DE GELUKSBODEN. Iwan en Klaus Patoff waren broers. Zij waren te Sint Petersburg (dat na den oorlog Leningrad ge noemd wordt) werkzaam als koe riers bij het Hoog-gerechtshof. Zij hadden dit ambt gekregen van den Czaar zelf, omdat zij zich tijdens den Krlm-oorlog bijzonder hadden onderscheiden en door hun tallooze wonden niet meer In staat waren hun eigen beroep te gaan uitoefe nen. zy waren nog Jonge mannen, Iwan was 24 jaar en zyn broer Klaus 23, veel jonger dus dan de andere koeriers. Iwan's linker-arm was styf; hetgeen hem dus belette, dat hy evenals vToeger weer tim merman was geworden en Klaus was twee vingers van zijn linkerhand kwyt, zoodat hy ook niet als vroe ger, toen hy violist was, kan hande len. zy waren dus wel zeer verheugd geweest, toen zy de betrekking van koerier by het gerechtshof kregen, vooral ook omdat het een ambt was waarbij zy veel meer loon ontvin gen, dan zij vroeger ooit hadden verdiend. Dagelijks trokken zij er op uit om de vonnissen van de heeren rechters naar de burgemeesters van de klei nere, omringende stadjes en dorpjes te brengen. Steeds waren zy in eikaars gezelschap, daar het gebrui- keUjk was dat de koeriers altijd in gezelschap reisden omdat in de da gen waarin ons verhaal speelt, het verkeer op de buitenwegen lang niet altijd zonder gevaar was. Des zo mers ging het nog wel, dan reisden de koeriers by zacht weer en met volop daglicht maar des winters, als het hard vroor en de wegen met sneeuw en ys bedekt waren en het des middags om drie uur al aarde- duister was, stuitte men dikwyis op een kudde wolven en soms zelfs op beren, die uitgehongerd naar de groote wegen kwamen in de hoop daar iets van hun gading te vin den. Indien de vorst heel lang en streng aanhield, zoodat men zeker was dat de wilde dieren geen voed sel hadden kunnen vinden en men hun gehuil dikwyis tot even bulten de poorten van Petersburg hooren kon reisden de koeriers zelfs in groepen van vier of vyf man. En dik wyis moesten zy dan nog onverrich ter zake terugkeeren als het bleek dat hun kleinte snelle paarden te angstig waren om voort te gaan. Iwan en Klaus waren zelden of nooit bang. Ondanks hun lichaams gebreken wisten zy nog zeer vlug met het pistool om te gaan en ook de degen wisten zy bliksemsnel en met onfeilbare juistheid te plaatsen. Als zy dan ook eens terugkeerden, zonder de plaats hunner bestemming te hebben bereikt, lag het altyd aan de angst van hun paardjes, die steeds angstiger wordend voor het vreeseiyke gehuil der wolven, dat men ln de verte hooren kon plotseling omkeerden en den weg naar huls weer opzochten. Com mando's, lieve woorden of zweep slagen konden de dieren dan niet meer tot Inkeer brengen en de koe riers moesten zich dan ook in zoo'n geval eenvoudig by den toestand neerleggen. Iwan zei dan altyd: „Het is hetzelfde als een schip in den storm, Klaus. De kapitein moet dan ook maar afwachten wat zijn boot doet; hy heeft niets meer te vertellen!" Alleen met dit verschil, Iwan, zei Klaus dan, dat een boot geen levend wezen is. De kapitein heeft er dus nog altyd meer over te zeg gen dan wy over onze paarden, die een eigen wil hebben als zij bang worden! En zoo was het. Paarden zijn fijn gevoelige dieren met een groot In stinct, die echter door de natuur weinig of niets hebben medegekre- gen om zich in den strijd met an dere dieren te verdedigen. Hun eenigste kracht is hun snelheid, waardoor zy zich by na altyd dooi de vlucht in veiligheid weten te brengen.Een geheel in vrijheid levend Arabisch of Russisch steppepaard is dan ook nog sneller dan een an tilope! Paarden hebben echter een zeldzaam groot instinct en dat is het wat hun waarschuwt als er gevaar dreigt. Geen wonder dus, dat de menschen de macht over hun paar den verliezen, zoodra er een werke- lyk doodebjk gevaar voor de dieren dreigt. Dan luisteren zij niet meer naar hun meester doch volgen het eigen instinct. Iwan en Klaus hadden de waar heid hiervan reeds eenige malen moeten erkennen, vooral in den win ter waarin ons verhaal plaats vond. Toen was het