GELUKKIGE SLOT. H. D. VERTELLING Het happy-endals ontspanningsmiddel - Films met twee verschillende slot-actes. - Naar believen „gelukkig" of „droevig". Het oorspronkelijke slot van „De Grootste Vijand Cowboy-films, boe fantastisch, hoe naief ook in elkaar gezet, zijn heel vaak onder houdend en bijna altijd vol spanning. Altijd is er weer de race om de overwinning en het meisje, waarbij je je er op betrapt dat je vergeet aan je cigaret te trekken, waarbij je meeleeft, terwijl je toch heel goed weet. wat het einde zal zijn; namelijk „gelukkig", 't welk zich demonstreert met een zoen van twintig seconden lengte, terwijl het licht in de zaal aangaat en 't orkest een daverende finale inzet Ja, dat „happy end". Er zijn weinig speelfilms die het er zonder doen, weinig regisseurs die het aandurven hun film niet vroolijk te laten eindigen. Nu zijn er vele, zeer vele films, waar het gewrongen ,happy-end" aan het, al gewron gen scenario geen kwaad doet, om de eenvou dige reden dat het scenario toch al dwaas, toch al onlogisch is. Men denke aan rolpren ten met een koningin die in de hoofdstad liefst Weenen of daaromtrent gaat flirten met een luitenant, door niemand herkend wordt en' natuurlijk walst. Men. denke aan rolprenten met schipbreukelingen en ont voerde jongedochteren, die toch weer heel huids en goea terecht komen Men denke aan winkelmeisjes en koristjes die lang mis kend worden maar eindelijk als echtgenoote van een millionair uit het stadhuis komen, zooals het vroeger alleen in romans en thans alleen in films geschiedt. Bedroevend wordt het echter, wanneer waarlijk goede films, door knappe regisseurs gemaakt, eindigen met een „happy end." Men zegt wel, dat het publiek een ont spanning noodig heeft na het spannende, het boeiende van een film en dat die ont-span- ning alleen door een gelukkig eind aan de film te draaien verkregen wordt. Dat is on juist. Verschillende goede rolprenten van den laatsten tijd zouden wij kunnen noemen, waarbij juist in het einde het tragische cul mineert; de climax, dié door de heele film voorvoeld is, waarop aangestuurd werd, waarop ieder conflict, iedere scène gericht was, bereikt wordt. En ook dat geeft de gewenschte ontspan ning, dat brengt het einde, het logische slot. Zoo willen we even noemen Pudowkin's „Moeder", ook „Het dorp der zonde". Trou wens, de Russen zijn de Amerikanen zoover vooruit, dat hun films steeds een goed, lo gisch slot hebben, waarbij nu eens niet con cessies gedaan worden aan het publiek. Het is juist die angst voor het niet-krijgen van de gunst der groote massa, voor een lage opbrengst, die vele regisseurs er toe drijft om, koste wat het kost, een „happy end" aan hun maaksels te fabriceeren- Ster venden keeren naar believen van den regis seur plots gezond en wel terug in de armen van „hem" of „haar", dood-gewaanden blijken nog springlevend te zijn, een kogel die fataal moet worden voor den held be schadigd alleen diens hoed, een bankier die op de flesch gaat, krijgt op 't nippertje be zoek van een rijken neef uit Amerika. Alles móet goed afloopen. Maar een deel van het publiek ziet in, dat het soms al te dol wordt, een deel van het publiek is niet meer tevreden met een be vredigend slot. En de massa-fabrikanten van films, die over een goeden inlichtingendienst beschik ken weten dit. En ze nemen hun maatrege len ter wille van de kassa en ten nadeele van de film. Een manier is, om een film te maken met twee laatste actes, welke naar believen ach ter de zes of zeven voorgaande actes gedraaid kunnen worden. De eene laatste acte geeft een tragisch slot voor „ernstig" publiek, de tweede een „happy-end" voor volksbioscoop- jes. Men begrijpt dat op deze wijze geen be hoorlijke film kan