H. D.-VERTELUNGEN FLITSEN STADSNIEUWS EXAMENS. FEUILLETON Liefde de Leid-ster HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 9 JULI 1929 (Nadruk verboden; auteurarecht voorbehouden.) door FRANZ MOLNAR. Palko Peirence Arm was de school, zoo arm, dat er niet eens geld was voor brandhout. De onder wijzer had daarom gezegd, dat ieder kind dagelijks een blok hout moest meebrengen. De onderwijzer was een verschrikkelijk stren ge man, een magere, beenige zwarte dixivel; niemand wist, vanwaar hij was gekomen, wie hij was, niemand sprak m.et hem. Zijn bevel had natuurlijk succes, alleen al om dat hij zoo verschrikkelijk was. Dag in dag uit kon men de kleine kinderen zien, hoe zij, groote blokken hout onder den arm torsend, door de sneeuw naar school waadden. Dat was om ongeveer zeven uur in den ochtend. Op dat tijdstip is het in den winter nog niet licht, maar de kinderen gingen al naar school, zij verdwenen bijna Jri de versch gevallen sneeuw, waarop de dikke, zachte witte vlokken nog steeds bleven vallen. Dc schachten van hun laarzen waren tot den rand toe wit. Op hun petten zat de sneeuw halverwege, zoo blies de wind, die uit de rich ting Szitnva woei, haar er op. Zoo strompel den en struikelden zij voort, kleine, zwarte kevers op de eindelooze witte vlakte, die er gens ver weg al met het gedempte lila van den ochtend samenvloeide en waarop van de andere zijde nu de eerste straal van den wintermorgen schemerde. Waar de zonne straal de sneeuwvlakte raakte geleek zij een glad gepolijst koperen bord, die glansde van Gods adem. Den langsten weg hadden de kinderen af te leggen, die beneden bij de ijzergieterij woonden. Bij sneeuwjacht moesten zij al om half zeven van huis, om bijtijds het boven gedeelte van het doi-p te bereiken. Het zou verschrikkelijk zijn,, te laat te komen, want de magere zwarte ondex-wijzer kende geen genade, wanneer de kinderen van het bene dendeel van het dox-p, die steeds samen gin gen, te laat kwamen, plooide zijn gelaat zich tot een duivelschen grijns, zijn oogen sproei den vonken en hij krabde met een katachtige beweging zijn rooden knevel onder den spit sen gebogen neus. Er waren domme jongens, die zeiden dat de meester niemand anders was dan de duivel zelf. Maar die waren of heel dom, of zij hadden een pak slaag van ftem gehad. Zij waadden door de hooge sneeuw In de ochtendschemering van den winterdag. Wan neer de linkerhand pijn deed, droegen zij het blok hout in de rechtex-hand, dan weer namen zij het onder den arm. Het was een onaange naam geval, maar leeren is nu eenmaal een moeilijk en bitter ding. Zij moesten er zich In schikken. Zij waren ongeveer al midden In het dorp bij de groote mijn gekomen, toen Palko Pe- trence plotseling verschrikt bleef staan. „Juultje", zei hij, „Je hebt geen hout mee gebracht." Van Juultje was alleen het kleine rood gekleurde neusje uit den grooten doek zicht baar. waar men thuis haar hoofd ln had gewikkeld. Zij bleef staan „Ik heb het niet meegebracht", zelde ze eenvoudig. Bij deze woorden bleven alle kinderen staan. Zooiets was nog nooit voorgekomen. Juultje was de eerste, die het waagde zonder hout naar school te gaan. Wanneer de dui vel dat ziet gaat de wereld ten gronde. „Waarom heb je het ook niet meege bracht?" vroeg een klein meisje met een heel groot blok onder den arm. „De meester zal Je slaan!" Juultje gaf geen antwoord. Palko Petrence. die steeds met Juultje naar school ging, vroeg haar streng, met de rech ten van een vriend: „Waarom heb je geen hout?" Juultje haalde de schouders op. „Omdat ik het niet heb." „Je