GELUKKIGE SLOT.
H. D. VERTELLING
Het happy-endals ontspanningsmiddel - Films met
twee verschillende slot-actes. - Naar believen „gelukkig"
of „droevig". Het oorspronkelijke slot van „De Grootste
Vijand
Cowboy-films, boe fantastisch, hoe naief
ook in elkaar gezet, zijn heel vaak onder
houdend en bijna altijd vol spanning. Altijd
is er weer de race om de overwinning en het
meisje, waarbij je je er op betrapt dat je
vergeet aan je cigaret te trekken, waarbij
je meeleeft, terwijl je toch heel goed weet.
wat het einde zal zijn; namelijk „gelukkig",
't welk zich demonstreert met een zoen van
twintig seconden lengte, terwijl het licht in
de zaal aangaat en 't orkest een daverende
finale inzet
Ja, dat „happy end".
Er zijn weinig speelfilms die het er zonder
doen, weinig regisseurs die het aandurven
hun film niet vroolijk te laten eindigen.
Nu zijn er vele, zeer vele films, waar het
gewrongen ,happy-end" aan het, al gewron
gen scenario geen kwaad doet, om de eenvou
dige reden dat het scenario toch al dwaas,
toch al onlogisch is. Men denke aan rolpren
ten met een koningin die in de hoofdstad
liefst Weenen of daaromtrent gaat flirten
met een luitenant, door niemand herkend
wordt en' natuurlijk walst. Men. denke aan
rolprenten met schipbreukelingen en ont
voerde jongedochteren, die toch weer heel
huids en goea terecht komen Men denke
aan winkelmeisjes en koristjes die lang mis
kend worden maar eindelijk als echtgenoote
van een millionair uit het stadhuis komen,
zooals het vroeger alleen in romans en thans
alleen in films geschiedt.
Bedroevend wordt het echter, wanneer
waarlijk goede films, door knappe regisseurs
gemaakt, eindigen met een „happy end."
Men zegt wel, dat het publiek een ont
spanning noodig heeft na het spannende, het
boeiende van een film en dat die ont-span-
ning alleen door een gelukkig eind aan de
film te draaien verkregen wordt. Dat is on
juist. Verschillende goede rolprenten van den
laatsten tijd zouden wij kunnen noemen,
waarbij juist in het einde het tragische cul
mineert; de climax, dié door de heele film
voorvoeld is, waarop aangestuurd werd,
waarop ieder conflict, iedere scène gericht
was, bereikt wordt.
En ook dat geeft de gewenschte ontspan
ning, dat brengt het einde, het logische slot.
Zoo willen we even noemen Pudowkin's
„Moeder", ook „Het dorp der zonde". Trou
wens, de Russen zijn de Amerikanen zoover
vooruit, dat hun films steeds een goed, lo
gisch slot hebben, waarbij nu eens niet con
cessies gedaan worden aan het publiek.
Het is juist die angst voor het niet-krijgen
van de gunst der groote massa, voor een
lage opbrengst, die vele regisseurs er toe
drijft om, koste wat het kost, een „happy
end" aan hun maaksels te fabriceeren- Ster
venden keeren naar believen van den regis
seur plots gezond en wel terug in de armen
van „hem" of „haar", dood-gewaanden
blijken nog springlevend te zijn, een kogel
die fataal moet worden voor den held be
schadigd alleen diens hoed, een bankier die
op de flesch gaat, krijgt op 't nippertje be
zoek van een rijken neef uit Amerika. Alles
móet goed afloopen.
Maar een deel van het publiek ziet in, dat
het soms al te dol wordt, een deel van het
publiek is niet meer tevreden met een be
vredigend slot.
En de massa-fabrikanten van films, die
over een goeden inlichtingendienst beschik
ken weten dit. En ze nemen hun maatrege
len ter wille van de kassa en ten nadeele
van de film.
Een manier is, om een film te maken met
twee laatste actes, welke naar believen ach
ter de zes of zeven voorgaande actes gedraaid
kunnen worden. De eene laatste acte geeft
een tragisch slot voor „ernstig" publiek, de
tweede een „happy-end" voor volksbioscoop-
jes. Men begrijpt dat op deze wijze geen be
hoorlijke film kan ontstaan, een strakke
compositie is uitgesloten. Het doet denken
aan ossentong, waarbij men naar smaak
zure of zoete saus kan nemen. En van kunst
(met een heel kleine k) kan bij zoo'n film
geen sprake zijn.