ontstaan, een strakke compositie is uitgesloten. Het doet denken aan ossentong, waarbij men naar smaak zure of zoete saus kan nemen. En van kunst (met een heel kleine k) kan bij zoo'n film geen sprake zijn. Een tweede manier is, in de film twee slot scènes te verwerken. Al naar de exploitant of de filmverhuurder het noodig oordeelt kan hij de laatste acte weglaten. Men krijgt dan tot slot een droevig eind, maar kan zoo men het wil, de laatste acte nog toegeven, die natuurlijk gelukkig eindigt. Wilt ge een voorbeeld? Welnu. Uit heel goede bron werd ons ver zekerd, dat de film „De Grootste Vijand", die het vorige jaar, aanbevolen door vredes- vrienden, nogal opgang heeft gemaakt, oor spronkelijk anders eindigde, dan hij het in ons land deed. Toen wij hem zagen, kreeg bij 't slot de vrouw de boodschap, dat haar man gesneuveld was; tegelijk stierf haar baby door ondervoeding en voor het raam, waar de troepen langs marcheerden, hief ze d'r kind op en zei „Goddank, dat mijn kind ge storven is". Maar dat was het slot niet, want toen in Amerika „De Grootste Vijand" ge maakt werd, nam men nóg een acte op, een acte, waarin het kind plots zijn oogen weer open deed het was schijndood, snapt U? en de man wel gewond, maar levend van het slachtveld wederkeerde. Plus een zoen. Als het niet zoo droevig was, zou het be lachelijk zijn, Wij laten het bij dit eene voorbeeld, er zijn er meer te geven. Maar 't bewijst, hoe men met films om springt, hoe men zich aan de cultureele taak der film weinig gelegen laat liggen. C. G. B. De Uitdrager naar het Pransch door CHARLES HENRY HIRSCH. Surron liep, met z'n winterjas keurig ge vouwen over zijn linkerarm, de straat op en neer en keek zoo nu en dan eens tersluiks naar den winkel van Vader Manassé. Zoolang Vader Manassé voor z'n stoffige winkeltje z'n pijpje zat te rooken, zou de transactie een minder gunstig verloop heb ben. Zoodra hij echter z'n post verliet om wat koperwerk te gaan poetsen, of om on der te duiken in z'n kelder, die vol stond met aardewerk, sieraden, schoenen, rondom een groote potkachel, die een verwonder lijke geschiedenis zou kunnen vertellen, als hij een geheugen en geen spraakgebrek had. dan zou Surron moeten onderhandelen met Myriam Manassé, de dochter van den uit drager en dan zou de oude winterjas aan merkelijk meer opbrengen. Juist toen hij z'n tiende ronde om de groep onroerende goederen had voltooid, zag hij de fluweelen oogen, den overvloed van gol vende blauwzwarte haren, die het matblee- ke gezichtje omlijstten en den slanken hals van Myriam. Vanaf den overkant van de straat groette hij haar. Ze gaf hem een zachten glimlach terug, een beetje triest, want haar lachje steeg uit het hart van een eenzame naar de mooie roode lippen en in haar oogen scheen de sombere schaduw te liggen, die de klaag muur te Jeruzalem op de voorhoofden der treurenden werpt. Surron zag, dat Vader Manassé van zijn stoel opstond en achter in den winkel ver dween.' En ineens moest Surron zichzelf bekennen dat het teere silhouet van Myriam, die tegen de deurpost geleund stond, meer voor hem beteekende, dan de hoop op een voordeelige transactie. Hij studeerde medicijnen en gaf onderwijs in Latijn aan een van die broedplaatsen die twee maal per jaar het leven schenkt aan verscheidene vrijgezellen. Hij kende de bitterheid van diner-looze avonden en van het dank zij zijn goeden maag ontwaken met razenden honger. En tóch kon hij nog overal de poëzie in vinden. Hij zag hoe mysterieus en menschelijk dit tafereeltje was, deze mooie Juni-avond, die alles in een rozengloed zette: dit mooie meisje met haar bleeke masker, waarin twee vlammen schitterden en de roode lippen, te gen een achtergrond van namaak Chinee- sche