H. D.-VERTELLINGEN
FLITSEN
STADSNIEUWS
FEUILLETON
Liefde de Leid-ster
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 30 JULI 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
door C. G. B.
De Blinde Passagier
Plots kleurde de witte handschoen van een
politieagent rood, een arm greep machteloos
do lucht in, fel, kort achter elkaar knetter
den vier revolverschoten, een alarmfluitje
gierde.
Menschen schoten toe, een portier van een
dancing ving een man op, die achterover
viel. Twee schoten door het hoofd. Een kort
mes gleed uit. zijn hand. Dood. Agenten
kwamen aangehold. En achter het stuur van
een taxi sprong een man, die zijn revolver
afveegde en in zijn zak stopte. Een paar
schoten knalden achter hem, hij reed een
paar straten door en verdween in een van
de vele, donkere sloppen van St. Pauli.
Een politieauto voerde het lijk weg.
En een piccolo haalde zijn schouders op:
„Mot altijd wat loos zijn op St. Pauli, m'neer,
anders is het St. Pauli niet." Ik knikte en
ging verder.
We lagen in de vrijhaven, en 's middags
stond ik, mijn voet op de railing te kijken
naar Hamburg met zijn hooge kantoorge
bouwen. naar de „Hochbahn" die als een
gele flits over zijn viaduct schoot, naar 't
gewoel vaii ferries en sleepers die over de
breede. grauwe Elbe heen en weer schoven
of puffend voortjakkerden. De kok stond
naast me en schepte op over zijn avonturen.
Tot we opschrokken, omdat achter ons
iemand riep, die op de loopplank stond. Ik
keerde me om, vroeg wat-ie wilde. Hij wist
dat we 's nacht zouden afvaren naar Londen,
vroeg of hij mee mocht, hij had geen geld en
geen pas. Ik vroeg hoe of hij dan in de vrij
haven was gekomen. Hij grijnsde, gaf een
knipoogje, haalde zijn schouders op, zei „Ge
woon". En hij beweerde, op de Theems wel
overboord te zullen gaan als 't donker was,
om naar land te zwemmen. Ik wist, dat het
vaker zoo ging, dat er matrozen zijn, die
voor een fooi een blinden passagier verstop
pen. Ik keek den man eens goed aan, had
hem vaker gezien, ik meende te weten waar.
Mijn hand schoot plots uit, greep zijn pet,
trok die van zijn hoofd. Ik kreeg een stomp
in mijn gezicht, struikelde op het dek en
toen ik weer opstond was de man weg.
Vijf minuten later werkte de politie-tele-
graaf, snelle motorjollen van de haven
politie suisden door 't water, de vrijhaven
werd afgezet, de ferries lagen stil en door de
breede straten tusschen de geweldige pak
huizen snorden de politie-auto's. En de
avondbladen hadden een twee-koloms-kop:
„Moord op klaarlichten dag in St. Pauli",
„Dader in de vrijhaven gezien".
Maar de man werd niet gevonden. De kok
had hem het laatste gezien, toen hij weg
rende achter een stapel ijzer op de werf.
Ons volk kwam aan boord, de ketels werden
opgestookt, de ballasttanks vol water ge
pompt. Op den wal zagen we bij 't schijnsel
van de lampen de politie nog zoeken tus
schen de stapels goederen en materialen,
een inspecteur en twee man onderzochten de
boot voor alle zekerheid. De man was niet
te vinden.
Gerust ging ik om acht uur naar kool, 'k
zou de hondenwacht nemen, en terwijl ik
sliep begon de machine te stampen en voeren
we weg.
Om twaalf uur kwam ik op de brug. 't Was
donker. Flauw was links en rechts de lage
oever te onderscheiden, boeien vlamden rood
en wit op en ver vooruit zwaaiden de licht
bundels van Brünsbüttel door den nacht. De
loods zoog aan zijn pijpje. Hij leunde tegen
de kaartentafel, keek recht vooruit, de don
kerte in. gaf soms een toort bevel aan den
roerganger, die tuurde op 't kompas en
stuurrad wentelen deed, zoodat we koers
hielden.
Over de lage landen stond de wind fel
door, hij juichte door de touwen en bracht
schommeling in het schip, het deinde op en
neer en de stuurman wreef zich in de han
den- Brünsbüttel schoof langs met zijn tal-
"looze lichten.
