en slaap noodig had, niet de groote compensatie Een goede moeder was zij. maar de weduwe versloeg het moeder-zijn. Zij verzette zich tegen de wreed heid van het lot. Gulder was al te oud voor dezen strijd. Een goede vriend van de gelukkigen was hij ge weest als trooster van de verslagenen faalde hij. Een onverdacht woord ontviel hem: „Domus' dood is benijdenswaard daar moet ik steeds aan denken, Mara. Ar geloos ging hij aan het werk en hij keerde niet terug." „Hij was niet argeloos. Hij heeft alles ge- Elken dag schrijft de hoofdredacteur van Haarlem's Dagblad een hoofdartikelonder den datum. Haarlem's Dagblad bevat BRIEVEN over allerlei belangrijke gebeurtenissen uit alle oorden van de wereld Het woord is aan..... Herbert Hoover Er is iemand die het loerk beter kan dan eenig ander. Vindt hem. De dagelijksche rubriek „Het woord is aan...." geniet groote belangstelling en veel waardeering. weten. Altijd ging hij om met den dood. Hij heeft mij voorgespiegeld, dat hij met mij leefde dat is het, Gulder. Hij was al lang dood en zijn leven laaide nog op in dc kunst Daarom ging hij de plassen in en zag den hemel en vergat, mij de hand te ge ven." Gulder zat voorover gebogen, zijn grijze hoofd steunde peinzend op zijn hand. „Wanneer dat zoo is, Mara", zeide hij plot seling, .dan zou je ook het recht dan zou je ook de kracht moeten hebben, je aan do smart te onttrekken. Je kent mijn philoso- fie." Mara sloot de oogen. Een glimlach, ge temperd door het leed, kwam op haar gelaat. „Licht jij me dan in". „Laat de dooden den dood. Een uitge strekt gebied ligt voor Je, wanneer je wilt. Je bent nog een mooie, jonge vrouw." „En jij oen filosoof". Mara stond langzaam op. „Ik kan jc leerlinge niet zijn, Gulder Je weet heel veel, maar je vermoet niet, hoe ellendig ik ben. Ik tast met mijn hongerende armen in do ruimte! Begrijp je dat?" Zij liet hem alleen. Daarna bleef zij ver scheidene dagen onzichtbaar. In Domus' atelier sloot zij zich op. Gulder had plotseling het gevoel, dat hij moest heengaan. Hij was overbodig. Toen Mara hem eindelijk op zijn herhaald verzoek binnenliet vond hij haar, omringd door Domus' schilderijen. Rondom de doodsbleeke jonge ouw stond en hing het werk van den jongen kunstenaar. ,Ik ga heen. Mara Ik wil afscheid nemen." Zij gaf hem de hand, die klam was. „Ja, Gulder, ik zou niet meer voor je kunnen zorgen. Ik heb een groote ontdekking ge daan. Domus is hiet dood nu pas begint hij voor mij te leven. De mensch, die heen ging liet mij zijn werk. Ik was de vrouw van mijn meester. Zijn leven was dc kunst en mtf schonk h.:.' het kind. Ik zal ze belde verzor gen en schenken aan de wereld. Dat is over vloed voor een vrouw. Je meende, dat ik a! dien al tijdens Domus' leven had gehad? Neen, Gulder nu heb ik hem". Haarlem's Dagblad geeft drie soorten Feuilletons: dagelijks een kort verhaal on der den titel H. D. Vertellingen, een roman in de bekende dagelijksche vervolgen en een gehecle pagina iedere week van een an dere roman. .jij:: HAARLEMMER HALLETJES EF.N ZATERDAGAVONDPRAATJE. De krans was deze week weer bijeenge komen ter bespreking van de vacantie en van de uitstapjes, die in die dagen zouden worden gehouden. Van den beginne af aan was het duidelijk, dat er 2 stroomingen heersc-hten: de eene om gezamenlijk op reis te gaan en de andere om liever aan ieder afzonderlijk over te laten wat zijn voorkeur was (als ik schrijf zijn voorkeur bedoel ik natuurlijk haar voorkeur, omdat vooral de vrouwen een gewichtige stem in het ka pittel hadden). Wouter was geen voorstander van een gemeenschappelijke reis en toen hij dat ter tafel bracht, werd er hier en daar in de kamer tersluiks even geglimlacht. Nie mand van ons kon vergeten hebben, dat 3 jaar geleden toen de krans gezamenlijk op reis was geweest, Wouter een figuur had ge maakt, waarom wij nog altoos lachten. Het was al vermakelijk genoeg, dat één van ons in zijn koffer, toen die bij geval openstond, een touwladder had gezien, die blijkbaar dienen moest om te vluchten, wanneer het hotel eens in brand