OPGERICHT IN 1883
GROOTE HOUTSTRAAT 93
H.D. VERTELLINGEN
(DUS NU 46 JAAR OUD).
BUREAUX
Wij hebben een aantal vaste rubrieken uit
Haarlem's Dagblad van de laatste dagen ver
zameld, om hen die nog geen abonné zijn:
een indruk (een nog maar zwakken indruk)
te geven van wat er alzoo in Haarlem's Dag
blad te vinden is. Actueel zijn sommige van
deze bijdragen dus niet. De bedoeling is al
leen, een denkbeeld van den inhoud van
Haarlem's Dagblad te geven.
HAARLEM, 22 Juni
De Dure Zuiderzee.
Er is gebleken dat de ramingen voor de
Zuiderzee-drooglegging op geweldige wijze
overschreden zijn en nog verder overschre
den zullen worden, zoodat de totale kosten
tenslotte ruim negenhonderd millioen zullen
bedragen, zoowat anderhalf maal zooveel
als eerst verwacht werd. Dit is een finan-
cieele tegenvaller, die bovendien al schijnt
te bewijzen, dat een winstgevende uitvoe
ring van het werk niet meer mogelijk is.
Want als het tot de uiugifte van de nieuwe
gronden komt zullen die geen prijzen maken,
die de reusachtige kosten van de droogleg
ging kunnen dekken.
De Eerste Kamer heeft er een kort debat
over gehouden waarin alleen de oude heer
Verkouteren, die weer een van zijn zonder
linge, altijd „vreugde" verwekkende redevoe
ringen hield, ervoor pleitte om het werk maar
liever stop te zetten. Hij was tenslotte de
eenige stemmer tegen het aanhangige finan-
cieele ontwerp, betreffende het Zuiderzee-
fonds. AL stelde hij de zaak ook nog zoo
alarmeerend voor, al vroeg hij of de bedoe
ling nu eigenlijk was om de Zuiderzee droog
te leggen, of wel de schatkist.
De houding van de Kamer is alleszins be
grijpelijk. Het zou on-Hollandsch zijn om te
capituleeren in den strijd tegen de zee, in
den alcuden strijd, ditmaal hernieuwd in een
grooter veldslag dan ooit te voren. Dat de
zee zwaren weerstand zou bieden was voor
uit te verwachten. Dat het werk binnen de
kosten-ramingen van jaren geleden zou
blijven, zal wel niemand ooit verwacht heb
ben. Maar evenmin als voorspeld kon worden
hoeveel het zou kosten, evenmin kan men de
winst, die het na voltooiing in de toekomst
zal opleveren, binnen enge grenzen bepalen
Er zit een aanmerkelijke dividend-reserve
in de komende twaalfde provincie, in Lely-
land, zooals sommigen al hebben voorge
steld haar te noemen tot eer van den man
die het groote plan ontwierp en als minister
yan Waterstaat het erdoor wist te krijgen.
Behalve directe economische voordeelen
zitten er andere aan vast. De oplossing van
het overbevolkings-vraagstuk hangt ermee
samen. De nationale welvaart, die altijd
haar beste en gezondste basis vindt in de
opbrengst van den bodem, in het productief
maken van de bronnen van het land zelf,
vindt er een nieuw belangrijk steunpunt
in.
En het moreele effect is niet gering. De
moreele waarde ran dit enorme stuk arbeid,
een unicum op het gebied der waterbouw
kunde, dat de gar.sche wereld met eerbied
en bewondering aanschouwt, is dat het ons
allen het besef geeft, dat er waarlijk dingen
bestaan waarin een klein volk groot kan
zijn. Het is een besef dat al sterke steun
vindt in den grooten strijd tegen de zee
die door de Hollanders uit het verleden is
gevoerd. Maar die strijd kan nimmer op
houden. Wie daaraan twijfelen mocht moet
maar eens gaan kijken naar een machtig
verdedigingswerk als de Hondsbosse'ne zee
wering, waaraan altijd door gearbeid wordt,
dat telkens nieuwe voorzieningen eiseht. Er.
zoo zijn er meer. De zee is nooit vermoeid,
de zee keert altijd weer, en de landsverde
diging tegen haar aanvallen is en blijft een
onvermoeid strijden.