vazen en huisraad. Het kwam Surron voor dat z'n winterjas steeds zwaarder woog op z'n arm en z'n ziel zocht de bekoring van het meisje. En toch verhinderde een vreemd gevoel van schaamte hem terug te keeren naar den winkel, zoo dwaas scheen het hem nu om z'n winterjas te gaan verpanden bij dat droomende meisje, dat een nieuw gevoel in hem had wakker gemaakt. Hij vervolgde z'n weg met verhaasten tred. Wilde hij vlugger thuis zijn of geloofde hij op die manier z'n gedachten te ontvluch ten die hem terugtrokken naar het winkel tje? Niets was hem duidelijk, hij voelde slechts het onvergelijkelijk geluk in zich van een verlangen naar iets onbekends. De volgende dag scheen hem ver weg, vriendelijk, aan het eiiide van een gemak kelijk pad. behangen met guirlandes van. bloemen die den goeden uitslag vierden. Was het werkelijk zoo kort geleden, dat hij dat lichaam van dien kleinen jongen had ontleed dien middag op de school, zon der zich af te vragen of zijn bestaan vreug de had gewekt en z'n sterven tranen had ge kost? Het was nóch de liefde, die hij voelde, nóch de:i zucht naar het avontuur. Hij vergat z'n geldnood, de armoede van zijn familie in Savove. Hij verheugde zich erin. dat hij tegen de dertig liep, dat hij levenslustig en gezond was. Hij keerde terug en een onzegbare vreugde greep hem aan. toen hij zag dat Myriam zóó was gaan zitten, dat ze hem oogenblik- kelijk zou kunnen zien, als hij om den hoek kwam. Goden avond, mijnheer. Goeden avond, mijnheer. Het Is heel warm vandaag. En toch heeft u uw overjas bij zich? Mademoiselle, die zou ik graag verkoopen. Hij zei het luchtigjes. De sombere blik van het meisje verduisterde, ze sloeg de oogen neer- Kom toch binnen meneer, verzocht ze. Ze verborg onder een onverschillige blik haar teleurstelling, daar ze een andere vraag had verwacht. Surron had het kleedingstuk opengevouwen Ik heb hem slechts één winter gedragen en hij is volgens de laatste mode. Ik had ge dacht Hij noemde een bedrag, dat aanmerkelijk werd verhoogd door vader Mauassé. die zon der geluid weer was binnengekomen. Geef vijf francs meer, Myriam, zei de koopman. Een oogenblik genoot hij van de verrassing, die hij hierdoor bij de jonge menschen ver oorzaakte. En hij legde z'n gulheid uit, door te zeggen Ik houd van werkers. Gij zijt er één. meneer Surron, daar ben ik zeker van. En zich tot zijn dochter wendende ale nog verbaasd stond te kijken, zei hij. En ik weet nog iets anders ook. Ze betaalde Surron die den uitdrager vroolijk bedankte. Hij stak de biljetten m zijn zak, zonder ze te tellen, groette Myriam verlegen en toen hij bulten was. vergezelden de mooie fluweelen oogen hem met hun vurig g6—dMyriam, klein lief meisje, deed ik daar VadéiC'je'hebt medelijden gehad met de armoede van dien Jongen man. Dat is im- mers altijd goed! Hij klopte zijn pijp uit. Toen ging hij naar binnen en zag het meisje droomend staan, haar ziel op reis langs wegen naar een verre toekomst, waarin hij voor haar een herinne ring zou zijn. Ik deed het voor jou Myriam, hernam hij. Voor mij Ja zeker. Kijk eens in je hart? Ze boog haar hoofd, om het geheim te verbórgen, dat op haar gelaat stond geschreven. Meer dan ooit herinner je me aan je arme moeder, Myriam, begon Manassé. Met z'n mouw streek hij de rechter revers van z'n oude jas op, die toch niet vuiler was dan de rest. Toen Myriam bleef zwijgen, het hoofd nog steeds gebogen, terwijl ze machi naal de winterjas van Surron liefkoosde, greep hij deze hand, en de andere, die slap langs haar zijde hing. Ja, je gaat lijken op je moeder.... dien eenen keer, toen ik het geluk in haar gezicht las, bij m'n aanzoek om haar hand bij haar ouders. Die jonge man Hij heeft me niets gevraagd! O dat was niet