nJ. zoo bar en boos met het weer, dat zelfs de oudste Russen zich niet konden herinneren ooit van zulk een winter te hebben gehoord. En dat wil voor een Rus heel wat zeggen. De menschen moes ten in de slaapkamers nog stoken want zij liepen werkelijk nog kans onder de dekens dood te vriezen. Buiten was het eenvoudig niet om uit te houden. Er waren wegen waarop een maand lang geen levend wezen te bekennen viel. De bosschen en velden waren bezaaid met doode vogels, die bevroren uit de boomen waren gevallen. Nadat de barre vorst reeds vier volle weken had aange houden en zelfs de geheele zeehaven toegevroren was, begon men hier en daar ook de kale geraamten van be ren en wolven te vinden. Dat wees er op dat ook de roofdieren het niet langer tegen de koude konden vol houden en dat zy van honger en el lende stierven. Dan werden zy na- tuurhjk door de overlevende dieren verslonden. Op een dag in Januari konden de bewoners van Petersburg op de mu ren van het stadhuis en andere openbare gebouwen lezen, dat het raadzaam was zich niet meer buiten de stad te begeven, daar er zelfs kudden wolven gezien waren op klaarlichten dag op nauwelijks een kwartier afstand van de laatste hulzen Het was dus een vreeselyk ang stige en spannende winter en juist ln dezen barren tyd, werden de ge broeders Patoff met nog drie an dere koeriers bij den president van het gerechtshof geroepen. De koe riers keken elkaar nieuwsgierig en verbaasd aan. Zij waren de laatste week niet meer uit geweest en vroe gen zich natuurlyk met verwonde ring af wat er nu wel te doen was. De president deelde het hun ech ter spoedig mede. In een stad, twee dagreizen van Sint Petersburg ver wijderd zat een hooggeplaatst of ficier gevangen, die wegens hoog verraad ter dood veroordeeld was. Het vonnis zou over drie of vier da gen ten uitvoer worden gebracht, maar nu was het intuuschen by het gerechtshof te Petersburg gebleken, dat de man hoogstwaarschijnlijk on schuldig verdacht werd. Zyn ver zoek om gratie was daarom dan ook ïilet ïens fcarf (Jen koning doorge zonden, aangezien de rechters zelf al hadden besloten dat het vonnis niet ten uitvoer gebracht mocht worden. De president overhandigde een brief aan Iwan, waarin het nieuws vermeld stond en gaf daarbU de op dracht het epistel aan den directeur der gevangenis te overhandigen. Denk er aan, mannen, zoo sprak de gryze president, het g; hier om een menschenleven, dat gered moet worden van een vreeselyken en niet verdienden dood. Ik reken op U om de tyding goed over te brengen on danks alle gevaren welke gy onder weg zeker zult ontmoeten! De koeriers knikten en verlieten zwygend het vertrek. Met zijn vyven zijn wy, merkte Iwan op, dan kunnen wy heel wat mans zyn! Jawel, antwoordde Sjakoff, een lange en ernstige man, maar wolven zyn wolven en paarden zyn paar den, zie je! Stel je er maar niets van voor, bromde Lajowitz, ook een der koe riers, we komen er niet door. De paarden kunnen wij misschien nog zoo opzwiepen dat zy ook niet meer terug durven, maar de uitgehonger de wolven zullen by tien tegelijk op onze wagen springen. En of wy er tien neerleggen of honderd, het zul len er zooveel zyn, dat wy het ten slotte toch verliezen! Klaus streek nadenkend over zijn kin. Hij kende Sjakoff en Lajowitz als moedige en eeriyke koeriers en het werd hem een weinig angstig te moede, nu deze twee aan het wel slagen der tocht gingen twyfelen. Hoopvol keek hij naar den vyf den man, Magaloff, en vroeg hem: Wel wat zeg jij? Ik zeg niets, we komen er of we komen er niet, dat weet nu nog nie mand. Maar dit wil ik wel even be slissen; ik blaas de trompet en ik alleen! Waarom? vroeg Iwan verbaasd, we lossen elkaar by het blazen toch altyd af! Omdat het bij zulk vriesweer heel moeilyk is een trompet te bla zen. Eer je het weet bevriest de adem in het mondstuk en dan krijg je geen geluid meer. Ik heb dat meer bij de hand gehad en daarom blaas ik' De andere koeriers grinnikten. Zy vonden het vermakelijk, dat Maga loff het meest van alles aan de trompet dacht en gunden