Een tweede manier is, in de film twee slot
scènes te verwerken. Al naar de exploitant
of de filmverhuurder het noodig oordeelt kan
hij de laatste acte weglaten. Men krijgt dan
tot slot een droevig eind, maar kan zoo men
het wil, de laatste acte nog toegeven, die
natuurlijk gelukkig eindigt.
Wilt ge een voorbeeld?
Welnu. Uit heel goede bron werd ons ver
zekerd, dat de film „De Grootste Vijand", die
het vorige jaar, aanbevolen door vredes-
vrienden, nogal opgang heeft gemaakt, oor
spronkelijk anders eindigde, dan hij het in
ons land deed. Toen wij hem zagen, kreeg bij
't slot de vrouw de boodschap, dat haar man
gesneuveld was; tegelijk stierf haar baby
door ondervoeding en voor het raam, waar
de troepen langs marcheerden, hief ze d'r
kind op en zei „Goddank, dat mijn kind ge
storven is". Maar dat was het slot niet, want
toen in Amerika „De Grootste Vijand" ge
maakt werd, nam men nóg een acte op, een
acte, waarin het kind plots zijn oogen weer
open deed het was schijndood, snapt U?
en de man wel gewond, maar levend van
het slachtveld wederkeerde. Plus een zoen.
Als het niet zoo droevig was, zou het be
lachelijk zijn,
Wij laten het bij dit eene voorbeeld, er zijn
er meer te geven.
Maar 't bewijst, hoe men met films om
springt, hoe men zich aan de cultureele
taak der film weinig gelegen laat liggen.
C. G. B.
De Uitdrager
naar het Pransch door
CHARLES HENRY HIRSCH.
Surron liep, met z'n winterjas keurig ge
vouwen over zijn linkerarm, de straat op en
neer en keek zoo nu en dan eens tersluiks
naar den winkel van Vader Manassé.
Zoolang Vader Manassé voor z'n stoffige
winkeltje z'n pijpje zat te rooken, zou de
transactie een minder gunstig verloop heb
ben. Zoodra hij echter z'n post verliet om
wat koperwerk te gaan poetsen, of om on
der te duiken in z'n kelder, die vol stond
met aardewerk, sieraden, schoenen, rondom
een groote potkachel, die een verwonder
lijke geschiedenis zou kunnen vertellen, als
hij een geheugen en geen spraakgebrek had.
dan zou Surron moeten onderhandelen met
Myriam Manassé, de dochter van den uit
drager en dan zou de oude winterjas aan
merkelijk meer opbrengen.
Juist toen hij z'n tiende ronde om de groep
onroerende goederen had voltooid, zag hij
de fluweelen oogen, den overvloed van gol
vende blauwzwarte haren, die het matblee-
ke gezichtje omlijstten en den slanken hals
van Myriam.
Vanaf den overkant van de straat groette
hij haar.
Ze gaf hem een zachten glimlach terug,
een beetje triest, want haar lachje steeg uit
het hart van een eenzame naar de mooie
roode lippen en in haar oogen scheen de
sombere schaduw te liggen, die de klaag
muur te Jeruzalem op de voorhoofden der
treurenden werpt.
Surron zag, dat Vader Manassé van zijn
stoel opstond en achter in den winkel ver
dween.'
En ineens moest Surron zichzelf bekennen
dat het teere silhouet van Myriam, die tegen
de deurpost geleund stond, meer voor hem
beteekende, dan de hoop op een voordeelige
transactie.
Hij studeerde medicijnen en gaf onderwijs
in Latijn aan een van die broedplaatsen die
twee maal per jaar het leven schenkt aan
verscheidene vrijgezellen.
Hij kende de bitterheid van diner-looze
avonden en van het dank zij zijn goeden
maag ontwaken met razenden honger. En
tóch kon hij nog overal de poëzie in vinden.
Hij zag hoe mysterieus en menschelijk
dit tafereeltje was, deze mooie Juni-avond,
die alles in een rozengloed zette: dit mooie
meisje met haar bleeke masker, waarin twee
vlammen schitterden en de roode lippen, te
gen een achtergrond van namaak Chinee-
sche vazen en huisraad. Het kwam Surron
voor dat z'n winterjas steeds zwaarder woog
op z'n arm en z'n ziel zocht de bekoring van
het meisje.