geraakte; naderhand bleek, dat hij avond aan avond de ladder uit het raam van zijn slaapkamer hing, omdat hij, zooals Tante Koosje ronduit erkende, anders geen oog dicht gedaan zou hebben. Als je met zulke angsten op reis gaat, is het maar beter om thuis te blijven en iemand, die geen acrobaat is van nature, brengt, wanneer er eens brand kwam, met zoo'n touwladder er toch ook het leven niet af. Toch zou deze heele geschiedenis gauw vergeten zijn, wanneer niet op een avond Wouter, waarschijnlijk onder den indruk van een bangen droom, het heele hotel in op schudding had gebracht door brandalarm te maken, terwijl al heel gauw bleek, dat het zoogenaamde vuur, waarvan hij den weer schijn in zijn kamer heette te hebben gezien, niets anders was dan de maan, die dien nacht toevallig met een bijzonder rooden gloed had geschenen. Van pottenkijkers moest na dien tijd Wouter dus niets meer hebben, maar zijn denkbeeld, dat ieder maar liever zijps weegs zou gaan, vond bij de anderen geen in stem ming. Hopma en zijn vrouw hadden een andere ervaring opgedaan; die waren het vorig jaar toen zij in Berchtesgaden logeer den, in gezelschap geweest van een groep Roemenen, die geen woord Duitsch verston den en met wie zij dus niet konden praten. Was het wonder, dat zij dit- jaar naar meer gezelligheid verlangden! De rest van het ge zelschap was evenzoo voor een gezamenlijk reisje gunstie gestemd. Het kwam er nu maar op aan. een adres te vinden, dat de alge- meene instemming had en het bleek al heel gauw, dat het moeilijk zou zijn, dit ideaal te bereiken. In de eerste plaats kwam de vraag: iri of buiten Europa? Maar die werd gauw ten gunste van ons werelddeel opgelost, om dat van Stuiteren de eenige was, die buiten het werelddeeel wilde gaan en onze schreden wenden naar Zuid-Afrika. „Al die enge men- schen met hun zwarte gezichten wensch ik niet te zien," verklaarde Emma Hopma en daarmede was het gezelschap het eens, zij het dan ook op andere gronden. Zelfs me vrouw van Stuiteren steunde het plan van haar man niet, omdat wijlen haar overgroot- papa slechte ervaringen had opgedaan, toen hij op een reis dicht bij Algiers door roovers gevat en als gijzelaar meegevoerd was. Het had zelfs nog moeite gekost, hem voor dui zend gulden van de bandieten los te koopen. Ofschoon wij allen zeer onder den indruk waren van het feit, dat overgrootpapa door roovers duizend gulden waard werd gevon den in een tijd, toen de koopkracht van een gulden zeker vijf maal zoo veel was als tegenwoordig, vonden wij dit argument om niet naar Algiers te gaan niet sterk. Er waren er betere: vooreerst de kosten, dan het heete klimaat in den zomer en ten derde het feit, dat je over zee moest, een omstandigheid, die op reisplannen altijd een bijzonder be- darenden invloed heeft. Natuurlijk gaf deze discussie aanleiding tot een afdwaling over de laatste gebeurte nissen op Curasao en met grooten ernst werd besproken, op welk rantsoen de gouverneur en de militaire commandant wel geschat zouden zijn, wanneer de roovers niet de be leefdheid hadden gehad, de heeren zonder geldelijke vergoeding gratis en franco weer naar hun eigen eiland terug te zenden. Het spreekt vanzelf, dat de kosten in de aller eerste plaats van groot belang waren. Wij weten wel, dat de beurs van de Hupstra's niet welvoorzien is zooals die van de Hopma's, wij hebben de beste verwachtingen van het financiëele vermogen van Wouter, maar wij kunnen niet goed hoogte krijgen van de positie der familie van Stuiteren. Den eenen dag schijnt het zoo, alsof alles kan en den ande ren dag klaagt van Stuiteren over de groote kosten van een gezin met kinderen en komt zijn vrouw, naar het zeggen van de dames (wij mannen kunnen dat zoo niet beoordee- len) heel schameltjes voor den dag. Booze tongen beweren dan ook, dat van Stuiteren wel eens een gokje doet od de beurs en daar om op de vastheid van zijn inkomen niet te veel mag rekenen. Nu weten wij allen, dat een bescheiden pension op de Veluwe heel wat minder kost dan een verre reis, waarbij je