vader ook niet?" ,-Neen". „En ook dc buren niet?" „Die hadden wel, xnaar die hebben mij al vier maal een blok gegeven en gisteren hebben ze gezegd, dat ze zelfs aan onzen lieven Heer geen blok meer konden geven. Vandaag hebben ze er geen meer gegeven Zi,i gingen langzaam weer op weg. In ieder geval: te laat mochten ze niet komen. De an deren drukten het houtblok stevig tegen zich aan, ieder was als het ware blij, dat hij het niet was, die er geen had. Palko Petrence liep ernstig naast Juultje voort. Die zag je het echter heelemaal niet aan in welke ver- INGEZONDEN MEULOli HnGfcN a 60 Cts. per regel. £W schrikkelijke situatie zij zich bevond. Onver schillig stapte zij voort. Misschien dacht zij, dat ook de meester het geval doodeenvoudig zou vinden. Maar Palko Petrence voelde zich zeer gedrukt. Hij was al acht jaar oud, Juul tje pas zes. In zekeren zin voelde hij zich daarom ook als Juultjes broer. Hij had ook dikwijls iemand geslagen, die Juultje kwaad had gedaan. Het hout onder zijn arm begon zwaar te worden. Alsof het zijn groote liefde in zich had opgezogen er. alsot het daar zoo zwaar van was geworden. Zoo strompelden zij voort en zij naderden al de school. Juultje was nog steeds vol maakt kalm, maar de jongen werd des te meer opgewonden. Het is zeer. zeker, dat de meester het kleine meisje zal slaan, het aan de haren zal trekken en het in den. hoek la ten knielen. Dat zal vreeselijk zijn. Hij zou het prettiger gevonden hebben, wanneer het kleine meisje wist, welke onaangenaamhe den het tegemoet ging. Maar neen, Juultje trippelde kalm met de anderen voort: twee kleine laarzen en een groote doek. Haar kleine, roode neus boven in een opening van dexx grooten doek. Dat was Juultje. En de kleine domkop haastte zich zelfs nog, in plaats van angstig, langzaam te loopen, om de ramp zooveel mogelijk uit te stellen. Toen zij nog ongeveer honderd passen van de school verwijderd waren, was Palko Pe trence heel opgewonden. Dit kleine domme meisje liep, zooals een onverstandig dier een locomotief tegemoet gaat. Hij echter wist, dat het slecht zou afloopen. De man van ervaring deed zich in hem gelden en hij riep het kleine meisje toe: „Juultje, de meester zal je slaan". Juxxltje zeide zacht: „Zoo, zal hij mij siaan?" Nog een bocht een kleine houten brug en zij zijn bij de school. Palko Petrence bleef plotseling staan en zeide zeer ernstig tot liet meisje: „Blijf staan". Zij bleef staan. „Neem je arm uit den doek". Hij legde het blok hout op den grond en hielp haar den rechterarm uit de windin gen van den grooten doek te krijgen. „Hier heb je mijn hout", zeide hij. „Houd het vast, lummel". Juultje nam het mooie, dikke, ronde blok onder den arm en het was lxaar waarlijk niet aan te zien, dat zij er blij om was. Geen woord zeide zij, ze bedankte ook in het geheel niet. Zij ging maar verder. Palko ging met een zekere tevredenheid, nu al met een lichter gevoel, achter haar aan. Maar hij kreeg een koude rilling, toen hij onder zijn arm niets meer bespeurde. Het deed hem echter goed, dat Juultje niet bij de haren zou worden getrokken. In de klas, boven den stoel van den mees ter, hing, geheel in donker, het portret van den koning. Vandaag was de duisternis in de school bijzonder groot. De kinderen van het bovengedeelte van het dorp zaten al op hun plaatsen, met gekruiste armen, stijf en stil. Die vaxx het benedeneinde groetten eerst eerbiedig, trokken hun mutsen van het hoofd en gingen om beurten naar de ka chel, waar zij het houtblok met rumoer neer legden. De meester stond bij zijn tafel, in een lange