En toch verhinderde een vreemd gevoel
van schaamte hem terug te keeren naar den
winkel, zoo dwaas scheen het hem nu om
z'n winterjas te gaan verpanden bij dat
droomende meisje, dat een nieuw gevoel in
hem had wakker gemaakt.
Hij vervolgde z'n weg met verhaasten tred.
Wilde hij vlugger thuis zijn of geloofde hij
op die manier z'n gedachten te ontvluch
ten die hem terugtrokken naar het winkel
tje? Niets was hem duidelijk, hij voelde
slechts het onvergelijkelijk geluk in zich van
een verlangen naar iets onbekends.
De volgende dag scheen hem ver weg,
vriendelijk, aan het eiiide van een gemak
kelijk pad. behangen met guirlandes van.
bloemen die den goeden uitslag vierden.
Was het werkelijk zoo kort geleden, dat
hij dat lichaam van dien kleinen jongen
had ontleed dien middag op de school, zon
der zich af te vragen of zijn bestaan vreug
de had gewekt en z'n sterven tranen had ge
kost?
Het was nóch de liefde, die hij voelde, nóch
de:i zucht naar het avontuur. Hij vergat z'n
geldnood, de armoede van zijn familie in
Savove. Hij verheugde zich erin. dat hij tegen
de dertig liep, dat hij levenslustig en gezond
was.
Hij keerde terug en een onzegbare vreugde
greep hem aan. toen hij zag dat Myriam
zóó was gaan zitten, dat ze hem oogenblik-
kelijk zou kunnen zien, als hij om den hoek
kwam.
Goden avond, mijnheer.
Goeden avond, mijnheer.
Het Is heel warm vandaag.
En toch heeft u uw overjas bij zich?
Mademoiselle, die zou ik graag verkoopen.
Hij zei het luchtigjes. De sombere blik van
het meisje verduisterde, ze sloeg de oogen
neer-
Kom toch binnen meneer, verzocht ze.
Ze verborg onder een onverschillige blik
haar teleurstelling, daar ze een andere vraag
had verwacht.
Surron had het kleedingstuk opengevouwen
Ik heb hem slechts één winter gedragen
en hij is volgens de laatste mode. Ik had ge
dacht
Hij noemde een bedrag, dat aanmerkelijk
werd verhoogd door vader Mauassé. die zon
der geluid weer was binnengekomen.
Geef vijf francs meer, Myriam, zei de
koopman.
Een oogenblik genoot hij van de verrassing,
die hij hierdoor bij de jonge menschen ver
oorzaakte. En hij legde z'n gulheid uit, door
te zeggen
Ik houd van werkers. Gij zijt er één.
meneer Surron, daar ben ik zeker van.
En zich tot zijn dochter wendende ale
nog verbaasd stond te kijken, zei hij.
En ik weet nog iets anders ook.
Ze betaalde Surron die den uitdrager
vroolijk bedankte. Hij stak de biljetten m
zijn zak, zonder ze te tellen, groette Myriam
verlegen en toen hij bulten was. vergezelden
de mooie fluweelen oogen hem met hun vurig
g6—dMyriam, klein lief meisje, deed ik daar
VadéiC'je'hebt medelijden gehad met de
armoede van dien Jongen man. Dat is im-
mers altijd goed!
Hij klopte zijn pijp uit. Toen ging hij naar
binnen en zag het meisje droomend staan,
haar ziel op reis langs wegen naar een verre
toekomst, waarin hij voor haar een herinne
ring zou zijn.
Ik deed het voor jou Myriam, hernam
hij.
Voor mij
Ja zeker. Kijk eens in je hart? Ze boog
haar hoofd, om het geheim te verbórgen, dat
op haar gelaat stond geschreven.
Meer dan ooit herinner je me aan je
arme moeder, Myriam, begon Manassé.
Met z'n mouw streek hij de rechter revers
van z'n oude jas op, die toch niet vuiler was
dan de rest. Toen Myriam bleef zwijgen, het
hoofd nog steeds gebogen, terwijl ze machi
naal de winterjas van Surron liefkoosde,
greep hij deze hand, en de andere, die slap
langs haar zijde hing.
Ja, je gaat lijken op je moeder.... dien
eenen keer, toen ik het geluk in haar gezicht
las, bij m'n aanzoek om haar hand bij haar
ouders. Die jonge man
Hij heeft me niets gevraagd!