noodig. Je antwoordde al bij voorbaat! Spreek maar niet tegen, dat is de natuur die dit wil! Ze snikte in de armen van haar vader, die haar omgaven als in smeekende bescher ming. En met veranderde stem mompelde de man. vreesachtig, met oogen die over de golvende zwarte haren in de Eeuwigheid schenen te zien. En toch moeten we, meer dan anderen, een trotsch hart houdeneen hart, dat geen mensch. kan verachten, vooral jezelf niet, noch een doode moedernoch een vader, die klaar staat om je gelukkig te ma ken. Een lange stilte volgde, waarin de oude man z'n dochter in zijn gedachten zegende. Toen vroeg hij haar zachtjes den winkel in orde te willen maken voor den Nacht. SCHOLEN VOOR PAARDEN. Een van de interessantste scholen in de wereld Is zeker wel de school voor paarden, die behoort bij de Koninklijke stallen van Buckingham Palace, het paleis van den Koning van Engeland te Londen. De paarden uit de Koninklijke stallen worden in deze school opgeleid voor hun werk in den groo- ten stoet bij officieele optochten met mili tair vertoon en muziek. Instrumenten worden in hun onmiddellijke nabijheid bespeeld en vlaggen en vaandels worden voor hun oogen heen en weer be wogen en mannen gekleed in uniformen van de Koninklijke Garde gewennen de dieren aan militaire kleeding. De paarden voor de bereden politie moeten ook eerst een school doorloopen, vóórdat zij „in vasten dienst worden aangesteld." Die dieren worden er in 't bijzonder op afgericht, dat zU niet bang zijn voor groote menschen- massa's of verkeersdrukte. Deze paarden en die van de Koninklijke stallen zijn waar schijnlijk wel de 't best opgevoede paarden ter wereld. Bcücvischjes (onbewust van Kolonel v. Vuurenvlam's moeilijke positie): „Kieke boe!" (London Opinion). HAARLEMMER HALLETJES EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. lederen zomer voel ik mij minderwaardig, 's winters ook wel, maar in den zomer nog veel meer, wanneer ik zie hoe allerlei men schen, mannen, vrouwen en ja ook wel kin deren een zekere beroemdheid verwerven door het uitblinken in wedstrijden. Dan schaam ik mij en vraag mijzelf af: waarin blink ik uit?" Helaas, dan moet het antwoord zijn: in niets. Want pianospelen kan ik niet er is dus geen denken aan om mij te be geven in een wedstrijd wie het langst piano spelen kan, met het resultaat, dat mijnheer Carlo Abarragi, een Italiaan of juffrouw Engelina Spiridio uit Buenos Aires den prijè weten te behalen met respectievelijk 26 of 251/2 uur onafgebroken pianospelen. Aan hardloopen behoef ik op mijn leeftijd niet meer te denken, ik ben al blij, dat ik loop en soms zelfs, dat ik sta. De lauweren van hoe heet die beroemde man ook weer, den snel wandelaar, die zooiets van 14 of 15 K.M. in een uur verslindt en daarna nog frisch weet aan te komen, die lauweren zal ik op mijn leeftijd niet meer deelachtig worden. Onze Belgische vrienden (want vrienden zijn en blijven ze, al trekken ze ook tegen ons nog zulke leelijke gezichten) onze Belgische vrienden dan houden wedstrijden, waarbij de prijs krijgt de mededinger, die een pijp tabak in den kortst mogelijken tijd weet uit te rooken of andersom er zoolang mogelijk over weet te doen. Het eene schijnt dus even verdienstelijk te zijn als het andere, maar ook deze poort tot roem is voor mij gesloten, om dat ik van mijn leven nooit een pijp heb kunnen uitrooken en er al koude rillingen over mijn rug gaan, wanneer ik twee haaltjes gedaan heb. Moet ik dan den oceaan over vliegen naar Amerika? Om de eerlijke waar heid te zeggen vind ik dat in den tegenwoor- digen tijd eigenlijk een oudbakken liefhebbe rij en de eerlijklieid gebiedt erbij te zeggen, dat ik geen vliegmachine heb en die, wan neer ik ze had, toch ook niet zou