zwarte jas, hij was dor gelijk een verdorde wijnrank. In de kachel, die op vier pooten stond, ln den kleinen, wankelen heksenketel laaide reeds het vuur. Hier en daar kwam er zelfs rook uit. Het deurtje stond open en de vlam wierp door de vierkante opening haar schijnsel op den donkeren vloer, op de eerste bank. Zelfs de meester kreeg een veeg van den helschen gloed. Zijn bril glansde alsof zijn oogen uit gloed bestonden. Buiten ech ter, in plaats dat het licht werd, nam de duisternis toe. De vlokken, die het donker maakten dwar relden neer gelijk een dichte waas. De meester stond nog steeds bij de tafel en zag toe, hoe de kindei-en het hout voor de ka chel op een stapel legden. Palko Peti'ence was de laatste die binnen kwam. Zonder ook maar naar de kachel te kijken, ging hij langzaam achterwaarts, naar zijn plaats, met onzekere stappen, als een, die weet, dat hij zeker zal worden terug geroepen. „Palko Petrence", riep de meester met zijn scherpe, rauwe stem. En plotseling werd het doodstil. Zelfs de opgezette raaf op de boekenplank zweeg nog dieper dan tot nu toe. Het vuur knisterde, de wind huilde. Palko Petrence draaide zich om en stapte naar den onderwijzer toe. „Waar is het hout?" klonk het, nix al drei gend. En de meester kwam in beweging. Hij boog dichter naar Palko toe. Die stond daar als een paal en beet de tanden op elkaar. Hij gaf geen kik en ln deze ontzettend doffe stilte snerpte de vraag. „Waar is het hout?" vroeg boos de grom mende kachel alsof hij op zijn lange dunne ijzeren pooten daar trotsch aanspraak op kon maken. „Waar is het hout?" vroegen de sneeuw vlokken, ernstig, regelmatig neerdalend om door het raam te kunnen kijken. „Waar is het hout?" vroeg met zijn oogen ook de koning in zijn witte generaalsuni form. De onderwijzer greep zijn stok. Daarop gaf hij Palko een oorvijg ,dat het den jongen groen en geel voor de oogen werd. Nu waagden ook de kinderen zich te be wegen, de beangsten herademden. „Je antwoox-dt niet?" vroeg de meester. Op deze vraag zou het echter niet raadzaam zijn geweest, te antwoorden. „Je antwoordt niet' Je antwoordt niet?" Ieder „Je antwoordt niet?" was vergezeld van een oorvijg of een schop. Beelzebub wa. woedend geworden, hij rukte Palko Petren ce aan de haren, sloeg en schopte hem. Hij hoestte van woede: „Ik zal voor jouw plezier dood vriezen, ellendeling! En hij antwoordde niet eensJe antwoordt niet?" Hij gaf Palko een schop. „Marsch, naar huis!" brulde hij hem toe. „Dan kan ook je vader je een pak slaag ge ven! Voor morgen wil ik je niet meer zien! En wanneer je morgen weer zonder hout komt, sla ik je dood! Marsch Palko Petrence ging naar de kleerenhaken wipte in zijn kleine bontjas, nam zijn mul in de hand. En de meester keek hem me. scherpe, fonkelende oogen na, het hoofd uit gestrekt, woedexxd. Terwijl Palko zoo aange kleed bij de deur bleef staan, werd het op nieuw zeer stil. Alleen hij snikte inwendig, met schokkende zuchten, die kwamen uit de diepte, als iemand, die liet schreien alleen nog met inspanning niet meer lang kan te rughouden. Achter in de klas echter speelde Juxiltje met haar pen. Nu eerst kreeg zij het gevoel dat deze smartelijke slagen ook haar aan gingen. Voor haar lag het rckenschrift open geslagen. Daar begon zij in te schrijven, ver legen, onbeholpen. „Palko Petrenceschreef zij er in. Zij keek op. Toen schreef zij verder: .Palko Petren ce Palko P P P Palko's hart moest vol bitterheid zijn. Het vuur laaide op, knisterde, zoemde vroolijk en de meester begon in het ABC boek te bla deren. Daar voelde alko, dat hij zich niet