We kwamen buiten, en in zijn op en neer
gestooten jol voer de loods naar den kotter,
die voor den Elbemond heen een weer
kruiste.
Het dek was leeg, beneden schraapte een
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct*. per regel.
schop over de vuurplaat, gromden de vuren,
sleepten de stokers kolen aan uit de bunkers.
De stuurman liet me koffie maken Hij zat
in de kombuis en 't water pruttelde al
spoedig. Ik deed koffie in de ketel en ging
naar de kajuit van den „ouwe" om te vragc»
of hij ook een „mok" wilde. Hij lag. rookend,
in zijn kooi te lezen, liet me luisteren naar
een goeie mop, en daarna ging ik door 't
gangboord weer terug. Ik wilde de koffieketel
pakken, om in te schenken, toen ik merkte
dat die weg was 'n Flauwe bak van de
stokers.
„Wat zijn jullie lollig", riep ik langs de
ladder naar beneden.
„Watte?" kwam het onschuldig terug.
„Geef de koffie hier, de ouwe wacht er op.
Maak geen herrie."
„Wat? We hebben de koffie niet. Kom maar
kijken."
Ik ging in 't volkslogies om te zien of ze
daar de koffie ook heen gesleept hadden.
Maar ze sliepen allen, 'lc Snapte d'r niets
van, keerde terug naar de kombuis. De kof
fieketel stond leeg op de kachel. Enfin, 'k
maakte weer een pot vol, mopperde over de
flauwiteit van den een of ander, dacht er
verder niet over, en ging om vier uur weer
naar kooi.
Een uur later voelde ik een stomp in mijn
zij, ik werd wakker, draaide me om, foeterde
den lichtmatroos uit. Maar 't jong stond met
een wit gezicht voor me.
„Simon, je mot bij den ouwe komen, 'k heb
de stuur en de meester ook al moeten roepen.
Het spookt hier aan boord, 'k geloof 't waar
achtig Simon".
„Leuter niet."
„Kcm toch, Simon, Raffles Is op 't dek
neergeslagen, door wie weet hij niet, de an
deren sliepen, en weten er niets van."
Ik sprong uit mijn kooi, schoot mijn jekker
aan, nam in drie stappen de trap naar dek.
't Was koel, de lucht begon al bleeker te
worden in 't Oosten, het schuim spatte over
't dek.
In de kajuit zat „Raffles", een van de sto
kers, met twee blauwe oogen en een gat in
zijn hoofd tegenover dén „ouwe". Hij vertel
de 't nog eens: hij had een paar slagen op
zijn kop gekregen, terwijl hij alleen op het
dek liep, was gevallen en gevonden door een
anderen stoker die op hem wachtte. En hij
verklaarde pertinent, dat er niemand anders
aan dek was geweest, 't was vast een spook,
't kon niet anders.
Er was niemand geloof ik, die het land aan
Raffles had; 't was een ruwe kerel, amateur
bokser, hij kon drinken als geen ander, maar
aan boord altijd geschikt, altijd nuchter, al
tijd vroolijk.
Het heele schip werd afgezocht, er mocht
toch eens een blinde passagier zijn. De rui
men waren gesloten, in 't volkslogies, in het
ruim er onder, in de bunkers, in de lampen
kamer, in de reddingsbooten, nergens was
een spoor van een blinden passagier te be
kennen.
De kaptein zuchtte, we konden heen gaan.
Om acht uur, toen ik weer op moest, praat
ten we druk over zeespoken, over mysterieuse
gebeurtenissen van de zee.
De boot lag vrij kalm. Het was zonnig,
mooi herfstweer. We passeerden soms een
schip, maar er gebeurde niets bijzonders, en
de dag was zooals zoo vele dagen op zee,
zonder afwisseling, bar eentonig, vervelend.
Tegen den avond, kort na het eten, toen
alleen de kok in de kombuis bezig was, en
zij die geen wacht op de brug hadden, in kooi
lagen, kwam plots de kok de brug oploopen.
Hij was zenuwachtig, wees naar achteren,
waar we in het zog dat bruiste en kolkte met
den kijker twee af droogdoeken zagen drijven.
Toen de kok uit zijn woorden kon komen,
vertelde hij, dat ze verdwenen waren op een
oogenblik dat hij even naar de proviand
kamer was gegaan, om zijn sleutels te halen.