O dat was niet noodig. Je antwoordde al
bij voorbaat! Spreek maar niet tegen, dat is
de natuur die dit wil!
Ze snikte in de armen van haar vader, die
haar omgaven als in smeekende bescher
ming. En met veranderde stem mompelde
de man. vreesachtig, met oogen die over de
golvende zwarte haren in de Eeuwigheid
schenen te zien.
En toch moeten we, meer dan anderen,
een trotsch hart houdeneen hart, dat
geen mensch. kan verachten, vooral jezelf
niet, noch een doode moedernoch een
vader, die klaar staat om je gelukkig te ma
ken.
Een lange stilte volgde, waarin de oude
man z'n dochter in zijn gedachten zegende.
Toen vroeg hij haar zachtjes den winkel in
orde te willen maken voor den Nacht.
SCHOLEN VOOR PAARDEN.
Een van de interessantste scholen in de
wereld Is zeker wel de school voor paarden,
die behoort bij de Koninklijke stallen van
Buckingham Palace, het paleis van den
Koning van Engeland te Londen. De paarden
uit de Koninklijke stallen worden in deze
school opgeleid voor hun werk in den groo-
ten stoet bij officieele optochten met mili
tair vertoon en muziek.
Instrumenten worden in hun onmiddellijke
nabijheid bespeeld en vlaggen en vaandels
worden voor hun oogen heen en weer be
wogen en mannen gekleed in uniformen van
de Koninklijke Garde gewennen de dieren
aan militaire kleeding.
De paarden voor de bereden politie moeten
ook eerst een school doorloopen, vóórdat zij
„in vasten dienst worden aangesteld." Die
dieren worden er in 't bijzonder op afgericht,
dat zU niet bang zijn voor groote menschen-
massa's of verkeersdrukte. Deze paarden en
die van de Koninklijke stallen zijn waar
schijnlijk wel de 't best opgevoede paarden
ter wereld.
Bcücvischjes (onbewust van Kolonel v.
Vuurenvlam's moeilijke positie): „Kieke
boe!"
(London Opinion).
HAARLEMMER HALLETJES
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
lederen zomer voel ik mij minderwaardig,
's winters ook wel, maar in den zomer nog
veel meer, wanneer ik zie hoe allerlei men
schen, mannen, vrouwen en ja ook wel kin
deren een zekere beroemdheid verwerven
door het uitblinken in wedstrijden. Dan
schaam ik mij en vraag mijzelf af: waarin
blink ik uit?" Helaas, dan moet het antwoord
zijn: in niets. Want pianospelen kan ik niet
er is dus geen denken aan om mij te be
geven in een wedstrijd wie het langst piano
spelen kan, met het resultaat, dat mijnheer
Carlo Abarragi, een Italiaan of juffrouw
Engelina Spiridio uit Buenos Aires den prijè
weten te behalen met respectievelijk 26 of
251/2 uur onafgebroken pianospelen. Aan
hardloopen behoef ik op mijn leeftijd niet
meer te denken, ik ben al blij, dat ik loop en
soms zelfs, dat ik sta. De lauweren van hoe
heet die beroemde man ook weer, den snel
wandelaar, die zooiets van 14 of 15 K.M. in
een uur verslindt en daarna nog frisch weet
aan te komen, die lauweren zal ik op mijn
leeftijd niet meer deelachtig worden. Onze
Belgische vrienden (want vrienden zijn en
blijven ze, al trekken ze ook tegen ons nog
zulke leelijke gezichten) onze Belgische
vrienden dan houden wedstrijden, waarbij
de prijs krijgt de mededinger, die een pijp
tabak in den kortst mogelijken tijd weet uit
te rooken of andersom er zoolang mogelijk
over weet te doen. Het eene schijnt dus even
verdienstelijk te zijn als het andere, maar ook
deze poort tot roem is voor mij gesloten, om
dat ik van mijn leven nooit een pijp heb
kunnen uitrooken en er al koude rillingen
over mijn rug gaan, wanneer ik twee haaltjes
gedaan heb. Moet ik dan den oceaan over
vliegen naar Amerika? Om de eerlijke waar
heid te zeggen vind ik dat in den tegenwoor-
digen tijd eigenlijk een oudbakken liefhebbe
rij en de eerlijklieid gebiedt erbij te zeggen,
dat ik geen vliegmachine heb en die, wan
neer ik ze had, toch ook niet zou kunnen
besturen. Ook deze mogelijkheid is dus uitge
sloten en toch laat het denkbeeld om mi]
als het kan dezen zomer nog in het een of
ander als prijswinner te onderscheiden, mij
niet met rust. Met schaken zal het ook niet
gaan, sedert Euwe is opgetreden en ik het
toch onaardig zou vinden om hem zijn kam
pioenschap van Nederland te ontnemen;
bovendien kan ik een raadsheer ternauwer
nood van een pion onderscheiden- Voor
dammen hebben wij onzen overwinnaar ook
al en hij heet Damme, wat geen wonder is.