Naast die verdediging toont onze historie
de groote momenten van den tegenaanval,
die nieuwe winst op den machtigen tegen
stander moest brengen De drooglegging van
de Zuiderzee is de grootste tegenaanval, ooit
ondernomen. Het is een prachtige veldslag,
die onder leiding van onze ingenieurs ge
streden wordt.
Daarin moet Holland overwinnen. Daar
voor moeten wij ons desnoods groote finan-
cieele opofferingen getroosten. Op den lan
gen duur zal het resultaat toch winst zijn.
Vergelijk dezen nobelen strijd met die*
van den modernen oorlog, die tallooze mil-
liarden verslindt en niets oplevert dan dood
en verderf, dan vernieling, verlies en ellen
de, en tot de ergste demoralisatie en ont-i
aarding voert. Vergelijk de twee, en ontken
dan nog dat het Leven genoeg gelegenheid
tot vechten biedt, tot eerlijken open strijd
zonder gassen en bacterieën en de rest var,
de beestachtigheid, zonder moord en massa-.
waanzinintegendeel: onder leiding van
het scherpste vernuft, van kalme bereke
ning, van echten moed en doorzettingsver
mogen, van ijzeren wil en vooral en
thousiasme!
Niemand kan het ontkennen.
Mr. Verkouteren, Eerste Kamerlid, is niet
tegen den oorlog in bepaalde vormen (vrij
heidsoorlog, prestige-oorlog enz.). Hij is wel
tegen de Zuiderzee-drooglegging. Hij is over
de zeventig.
Ik ben tegen den oorlog in eiken vorm, en
vóór de Zuiderzee-drooglegging, sta dus vier
kant tegenover mr. Verkouteren. En duizen
den denken evenals ik. Geen wonder. Wij
zijn jong. Dit is een nieuwe tijd, dien wij
allen helpen opbouwen," met nieuwe idealen.
Gelukkig.
R. P.
De Weduwe.
door H. BUYS.
(Nadruk verboden; auteursrecht
voorbehouden).
Domus de schilder stond voor zijn oude
boerderij en keek omhoog, waar de wolken
stoeiden. De slanke man met de scherpe
gelaatstrekken van iemand, die het leed niet
heeft gespaard, had een droomerigen glim
lach, open en jongensachtig. Hij ging waar
schijnlijk weer op in een of ander vizioen,
in een van de fantastische onderwerpen,
die zijn jeugdig kunstenaarschap beroemd
maakten.
Mara, de blonde slanke vrouw en Gulder,
de oude vriend, zaten onder den pereboom
in den tuin. Domus keek niet naar hen,
maar hij zag ze toch. Hij had er goed aai:
gedaan, Gulder, den vereenzaamden vrijge
zel bij zich in huis te nemen. Domus en
Mara waren vereenigd in liefde, een zoontje
Beatus was hen geboren niettemin had
het samenleven op de eenzame hoeve htm
geluk in gevaar gebracht. De wrijving van
al te zelfstandige naturen bleef niet ach
terwege. Zij moesten met elkaar twisten;
berouwvolle verzoening was steeds het ein
de.
Zoo werd Gulder de vredestichter. Den
„ongevaarlijke" noemde hij zichzelf schert
send. Hij hield van Domus en van Mara
evenveel. Hij was hun dankbaar, dat zij
den avond van zijn leven hadden gered.
Juist voerde hij met Mara een zacht ge
sprek, waarvan Domus niets hoorde: „Het
moeilijkste is", zeide Mara' terwijl zij een
licht groene doek om haar smalle schouders
trok, „dat je hem denkt te hebben en hem
inderdaad nooit nebt".
„Een kunstenaar", antwoordde Gulder.
„Zijn vrouw moet hem deelen met de on
bekende grootheid. De X. van de scheppende
kracht".
„Ook ik geloof een kunstenares te zijn, Gul
der. Maar ik geef mij openhartig en vrij.
Wanneer Domus mij noodig heeft, vindt hij
mij. Wie weet, of hij mij wel noodig heeft?"
„Wie zich in overvloed beklaagt, zondigt
Mara".
„In overvloed? Dikwijls ben ik zoo arm,
Gulder. Ook het kind is niet anders dan
egoïsme".
Mara zweeg, want Domus kwam naderbij
hij scheen tot iets een besluit te hebben
genomen. „Ik ga nog de plassen in ik moet
de wolken schilderen. Hier is het mij niet
wijd genoeg."
„Ga niet vandaag", vroeg Mara. Je hebt een
slechten nacht gehad, je moogt je niet in
spannen."