kunnen besturen. Ook deze mogelijkheid is dus uitge sloten en toch laat het denkbeeld om mi] als het kan dezen zomer nog in het een of ander als prijswinner te onderscheiden, mij niet met rust. Met schaken zal het ook niet gaan, sedert Euwe is opgetreden en ik het toch onaardig zou vinden om hem zijn kam pioenschap van Nederland te ontnemen; bovendien kan ik een raadsheer ternauwer nood van een pion onderscheiden- Voor dammen hebben wij onzen overwinnaar ook al en hij heet Damme, wat geen wonder is. Misschien dat ik bij een dominowedstrijd nog eenige kans zou hebben en daarin be staan voor zoover ik weet nog geen kam pioenschappen of geaccrediteerde overwin- naai's, zoodat men niemand teleurstelt of zijn lauwerkrans ontneemt. Maar er is één bezwaar: aan domineeren zit min of meer als ik het zeggen mag een caféluchtje vast en ik weet niet of mijn vrienden en kennis- yr :-,et we! op prijs zouden stellen, wanneer ik .r-'n g'ng uitblinken en daarmede de Y - -g op mii laadde, dat ik een steun- p' -ar vav, hét koffiehuis ben. De toestand is dus moeilijk. In alle dingen, waarin ik uit zou willen blinken, zijn reeds prijswinners en zij zijn er trotsch op. Ik heb een neef gehad, die in zijn jeugd, toen de moderne fiets nog niet bekend was en jongelui met acrobatische neigingen zich moesten behelpen met „de hooge", het groote voorwiel en het kleine achterwiel, op zekeren dag nummer 1 is geweest in een rit van Apeldoorn naar Amsterdam. Die glorie heeft hem nooit verlaten, hij is naderhand dokter geworden, zelfg privaatdocent .aan een van onze universiteiten, maar de wed strijd ApeldoornAmsterdam is te allen tijde de roem gebleven van zijn leven. Toen hij zijn 25-jarig jubileum als medicus vierde, heeft een sportblad zich nog herinnerd, dat hij deze overwinning op de hooge fiets had behaald en zelfs toen hij dood was. heeft datzelfde blad hem nog nagehouden, dat hij in zijn jeugd met succes dien tak van sport beoefend had. Zou ik dan bij mijn neef moeten achterstaan en straks geen enkele gelegenheid hebben om uit te blinken, wan neer het mij ook eens in den zin mocht komen een 40-jarig jublileum te vieren? Zou er, wat nog veel erger is, als mijn doods uur eenmaal geslagen is en vrienden en ken nissen weemoedig om de groeve geschaard staan, geen enkel onderwerp genoemd kun nen worden, waarin ik heb uitgeblonken? Deze schande kan ik mijn familie en mijzelf niet aandoen en zoo heb ik dan dezer dagen gejuicht van vreugde, toen een van mijn huisgenooten de opmerking maakte, dat ik zooveel las. Opeens schoot mij de reddende gedachte te binnen, dat ik bij een wedstrijd in snellezen den eersten prijs zou kunnen behalen en den volgenden dag ben ik on middellijk in training gegaan en heb mij 25 romans aangeschaft, die ik bezig ben door te lezen met een snelheid van minstens tien per dag. Nu is het bijzonder moeilijk om. wanneer men een nieuwen tak van «port heeft ge vonden, voor zichzelf uit te maken of men daarin al een zekere snelheid heeft bereikt. In alle andere takken bestaan reeds records en men kan bij de oefening zichzelf exami- neeren of men dat record haalt en liefst overtreffen kan, maar bij het snellezen be staan eenmaal geen records en moet men ze zelf dus vestigen op gevaar af dat een of ander, die het nog veel sneller kan, je op den wedstrijd ver achter zich laat, maar boven dien: met het lezen zelf kan en mag het niet afgeloopen zijn. men moet naderhand ook een examen afleggen en aantoonen, dat men het niet alleen snel gelezen, maar ook snel begrepen en onthouden heeft. Ik begon dus het stapeltje van tien, dat ik voor den eersten oefeningsdag gereserveerd had, door te vlie gen, namelijk door op de eerste bladzijde den bovenste regel te