Misschien dat ik bij een dominowedstrijd
nog eenige kans zou hebben en daarin be
staan voor zoover ik weet nog geen kam
pioenschappen of geaccrediteerde overwin-
naai's, zoodat men niemand teleurstelt of
zijn lauwerkrans ontneemt. Maar er is één
bezwaar: aan domineeren zit min of meer
als ik het zeggen mag een caféluchtje vast
en ik weet niet of mijn vrienden en kennis-
yr :-,et we! op prijs zouden stellen, wanneer
ik .r-'n g'ng uitblinken en daarmede de
Y - -g op mii laadde, dat ik een steun-
p' -ar vav, hét koffiehuis ben.
De toestand is dus moeilijk. In alle dingen,
waarin ik uit zou willen blinken, zijn reeds
prijswinners en zij zijn er trotsch op. Ik
heb een neef gehad, die in zijn jeugd, toen
de moderne fiets nog niet bekend was en
jongelui met acrobatische neigingen zich
moesten behelpen met „de hooge", het groote
voorwiel en het kleine achterwiel, op zekeren
dag nummer 1 is geweest in een rit van
Apeldoorn naar Amsterdam. Die glorie
heeft hem nooit verlaten, hij is naderhand
dokter geworden, zelfg privaatdocent .aan
een van onze universiteiten, maar de wed
strijd ApeldoornAmsterdam is te allen tijde
de roem gebleven van zijn leven. Toen hij
zijn 25-jarig jubileum als medicus vierde,
heeft een sportblad zich nog herinnerd, dat
hij deze overwinning op de hooge fiets had
behaald en zelfs toen hij dood was. heeft
datzelfde blad hem nog nagehouden, dat hij
in zijn jeugd met succes dien tak van sport
beoefend had. Zou ik dan bij mijn neef
moeten achterstaan en straks geen enkele
gelegenheid hebben om uit te blinken, wan
neer het mij ook eens in den zin mocht
komen een 40-jarig jublileum te vieren?
Zou er, wat nog veel erger is, als mijn doods
uur eenmaal geslagen is en vrienden en ken
nissen weemoedig om de groeve geschaard
staan, geen enkel onderwerp genoemd kun
nen worden, waarin ik heb uitgeblonken?
Deze schande kan ik mijn familie en mijzelf
niet aandoen en zoo heb ik dan dezer dagen
gejuicht van vreugde, toen een van mijn
huisgenooten de opmerking maakte, dat ik
zooveel las. Opeens schoot mij de reddende
gedachte te binnen, dat ik bij een wedstrijd
in snellezen den eersten prijs zou kunnen
behalen en den volgenden dag ben ik on
middellijk in training gegaan en heb mij 25
romans aangeschaft, die ik bezig ben door te
lezen met een snelheid van minstens tien
per dag.
Nu is het bijzonder moeilijk om. wanneer
men een nieuwen tak van «port heeft ge
vonden, voor zichzelf uit te maken of men
daarin al een zekere snelheid heeft bereikt.
In alle andere takken bestaan reeds records
en men kan bij de oefening zichzelf exami-
neeren of men dat record haalt en liefst
overtreffen kan, maar bij het snellezen be
staan eenmaal geen records en moet men ze
zelf dus vestigen op gevaar af dat een of
ander, die het nog veel sneller kan, je op den
wedstrijd ver achter zich laat, maar boven
dien: met het lezen zelf kan en mag het niet
afgeloopen zijn. men moet naderhand ook
een examen afleggen en aantoonen, dat men
het niet alleen snel gelezen, maar ook snel
begrepen en onthouden heeft. Ik begon dus
het stapeltje van tien, dat ik voor den eersten
oefeningsdag gereserveerd had, door te vlie
gen, namelijk door op de eerste bladzijde den
bovenste regel te lezen, daarna den middel
sten en tenslotte den ondersten regel en daar
tusschendoor een blik te slaan op de tus-
schenliggende regels om vervolgens onmid
dellijk over te gaan tot bladzijde 2. Inderdaad
wist ik op den eersten oefendag op deze manier
acht romans te verzwelgen van gemiddeld 250
bladzijden per boek, totaal dus 2000 blad
zijden. maar nu kwam de groote moeilijkheid:
namelijk om te vertellen wat er in die acht
boeken stond. Misschien begrijpt niet ieder,
waarin de grootste moeilijkheid gelegen was.