„Ik ga."
„Eigenlijk behoef ik hem nooit iets te
vragen hij doet altijd het tegenoverge
stelde. Zeg hem, Gulder, dat hij verstandig
moet zijn."
Gulder keek bedenkelijk naar het vale ge
zicht van zijn jongen vriend. De doffe glans
van zijn oogen beviel hem niet. „Het hart is
zwakker dan het oog. Blijf hier, Domus."
Maar de schilder ging. Hij stapte op zijn
fiets en reed weg, de juichende lente in.
„Vanavond kom ik terug!" riep hij nog. Hij
zag de wolken en vergat, zijn vrouw te groe
ten. Het was alsof Mara's smalle gezicht
versteende.
Het werd avond en het werd nacht. Domus
kwam niet terug. „Hij zal Scholten en K?>v
in de plassen ontmoet hebben", meende
Gulder. ,X>ie nemen hem dan mee naar he:
koffiehuis"
Het werd middernacht. Zij bleven wakker
alleen Beatus sliep vredig, de vuistjes ge
bald naast zijn hoofd. Gulder speelde op de
piano om Mara afleiding te geven. De vrouw
verdroeg het nauwelijks.
Om twee uur riep zij: „Ik ga hem zoeken!"
Onthutst volgde Gulder haar. Het had eigen
lijk geen zin, in de eindelooze plassen te
zoeken Gulden ried haar aan, naar het
dorpskoffiehuis te gaan. Daar doemden lan
tarens op donkere gestalten gingen ge
bogen over den weg. Zij droegen een lang
pak. Turfboeren waren het. De eene had
Domus' fiets aan de hand, een kind droeg
zijn schildergereedschap. De last echter, ge
huld in een deken, was Domus zelf. Hij was
dood.
Er was eën ets van den schilder Walter
Domus, die vertoonde een jonge vrouw, die
straalde van geluk en de dood, een gepant
serde reus. hief het zwaard op. Hij wilde de
bekoorlijke harmonie vernielen. Zoo was het
Mara nu overkomen. Het leed had haar ge
troffen. Zij zag zichzelf in scherven vallen en
haar doffe radeloosheid was sterker dan de
smart.
Druk medelijden om haar heen. Een zwart
consilium van vrienden. Veel liefde waar
van ze heelemaal niets had geweten, veel
egoïsme, veel nieuwsgierigheid. Dat ging
zoo eenige dagen. Toen was de begrafenis
voorbij. Het werd weer stil in het huis en in
den tuin. Alleen Mara, de weduwe, Beatus.
het zoontje en Gulder, de vriend, waren bij
een.
Guller nam angstig waar, dat Mara den
algemeenen weg van den troost vermeed. Zij
klampte zich niet vast aan Domus' kind. Zij
zag in dezen kleine egoïsme die in den chaos
van smart alleen voedsel en slaap noodig
had, niet de groote compensatie Een goede
moeder was zij. maar de weduwe versloeg het
moeder-zijn. Zij verzette zich tegen de wreed
heid van het lot.
Gulder was al te oud voor dezen strijd. Een
goede vriend van de gelukkigen was hij ge
weest als trooster van de verslagenen
faalde hij. Een onverdacht woord ontviel
hem: „Domus' dood is benijdenswaard
daar moet ik steeds aan denken, Mara. Ar
geloos ging hij aan het werk en hij keerde
niet terug."
„Hij was niet argeloos. Hij heeft alles ge-
Elken dag schrijft de hoofdredacteur van
Haarlem's Dagblad een hoofdartikelonder
den datum.
Haarlem's Dagblad bevat BRIEVEN over allerlei
belangrijke gebeurtenissen uit alle oorden van de wereld
Het woord is aan.....
Herbert Hoover
Er is iemand die het loerk beter kan dan
eenig ander. Vindt hem.
De dagelijksche rubriek „Het woord is
aan...." geniet groote belangstelling en veel
waardeering.
weten. Altijd ging hij om met den dood. Hij
heeft mij voorgespiegeld, dat hij met mij
leefde dat is het, Gulder. Hij was al lang
dood en zijn leven laaide nog op in dc
kunst Daarom ging hij de plassen in en zag
den hemel en vergat, mij de hand te ge
ven."
Gulder zat voorover gebogen, zijn grijze
hoofd steunde peinzend op zijn hand.