Hij was geen minuut weggeweest. En hij
sloeg door, beweerde, dat we nooit levend
en wel de Theems zouden bereiken, dat het
schip behekst was, dat een spook meevoer,
dat we ten eeuwigen dage met het schip
over de zeeën zouden blijven varen, als een
stoomenden „Vliegende Hollander".
We wax-en onder de Engelsche kust. Het be
gon woelig te worden. Groote donkere wolk
gevaarten rezen in 't Zuid-Westen boven den
einder. Het begon te regenen en de wind
blies fel over 't grauwe, ruwe water.
Om de mannen te kalmeeren, liet de
kaptein nog eens het schip doorzoeken. Er
was niemand te vinden. Op alle mogelijke
en onmogelijke plaatsen werd gekeken en
gespeurd, er was niemand.
We werden weer gerust, praatten weer
vroolijk, de koffiediefstal, de „aanslag" op
Raffles, het verdwijnen van de doeken in zee
werd aan verschillende normale oorzaken
toegeschreven. Er zou toch wel Iemand ge
weest zijn die de ketel had gekaapt, er had
toch zeker iemand nog met Raffles een
appeltje te schillen gehad en de doeken
waren door een stommiteit van den kok
over boord gewaald.
't Was stikdonker toen we voor de Theems
den loods aan boord kregen. Het schip
schommelde heftig heen en weer, de wind
gierde. Ik lag wakker in mijn kooi, probeerde
te slapen. Regelmatig stampten de machi
nes, de schroef wentelde door 't water.
Opeens hoorde ik de machinekamer-tele-
graal' op de brug 'rinkelen. Er werd gepraat,
Signalen werden gewisseld. De machine be
gon langzamer te loopen.
Ik sprong uit mijn kooi, vloog naar dek.
De „ouwe" stond met de telefoon aan het
oor.
„Is de smeering goed, meester?"
„Kijk de ovei'brenging na."
„Al gedaan? Maar wat ls er dan?"
„Hoeveel slagen maakt de schroef?"
„Da's te weinig. Zeker. Stop maar."
De machine staakte zijn gedreun. Korte
commando's werden gewisseld. De kapitein
ging naar de machinekamer. Niemand wist
wat er aan de hand was.
Ik werd geroepen. Leunend boven het lad
dertje naar de machinekamer luisterde ik.
„Ga kijken, Simon, de schroef is onklaar, er
zal een tros of zoo in zitten."
Ik nam een sterke lamp, ging naar 't
achterschip, boog me, op het berghout
staand, zoo ver naar buiten als ik kon.
't Water woelde onder me, ik keek, zag niets.
Het water spiegelde 't licht van de lamp,
klotste op en neer. Ik boog me naar beneden,
zwaaide de lamp naar voren. Dan zag ik
iets, telkens als de plecht in de deining om
hoog rees, het was een doek, een afdroog-
doek zooals de kok dien in de kombuis ge
bruikte. Hij was gebonden aan de stang van
het roer.
Ik riep den kaptein. Ballasttanks werden
leeggepompt, het achterschip kwam hooger
te liggen. De golven woelden. Ik liet beter
licht komen. De „ouwe" vloekte. Zouden we
dan toch een blinden passagier gehad heb
ben, een arme drommel, die zich aan de roer
stang vastgebonden had, onder de achter
plecht. Was het een mensch van vleesch en
bloed geweest, die de koffie had gestolen,
die bang om ontdekt te worden, „Raffles"
had neergeslagen?
De pompen werkten door. De schroef kwam
half boven water. Ik zag, hoe vastgewron-
gen om de as, stukgerukte kleeren zaten.
Kleeren, die ik op St- Pauli en bij de loop
plank had gezien.
„Mannen", zei de „ouwe1' schor. Hij nam
zijn pet af. En wij deden het ook.
HET UITBREIDINGSPLAN-NOORD.
Maandagmiddag werden voor een com
missie uit Ged. Staten, bestaande uit de
heeren Michels en Kooiman, in een open
bare zitting behandeld de ingediende be
zwaren tegen het besluit van den gemeente
raad van Haarlem van 16 Januari 3.1., voor
zoover betreft het daarbij vastgestelde detail
14 van het Uitbreidingsplan-Noord.
Een bezwaarschrift was ingediend door
den heer J. L. Enschedé en zeven andere
grondeigenaren.