telkens afstapt in verschillende hotels, maar het Dension on de Veluwe (beschroomd aangevoerd door mevrouw Hupstra) werd algeheel verworpen, omdat in dergelijke stille omgevingen alleen vrouwen zich redelijk bezig kunnen houden, terwijl mannen •zich zoodanig vergriezelen, zelfs bij het mooiste weer van de wereld, dat er, zooals Hopma het wel wat sterk uitdrukte, stellig moord en doodslag van gekomen zou zijn. Van Stuiteren bleef in het begin van de besprekingen een neutrale houding aan nemen en zei, dat hij de keus aan de meerder heid overliet, waaruit we dus mogen afleiden, dat Mercurius hem in de laatste maanden gunstig gezind was geweest. Mevrouw Hup stra was over haar nederlaag een beetje ontstemd en toonde dat door te zeggen: „mannen kunnen de natuur alleen dan ge nieten, als die dicht bij een groote stad ge legen is," maar tenslotte bereikte zij er dan toch dit mee, dat het geen roezige en ver moeiende reis zou zijn van de eene plaats op de andere met tien hotels in veertien dagen, maar een rustige plek ergens in een mooie omgeving, waar men blijven zou, der halve toch in een pension. Nu dit principe eenmaal was aanvaard, scheen de rest gemakkelijk. Helaas bleek al spoedig, dat er nog minstens tien barricades waren opgericht op den weg, dien wij te gaan hadden, voordat het doel zou zijn bereikt. Hoe was het b.v. mogelijk het inzicht van me vrouw Hopma, dat je in ieder geval in een drukke badplaats moest gaan logeeren, om dat daar concerten en vele uitspanningen zouden zijn, met de meening van mevrouw Hupstra te vereenigen, dat een vacantieoord niet dienen moet om je heel druk te maken, maar om tot rust te komen! Hoe kan het be staan, de wenschen van Wouter, die niet tegen den Duitschen pot kan, te vereenigen met de overtuiging van mijn vrouw en mij, dat wij in geen geval tot de Engelsche keuken wenschen te worden veroordeeld! Als par tijen in dit geval niet tot elkaar kwamen, dan zouden met één slag Engeland en Duitschland in hun geheel voor onze vacan- tieplannen uitgeschakeld zijn geweest. Naar België wou van Stuiteren niet; ik vrees, dat hij in Belgische zaken een veer had gelaten en zijn goede Nederlandsche duiten niet verder In dat land wat men noemt wenschte aan te reiken. Zijn vrouw *op haar beurt meende, dat je in Oostenrijk niet met succes kon reizen en zoo deed zich op een gegeven oogenblik de mogelijklieid voor van Scan dinavië, Polen of Rusland. Het eerste was gauw van de baan. „Mooi, maar somber," zei de krans. R'-^'and kwam in het geheel niet in aanmerking, omdat het alleen somber was en niet eens mooi en bij Polen werd een eigenaardige krabbelende beweging ge maakt. die het gezelschap afschrikte. „Boven dien is dat allemaal te ver," decreteerde mevrouw Hupstra en daarmede keerden wij tot zuidelijker regionen terug en bespraken de vraag of Italië in aanmerking kon komen. De dames voelden er wei voor, maar de heeren vonden, dat er te veel Mussolini in Italië was en te veel olie in de voeding, al was het dan ook niet allemaal wonderolie, zooals in den eersten tijd van Mussolini's optreden. Natuurlijk werd Zwitserland niet vergeten. De gastheer, dezen keer van Stuiteren, moest tusschenbeiden komen in een klein debat, dat zich ontspon tusschen Hopma en Hupstra over de vraag of in Zwitserland de bergen te hoog of de dalen te laag waren. Het scheen, dat de twistenden niet dadelijk konden inzien dat dit feitelijk op hetzelfde neerkwam, maar men was het er toch over eens, dat Zwit serland wat ver, wat duur en wat vermoeiend was, zoodat ook dit land niet de eer zou hebben ons in de vacantie te herbergen. Waarschijnlijk zouden wij op dit oogenblik nog niet tot een resultaat zijn gekomen, wanneer één van ons (bescheidenheid ver biedt mij te zeggen, wie dat was wanneer niet één van ons op het denkbeeld was ge komen, dat al de leden van de krans hun voorkeur voor de plaats, waar wij zouden heengaan, vast omschrijven zouden. De gast heer nam op zich hiervan aanteekening te houden en te trachten deze plaats te vinden, waarna mevrouw van