H. D.-VERTELLINGEN HOEING's Stoomeiij Veiverij cAcOSROZErN ZEr&p MET ri&T AMKE-R D^BBELM^NN STADSNIEUWS FEUILLETON Liefde de Leid-ster HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 26 JUNI 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) door JOH. G. VAN DOORN. Het Wrak Eindelijk, na de laatste bocht, lag de zee In al haar machtige uitgestrektheid voor hen, plotseling, als een wonder, dat zich in ongekende tooverpracht na somberen nacht openbaarde. Else kon een kreet van verrukking niet weerhouden. Hoe vind Je t, Herman? maar zonder zijn antwoord af te wachten ging ze enthou siast voort: Zóó heb ik de zee nog nooit gezien zoo mooi. Haast geen golfje te bekennen en die heerlijk-blauwe hemel en die warm- stralende zon.... 't lijkt wel een sprookje, Herman! Zullen we langs 't strand fietsen? Tot den volgenden duinweg? stelde Herman voor. 't Zal zwaar trappen zijn.... niet? wierp Else zwakjes tegen. Wel nee, 't is eb.... en als Je moet Wordt, zal ik je duwen. Else keek Herman recht In de heldere stralende oogen en toen naar zijn gestalte jong en krachtig, vol jeugdfgen, bruisenden levenslust. De zwakke zoele zeewind wiegde zijn blonde krullende haren zachtjes heen en weer boven zijn frisch-gebruin gezicht God, wat voelde ze zich gelukkigzij hier samen, boven op het duin, met voor hen het heerlijke lokkende leven, dat nog zooveel ongekende perspectieven bood. Goed, hoor, dan gaan we stemde Else blij-lachend toe. „Ga jij maar eerst naar het strand, be neden, ik volg wel met de fietsen", vervolgde Herman. En dartel, als een blij-uitgelaten kind, ren de Else het duin af, zwaaiend met de armen in de lucht, de zee tegemoet. Zeg, Herman, nü kan ik me voorstellen, dat er menschen zijn, die van de zee kunnen houden, als je haar éénmaal zóó hebt ge zien, merkte Else op, toen ze langs het strand reden. Maar Herman zweeg. Waarom zwijg je daarop.... kan jij je dat dan niet voorstellen? Herman wees in de richting, waar een zwarte vormelooze klomp boven het zilver lichte water uitstak. Zie je dat? Ja, dat is...» Dat is een wrak, Elseeen wrak, dat eenmaal als een fier, statig schip de baren doorkliefdeen op dat schip leef den menschen, die ook zooveel van hun zee hielden, maar die bij een zwaren storm de goede koers verloren hebben en de machte- ïooze prooi werden van die mooie, lokkende zee, die zoo wreed en verradelijk kan zijn. Het leek of over Else's eerst zoo zonnig gezichtje een donkere wolk gedreven was. Herman schrok er zelf van. Hij begreep, dat zijn sombere woorden niet pasten bij de sfeer van dezen verrukkelijken lentedag. En om haar weer de gewone levensblijheid bij te brengen troostte hij haar zijn arm op haar schouder liggend: Nou ja, Else, trek je dat nu direct niet 'aanik zei dat maar zooals je maar moed houdt, altijd moed houdt, en je nooit laat gaan, dan hoef je niet bang te zijn. En een dankbare glimlach beloonde hem voor zijn bemoedigende woorden. Een laatste zoele herfstdag lokte de men- kchen nog éénmaal uit de stad naar zee. Nog waren de terrassen druk bezocht als in den zomer, nog deed de milde temperatuur niets van den naderenden winter vermoeden, nog zwierde de zwaluw met breeden boog, op 't oude vertrouwend, hl t lichtruim om hoog. nog wilde de zomer niet scheiden. Met een moe gebaar wenkte Else den INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN a 60 Cts. per rcgeL LAAT UW GARDEROBE DOOR onderhouden en U zult tevreden zijn. Belt U 10873 of 10382 even op. Itxlrx. a£^c*YUC. kellner, rekende afwèg wilde ze, wèg ze had gedacht, gehoopt, afleiding, ver strooiing te vinden tusschen de menschen, bij schetterende jasz-muziek. Maar