lezen, daarna den middel sten en tenslotte den ondersten regel en daar tusschendoor een blik te slaan op de tus- schenliggende regels om vervolgens onmid dellijk over te gaan tot bladzijde 2. Inderdaad wist ik op den eersten oefendag op deze manier acht romans te verzwelgen van gemiddeld 250 bladzijden per boek, totaal dus 2000 blad zijden. maar nu kwam de groote moeilijkheid: namelijk om te vertellen wat er in die acht boeken stond. Misschien begrijpt niet ieder, waarin de grootste moeilijkheid gelegen was. Wanneer het eerste boek gehandeld had over een reis naar de Noordpool, het tweede over een bergbeklimming in Azië. het derde over een boottocht op de Middellandsche Zee enz., dat wil dus zeggen 8 boeken over zeer ver schillende onderwerpen, dan zou de moeilijk heid zoo groot niet ziin geweest, maar het trof mij, toen ik deze acht boeken laat ik zeg gen onder de knie had gekregen, dat zij zoo bijzonder veel op elkaar geleken en ik ver moedde juist, dat dat het. grootste bezwaar zou zijn om ze uit elkaar te houden. De eerste roman begon aldus: een sympathieke jonge man ontmoet op een stormachtigen avond een gevaarlijk man op een zwerftocht in een afgelegen streek. Hij is den weg bijster ge worden en de man biedt hem logies aan. onderdak en avondeten. Hoewel hij het niet vertrouwt, waagt hij zich in de hut en vindt daar een jong meisje, beeldschoon met ka stanjebruine haren en groene oogen of andersom, kastanje bruine oogen en groene haren, (ach nee, daar vergis ik mij al, het moet dus eenigszins anders zijn geweest) en wanneer de gevaarlijke man een oogenblik afwezig is, weet dat beeldschoone meisje den jongeman toe te fluisteren: „vlucht zoo spoedig mogelijk, want uw leven is in ge vaar". „En gij dan?" fluistert hij met een stem, die haar door de ziel gaat. „Bekommer u niet om mij", zegt zij met een snik, maar red uzelf". Ze duwt hem de deur uit en op het oogenblik, dat de gevaarlijke man terug keert, "schiet hij als een pijl uit den boog langs hem heen en zwerft den heelen nacht in storm en regen in de onbekende streek rond, totdat hij wordt opgenomen door vriendelijke lieden, die het heele verhaal voor een fantasie van zijn uitgeput brein houden, daar zij nooit van een hutje met een ge vaarlijken man en een beeldschoone Juffrouw in de buurt hebben gehoord. Er gaan een paar jaar voorbij en dan ontmoet hij in het salon van een zijner vrienden, den graaf van zus en zoo, een beeldschoon meisje, dat spre kend gelijkt op zijn redster uit de hut, maar zij geeft niet het minste teeken van he- lcennlng en wanneer hij haar spreekt over de ervaring van twee jaar geleden, raakt zij wel een oogenblik in verwarring, maar zwijgt daarna geheel en geeft niet het minste teeken. dat. zij hem herkent. Toch blijkt het, na ingewikkelde nasporingen, die hij instelt, dat zij het geweest moet zijn, maar dat- zij op een raadselachtige manier schatrijk is ge worden. Natuurlijk is dit voor hem geen reden om zich tot haar aangetrokken te gevoelen, maar het blijkt hem als hij zijn hart onderzoekt, dat hij dien avond in de hut haar reeds zijn liefde heeft geschonken en nooit naliet, haar te beminnen. Maar er is iets raadselachtigs in haar persoonlijkheid; den eenen keer is hij er van overtuigd, dat zij zijn liefde be antwoordt, den anderen keer stoot zij door haar houding hem af en op het oogenblik, dat hij van plan is haar ten huwelijk te vra gen en het geheim, dat haar omgeeft, te ont raadselen. is zij verdwenen, uit eigen bewe ging vertrokken of door booze lieden ont voerd. Vier hoofdstukken lang is hij bezig met haar verblijf op tc sporen, maar wan neer hij dat eenmaal gevonden heeft, ver keert hij opeens in het grootste levensgevaar en zou stellig omkomen, wanneer