Stuiteren uit beleefd heid het eerst tot het uitspreken van haar wenschen werd toegelaten. „Ik stel voor," zei ze, „een plaats met veel bosch waar je prettig kunt wandelen, met een groot park, waarin muziek wordt ge maakt en dicht bij zee gelegen. Ik geloof dat die niet al te moeilijk te vinden is". „Nou", zei de krans eenigszins twijfelend, maar de beurt was aan mevrouw Hopma. die in ieder geval een hótel wenschte, waar 's avonds gedanst zou worden. Bovendien een strijkje aan tafel, een zwembad, en een promenade, waar de menschen elkaar gere geld zouden ontmoeten. Mevrouw Hupstra was eenvoudiger in haar eischen; zij ver klaarde zich dol op de hei, had een afkeer van de zee en zag niets aantrekkelijks in het paradeeren op een mondaine promenade. Mijn vrouw kon zich bij de laatste wel aan sluiten, maar verkoos een pension boven een hotel en daarbij een groot pension, zoodat wij niet genoodzaakt zouden zijn met ieder een in huis kennis te maken en Tante Koosje tenslotte gaf geen ander advies dan dit: „Och, van Stuiteren, je zult al moeite genoeg hebben al deze verschillende wenschen te bevredigen; schrijf maar op, dat ik mij neer leg bij de meerderheid." Zoo kwam de beurt aan de heeren, die el kaar na de diverse wenschen van de dames al eens hadden aangekeken en toen het er op aankwam gezamenlijk verklaarden, dat zij hun wenschen voor zich zouden houden. Men zou misschien meenen dat dit bij de dames in goede aarde viel, maar dat was heelemaal het geval niet. De dames in onze krans vin den het heel prettig, wanneer ze hun zin krijgen, maar heelemaal niet wanneer dat zoo vanzelf gaat. Er moet eerst wat over ge praat worden en dan mag het resultaat zijn, dat haar wenschen worden ingewilligd, maar als het zoo vanzelf gaat. vinden ze het niet leuk. Emma Hopma gaf blijkbaar de alge- meene opinie weer toen zij tot haar man zei met een klein lachje: „Kom, kom, doe nu maar niet alsof je geen opinie hebt, door gaans weet je precies wat je wil." Maar toen wij mannen elkaar eenmaal ge- Vonden hadden, gaven wij ons standpunt niet op. In ons isolement ligt onze kracht niet, maar met samenwerking is iets te be reiken. Bovendien geloof ik ook, om het-maar eerlijk te zeggen, dat wij zeer benieuwd wa ren, hoe onze vriend van Stuiteren zich red den zou uit de moeilijkheid om te vinden: een vacantieoord, dat niet duur was, maar toch goed moest zijn, ook weer niet extra goedkoop, omdat wij er dan niet over tevre den zouden wezen, een rustig vacantieoord, maar waar 's middags een strijkje zou zijn en 's avond. bal. Een plaats, die een mon daine promenade zou hebben en tegelijk op de hei zou liggen, tenslotte een plaats met een zee links en een bosch rechts, of anders om een zee rechts en een bosch links en ten slotte een plaats, waar een groot pension zou zijn, dat evenwel geen hotel mocht we zen en een plaats, die niet zou liggen in En geland, in Duitschland, in Zwitserland, in Italië, in Frankrijk, in Scandinavië, in Polen en in Rusland. Van Stuiteren heeft al deze eischen met een stalen gezicht opgeschreven en toen Hopma tot hem zei, dat het moeilijk zou zijn om aan dat alles te voldoen, maakte hij een trotsch gebaar: „Wacht maar af cn je zult zien". En zoo zijn wij dan nu in afwachting en hebben een termijn gesteld van 14 dagen, waarin hij met een uitgewerkt plan voor den dag moet komen. Lukt dat niet, dan staat dc doodstraf er wel niet op, maar toch wel een algeheele verdwijning van het gezag, dat hij tot dusver in onze krans genoot, het gezag namelijk van een man, die zich in de moei lijkste omstandigheden met succes weet te redden. En daar ik hem ken cn weet hoe ijdel hij is, zal hij hemel en aarde bewegen om aan de ongelijksoortige wenschen van de heele krans te voldoen. Adviezen van belangstel lende lezers worden op prijs gesteld, maar zijn voorloopig nog niet noodig. FIDELIO. De Haarlemmer Halletjes zijn een weke- lijksche causerie over alles en nog watde leden van dc krans zijn bekende figuren ge worden,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 13