tegelijk voelde ze zich schuldig, dat ze daar nü al weer naar kon verlangen, nü al, terwijl nog fel het verdriet knaagde. Wat was ze dan voor een wezen Haar liefde voor Herman was toch écht geweest, haar smart en mede-lijden bij zijn ziekbed en sterven was toch recht uit haar hart gekomen, ze was toch verslagen ge weest, als versuft, niet begrijpend, wat het leven haar nu nog kon geven. En nu al, nu al had ze dit weer gezocht, had ze weer de blikken van de vele bewonderaars op zich gevestigd geweten, het had haar behaagd ookals ze wildeH Ze schokte overeind.... nu moest ze weg, dat voelde zewegwaarheen? Thuis dreigde de eenzame kamer in troostelooze verlatenheid, met aan den wand de vele herinneringen aan wat éénmaal was. De muziek viel weer in. Een man kwam op haar toe. Ze voelde zijn doordringenden blik ze zag alleen twee oogen, die peilden. Als ze nu niet ging, zou ze niet meer kunnen weigeren. Ze ging, loom, moe, doelloos, t Was of alles om haar heen haar zou ontzinken. Ze voelde zich als machteloos in de deining van het bonte leven der groote badplaats. Lang zaam stierven de schrille tonen van het dansorkest weg; nu stond ze alleen in de dorpsstraat, met de fiets aan de hand. On willekeurig keek ze om. Ze zag, dat de man haar gevolgd had. Ze wilde er een stapje bij doen fietsen mocht hier niet maar t was of een onweerstaanbare macht haar tegen hield. De straat leek nog zoo lang vóór ze den hoofdweg naar de stad bereikt had. Als ze die zijstraat eens insloeg, daar mocht ze fietsenmaar dan kwam ze aan zee. Plotseling kreeg ze een ingevingze kon langs het strand terug, 't was eb. Gauw dan maar. En de daad bij de gedachte voegen de besteeg ze het nauwe zijstraatje; een oogenblik later was ze aan *t strand. 't Was stil, verlaten. Maar ze genoot niet van de pracht van de ongerepte natuur. In het lokkende spel der golven, dat haar vroe ger zoo bekoorde, zag ze nu slechts het ver raad, het zachte regelmatige bruisen klonk haar als één voortdurende aanklacht in de ooren. En langs de eindelooze duinenrij meende ze den langen weg te zien, die nog voor haar lag, die haar nu zoo hopeloos moeilijk te bewandelen scheen. De eenzaamheid drukte haar stemming nog meer, ze voelde zich weerloos, overge geven aan het lot, niet in staat het te weer staan. Ze moest even afstappen, rusten, 't was of al de krachten haar begaven. De fiets viel neer in 't zand. Hier had ze zoo vaak ge staan toen met Herman, die zoo goed was, zoo sterk en altijd vol goeden moed. Ze herinnerde zich nu ook weer den eersten avond aan zee, toen hij haar had willen duwen, als ze moe mocht worden. 't Was even, of ze zijn steun weer voelde. Haar blik verhelderdeze zag nu ook, dat ze recht tegenover het wrak stond, de vormlooze, zwarte klomp, nóg dieper ge zonken, nóg ellendiger.... Wat had hij ook weer gezegd?van dat schip dat uit den goeden koers was geslagen en machteloos overgeleverd aan de verrade- lijke, stormachtige zee. En later, toen ze door die woorden bedrukt gekeken had: „Als je maar moed houdt, altijd moed houdt, en je nooit laat gaan, dan hoef je niet bang te zijn" Ze richtte zich op, streek met haar hand langs het voorhoofd, 't Was of ze het wrak nu veel grooter zag, dan het in werkelijkheid was. Kwam het, omdat ze zich zelf in de toekomst zoo zag, als ze zoo doorging. Het was haar of die toekomst dreigde als een afschrikwekkend spook. „Else!" fluisterde een stem, „Else Je moet je nooit laten gaan, nooit, dan hoef je niet bang te ziin!" Toen besefte ze duidelijk, dat het eenfgste wat haar nog redden kon der. wil en der. moed waren om het leven aan te. durven. Niet vragen naar het „waarom", naar