„Wanneer dat zoo is, Mara", zeide hij plot
seling, .dan zou je ook het recht dan zou
je ook de kracht moeten hebben, je aan do
smart te onttrekken. Je kent mijn philoso-
fie."
Mara sloot de oogen. Een glimlach, ge
temperd door het leed, kwam op haar gelaat.
„Licht jij me dan in".
„Laat de dooden den dood. Een uitge
strekt gebied ligt voor Je, wanneer je wilt. Je
bent nog een mooie, jonge vrouw."
„En jij oen filosoof".
Mara stond langzaam op. „Ik kan jc
leerlinge niet zijn, Gulder Je weet heel veel,
maar je vermoet niet, hoe ellendig ik ben.
Ik tast met mijn hongerende armen in do
ruimte! Begrijp je dat?"
Zij liet hem alleen. Daarna bleef zij ver
scheidene dagen onzichtbaar. In Domus'
atelier sloot zij zich op. Gulder had plotseling
het gevoel, dat hij moest heengaan. Hij was
overbodig. Toen Mara hem eindelijk op zijn
herhaald verzoek binnenliet vond hij haar,
omringd door Domus' schilderijen. Rondom
de doodsbleeke jonge ouw stond en hing
het werk van den jongen kunstenaar.
,Ik ga heen. Mara Ik wil afscheid nemen."
Zij gaf hem de hand, die klam was. „Ja,
Gulder, ik zou niet meer voor je kunnen
zorgen. Ik heb een groote ontdekking ge
daan. Domus is hiet dood nu pas begint
hij voor mij te leven. De mensch, die heen
ging liet mij zijn werk. Ik was de vrouw van
mijn meester. Zijn leven was dc kunst en mtf
schonk h.:.' het kind. Ik zal ze belde verzor
gen en schenken aan de wereld. Dat is over
vloed voor een vrouw. Je meende, dat ik a!
dien al tijdens Domus' leven had gehad?
Neen, Gulder nu heb ik hem".
Haarlem's Dagblad geeft drie soorten
Feuilletons: dagelijks een kort verhaal on
der den titel H. D. Vertellingen, een roman
in de bekende dagelijksche vervolgen en
een gehecle pagina iedere week van een an
dere roman.
.jij::
HAARLEMMER HALLETJES
EF.N ZATERDAGAVONDPRAATJE.
De krans was deze week weer bijeenge
komen ter bespreking van de vacantie en
van de uitstapjes, die in die dagen zouden
worden gehouden. Van den beginne af aan
was het duidelijk, dat er 2 stroomingen
heersc-hten: de eene om gezamenlijk op reis
te gaan en de andere om liever aan ieder
afzonderlijk over te laten wat zijn voorkeur
was (als ik schrijf zijn voorkeur bedoel ik
natuurlijk haar voorkeur, omdat vooral
de vrouwen een gewichtige stem in het ka
pittel hadden). Wouter was geen voorstander
van een gemeenschappelijke reis en toen hij
dat ter tafel bracht, werd er hier en daar in
de kamer tersluiks even geglimlacht. Nie
mand van ons kon vergeten hebben, dat 3
jaar geleden toen de krans gezamenlijk op
reis was geweest, Wouter een figuur had ge
maakt, waarom wij nog altoos lachten. Het
was al vermakelijk genoeg, dat één van ons
in zijn koffer, toen die bij geval openstond,
een touwladder had gezien, die blijkbaar
dienen moest om te vluchten, wanneer het
hotel eens in brand geraakte; naderhand
bleek, dat hij avond aan avond de ladder uit
het raam van zijn slaapkamer hing, omdat
hij, zooals Tante Koosje ronduit erkende,
anders geen oog dicht gedaan zou hebben.
Als je met zulke angsten op reis gaat, is het
maar beter om thuis te blijven en iemand,
die geen acrobaat is van nature, brengt,
wanneer er eens brand kwam, met zoo'n
touwladder er toch ook het leven niet af.
Toch zou deze heele geschiedenis gauw
vergeten zijn, wanneer niet op een avond
Wouter, waarschijnlijk onder den indruk van
een bangen droom, het heele hotel in op
schudding had gebracht door brandalarm te
maken, terwijl al heel gauw bleek, dat het
zoogenaamde vuur, waarvan hij den weer
schijn in zijn kamer heette te hebben gezien,
niets anders was dan de maan, die dien
nacht toevallig met een bijzonder rooden
gloed had geschenen.