Mr. G. E. Mellema vertegenwoordigde re
clamanten. Spr. maakte bezwaar tegen de
open bebouwing van detail 14 met villa's. Het
is de uiterste noordhoek van Haarlem, niet
geschikt voor een villawijk. De eigenaren zul
len er zich niet aan wagen, die gi-onden op
de genoemde manier te verkavelen, daar de
Rivierbuurt in de nabijheid, een buurt van
een geheel ander karakter is, waarbij een
villawijk niet kan aansluiten. Exploitatie als
villawijk (met 96 woningen) zal niet spoedig
kunnen plaats hebben en de gronden zullen
er in waarde door dalen. Spr. achtte het be
ter op het terrein in quaestïe bijvoorbeeld
een 150 kleinere woningen te zetten, die weer
een goeden overgang naar de Rivierbuurt
zullen vormen.
Ir. Daniels, optredende voor de gemeente,
bestreed den heer Mellema. Spr. was van
oordeel dat de open bebouwing niet in het
gedrang zal komen door het karakter van de
Rivierbuurt. Dat op de bedoelde terreinen
zich geen villabouw zou kunnen ontwikkelen,
was spr. niet met Mr. Mellema eens.
De beslissing 'zal nader bekend gemaakt
worden.
CONCERT OP HET BROUWERSPLEIN.
Programma van het buitenwijk-concert van
31 Juli, op het Brouwersplein, te geven door
de Muziekvereniging „Harmonie Crescendo",
directeur de heer II. W. Hofmeester.
1. Kaiser Marsch, Wittman.
2. Festival Ouverture, Leutner.
3. La Houssarde Valse, Ganne.
4. Si j'étais Roi, Fantasie, Adam.
5. Unsre Grenadiere, Marsch. Blankenburg
6. Les Dragoxxs de Villars, Ouverture,
Maillart.
7. The Briish Parol, G. Asch.
8. Valse Interrompu, Montagne.
9. Finale.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1466
BEZOEK AAN BABY
Moeder verzoekt de
familie stil te zijn,
zij moet even naar
baby's kamer, waar
ze haar handwerk
heeft laten liggen
opent de deur by
centimeters tegelijk
seint aan vader even
het ganglicht uit te
doen. anders sdhynt
het zoo in de kamer
schrijdt voort in
groote vrees dat de
vloer zal kraken
stoot tegen een leun-
stoel en blijft eenige
oogenblikken met in
gehouden adem
staan
zoekt op de ladekast
in het donker
vindt het handwerk
en keert op de tee-
nen terug
sluit de deur op het
oogenblik dat baby
uitdrukkelijk da-
mamma zegt, bewij
zende dat hij klaar
wakker was.
(Nadruk verboden.)
EEN BAZAR IN DEN MID-ZOMER.
Ter versterking van de kasmiddelen, die
door de hooge kosten van costumes en muziek
ten zeerste slinken hebben de Operette-ver-
eeniging „Excelsior" en het Kinderkoor
„Jong Excelsior" Zaterdagavond in het Bron
gebouw een bazar gehouden. Te acht uur
werd deze geopend en het was er dadelijk al
zeer druk en gezellig. De verkoop vlotte, het;
bestuur keek verheugd. De vereenigingen
hadden het geluk te mogen rekenen op de
welwillende medewerking van de muziekver-
eeniging „Voorwaarts", die onder leiding van
haar directeur, den heer W. J. van Tienen
op het podium ijverig musiceerde. Intusschen
vermaakte men zich aan de zijkanten vin
de zaal met alle mogelijke attracties. Te tien
uur stelde zich een jazz-band op onder
leiding van den heer De Boer en giri£ de
bazar over in een bal, dat tot twee uur duur
de. En' daar het niet te warm was om te
dansen was de dansvloer telkens vol.
U. L. O.-SCHOOL ACHTER HET „HUIS TE
ZAANEN".