langer kon inhouden. Hij begon met de oogen te knippen en daar stroomden al rij kelijk groote, dikke tranen. Juultje schreef juist in haar Tekenschrift. is goed goed g Ten boog zij haar hoofd op zij en schreef zoo mooi als ze maar kon, de „h." met hoor baar gekras: hout Maar op dat oogenblik huilde Palko Pe trence al hard en hij ging naar buiten, de zware deur beleefd achter zich dichttrek kend. DE VERLAAGDE HAVEN GELDEN. NADEEL VAN DE GESLOTEN KOLKSLUIS. Toen de havengelden van 6 cent tot 4 cent per ton verlaagd werden, was de veiavachting, dat de scheepvaart te Haarlem vrij belangrijk zou toenemen. In de eerste 3 maanden van dit jaar kon daarover nog geen ooi-deel geveld worden, omdat door de vorst de scheepvaart gedeeltelijk uitgeschakeld was. Maar ook na dien tijd zijn er in verhouding niet meer sche pen naar Haarlem gekomen. Vergeleken bij vorige jaren is de scheepvaart vrijwel sta tionair gebleven. Blijkbaar lokt het verlaagde havengeld de schippers nog niet voldoende aan. Dit is evenwel te verklaren, omdat die verlaging van het havengeld weer gedeelte lijk te niet gedaan is" door de verhooging van het sluisgeld te Spaarndam. Zooals men weet heeft het hoogheemraad schap Rijnland de Kolksluis die hersteld is. niet meer opengesteld. Alle schepen moeten nu door de groote sluis, waarvan het sluis geld belangrijk hooger is dan vroeger van de Kolksluis. De schippers van kleine vaartuigen, die vroeger algemeen van de Kolksluis ge bruik maakten, moeten nu veel meer aan Rijnland betalen. Het gemeentebestuur van Haarlem heeft evenals de Kamer van Koophandel getracht te bereiken, dat het sluisgeld te Spaarndam vex-laagd zou worden, maar Rijnlaxxd is niet genegen daarop in te gaan. De onderhandelingen tusschen het gemeen tebestuur en Rijnland over het ovex-nemen door de gemeente Haarlem van de sluizen te Spaarndam die al eenige jaren hangende zijn, hebben nog geen resultaat opgeleverd. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1458 DE BEZOEKSTER Baby amuseert zich kostelijk hoort voetstappen en beseft I beschouwt de visite aandachtig dat moeder een bezoekster en critisch komt voorstellen komt tot de conclixsie dat hij haar hoed leelijk vindt en eigenlijk haarzelf heele maal, ze is te geweldig voelt dat ze zoo dadelijk ln babytaai zal losbreken slaagt er niet in zijn gevoelens langer in bedwang te houden gaat over tot zacht snikken, terwijl moeder de bezoekster haastig wegtroont beseft dat moeder xxiet in de beste stemming is, maar er zijn nu eenmaal menschen, die hem aan het huilen breixgen. (Nadrjjk verboden.) DE PERSONEELSFORMATIE. INTERPELLATIES IN DEN RAAD. Zooals wij reeds hebben medegedeeld zijn door den heer W. J. B. van Liemt aan B. en W. vragen gesteld over de Personeelsformatie. Ook weten onze lezers, dat de heer M. L. A. Klein het voornemen heeft daarover te inter - pelleeren. De zaak van de Personeelsformatie komt in de raadszitting van Woensdag 17 Juli aan de orde. In goed ingelichte kringen hoorden wij verluiden, dat op de vragen van de tafel van B. en W. een antwoord tegemoet te zien is, dat zekerheid geeft, dat voor het personeel dat thans in dienst der gemeente is geen achteruitzetting te vreezen is in verband met een Personeelsformatie. Bovendien bestond de indruk, dat nu de Personeelsformatie voor de ambtenaren op de lange baan gekomen is (er zal immers een commissie samengesteld worden voor het vaststellen van de normen) er veel kans is, dat de reeds vastgestelde Personeelsformatie voor de werklieden wat de practische toe passing aangaat ook voorloopig buiten wer