Van pottenkijkers moest na dien tijd
Wouter dus niets meer hebben, maar zijn
denkbeeld, dat ieder maar liever zijps weegs
zou gaan, vond bij de anderen geen in stem
ming. Hopma en zijn vrouw hadden een
andere ervaring opgedaan; die waren het
vorig jaar toen zij in Berchtesgaden logeer
den, in gezelschap geweest van een groep
Roemenen, die geen woord Duitsch verston
den en met wie zij dus niet konden praten.
Was het wonder, dat zij dit- jaar naar meer
gezelligheid verlangden! De rest van het ge
zelschap was evenzoo voor een gezamenlijk
reisje gunstie gestemd. Het kwam er nu maar
op aan. een adres te vinden, dat de alge-
meene instemming had en het bleek al heel
gauw, dat het moeilijk zou zijn, dit ideaal te
bereiken. In de eerste plaats kwam de vraag:
iri of buiten Europa? Maar die werd gauw
ten gunste van ons werelddeel opgelost, om
dat van Stuiteren de eenige was, die buiten
het werelddeeel wilde gaan en onze schreden
wenden naar Zuid-Afrika. „Al die enge men-
schen met hun zwarte gezichten wensch ik
niet te zien," verklaarde Emma Hopma en
daarmede was het gezelschap het eens, zij
het dan ook op andere gronden. Zelfs me
vrouw van Stuiteren steunde het plan van
haar man niet, omdat wijlen haar overgroot-
papa slechte ervaringen had opgedaan, toen
hij op een reis dicht bij Algiers door roovers
gevat en als gijzelaar meegevoerd was. Het
had zelfs nog moeite gekost, hem voor dui
zend gulden van de bandieten los te koopen.
Ofschoon wij allen zeer onder den indruk
waren van het feit, dat overgrootpapa door
roovers duizend gulden waard werd gevon
den in een tijd, toen de koopkracht van een
gulden zeker vijf maal zoo veel was als
tegenwoordig, vonden wij dit argument om
niet naar Algiers te gaan niet sterk. Er waren
er betere: vooreerst de kosten, dan het heete
klimaat in den zomer en ten derde het feit,
dat je over zee moest, een omstandigheid,
die op reisplannen altijd een bijzonder be-
darenden invloed heeft.
Natuurlijk gaf deze discussie aanleiding
tot een afdwaling over de laatste gebeurte
nissen op Curasao en met grooten ernst werd
besproken, op welk rantsoen de gouverneur
en de militaire commandant wel geschat
zouden zijn, wanneer de roovers niet de be
leefdheid hadden gehad, de heeren zonder
geldelijke vergoeding gratis en franco weer
naar hun eigen eiland terug te zenden.
Het spreekt vanzelf, dat de kosten in de aller
eerste plaats van groot belang waren. Wij
weten wel, dat de beurs van de Hupstra's
niet welvoorzien is zooals die van de Hopma's,
wij hebben de beste verwachtingen van het
financiëele vermogen van Wouter, maar wij
kunnen niet goed hoogte krijgen van de positie
der familie van Stuiteren. Den eenen dag
schijnt het zoo, alsof alles kan en den ande
ren dag klaagt van Stuiteren over de groote
kosten van een gezin met kinderen en komt
zijn vrouw, naar het zeggen van de dames
(wij mannen kunnen dat zoo niet beoordee-
len) heel schameltjes voor den dag. Booze
tongen beweren dan ook, dat van Stuiteren
wel eens een gokje doet od de beurs en daar
om op de vastheid van zijn inkomen niet te
veel mag rekenen.
Nu weten wij allen, dat een bescheiden
pension op de Veluwe heel wat minder kost
dan een verre reis, waarbij je telkens afstapt
in verschillende hotels, maar het Dension on
de Veluwe (beschroomd aangevoerd door
mevrouw Hupstra) werd algeheel verworpen,
omdat in dergelijke stille omgevingen alleen
vrouwen zich redelijk bezig kunnen houden,
terwijl mannen •zich zoodanig vergriezelen,
zelfs bij het mooiste weer van de wereld, dat
er, zooals Hopma het wel wat sterk uitdrukte,
stellig moord en doodslag van gekomen zou
zijn. Van Stuiteren bleef in het begin van
de besprekingen een neutrale houding aan
nemen en zei, dat hij de keus aan de meerder
heid overliet, waaruit we dus mogen afleiden,
dat Mercurius hem in de laatste maanden
gunstig gezind was geweest. Mevrouw Hup
stra was over haar nederlaag een beetje
ontstemd en toonde dat door te zeggen:
„mannen kunnen de natuur alleen dan ge
nieten, als die dicht bij een groote stad ge
legen is," maar tenslotte bereikte zij er dan
toch dit mee, dat het geen roezige en ver
moeiende reis zou zijn van de eene plaats
op de andere met tien hotels in veertien
dagen, maar een rustige plek ergens in een
mooie omgeving, waar men blijven zou, der
halve toch in een pension.