het doel, niet terugblikken op het verleden, maar voorwaarts, naar haar werk, haar taak. Er wachtte haar nog zooveel En resoluut stapte ze op haar flets, liet de wind vrij door haar haren waaien, zette flink de gang er in, terug naar de stad, om opnieuw te beginnen, als een herboren mensch. N. Z. H. T. M. DE RESULTATEN OVER 1928. Aan het verslag van de tramwegmaatschap pij over 1928 ontleenen wij, dat de Ceintuur baan werd opgeheven en de nieuwe lijn Sta tionLeidschevaart werd ingesteld met in gang van 1 Jan. 1929. Het personeel bestond uit 128 vaste en 13 losse ambtenaren en 801 beambten in vasten en 68 in voorloopigen of lossen dienst. In 1928 was het aantal ziektedagen over 100 arbeidsdagen 3,42. Hoewel niet tot dit verslagjaar behoorend, wordt medegedeeld dat de op 29 Mei 1927 aangevangen ziektereserveering voor de vaste beambten (2 1/2 pCt. van het normale volledige loon) over 1927 een overschot van- 4259.51 opleverde, waarvan 75 pCt. of 3194.63 ten goede kwam van de personeel leden, die gedurende het tijdvak van 29 Mei 192731 Dec. 1927 beneden een vastgesteld aantal ziektegevallen en ziektedagen zijn gebleven; over laatstbedoeld tijdvak waren er 538 personeelleden met 0 ziektegevallen, terwijl in totaal 721 personeelleden in het overschot meedeelden; de uitkeeringsbedra- gen hebben per persoon bedragen van 4.92 bij 0 ziektedagen tot 0.49 bij ten hoogste 20 ziektedagen. Over 1928 zijn inzonderheid de voorjaars maanden op het aantal ziektegevallen en -dagen van ongunstigen invloed geweest. Dat jaar is een nadeelig saldo geconstateerd van 5677.74, zoodat niets aan het personeel is uitgekeerd. De rijtijd op de lijn HaarlemAmsterdam kan na het gereedkomen der werken aan dien weg met 5 minuten bekort worden. Op mooie Zondagen in den zomer werd op die lijn een 10-minutendienst gereden. Het vervoer op de lijn AmsterdamZand- voort ondervindt nog steeds den invloed van de electrificatie van den spoorweg Amster damHaarlem en van de wijziging van het Gemeentetramnet te Amsterdam. De Olym pische Spelen gaven op enkele dagen wel grooter vervoer, daarentegen werden van Amsterdam uit minder uitstapjes naar de omstreken van Haarlem en naar Zandvoort gemaakt, zoodat geacht kan worden dat het bedrijf geen voordeelen uit deze spelen ge trokken heeft. De winst- en verliesrekening sluit met een saldo van 99.000. Daarvan wordt 90.000 besteed voor 6 pCt. dividend, 2400 voor het reservefonds en 6600 voor tantièmes. Aan plaatskaarten en abonnementen werd 4.156.492 ontvangen, aan goederenvervoer 30.874. FAILLISSEMENTEN Door de Arrondissements-Rechtbank te Haarlem zijn de volgende faillissementen uitgesproken op Dinsdag 25 Juni 1929: A. N. Tusenius, architect, wonende te Haarlem, Heythuyzerweg 22. Curator Mr. A. Beets, wonende te Haarlem. Rechter-Com- missaris Jhr. Mr. E. J. Strick van Linschoten. Vernietigd werd het faillissement van: De N.V. Nederlandsche Electrische Tim merfabriek „Doelma" in liquidatie, gevestigd te Heeipstede. Curator Mr. Dr. F. A. Bijvoet, wonende te Haarlem. Geëindigd zijn de faillissementen door het verbindend worden der ultdeelingslijst van: N. A. Perquin, wonende te Santpoort. Cu rator Mr. K. Westerling, wonende te IJmui- den. J. de Bie, wonende te Santpoort. Curator Mr. K. Westerling,'wonende te IJmuiden. S. C. Veen, wonende te Zaandam. Curator Mr. G. W. C. Pliester, wonende te Haarlem. Opgeheven werden de faillissementen van: H. Jonkman Sr., wonende te IJmuiden. Cu rator Mr. K. Westerling, wonende te IJmui den. H. F. Broekhuizen, wonende te IJmuiden. Curator Mr. M. A. van Eek, wonende te Haarlem. A. P. Terstall, wonende te Haarlem. Cura tor