Wanneer het eerste boek gehandeld had over
een reis naar de Noordpool, het tweede over
een bergbeklimming in Azië. het derde over
een boottocht op de Middellandsche Zee enz.,
dat wil dus zeggen 8 boeken over zeer ver
schillende onderwerpen, dan zou de moeilijk
heid zoo groot niet ziin geweest, maar het
trof mij, toen ik deze acht boeken laat ik zeg
gen onder de knie had gekregen, dat zij zoo
bijzonder veel op elkaar geleken en ik ver
moedde juist, dat dat het. grootste bezwaar
zou zijn om ze uit elkaar te houden. De eerste
roman begon aldus: een sympathieke jonge
man ontmoet op een stormachtigen avond
een gevaarlijk man op een zwerftocht in een
afgelegen streek. Hij is den weg bijster ge
worden en de man biedt hem logies aan.
onderdak en avondeten. Hoewel hij het niet
vertrouwt, waagt hij zich in de hut en vindt
daar een jong meisje, beeldschoon met ka
stanjebruine haren en groene oogen of
andersom, kastanje bruine oogen en groene
haren, (ach nee, daar vergis ik mij al, het
moet dus eenigszins anders zijn geweest) en
wanneer de gevaarlijke man een oogenblik
afwezig is, weet dat beeldschoone meisje den
jongeman toe te fluisteren: „vlucht zoo
spoedig mogelijk, want uw leven is in ge
vaar". „En gij dan?" fluistert hij met een
stem, die haar door de ziel gaat. „Bekommer
u niet om mij", zegt zij met een snik, maar
red uzelf". Ze duwt hem de deur uit en op
het oogenblik, dat de gevaarlijke man terug
keert, "schiet hij als een pijl uit den boog
langs hem heen en zwerft den heelen nacht
in storm en regen in de onbekende streek
rond, totdat hij wordt opgenomen door
vriendelijke lieden, die het heele verhaal voor
een fantasie van zijn uitgeput brein houden,
daar zij nooit van een hutje met een ge
vaarlijken man en een beeldschoone Juffrouw
in de buurt hebben gehoord. Er gaan een paar
jaar voorbij en dan ontmoet hij in het salon
van een zijner vrienden, den graaf van zus
en zoo, een beeldschoon meisje, dat spre
kend gelijkt op zijn redster uit de hut, maar
zij geeft niet het minste teeken van he-
lcennlng en wanneer hij haar spreekt over
de ervaring van twee jaar geleden, raakt zij
wel een oogenblik in verwarring, maar zwijgt
daarna geheel en geeft niet het minste
teeken. dat. zij hem herkent. Toch blijkt het,
na ingewikkelde nasporingen, die hij instelt,
dat zij het geweest moet zijn, maar dat- zij op
een raadselachtige manier schatrijk is ge
worden.
Natuurlijk is dit voor hem geen reden om
zich tot haar aangetrokken te gevoelen, maar
het blijkt hem als hij zijn hart onderzoekt,
dat hij dien avond in de hut haar reeds zijn
liefde heeft geschonken en nooit naliet, haar
te beminnen. Maar er is iets raadselachtigs
in haar persoonlijkheid; den eenen keer is
hij er van overtuigd, dat zij zijn liefde be
antwoordt, den anderen keer stoot zij door
haar houding hem af en op het oogenblik,
dat hij van plan is haar ten huwelijk te vra
gen en het geheim, dat haar omgeeft, te ont
raadselen. is zij verdwenen, uit eigen bewe
ging vertrokken of door booze lieden ont
voerd. Vier hoofdstukken lang is hij bezig
met haar verblijf op tc sporen, maar wan
neer hij dat eenmaal gevonden heeft, ver
keert hij opeens in het grootste levensgevaar
en zou stellig omkomen, wanneer zij in een
vermomming hem niet voor den tweeden
keer wist te redden. Dien nacht gaat het huis,
waarin hij haar aangetroffen heeft, in vlam
men op en verdwijnt zij voor de tweede maal.