Nu dit principe eenmaal was aanvaard,
scheen de rest gemakkelijk. Helaas bleek al
spoedig, dat er nog minstens tien barricades
waren opgericht op den weg, dien wij te gaan
hadden, voordat het doel zou zijn bereikt. Hoe
was het b.v. mogelijk het inzicht van me
vrouw Hopma, dat je in ieder geval in een
drukke badplaats moest gaan logeeren, om
dat daar concerten en vele uitspanningen
zouden zijn, met de meening van mevrouw
Hupstra te vereenigen, dat een vacantieoord
niet dienen moet om je heel druk te maken,
maar om tot rust te komen! Hoe kan het be
staan, de wenschen van Wouter, die niet
tegen den Duitschen pot kan, te vereenigen
met de overtuiging van mijn vrouw en mij,
dat wij in geen geval tot de Engelsche keuken
wenschen te worden veroordeeld! Als par
tijen in dit geval niet tot elkaar kwamen,
dan zouden met één slag Engeland en
Duitschland in hun geheel voor onze vacan-
tieplannen uitgeschakeld zijn geweest. Naar
België wou van Stuiteren niet; ik vrees, dat
hij in Belgische zaken een veer had gelaten
en zijn goede Nederlandsche duiten niet
verder In dat land wat men noemt wenschte
aan te reiken. Zijn vrouw *op haar beurt
meende, dat je in Oostenrijk niet met succes
kon reizen en zoo deed zich op een gegeven
oogenblik de mogelijklieid voor van Scan
dinavië, Polen of Rusland. Het eerste was
gauw van de baan. „Mooi, maar somber,"
zei de krans. R'-^'and kwam in het geheel
niet in aanmerking, omdat het alleen somber
was en niet eens mooi en bij Polen werd
een eigenaardige krabbelende beweging ge
maakt. die het gezelschap afschrikte. „Boven
dien is dat allemaal te ver," decreteerde
mevrouw Hupstra en daarmede keerden wij
tot zuidelijker regionen terug en bespraken
de vraag of Italië in aanmerking kon komen.
De dames voelden er wei voor, maar de
heeren vonden, dat er te veel Mussolini in
Italië was en te veel olie in de voeding, al
was het dan ook niet allemaal wonderolie,
zooals in den eersten tijd van Mussolini's
optreden.
Natuurlijk werd Zwitserland niet vergeten.
De gastheer, dezen keer van Stuiteren, moest
tusschenbeiden komen in een klein debat, dat
zich ontspon tusschen Hopma en Hupstra over
de vraag of in Zwitserland de bergen te hoog
of de dalen te laag waren. Het scheen, dat
de twistenden niet dadelijk konden inzien
dat dit feitelijk op hetzelfde neerkwam, maar
men was het er toch over eens, dat Zwit
serland wat ver, wat duur en wat vermoeiend
was, zoodat ook dit land niet de eer zou
hebben ons in de vacantie te herbergen.
Waarschijnlijk zouden wij op dit oogenblik
nog niet tot een resultaat zijn gekomen,
wanneer één van ons (bescheidenheid ver
biedt mij te zeggen, wie dat was wanneer
niet één van ons op het denkbeeld was ge
komen, dat al de leden van de krans hun
voorkeur voor de plaats, waar wij zouden
heengaan, vast omschrijven zouden. De gast
heer nam op zich hiervan aanteekening te
houden en te trachten deze plaats te vinden,
waarna mevrouw van Stuiteren uit beleefd
heid het eerst tot het uitspreken van haar
wenschen werd toegelaten.
„Ik stel voor," zei ze, „een plaats met veel
bosch waar je prettig kunt wandelen, met
een groot park, waarin muziek wordt ge
maakt en dicht bij zee gelegen. Ik geloof
dat die niet al te moeilijk te vinden is".