B. en W. stellen den Raad voor, goede te
keuren de plannen door B. en W. overgelegd
voor den bouw en inrichting van een school
voor uitgebreid lager onderwijs op een terrein
nabij „Huis te Zaanen" en voor dien bouw
beschikbaar te stellen een bedrag van f 190.000
OVERPLAATSING LEERKRACHTEN
B. en W. stellen voor, met ingang van 20
Augustus 1929 over te plaatsen het navol
gend onderwijzend personeel:
a. den onderwijzer Ch. Pels, van School
no. 2 naar School no. 23;
b. dexx onderwijzer C. Warnier, van School
no. 2 naar School no. 5;
c. den onderwijzer A. Kingma, van School
no. 28 naar School no. 34;
d. den onderwijzer C. J. Kloots, van School
no. 25 naar School voor uitgebreid lager on
derwijs lett. A;
e. de onderwijzeres Mej. P. C. C. Nellissen,
van School no. 6 naar School no. 25;
f. de onderwijzeres Mevr. G. RoestMooij,
van School no. 9 naar School no. 33;
g. de onderwijzeres Mej. H. Volger, van
School no. 31 naar School no. 19 en
h. de onderwijzeres Mevr. G. A. M. Walker,
van School no. 19 naar School no. 22.
AANKOOP PERCEELEN KL. HOUTWEG 105
B. en W. stellen den Raad voor, hen te
machtigen voor de som van f 14.000 voor de
gemeente aan te koopen de perceelen aan
den Kleinen Houtweg no. 105, aangezien aan
koop van die perceelen voor de gemeente van
belang is te achten.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 cent»
per regel.
Stofzuigerhui» MAERTENS
BARTELJORISSTRAAT 16
TELEFOON NO. 10756
VAMPYR STOFZUIGERS F 98.-
IH
WIJZIGING UITBREIDINGSPLAN
B. en W. stellen den Raad voor, het bij zijn
besluit van 16 Januari 1929 vastgesteld uit
breidingsplan. voor wat betreft de gronden
gelegen ten noorden van de Van Nesstraat,
ten westen van den Rijksstraatweg en ten
zuiden van het terrein van het herstellings
oord van „Het Roode Kruis", te wijzigen een
en ander in verband met de plannen van de
Vereeniging „Groen van Prinsterer" voor
den bouw van een school voor voorberei
dend lager onderwijs op een terrein ten zui
den van het Lighalterrein aan den Rijks
straatweg.
RINGRIJDEN TE SANTPOORT.
De jaarlijksche ringrijderij, uitgeschreven
door de vereeniging „Santpoorts Ringrijden",
zal dit jaar op Woensdag 21 Augustus wor
den gehouden. Behalve de wisselprijzen wor
den er weer tal van fraaie prijzen uitgeloofd,
zoodat de deelneming wel niets te wenschen
zal overlaten.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij. Bur. v. Politie, Sme
destraat, autolantaarn; Melker, Juliana-
park 30, handschoen; v. Rampen, Spaansche-
vaartstr. 72, idem: Kennel Haerlem, zwart
bruine herdershond, gebracht door: v. d.
Putten, Gr. Heiligland 16; Kennel Fauna,
zwart-bruine hond, gebracht door: v. Rooy,
Lange Lakenstraat 8 rood; grijze kat, ge
bracht door: Koopman, Vrouwehekstraat 38;
grijs-witte kat. gebracht d oor: Mevr.
Tenckinck, Kleverparkweg 146; Kennel Haer
lem, zwarte kat, gebracht door: Veenemans,
Schoterboschstraat 17; grijs-witte kat, ge
bracht door: Niekerk, Bakkerstraat 48; Vonk,
Eikenstraat 9, stukken kant; Hiel, Alb. Thijxn-
straat 35, nummerplaat van een auto;'
Visser, Kruistochtstraat 80, portemonnaie
met inhoud; Bur. v. Politie, Smedestraat, por
tefeuille met inhoud; Bruinier, Leischepleïn
18rood, tennisracket; de Vogel, A. L. Dyse-
rinckstraat 81, rijwielbelastingmerk; Kraan,
Nijlstraat 17, rijwielpomp; Bur. v. Politie,
Smedestraat, rijwielbelastingmerk; Kuipers,
Smedestraat 31, rijwiel; Schildt, Amsterdam
straat 45, idem; Aukes, Bosch en Hoven-
straat 30, staat v. slachtloonen; de Koninck,
Harmenjansstraat 62, zweep.
34)
Uit het Engelsch
van
CHARLES GARVICE.
Voor ze een mijl gereden hadden begon het
hard tc regenen. Larry had een lichte over
jas aan. cix de plaats naast den chauffeur
bood geen voldoende beschutting en hij
vreesde dat hij spoedig duchtig nat zou wor
den.
Het was een donkere avond en de wind
loeide zoo dat het geluid van den motor bijna
niet te hooren was.
Lady Marie leunde gemakkelijk in de kus
sens. Ze luisterde naar den storm en dacht
naar Larry. Plotseling blies ze ln de spreek
buis.