king zal wox-den gesteld. Men weet, dat er onder de gemeentewerklieden ontstemming heerscht, omdat verschillende werklieden, tengevolge van de Personeelsformatie in rang teruggesteld zijn. Wel wordt het loon dat door de gedupeerden gedorven wordt nu in den vorm van een toeslag op het loon voor de lagere functie bijbetaald, maar dit geldt niet voor overwerk, teiwijl er ook nog onzekerheid bestaat over de vraag welken invloed deze regeling op de pensioenen zou hebben. CHR. CENTRAAL JEUGDKAMP. Wij ontvingen ter kennismaking „Ons Kampboekje 1929", propagandaboekje van het Chr. Centraal Haarlemsche Jeugdkamp. Het boekje is één warme aanbeveling voor het kampleven waarvan een der redacteuren van het boekje, de heer H. van Heerden, op smakelijke wijze vertelt. De hoofdleider, de heer P. E. Hutte, geeft eenige goede wenken aan de aanstaande kampeerders. A. Goedman geeft kampherinneringen. Het aardig geïllustreerde boekje zal zeker aan zijn doel beantwoorden. VOOR DE TROTTOIRS Naar aanleiding van de aanbesteding van trottoix-banden d.d 7 Juni j.l. is door den directeur van Openbare Werken opgedragen de levering van: 7000 M. rechte trottoirband a f4,21; 100 M. gebogen trottoirband a f 5.05 aan de fir ma de Beer en Gnirrep te Amsterdam. EIND-EXAMEN ,,'t KOPJE" TE BLOEMENDAAL. In tegenwoordigheid van de Gecommit- teerden Prof. R. Casimir, de heer C. Brou wer, Prof. Dr. A. W. de Groot, Mevrouw Dr. A. de HaasLorentz en Dr. C. B. A. Proper fs het eind-examen afgenomen aan de Mid delbare .school voor meisjes „t Kopje" te Bloemendaal. Aan het examen namen deel 8 candidaten. Geslaagd de dames: I. S. Adams, J. C. Th. Groenendijk, W. C. D. de Jonge van Elle- meet, J. C. Quarles van Ufford, A. H. Rut- gers van der Loeff, J. L. H. de Jong Schou wenburg, C. J. Teding van Berkhout en A. M. C. F. van Valkenburg. Een getuigschrift van de school werd uit gereikt aan E. D. van Hasselt. SAMENSTELLING COMMISSIE VAN ADVIES. In overleg met de vakorganisaties is de commissie van advies, als bedoeld in arti kel 79 a R. D. V. 1924, samengesteld uit de heeren: Mr. A. Bruch te Haarlem; G. J. Droste te Haarlem en Henri Polak te Laren. Door de directie is als secretaris aan deze commissie toegevoegd de heer J. J. Vroom, hoofdcommies der N. Z. H. T. M. BULLETIN DE L'ALLIANCE FRANcAISE. In het gecombineerde Juli- en Augustus nummer van het Bulletin de L' Alliance Fx-ancaise doet F. eenige mededeelingen over het komende seizoen. Verder een chronique dramatique van Albert Emile Sorel, een uitvoerig bulletixa bibliographïque en verslagen uit de afdee- lingen. KOSTELOOZE RIJWIELMERKEN. Kostelooze rijwielmerken voor het belas tingjaar 19291930 kunnen persoonlijk wor den aangevraagd ten kantore van den Ont vanger der accijnzen, Klein Heiligland 84, Kamer 8. Behalve gedurende de gewone kantoor uren, zal daartoe in het tijdvak vaxx 15 Juli 1929 tot en met 3 Augustus 1929 ook des avonds gelegenheid zijn op Dinsdag exx Woensdag van 79 uur. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 ccnis per regel. Stofzuigerhuis MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TELEFOON NO. 10756 VAMPYR STOFZUIGERS F 98.- Uit het Engelsch CHARLES GARVICE. 