„Nou", zei de krans eenigszins twijfelend,
maar de beurt was aan mevrouw Hopma.
die in ieder geval een hótel wenschte, waar
's avonds gedanst zou worden. Bovendien
een strijkje aan tafel, een zwembad, en een
promenade, waar de menschen elkaar gere
geld zouden ontmoeten. Mevrouw Hupstra
was eenvoudiger in haar eischen; zij ver
klaarde zich dol op de hei, had een afkeer
van de zee en zag niets aantrekkelijks in het
paradeeren op een mondaine promenade.
Mijn vrouw kon zich bij de laatste wel aan
sluiten, maar verkoos een pension boven een
hotel en daarbij een groot pension, zoodat
wij niet genoodzaakt zouden zijn met ieder
een in huis kennis te maken en Tante Koosje
tenslotte gaf geen ander advies dan dit:
„Och, van Stuiteren, je zult al moeite genoeg
hebben al deze verschillende wenschen te
bevredigen; schrijf maar op, dat ik mij neer
leg bij de meerderheid."
Zoo kwam de beurt aan de heeren, die el
kaar na de diverse wenschen van de dames
al eens hadden aangekeken en toen het er op
aankwam gezamenlijk verklaarden, dat zij
hun wenschen voor zich zouden houden. Men
zou misschien meenen dat dit bij de dames
in goede aarde viel, maar dat was heelemaal
het geval niet. De dames in onze krans vin
den het heel prettig, wanneer ze hun zin
krijgen, maar heelemaal niet wanneer dat
zoo vanzelf gaat. Er moet eerst wat over ge
praat worden en dan mag het resultaat zijn,
dat haar wenschen worden ingewilligd, maar
als het zoo vanzelf gaat. vinden ze het niet
leuk. Emma Hopma gaf blijkbaar de alge-
meene opinie weer toen zij tot haar man zei
met een klein lachje: „Kom, kom, doe nu
maar niet alsof je geen opinie hebt, door
gaans weet je precies wat je wil."
Maar toen wij mannen elkaar eenmaal ge-
Vonden hadden, gaven wij ons standpunt
niet op. In ons isolement ligt onze kracht
niet, maar met samenwerking is iets te be
reiken. Bovendien geloof ik ook, om het-maar
eerlijk te zeggen, dat wij zeer benieuwd wa
ren, hoe onze vriend van Stuiteren zich red
den zou uit de moeilijkheid om te vinden:
een vacantieoord, dat niet duur was, maar
toch goed moest zijn, ook weer niet extra
goedkoop, omdat wij er dan niet over tevre
den zouden wezen, een rustig vacantieoord,
maar waar 's middags een strijkje zou zijn
en 's avond. bal. Een plaats, die een mon
daine promenade zou hebben en tegelijk op
de hei zou liggen, tenslotte een plaats met
een zee links en een bosch rechts, of anders
om een zee rechts en een bosch links en ten
slotte een plaats, waar een groot pension
zou zijn, dat evenwel geen hotel mocht we
zen en een plaats, die niet zou liggen in En
geland, in Duitschland, in Zwitserland, in
Italië, in Frankrijk, in Scandinavië, in Polen
en in Rusland.
Van Stuiteren heeft al deze eischen met
een stalen gezicht opgeschreven en toen
Hopma tot hem zei, dat het moeilijk zou zijn
om aan dat alles te voldoen, maakte hij een
trotsch gebaar: „Wacht maar af cn je zult
zien". En zoo zijn wij dan nu in afwachting
en hebben een termijn gesteld van 14 dagen,
waarin hij met een uitgewerkt plan voor den
dag moet komen. Lukt dat niet, dan staat dc
doodstraf er wel niet op, maar toch wel een
algeheele verdwijning van het gezag, dat hij
tot dusver in onze krans genoot, het gezag
namelijk van een man, die zich in de moei
lijkste omstandigheden met succes weet te
redden. En daar ik hem ken cn weet hoe ijdel
hij is, zal hij hemel en aarde bewegen om aan
de ongelijksoortige wenschen van de heele
krans te voldoen. Adviezen van belangstel
lende lezers worden op prijs gesteld, maar
zijn voorloopig nog niet noodig.
FIDELIO.
De Haarlemmer Halletjes zijn een weke-
lijksche causerie over alles en nog watde
leden van dc krans zijn bekende figuren ge
worden,