Op grond van zwakke aanwijzingen reist hij
de heele wereld door. Europa, Azië, Afrika.
Amerika en een gedeelte van Australië, om
haar tenslotte aan te treffen op een veranda
in Melbourne, waar zij hem bij een hevig on-
weder weet toe te fluisteren, dat zij den vol
genden dag een gedwongen huwelijk moet
aangaan met een boos man, dien zij niet lief
heeft en dat zij hem smeekt terwille van
hem zelf en van haar uit haar leven te ver
dwijnen.
Natuurlijk weigert hij: zijn volharding is
ongelooflijk en zijn liefde kent geen hinder
palen. Als hij de politie in den arm neemt en
op deze manier het geheim wil ontraadselc-n,
komt er plotseling een aardbeving, die ae
heele stad verwoest. Hij meent, dat zij gestor
ven is en beweent haar een half jaar lang,
totdat hij door een toeval ontdekt, dat zij
nog in leven is en de booze mannen is ont-
loopen. Nu volgen er nog zes hoofdstukken
van moeilijkheden, totdat hij in het laatste
hoofdstuk haar opnieuw aantreft, in Parijs,
schooner dan ooit en het geheim, dat haar
leven omhulde, ontraadseld wordt, waarna
hij haar en hare millioenen (want minder
dan millioenen bezit zij niet) eindelijk trouwt.
De tweede roman van een heel anderen
schrijver en met een heel anderen titel komt
op hetzelfde neer, alleen met dit verschil,
dat de held dezen keer schatrijk en het
meisje doodarm is. Daar zij elkaar liefheb
ben, zou er aan een huwelijk niets in den
weg staan, wanneer zich niet andere zwarig
heden voordeden, die opgelost moeten wor
den voordat hij het halver hoogte van het
voorlaatste hoofdstuk de beslissende vraag
kan doen: „bemint gij mij, Eulalie?" en zij
hem juichend het jawoord geeft.
Het was mijn vrouw, die (opofferende ziel
als zij altijd is) bereid was mij deze acht ro
mans te overhooren, (wanneer ik deze school-
sche uitdrukking mag gebruiken, die aan
Fransche thema's doet denken) voor mijn
literaire oefening. Het was na middernacht,
lang na het uur, waarop wij gewend zijn ter
ruste te gaan, dat deze taak achter den rug
was en in dien tusschentijd had ik de heldin
met haar millioenen uit het eerste verhaal
hopeloos verward met de gevaarlijke vrouw
uit 't derde en den boozen man van 't vierde
verward met den schelm uit het zevende.
Bovendien sliep ik dien nacht niet en wan
neer een enkelen keer mij de slaap over
mande, schrikte ik wakker uit een nacht
merrie, waarin al de beeldschoone heldinnen
uit de acht romans op een rij stonden en mij
uitjouwden, totdat ik wakker werd en een
oogenblik later weer terugviel in een be
nauwden droom, waarin vijf van de zeven
misdadigers uit de acht boeken het gezamen
lijk op mijn leven voorzien hadden en het
alleen maar onzeker was op welke wijze ik
zou omkomen, te land. te water of door een
val uit een vliegtuig op twee duizend meter
hoogte. Toen de dag aanbrak, had ik hevige
koorts en de dokter, die door mijn vrouw te
hulp geroepen werd, raadde rust aan. Maar
hoe kan men trainen en rusten tegelijk!