16) - Zoo is het, zei Spon, zielsgelukkig met zijn succes. Ik heb het je maar niet ver teld, omdat je me toch maar uitgelachen /ou hebben, want de wijs-neuzen in Enge land denken dat robijnen alleen maar op Ceylon cn in Birma worden gevonden. Ze weten niet dat je ze hier in Columbia ook kunt vinden. Maar wij zullen het ze bij gelegenheid wel vertellen. Maar niet voordat we ons fortuin hebben gemaakt. Nu, heb ik gedroomd? Heb ik gefantaseerd? Heb ik je wat op de mouw gespeld toen ik je vroeg om mee te gaan? Neen, antwoordde Larry, neem me niet kwalijk, ik vraag je vergiffenis. O, zwijg maar verder. Dit is voldoende, zei Soon. En tenslotte was je ongeloof begrijpelijk. Wat heb je daar? viel hij zich zelf in de rede toen Larry een kleiner steen opraapte. Dat is een Alnxandine. Zie maar. het is een violette steen. Klik, daar heb je de echte, bloedroode robijn: 't is een kleintje, daar. bij je hand. Als we maar een schop hadden! Het beste zal wel onderaan lig gen. De Indianen zijn hier voor ons geweest, zei Larry. Dat is zoo. stemde Spon toe. Wat ik van dien Indiaan gekocht heb, weet je wel, dat was eeix robijn en zoo ben ik de ligging van deze plaats gewaar geworden. Maar ze hebben alleen aan de oppervlakte gewerkt. Ze kenden de waarde er niet van en als ze die hadden gekend, zouden zij er toch niet naar gegraven hebben, want er is xnaar één ding op aarde waar de Indiaan niet van houdt exx dat is van werken. En daarom krijgen wij ze nu, Darnley. Ze vergaten dat ze moe waren, dat hun voeten pijn deden en gewond waren door den langen marsch. Ze waren ongevoelig voor vermoeidheid en pijn en dat was geen won der. Want daaronder lag datgene waarvoor menschen hun heele leven sloven en zwoe gen: rijkdom, onmetelijke rijkdom! En de twee mannen dolven en groeven tot de uit putting hen overweldigde en zij doodmoe ix,aast elkaar neervielen. Ze lagen daar met hun zakken vol kostbare juweelen, juweelen waarvoor mannen een koninkrijk zouden heb ben gegeven en vele vrouwen hun ziel. Larry werd den volgenden dag wakker uit een onrustigen slaap. Hij had gedroomd dat Lady Marie voor hem had gestaan met om haar hals een glinsterend collier van robijnen bloedroode robijnen, die blonken in het zon licht en dat hij degene was, die haar dat collier had gegeven. Spon lag naast hem cn sliep nog. met een rustigen glimlach op zijn gerimpeld gelaat. Maar toen Larry zich bewoog, werd hij wak ker. Zoo jongen, zei hij. terwijl hij zich uit rekte, wil je weer graag aan het werk? Er is heusch geen haast bij. hoor! Géén haast? herhaalde Larry, maar er zou toch iemand kunnen komen: de een of andere Indiaansche handelaar bijvoorbeeld. Spon glimlachte. Er zal geen Indiaan komen en geen handelaar. En als hij komt, zijn wij de eer sten enHij greep naar zijn revolver. Ik heb veel liggen denken voor ik insliep, vervolgde hij; maar we moeten vóór alles spaden en houweelen hebben. Want de echte bloedroode robijnen liggen dieper dan we ooit met onze messen kunnen komen. We zullen naar het kamp terug moeten. Larry bromde, maar hij wist dat Spon ge lijk had. Ze gingen weer terug naar de plaats waar ze het werk begonnen waren en ze raapten in de gauwigheid nog heel wat steenen op. Heel mooi, allemaal heel mooi, zei Spon, maar we moeten de échte robijnen hebben en die zullen we krijgen ook! Laten we nu eerst maar gaan. Geen woorden zijn in staat om de folte rende vermoeienis van hun tochtt te be schrijven, maar ten slotte bereikten zij toch den rotsspleet, uitgeput en met bebloede voeten, en beladen met schop en houweel gin gen ze, zoodra ze zich eenigermate hersteld hadden, terug. Ditmaal vermeden zij de nederzetting van de Indianen en toen ze aan de vindplaats kwamen waren ze doodop. Maar hoe moe ze ook waren, toch konden zij den iust niet bedwingen om nog aan het werk te gaan vóór ze gingen slapen en ze dolven mot een energie, als gold het hun leven. Larry was de eerste, die een groote bloed roode robijn opdolf. Bedoel