hem van harte het ellendigebaantje van bla zer; hy moest zijn kunst dan maar eens toonen. Niemahd echter be greep van hoeveel gewicht het was dat Magaloff als hoornblazer zou optreden Gezamenlijk maakte men thans de reiswagen in orde. Een geweldige hoeveelheid dekens voor mensch en hier, bontvellen, zwavelstokken en kolen werd opgeladen. Alleen Maga loff hield zich wat afzydig. Hij zat aan drie trompetten te prutsen, die hy tenslotte een warm plaatsje ach ter ln den wagen gaf. Men zocht ver volgens vier der snelste en moedig ste paarden uit, die men hals en borst insmeerde met verdunde mosterd en gember, als schutmiddel tegen de snijdende koude. Men spande in en zette zich. Sjakoff greep de leidsels en bestuurde het onrustige vierspan. Lajowitz ging naast hem zitten met het zoeklicht in de handen en Ma galoff zocht achter op den wagen een plaatsje met zyn trompet. Iwan en Klaus hadden de meeste ruimte tot hun beschikking. Zij moesten eventueel de wapens hanteeren en zouden wolven of beren, die zich te dicht by het voertuig waagden, zon der pardon neerschieten. Zoodra Sjakoff de leidsels had aangetrokken en men buiten kwam, voelden allen de snydende koude fel in het gezicht. De mutsen worden tot diep over de ooren en den neus getrokken en slechts een klein gaat je voor den mond en de oogen liet men over. De paarden werden tot geweldigen spoed aangezet, slechts een vliegende galop was in staat de dieren tegen de koude te bescher men. Nauwelijks was men buiten de stad of reeds zag men een veertigtal wol ven dicht over den grond schuiven. De dieren waren broodmager en lie ten dé koppen nog lager hangen dan gewoonlijk. Een oogenblik scheen het alsof de paarden stil zouden houden en wilden omkeeren, maar onmiddellijk liet Magaloff zulk een snerpenden en schellen trompet stoot schallen, dat de arme dieren van schrik opsprongen en in dolle vaart vooruit holden. Voor de val- sche muziek daarachter waren zij nog angstiger dan voor de wolven in de verte. Magaloff blies als een be zetene en zoo hartverscheurend valsch, dat Iwan en Klaus met open monden zaten te bepeinzen hoe het mogelyk was dat iemand het zoo kon. De paarden leken wel dol; zy galoppeerden niet meer maar ren den in blinde vaart dwars op de kudde wolven in. Iwan en Klaus ston den met hun pistolen in de hand over de bundels dekens geleund. De wol ven schenen te aarzelen en zij we ken een tiental meters uit elkaar. Het zoeklicht scheen pal ln hun oogen, de trompet verscheurde hun trommelvlies en bovendien zonden de beide Platoffs nog een paar ko gels de lucht in, die een vurige baan in de lucht achterlieten De geheele kudde wolven stond stil en liet het rumoerige gezelschap voorbij suizen. Aan achtervolging dachten de arme roofbeesten niet! Zieaoo, hijgde Magaloff, nu we deze eerste kudde wolven achter ons hebben durven de paardjes zeker niet meer terug Dadelyk zette hy zich neer om zijn trompet los te schroeven en schoon te vegen, maar nog voor hij daarmede gereed was, kwam reeds het gehuil van een tweede kudde wolven nader. Hij moest dus hals over kop een reserve trompet grij pen en begon weer als een razende te blazen, om wolven en paarden beide schrik aan te jagen! Dit keer was de kudde echter veel grooter en in een oogenblik was de wagen dan ook door de kleine maar o, zoo gevaarlijke dieren omringd. Zij renden voort naast de paarden en probeerden de edele dravers in de beenen te bijten, maar Iwan stond pal en schoot het eene roofdier neer na het ander. Klaus deed hetzelfde bij de wolven die om den wagen zelf liepen en al drie maal had hij een beest neergeschoten, juist op het oogenblik dat het een sprong naar den rechtopstaanden Magaloff deed. Tenslotte moest hij den degen gry- pen om de, tegen den wagen opsprin gende beesten weg te steken. Telkens bleven er echter groepjes wolven achter, die zich als echte roofdieren op hun gesneuvelde kameraden wier pen. Onder het gelach der mannen kreeg er ook een een deken te pak ken, die dadeiyk in stukken ge scheurd werd en „eerhjk