zij in een vermomming hem niet voor den tweeden keer wist te redden. Dien nacht gaat het huis, waarin hij haar aangetroffen heeft, in vlam men op en verdwijnt zij voor de tweede maal. Op grond van zwakke aanwijzingen reist hij de heele wereld door. Europa, Azië, Afrika. Amerika en een gedeelte van Australië, om haar tenslotte aan te treffen op een veranda in Melbourne, waar zij hem bij een hevig on- weder weet toe te fluisteren, dat zij den vol genden dag een gedwongen huwelijk moet aangaan met een boos man, dien zij niet lief heeft en dat zij hem smeekt terwille van hem zelf en van haar uit haar leven te ver dwijnen. Natuurlijk weigert hij: zijn volharding is ongelooflijk en zijn liefde kent geen hinder palen. Als hij de politie in den arm neemt en op deze manier het geheim wil ontraadselc-n, komt er plotseling een aardbeving, die ae heele stad verwoest. Hij meent, dat zij gestor ven is en beweent haar een half jaar lang, totdat hij door een toeval ontdekt, dat zij nog in leven is en de booze mannen is ont- loopen. Nu volgen er nog zes hoofdstukken van moeilijkheden, totdat hij in het laatste hoofdstuk haar opnieuw aantreft, in Parijs, schooner dan ooit en het geheim, dat haar leven omhulde, ontraadseld wordt, waarna hij haar en hare millioenen (want minder dan millioenen bezit zij niet) eindelijk trouwt. De tweede roman van een heel anderen schrijver en met een heel anderen titel komt op hetzelfde neer, alleen met dit verschil, dat de held dezen keer schatrijk en het meisje doodarm is. Daar zij elkaar liefheb ben, zou er aan een huwelijk niets in den weg staan, wanneer zich niet andere zwarig heden voordeden, die opgelost moeten wor den voordat hij het halver hoogte van het voorlaatste hoofdstuk de beslissende vraag kan doen: „bemint gij mij, Eulalie?" en zij hem juichend het jawoord geeft. Het was mijn vrouw, die (opofferende ziel als zij altijd is) bereid was mij deze acht ro mans te overhooren, (wanneer ik deze school- sche uitdrukking mag gebruiken, die aan Fransche thema's doet denken) voor mijn literaire oefening. Het was na middernacht, lang na het uur, waarop wij gewend zijn ter ruste te gaan, dat deze taak achter den rug was en in dien tusschentijd had ik de heldin met haar millioenen uit het eerste verhaal hopeloos verward met de gevaarlijke vrouw uit 't derde en den boozen man van 't vierde verward met den schelm uit het zevende. Bovendien sliep ik dien nacht niet en wan neer een enkelen keer mij de slaap over mande, schrikte ik wakker uit een nacht merrie, waarin al de beeldschoone heldinnen uit de acht romans op een rij stonden en mij uitjouwden, totdat ik wakker werd en een oogenblik later weer terugviel in een be nauwden droom, waarin vijf van de zeven misdadigers uit de acht boeken het gezamen lijk op mijn leven voorzien hadden en het alleen maar onzeker was op welke wijze ik zou omkomen, te land. te water of door een val uit een vliegtuig op twee duizend meter hoogte. Toen de dag aanbrak, had ik hevige koorts en de dokter, die door mijn vrouw te hulp geroepen werd, raadde rust aan. Maar hoe kan men trainen en rusten tegelijk! Stilletjes, zonder dat iemand het merkte, had ik de boeken naar mijn bed meegeno men en terwijl ik daar lag te rusten, ging ik met snellezen voort. Helaas, men kan niet ongestraft de voorschriften van zijn dokter in den wind slaan; dien dag las ik maar vier boeken en toen ik 's avonds probeerde mij zelf te overhooren (want mijn vrouw zou natuurlijk geweigerd hebben, dat te doen) bleek mij al dadelijk, dat ik de twaalf ro mans nog veel meer met elkaar verwarde aan den vorigen dag de acht. De familie relaties van hoofd- en bijpersonen, die toch al dikwijls ingewikkeld waren, raakten to taal