Stilletjes, zonder dat iemand het merkte,
had ik de boeken naar mijn bed meegeno
men en terwijl ik daar lag te rusten, ging ik
met snellezen voort. Helaas, men kan niet
ongestraft de voorschriften van zijn dokter
in den wind slaan; dien dag las ik maar vier
boeken en toen ik 's avonds probeerde mij
zelf te overhooren (want mijn vrouw zou
natuurlijk geweigerd hebben, dat te doen)
bleek mij al dadelijk, dat ik de twaalf ro
mans nog veel meer met elkaar verwarde
aan den vorigen dag de acht. De familie
relaties van hoofd- en bijpersonen, die toch
al dikwijls ingewikkeld waren, raakten to
taal in de war. Zij zouden er zelf vreemd van
hebben opgekeken, wanneer zij geweten
hadden, welke combinaties ik in mijn ge
heugen tot stand bracht. Na een paar uur
vruchteloos pogen, moest ik het opgeven en
troostte mij met de overweging, dat zelfs in
de belangrijkste wedstrijden de deelnemers,
die de meeste kansen hadden, soms niet
voor een prijs in aanmerking kwamen om
dat zij wat wij in soorttaal noemen een
„off-day" hadden. Nu liggen de vijf en twin
tig romans op een stapel en wachten de
vijfentwintig helden, de vijfentwintig hel
dinnen, de vijfentwintig schelmen en de vijf
entwintig slimme detectives tot het oogen
blik, dat ik weer „fit" geworden ben "(ook
een kostelijke term) en mijn training zal
voortzetten.
En zoo weet dan nu ieder van de vondst,
die ik gedaan heb. den wedstrijd in .snel
lezen; zij wordt bij dezen aan belangheb
benden opgedragen en aanbevolen. Mocht
er soms iemand zijn, die de organisatie van
dezen wedstrijd op zich wil nemen, dan kan
hij mij alvast als eersten deelnemer inschrij
ven, want zoodra ik beter ben, doe ik mee
en zet mijn oefening voort. Ik wil en lk zal
een onderscheiding in een wedstrijd beha
len, waaraan men nog met eerbied en waar-
deering terug zal denken als ik al lang niet
meer tot de levenden zal behooren.
FIDELIO.
CORRESPONDENTIE.
Van verschillende belangstellende lezers
heb ik de vraag gekregen, hoe het nu ten
slotte afgeloopen is met het uitstapje van de
krans, dat van Stuiteren volmacht had te
regelen op de manier, die hij het best zou
vinden. Welnu, wij zijn veel van hem ge
wend, maar dat hij voor den dag zou ko
men met een grooten open gezelschapsauto,
waarin wij tochten zouden moeten maken
door Nederland en Duitschland, had nie
mand van ons kunnen droomen. Hij heeft
hem gehuurd voor eenige dagen in Augustus
en is met den wagen voor onze huizen geko
men om hem te laten zien. Er is plaats in
voor dertig personen, maar daar wij maar
met ons tienen zijn, fs de overbodige
zitruimte eruit gesloopt voor de berging van
onze bagage. Er is groot verzet tegen dit
plan; de dames vragen, hoe het gaan moet
als het regent en het antwoord van var».
Stuiteren, dat zij een regenmantel kunnen
meenemen, vinden zij verre van voldoende.
„Hoe moet het dan met onze hoeden?" heb
ben zij gevraagd en het antwoord: „dan zet
Je maar een regenhoedje op", heeft de da
mes niet kunnen bevredigen. Alleen tante
Koosje en mevrouw van Stuiteren hebben
zich bereid verklaard om mee te gaan.
Maar onze vriend van Stuiteren is vol
hardend. Ik voorzie nu al, dat hij den strijd
zal winnen en dat ons gezelschap op 1
Augustus triomfantelijk in den open wagen
de reis zal aanvaarden met ontelbare kof
fers. die 's avonds in de hotels, waar wij
overnachten, zullen worden uitgeladen. Van
Stuiteren heeft gezegd, dat hij er voor in
staat, dat er niemendal zal scheuren of
kreuken en onze chauffeur, een jongeman
met een paar stevige vuisten, zal hem bij
die in- en uitladerij helpen. „Pim", heeft
van Stuiteren gezegd, „ik vertrouw op jou",
en Pim, aanslaande aan zijn chauffeurspet,
heeft geantwoord: „het komt in orde". Ik
voorspel dus, dat wij op Donderdag I Augus
tus ae reis aanvangen. De Haarlemmer Hal
letjes zullen dus In dien tijd worden opge
schort, maar daarna zal ik overeenkomstig
mijn plicht verhalen, hoe onze reis is ge
weest en welke avonturen ons daarbij zijn
overkomen. De beste wenschen van onze
lezers zullen ons zeker op dezen tocht ver
gezellen en onze innige hoop ls op mooi
weer, want wat moeten wij beginnen, wan
neer de regen, die zoolang is uitgebleven,
ten slotte naar beneden komt tusschen 1 en
15 Augustus. Bij de gedachte alleen beef ik
van kou, nat- en narigheid.
F.