je dit? vroeg hij heesch en hield den steen in de hoogte. Ja, zei Spon, dat is wat ik zocht en jij hebt het gevonden. Jij brengt me geluk aan, jongen, dat heb ik je al eerder gezegd. Ons fortuin is gemaakt! De dagen waren Larry en Spon veel te kort naar den zin, hoewel ze werkten van zonsopgang tot de avond viel en er slechts enkele uren af namen om de overblijfselen uit het kamp aan het strand te halen. Het leek hun het meest fascineerende werk dat ze zich denken konden, het onzekere gaf er iets sportiefs aan. Ze werkten soms een heelen dag en vonden niets dan een enkelen, kleinen minderwaardigen steen, terwijl zij op andere dagen de kostbaarste steenen dolven, bijna direct bij den aanvang van hun dagtaak. Ze schreeuwden nu niet meer van blijd schap als zij een bloedx-ooden robijn zagen, maar ondexzochten den steen nauwkeurig en schatten de waarde ervan en dan begonnen ze weer met vernieuwde kracht te werken. Hij plukte nu de vruchten van het vei*stan- dige, gezonde leven, dat hij tot nu toe geleid had en van den weerstand diij hij sinds hij ontvoerd was, aan vele verleidingen had ge boden. Maar de ingespannen arbeid in de felle zon, begon den ouderen man te hinderen en op een dag hield hij plotseling midden in het werk op. Hij sloeg de hand aan het voor hoofd en bromde iets tusschen zijn opeenge klemde lippen. Het is de koorts, zei hij na een oogen blik, ik heb kou gevat, ik heb het eer- gisteren nacht al voelen aankomen. Het is gek, maar een mensch wordt altijd op de meest onmogelijke tijden ziek en als hij het te druk heeft om ook maar even te gaan lig gen. En toch geloof ik dat er niets anders op zit. jongen. Spon voelde zich opeens zoo zwak, dat Larry hem naar de hut moest brengen. Ge lukkig hadden ze van hun laatsten tocht naar het kamp wat kinine meegebracht en Larry die vroeger ook wel eens gevallen van koorts had meegemaakt, diende het hem toe en ver pleegde Spon met de zachtheid van een vrouw, hoewel de oudere man hem telkens smeekte toch weer aan het werk te gaan. Dat kan wel wachten, zei Larry vrien delijk, doch op beslisten toon en als dat niet kon, zou ik je hier toch niet alleen laten liggen. Zou jij het soms doen, als ik ziek was en zei dat je maar weg moest gaan. Trouwens, ik wil zelf ook wel eens rusten, voegde hij er met een jokkentje aan toe. De robijnen spoken me door het hoofd. Ik zie ze in de lucht en in den grond en soms verbeeld ik me dat ze op mijn bord lig gen. Spon knikte. Dat weet ik, iets dergelijks krijg je ook als je aan het gouddelven bent. En dat is nog veel zenuwachtiger werk. Spon nam den koffer op, waarin ze de steenen hadden opgeborgen en liet ze door zijn hand glijden, terwijl zijn oogen koorts achtig gloeiden. Zijn ze niet prachtig? Soms is het net alsof er leven in zit en als het houweel of de schop er langs gaat, denk ik soms dat ze het kunnen voelen. Larry nam de fascineerende steenen weg onder voorwendsel dat hij ze nog eens wilde bekijken. We hebben er al heel wat, zei hij. Nóg niet veel, antwoordde Spon. Ex- zijn er nog veel meer. maar die liggen dieper dan wij zouden kunnen graven cn ik ben bang dat iemand de plek zal ontdekken. Het is haast onmogelijk om deze groeve heele maal voor ons zelf te behouden. Zelfs óe vogels vertellen het nieuws en op een eoeden dag komt hier een heele troep neerstrijken een heele kudde, met houweelen en scixop- pen, een heele kudde Larry merkte dat Spon begon te ijlen. Hij borg de edeisteenen haastig weg. Toen gaf hij hem wat water en bette zijn voorhoofd. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6