Mr. L. G. van Dam, wonende te Haar lem. M. Mulder, wonende te Beverwijk. Curator Mr. J. A. B. Sanders, wonende te Beverwijk. PERSONALIA. Benoemd is tot leeraar (met hoofdvak on derwijs en opvoeding) aan de Rijkskweek school alhier, de heer R. IJzer, nu leeraar aan de Rijkskweekschool te Winschoten. TENTOONSTELLING. Tijdens het congres van het Nederlandsche Onderwijzersgenootschap, te houden 1, 2 en 3 Augustus a.s. in het Brongebouw, zal een tentoonstelilng van leermiddelen enz. ge houden worden. Deze zal te bezichtigen zijn voor de con gressisten, de leden der afdeelingen en ver der voor allen die belangstellen in 't onder wijs. JHR. MR. A. VAN DER GOES VAN NATERS t In den ouderdom van 36 jaar is in den nacht van Maandag op Dinsdag ten huize van zijn ouders te Baarn overleden Jhr. Mr. A. van der Goes van Naters, die na het ver trek van Mr. M. W. Scheltema met ingang van 1 Juni j.l. benoemd was tot referendaris ter Griffie van Noord-Holland. De heer van der Goes van Naters, die reeds negen jaar aan deze Griffie werkzaam was, heeft deze belangrijke functie dus slechts een paar weken kunnen vervullen. Ook op ander gebied heeft de overledene zich zeer verdienstelijk gemaakt. Zoo was hij eenigen tijd voorzitter van de af deeling Haarlem der Nederlandsche vereeniging tot bescherming van dieren, voor welke vereeni ging hij veel goeds tot stand gebracht heeft. De teraardebestelling van het stoffelijk overschot zal plaats hebben Vrijdagmiddag twaalf uur op de Nieuwe Algemeene Be graafplaats te Baarn. ONDERWIJZERSEXAMEN. RIJKSKWEEKSCHOOL VOOR ONDER WIJZERCESSEN). Haarlem, 24 en 25 Juni. Geëxamineerd. 4 vr. en 2 mann. candidaten. Geslaagd de da mes; W. G. Roest, R. Ruijs, E. M. Vissers en de heeren G. A. de Bock, V. H. Sabelis allen te Haarlem. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN. Terug te bekomen bijBur. v. Politie, Sme- destraat, badgoed en handschoenen; Kennel Fauna: hazewindhond (zwart) gebracht door: Pohl, Rijksstraatweg 51; zwarte kat, gebracht door: Hartog, L. Raamstraat 19c. Hoekstra, van 't Hoffstraat 43, hondenpen ning; Watsema, Teijlerstraat 37, parapluie; Provoost, Heerensingel 3rood, portemonnaie met inhoud; Brugsma, Westerhoutstraat 18, idem; De Lugt, Wijde Geldeloozepad 13, idem; Scharpff, Schagchelstraat 9rood, pakje met kleertjes; Donselaar, Spijkermanslaan 2, damestasch; v. d. Boogaard, Kolkstraat 12rd., idem; Seegen, KI. Houtstraat 93, sleutels; Bur. v. Politie, Smedestraat, kindersokje en zwempak met handdoek; Bukning, Nieuv/e Groenmarkt 26, zakmesje; Vermeren, God fried v. Bouillonstr. 17, rijwielbelastingmerk; v. Dijk, Hoofmanstraat 17, idem; v. El, Frankestraat 52rood, rozenkrans; v. Gorkum, Gen. Cronjéstraat 73rood, regenjas. (Onderstaande berichten zijn reeds in een deel van de vorige oplaag opgenomen). BLOKSCHRIFT HET SCHRIFT DER TOEKOMST? TENTOONSTELLING IN DE BLOEMEN- DAALSCHE SCHOOLVEREENIGING. In de school der Bloemendaalsche schoolvereeniging wordt Donderdag en Zaterdag een tentoonstelling gehouden van door de leerlingen vervaardigd „blok schrift", welke schrijfwijze op deze school reeds twee jaar onderwezen wordt. Onder voor- en tegenstanders van de nieuwe schrijf methode is den laatsten tijd een ware strijd ontstaan. Winnen de eersten het dan zou een gansche omwenteling van het schrijfonder wijs er het gevolg van kunnen wezen. Het looend schuin schrift zou plaats maken voor het onderbroken echtopstaand. Maar zoover is het nog niet, want de tegenstanders blij ken talrijk. Dat blijkt wel uit hetgeen- over dit onderwerp gezegd werd in de algemeene bestuursvergadering van de Vereeniging van Leeraren in het Schoonschrijven