Wensclit madame iets? vroeg de chauf
feur.
Ik wilde meneer ï.aast je Iets vragen.
Larry stapte uit en ging naar het raam
dat Lady Marie neerliet.
Het regent nietwaar? zei ze koel.
Een beetje, antwoordde Larry.
Je kon beter' hier komen zitten, zei
ze.
O neen. dank u, het ls heelemaal niet
noodig. En hij ging weer terug naar zijn
plaatsje vóór op den wagen.
Ladv Marie beet zich op de lippen, trok
het raampje weer omhoog eij zonk weer
in de kussens. Ze kon er moeilijk op aan
dringen dat hij haar uitnoodiging zou aan
nemen en als hij geen lust had in haar ge
zelschap, dan moest hij maar nat worden.
Opeens begon het te weerlichten en een don
derslag roffelde door de lucht. Lady Marie
was nooit bang vooronweer, maar ze was
vannacht zoo zenuwachtig, dat een zwakke
kreet haar ontsnapte toen de hemel weer
scheurde en een nieuwe bliksemstraal, ge
volgd door een geweldigen donderslag, door
het luchtruim schoot.
Weer dacht ze aan Larry die op de slecht-
beschutte- plaats naast den chauffeur zat.
Ze floot weer en vroeg opnieuw naar Larry.
Bent u bang? vroeg hij, terwijl hij de
deur op een kier opende.
Neenja,zei ze scherp. Ik
verzoek je dringend hier te komen zitten, je
bent doornat.
Ik zou de bekleeding heelemaal nat ma-
kefi, ik blijf liever bulten.
Goed, dan ga ik niet verder, zei ze op
beslisten toon. Zeg tegen Adolf dat hij
terugkeeren moet en naai- Roulemaire rijden.
Denk je dat ik hier veilig en gemakkelijk
blijf zitten, terwijl jij daar kou lijdt en
drijf nat wordt! Wil je alsjeblieft tegen
Adolf zeggen dat hij keeren moet?
Het is zoo erg niet als u denkt, maar
als het niet anders kan
Het kan niet anders, zei ze gedeci
deerd.
Met een gebaar van berusting trok hij zijn
overjas uit en gooide die op de voorplaats.
Hij schudde zijn pet uit, veegde zijn hals en
gezicht zoo goed mogelijk af. Toen stapte
hij in, klapte een voorbaftkje neer en ging
tegenover haar zitten. Lady Marie sloot te
oogen en bleef met gebogen hoofd zit
ten.
Het onweer werd steeds heviger en plot
seling weerklonk er een slag alsof de wereld
verging.
Als Adolf het stuur maar niet kwijt
raakt of het uitzicht verliest door den regen,
dat hij tegen een boom aanbotst, zei Lady
Marie angstig.
Maakt u daar maar niet ongerust over,
zei Larry. De chauffeur heeft den wagen
goed in zijn macht en is heelemaal niet
zenuwachtig.
Heb je er eenig idee van waar we zijn?
vroeg ze.
Neen, antwoordde hij maar Adolf
kent den weg toch zeker goed. We zijn nog
vroeg genoeg om den trein te halen.
Ze gaf geen antwoord, maar sloot de oogen
weer. Bij het vage licht in de auto zag hij
dat ze er bleek en moe uitzag en hij voelde
een diep medelijden met haar in zich op
komen. Maar hij moest sterk zijn. Hij mocht
zijn medelijden niet toonen en moest er voor
zorgen dat ze haar woord hield.
Na eenigen tijd bedaarde het weer en de
chauffeur vergrootte de snelheid. Tijdens
het hevigste van de bui had hij veiligheids
halve langzaam gereden. Weer schoten ze
een aantal kilometers op en toen zag Larry,
wiens oogen op de voorruit gericht waren,
opeens licht schijnen door de duisternis.
Lady Marie opende de oogen en zag het
ook
Wat is dat? vroeg ze. Het kan het
station nog niet zijn, daarvoor hebben we
straks te langzaam gereden.
Neen, dat denk ik ook niet stemde Larry
toe.- De wagen stopte bij een kleine herberg
en Larry hoorde Adolf en den waard met el
kaar spreken. Hij stapte uit cn het duurde
een poosje voor hij weer bij den wagen
terugkwam.
We zijn verdwaald, zei hij. Adolf
heeft straks een verkeerden weg geno
men.