in de war. Zij zouden er zelf vreemd van hebben opgekeken, wanneer zij geweten hadden, welke combinaties ik in mijn ge heugen tot stand bracht. Na een paar uur vruchteloos pogen, moest ik het opgeven en troostte mij met de overweging, dat zelfs in de belangrijkste wedstrijden de deelnemers, die de meeste kansen hadden, soms niet voor een prijs in aanmerking kwamen om dat zij wat wij in soorttaal noemen een „off-day" hadden. Nu liggen de vijf en twin tig romans op een stapel en wachten de vijfentwintig helden, de vijfentwintig hel dinnen, de vijfentwintig schelmen en de vijf entwintig slimme detectives tot het oogen blik, dat ik weer „fit" geworden ben "(ook een kostelijke term) en mijn training zal voortzetten. En zoo weet dan nu ieder van de vondst, die ik gedaan heb. den wedstrijd in .snel lezen; zij wordt bij dezen aan belangheb benden opgedragen en aanbevolen. Mocht er soms iemand zijn, die de organisatie van dezen wedstrijd op zich wil nemen, dan kan hij mij alvast als eersten deelnemer inschrij ven, want zoodra ik beter ben, doe ik mee en zet mijn oefening voort. Ik wil en lk zal een onderscheiding in een wedstrijd beha len, waaraan men nog met eerbied en waar- deering terug zal denken als ik al lang niet meer tot de levenden zal behooren. FIDELIO. CORRESPONDENTIE. Van verschillende belangstellende lezers heb ik de vraag gekregen, hoe het nu ten slotte afgeloopen is met het uitstapje van de krans, dat van Stuiteren volmacht had te regelen op de manier, die hij het best zou vinden. Welnu, wij zijn veel van hem ge wend, maar dat hij voor den dag zou ko men met een grooten open gezelschapsauto, waarin wij tochten zouden moeten maken door Nederland en Duitschland, had nie mand van ons kunnen droomen. Hij heeft hem gehuurd voor eenige dagen in Augustus en is met den wagen voor onze huizen geko men om hem te laten zien. Er is plaats in voor dertig personen, maar daar wij maar met ons tienen zijn, fs de overbodige zitruimte eruit gesloopt voor de berging van onze bagage. Er is groot verzet tegen dit plan; de dames vragen, hoe het gaan moet als het regent en het antwoord van var». Stuiteren, dat zij een regenmantel kunnen meenemen, vinden zij verre van voldoende. „Hoe moet het dan met onze hoeden?" heb ben zij gevraagd en het antwoord: „dan zet Je maar een regenhoedje op", heeft de da mes niet kunnen bevredigen. Alleen tante Koosje en mevrouw van Stuiteren hebben zich bereid verklaard om mee te gaan. Maar onze vriend van Stuiteren is vol hardend. Ik voorzie nu al, dat hij den strijd zal winnen en dat ons gezelschap op 1 Augustus triomfantelijk in den open wagen de reis zal aanvaarden met ontelbare kof fers. die 's avonds in de hotels, waar wij overnachten, zullen worden uitgeladen. Van Stuiteren heeft gezegd, dat hij er voor in staat, dat er niemendal zal scheuren of kreuken en onze chauffeur, een jongeman met een paar stevige vuisten, zal hem bij die in- en uitladerij helpen. „Pim", heeft van Stuiteren gezegd, „ik vertrouw op jou", en Pim, aanslaande aan zijn chauffeurspet, heeft geantwoord: „het komt in orde". Ik voorspel dus, dat wij op Donderdag I Augus tus ae reis aanvangen. De Haarlemmer Hal letjes zullen dus In dien tijd worden opge schort, maar daarna zal ik overeenkomstig mijn plicht verhalen, hoe onze reis is ge weest en welke avonturen ons daarbij zijn overkomen. De beste wenschen van onze lezers zullen ons zeker op dezen tocht ver gezellen en onze innige hoop ls op mooi weer, want wat moeten wij beginnen, wan neer de regen, die zoolang is uitgebleven, ten slotte naar beneden komt tusschen 1 en 15 Augustus. Bij de gedachte alleen beef ik van kou, nat- en narigheid. F.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 15