bij het Middelbaar Onderwijs, op 7 October te Utrecht gehouden. De voorzitter, de heer P. H. van Gestel ver klaarde zich een tegenstander van blok schrift. Een ander lid noemde het ongeschikt voor den handel, een derde zeide er geen methode in te zien, weer iemand anders meende, dat het niet geschikt is voor het leven, het is hoofdzaak teekenschrift en leent zich niet voor regelmatig, duidelijk en vlug schift, dat de practijk vraagt. Verschil lende andere leden vonden het leelijk en on- practisch. De heer Van der Laan daaren tegen vond het aanbevelenswaardig, dat de kinderen in dit schrift individualiteit kunnen ontwikkelen en de heer Comello sloot zich hierbij aan. De heer Van de Laarschot zag daar echter geen voordeel In, omdat het schrift z.i. voor de practijk niet deugt. Aan deze discussie was voorafge gaan een artikel van den heer Van Gestel in het Orgaan over blokschrift. Het blokschrift is vervaardigd door de heeren M. A. Schaly en P. Bakkum, on derwijzers aan de Nieuwe Schoolvereeniging te Amsterdam, die trachten het ingang te doen vinden. Zij geven eenvoudige druk letters, die wat hun vorm betreft aan het oude Jonische schrift doen denken, als schrijfletters. De heer Van Gestel conclu deert, dat het schrift met een gewone pen niet te schrijven is, omdat de breedte der grafische lijn overal dezelfde is. Als een be zwaar voelt de schrijver het, dat bij het schrijven van één letter de pen dikwijls vela malen moet worden opgelicht. Bij het aan vankelijk lees- en schrijfonderwijs zijn die eenvoudige lettervormen te gebruiken, maar niet voor vlug loopend schrift. Jaren geleden was er een algemeen streven, naar steilschrift, waarbij dan een gezondere houding zou kunnen worden aangenomen. De practijk heeft echter het schuinschrift in eere hersteld. Misschien zal het hiermee ook zoo zijn. De heer Van Gestel gelooft niet, dat het blokschrift de zoozeer gewenschte verbete ring in het steeds slechter wordend schrift zal brengen. De samenstellers van het blokschrift hebben daarop in een der volgende nummers van het orgaan geantwoord. Zij zijn van oordeel, dat het schrift zelfs met een vulpen te schrijven is. Het dikwijls oplichten van de pen meenen zij, voorkomt vermoeidheid. Dat vele hoofdletters uit drie deelen bestaan achten zij zoo'n bezwaar niet. En dat de duidelijkheid wint ten koste van tijd van den schrijver, maar niet van den lezer, vinden zij het belangrijkste. Zij zeggen zelfs, dat de vlugheid bij een geoefend blokschriftschrij ver niet of maar weinig verschilt van een schuinschrïf tschr ij ver. In zijn antwoord daarop zeide de heer Van Gestel te hopen, dat de gulden middenweg gevonden moge worden en het daarom toe te juichen, wanneer in enkele scholen eens een proef genomen werd. Die proef is thans ge nomen te Bloemendaal en op de ter'mi stelling kan men de resultaten wat betreft duidelijkheid zien en wat betreft snelheid de opinie der leeraren hooren. „ONZE VLOOT". Aan het jaarverslag over 1928 van de afd. Haarlem en Omstreken van de Kon. Ned. Vereeniging „Onze Vloot" ontleenen wij: Op 1 Januari 1928 bedroeg het ledental 559; 40 nieuwe leden traden toe waartegen over stond, dat het ledental verminderde met 79, gezamenlijk door bedanken en overlijden, doch hoofdzakelijk als gevolg van het feit, dat de leden, die in een andere afdeeling woonachtig waren, naar die afd. moesten worden overgeschreven. Het ledental bedroeg dus op 1 Januari 1929 520. Herinnerd wordt aan verschillende lezin gen die door de afdeeling georganiseerd wer den en die veel belangstelling trokken. In de plaats van den heer H. M. van Bemmelen, die als voorzitter der afdeeling bedankte, omdat het hem te zwaar viel om die functie te blijven vervullen, in verband met zijn voorzitterschap van de algemeen® vereeniging, werd als voorzitter der afdeeling de heer Jhr. Otto van Lennep gekozien. Dis werd weer opgevo.gd asl secretaris door den heer L. J. van Rossum. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct». per rejet SNEL SCHUIMEND EN REINIGEND. SPECIAAL VOOR HET BAD. OP GOEDE ZEEP SWAT: Uit het Engelsch van CHARLES GARVICE. 5) En terwijl het leven zijn gang ging, bleef de klank van Marie's stem in Larry's ooren klinken. IV. Peinzend over de woorden van den markies liep Larry naar huis. Een licht brandde in de woonkamer --.n de molenhut, en Reuben Payne keek op van het boek, waarover hij gebogen zat. Zijn hand woelde in zijn grijze haren en hij keek Larry glimlachend aan Maar toen hij de bloedsporen zag, verdween die glimlach. Je bent heel laat, Larry en wat is dat? Larry bromde lets, want hij merkte, dat hij de geschiedenis nog eens weer zou moeten vertellen. HU deed het in 't kort, terwijl Reuben dc wond onderzocht. Het is gelukkig niet diep, zei hij met een zucht van verlichting; maar het had slechter kunnen afloopen. Ik heb al van die zigeuners gehoord. Is die vent een oude man met een ongunstig gezicht? Een echte boef, zei Larry. Bij dc „Hollows" moet hun kamp zijn. cr zUn seen hulzen genoeg om hun bezems en aardewerk te verkoopen. Zü zyn gewoon lijk eerlijk, die zigeuners. Maar ik denk dat hij de verleiding niet kon weerstaan toen hij die diamanten gesp zag. Nee, zij komen hier niet vaak, ging hij nadenkend voort. Ik herinner mij nog zooiets, achttien jaar geleden. Er was toen een zigeunermeisje in een van de huisjes van het kasteel, een heel mooi meisje, Miriam heette ze; zij kwam hier juist voor ik zou vertrekken. Hij zweeg ecnige oogenblikken. Ik geloof, dat ze met een zeeman trouwde. O ja, ik herinner mij zün naam. Het was John Grey; op een stormachtigen nacht is hU in de baai verdronken. Voordat de vuurtoren op de „Point" gebouwd werd, zijn er heel wat schepen naar den kelder ge gaan. Larry onderdrukte een geeuw, terwijl hij zUn avondmaal van brood met kaas gulzig verorberde. -r- Ik ga morgen naar de „Hollow", het kamp zoeken. Als ik het kan vinden dan zal ik met dien „Snapper" eens een paar woorden praten zei Reuben na een pauze. Maar het is tijd om naar bed te gaan, jongen. We! allemachtig, je slaapt al. Hij stond op en schudde den jongen zacht jes eri Larry, die maar nauwelijks wakkec werd, stommelde naar zUn kamertje boven het molenrad. Geen droomen verstoorden den diepen slaap van den vermoeiden visschersknaap, maar de jonge markies lag uren lang wak ker en zag voortdurend de scène op het terras zien voor zUn oogen afspelen. En hoe benUdde hij den vlsschersjongen! De „Snapper" die uitstekend de kunst ver stond om zich te verbergen, had weinig moeite, de verbijsterende bedienden die hem zochten te ontgaan. Hij bleef kalm tusschen de rotsen liggen, totdat het gevaar geweken was, sloop toen in de duisternis weg, klom over den parkmuur en hield zich onder de boomen langs den weg tot hij „Hollow" be reikte. Wat hier was verdiende nauwelijks den naam zigeunerkamp; er stonden maar twee tenten en een oude huifkar. Hij liep naar een van die tenten en riep zacht: Miriam! Van binnen kwam geen antwoord; maar een oogenblik later kwam er een vrouw uit het bosch te voorschijn, hijgend, alsof ze hard geloopen had. Ze was van middelbaren leeftijd maar nog heel mooi. De roode shawl om haar hoofd ver hoogde het effect van haar zwarte oogen en donkere haren. Er kwam iets angstigs en iets vorschends in haar oogen, toen ze den „Snapper" zag. De oude man keek voorzichtig rond en gaf haar een teeken om hem naar een groepje boomen te volgen. Waar ben je geweest? vroeg hij ruw. Ik ben hout wezen halen, Ik moet hier weg, Miriam, zei hij. Ik heb pech gehad vanavond. Half in zUn zigeuner-koeterwaalsch, half in het Engelsch vertelde hij haar zijn avontuur. Ze zullen me hier wel komen zoeken morgen, eindigde hij en het is nog al een ernstig geval: een messteek. Die vervloekte jonge hond! Waarom heb ik mij ook met hem bemoeid. Ik voel zUn handen nog aan mijn strot! Hij voelde aan zijn ruige hals en bevoelde haar voorzichtig. HU hing aan meals een wolf. Maar ik zal hem wel krijgen, mompelde hy woe dend. Ik zal hem leerenWat is dat? Een van de paarden beweegt zich, zei ze met gedempte stem. We konden van nacht beter samen weggaan. Neen, zei hy kort. Dan kom ik niet gauw genoeg vooruit. Ze zouden mU pak ken, voor we twaalf mylen verder waren. Neen, ik moet alleen gaan. JU blijft hier tot Maandag en je komt bU me op de jaar markt in Stretton. Er is nog een beetje jenever in de flesch; geef me een slokje, ik verga van dorst en pyn. ZUn hand ging weer naar zUn keel. Die ellendige jongen. Hy zal ervoor boeten! Zij ging naar den wagen en kwam met een flesch terug. De „Snapper" laafde zich met een flinken slok. Ik zal me even een nieuwen stok snU- den .HU tastte in zijn zak en stiet een vloek uit. MUn mes! Is daar gebleven! Beroerd! Het is een bewys tegen mij! Het wordt tijd dat ik er tusschen uit knyp. Zonder verder een woord te zeggen slooo hU tusschen de boomen door en verdween. De vrouw keek hem even na in de duister nis die hem had opgeslokt, hurkte neer en legde haar armen om de knieën, terwijl zU met zwarte peinzende oogen voor zich uit staarde. Heel vroeg in den morgen kwam Wharton in het kamp. HU kwam alleen, want een politieagent was er niet in Ravenford, alleen in „Trevella". De mooie zigeunervrouw ont ving hem met een diepe buiging en een on bewogen gezicht. Neen, zij kende niemand die op de beschrU- ving leek van den persoon die om het terras had gedwaald en die den Jongen had ge stoken. Misschien was het een zigeuner van een anderen troep geweest. By de hunne hoorde hy beslist niet. Mijnheer mocht de wagen en de tenten onderzoeken en iedereen vra gen. Wharton begreep dat de man ontvlucht was, maar hy liclitte toch de dekzeilen Yan de donkere tent op en gluurde in den wa gen. Daarop ondervroeg hij den schamelen jongen, die bU de paarden stond, maar deze schudde het hoofd en grinnikte brutaal. Juist toen Wharton weg wilde gaan, kwam Reuben Payne. Ah, Reuben, begroette Wharton hem, we zijn geloof ik op zoek naar denzelfden man. Zoekt u ook naar den kerel, die Larry heeft gestoken? Ik zie aan uw gezicht, dat hU gevlucht is. Wharton knikte: Ja we hadden hem van nacht moeten volgen. Hoe is het met den jongen? Best, mynheer, antwoordde Reuben. Hij sliep als een blok, toen ik wegging. Ik hoor, dat je heel goed voor hem bent geweest, zei Wharton. Je hebt hem aange nomen en opgevoed, .hè. Hij is een buiten gewoon knappe jongen. Hij heeft een goed hart, mUnheer, en het is net, of hU mijn eigen jongen is. ZUn zyn vader en moeder allebei dood? Even aarzelde Reuben, toen knikte hy toestemmend. Op hetzelfde oogenblik kwam de vrouw uit de tent op hem toe. Zal ik u de toekomst vorospellen, edele heeren? vroeg ze met een vleienden glim lach. Geef de arme vrouw wat geld! Wharton schudde het hoofd. Neen, neen, zei hU streng. Ik ben hier magistraat en ik moet je eigenlijk laten opsluiten. U zou voor de arme Lea niet zoo hard zyn, edele heer, antwoordde ze. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6