Lady Marie zat met gesloten oogen en
samengetrokken wenkbrauwen achteroverge
leund in de kussens. Larry zag dat ze hui
verde, alsof ze het koud had. Opeens drong
het tot henx door dat ze in slaap was ge
vallen. Haar zachte donkere haar ze had
haar hoed afgezet omlijste het bleeke ge
zicht en cr waren donkere kringen onder
haar oogen. Larry keek haar als betooverd
aan en een diepe droefenis vervulde zijn
hart. Voor de rest van zijn leven zou hij de
herinnering aan dit liefelijke beeld met zich
om dragen.
De weg die de wagen thans op aanwij
zing van den herbergier had genomen, bleek
vrijwel onberijdbaar en telkens kreeg de
wagen een schok en toen ze over een kuil
reden werd lady Marie bijna van haar plaats
geworpen. Maar ze sliep zoo vast dat ze het
niet merkte. Naast haar lag een kussen en
Larry stond op en greep het, doch toen hij
het naast haar wilde neerleggen om haar te
ondersteunen, werd hij door een nieuwen
schok voorovergeworpen, zoodat hij op de
bank naast haar terecht kwam en op het
zelfde moment viel lady Marie tegen hem
aan. In haar slaap pakte Lady Marie zijn
arm beet en blijkbaar in de verbeelding dat
.het haar kamenier was die naast haar zat,
liet zij haar hoofd tegen zijn schouder rus
ten. Opeens bewogen haar lippen zich en
toen hij zich naar haar over boog, hoorde
hij dat ze zijn naam uitsprak, op een ver
wijtenden toon, leek het hem toe.
Larry!
Hij dacht dat ze wakker was, maar teen
hij haar aankeek en naar haar ademhaling
luisterde, merkte hij dat ze nog sliep. O, als
hij haar maar een kus op de lippen mocht
drukken en zeggen: Marie! Ja, ik ben het,
Larry, die van je houdt!
Maar een zieke man lag in koortsachtige
spanning op haar te wachten de man dien
ze trouw beloofd had, den man, wien hij
zijli woord had gegeven dat hen haar terug
brengen zou en hij mocht niets zeggen, hoe
wel heel zijn wezen in mateloos verlangen
naar haar uitging.
Een paar maal bewoog ze zich en hij
maakte aanstalten om naar zijn plaats terug
te gaan. maar ze nestelde zich steeds dichter
tegen hem aan, net als vroeger in de boot.
Plotseling hoorde hij dat de auto door
water reed, dat opspatte tot aan de vensters.
Opeens stopte de wagen en lady Marie
schrikte wakker, hij kon nog maar juist zijn
arm wegtrekken en opspringen.
Ze wreef zich de oogen uit en keek uit het
raam.
We staan stil, zijn we er al? vroeg ze.
En wat is dat water? Waar zijn we eigen
lijk?
Ik weet het niet, antwoordde hij.
Ik zal even naar buiten gaan en kijken.
Hij stapte uit en het bleek dat de wagen
midden in het water stond. Hij waadde naar
den chauffeur en de man wachtte zijn
vraag niet af:
Ik ben bang, meneer de Graaf (hij was
ervan overtuigd dat die gast van zijn Engel
sche meesteres van adel moest zijn) dat we
niet verder kunnen. De rivier is plotseling
sterk gestegen en heeft den weg overstroomd
Het is levensgevaarlijk om verder te rijden,
als ik van den weg afraak, rijden we de
rivier in. Linies van ons is een licht, de hemel
geve dat het een herberg is. Het is werkelijk
onmogelijk om het station op tijd te be
reiken.
Ik zal eens gaan kijken, zei Larry,
maar blijf jij maar op je plaats. Adolf's
veronderstelling bleek gelukkig juist te zijn,
het was het licht van een kleine herberg, dat
ze gezien hadden. De deur was nog open en
Larry trad de gelagkamer binnen en zag een
man die achter het buffet zat te soezen. Hij
zag er niet erg innemend uit en evenmin
bijster betrouwbaar. En toen Larry er in ge
slaagd was om hem wakker te krijgen, stond
hij moeilijk op en begroette den rustver
stoorder met een vloek. Toen hij echter zijn
oogen heelemaal open had en zag dat hij een
heer voor zich had, werd hij plotseling
uiterst beleefd.
(Wordt vervolgd.)