verdeeld" netjes ln de wolvenmagen verdween. De vervolging duurde langer dan een uur, maar eindelijk zakten de wolven af en tenslotte was men weer alleen. De koeriers zuchtten van ver lichting. Het zweet gutste hen langs het iy f, de inspaning was zoo kolos saal geweest, dat het niet lang meer had kunnen duren of zij zouden, uit geput, geen tegenstand meer hebben kunnen bieden. Nu kwamen zy echter weer snel tot rust. De beide dappere broers kregen een verdiend compliment voor hun wapenfeiten en dankbaar keken allen naar den hygenden Ma galoff die buiten adem was van het blazen. Zij hadden wel gemerkt, dat de trompet een geducht wapen was, dat niemand zoo goed wist te han teeren dan juist Magaloff. zy na men het hem dan ook niet kwaiyk dat hy alweer aan zyn instrument ten prutste om deze voor een vol gende gelegenheid gereed te hebben Nog drie keer werd men door een, kudde overvallen en een keer waren er zelfs beren bij. Magaloff en de Platoffs sloegen echter eiken aanval af zoodat zij tenslotte veilig en wel het stadje kwamen binnenstuiven om daar hun biyde boodschap te brengen. Niemand was gewond en de paarden hadden den afstand: zonder rust geloopen in een dag en een halven nacht En nu nog spreekt men in Rusland over den rit der Platoffs, waar by men echter nimmer verzuimt ook de namen der andere koeriers te noe men! LEEFTIJDEN VAN DIEREN Konijnen kunnen 7 jaar oud wor den. Hazen en eekhoorntjes 8 jaar. De arend 12 tot 16 jaar, hoewel er ln een Engelsch museum een ge raamte bewaard wordt van een arend die driehonderd jaar had ge leefd. Varkens kunnen 20 jaar wor den. Paarden 25 jaar, koeien even eens. Dolfijnen en zwaardvisschen kunnen 30 jaar worden. Pelikanen 60 jaar. Leeuwen 70 jaar. Schildpad den 100 jaar. Olifanten wel 400 jaar. De geschiedenis vermeldt, dat, toen Alexander de Groote den Indischen koning Pyrhus had overwonnen, hij een olifant, die trouw met hem had meegevochten de vrijheid hergaf. Al- vorens het dier los te laten, liet hij het een merkteeken geven en liet dit feit opschryven in de kronieken van het land. Na 350 jaar vond men het dier terug in het bezit nog van een zeer goede gezondheid. MIJN HERBARIUM. ..Duinroos (Rosa pimpinellifolia) zie fig. 1, fam. roosachtigen (Rosa- ceeën). Een in onze duinen zeer veel voorkomende plant. De stengel is met puntige stekels bezet. De bla deren zyn samengesteld en bestaan meest uit 9 eironde blaadjes met gezaagden rand. De bloc-men staan alleen op een kalen stengel. De bloemkroon, die uit 5 blaadjes be staat, is wit, van buitgn rood- of geelachtig. De vrucht (rozenbottel) is zwart, bolrond. Bloeitijd Mei Juni. Hondstong (Cynoglóssum offici nale) zie fig. 2, fam Ruwbladigen (Asperifoliën). Een plant, die op zandige gron den en ook in de duinen veel voor komt. Ze is grys, kort behaard. De bladeren zyn langwerpig, lancetvor- mig, de onderste gesteeld, de bo venste den stengel gedeelteiyk om vattend. De bloempjes zyn klein, bruinrood. De vruchtjes hebben een uitstekenden rand met kleine haakjes. Deze zyn een middel om de plant te verspreiden, want strijk je bij toeval langs de plant dan bly- ven de vruchtjes als klitjes aan je kleeren hangen. Ook de dieren ver spreiden ze, doordat ze aan de ha ren blijven hangen. Bloeityd Mei— Juli. ..Warkruid (Cuscuta Ep! thy mum) zie fig. 3, fam. Winden (Convolvula- ceeën). Een woekerplant, die op de hel algemeen voorkomt en daar vooral op struikheide woekert. Ook in de duinen komt ze voor en leeft dan hoofdzakelyk op het duinroosje. De plant heeft een zeer dunnen sten gel, een draad geiyk, die vertakt is, rood gekleurd. Ze heeft geen blade ren. Ze heeft die ook niet noodig, daar ze haar voedsel ontvangt van de plant waarop ze leeft. De bloe men zyn zeer klein en staan in klu wens. De bloemkroon is wit of rood achtig. Bloeityd JuliAugustus. Rustenburgerlaan 23. 8. WAAROM? (Auteur, onbekend) Vraag-Jantjes mondje staat niet stil, Zijn oogen gaan rondom. Het babbelmondje vraagt maar steeds: Waarom? waarom? waarom?" En als hy dan een antwoord krygt, Wordt 't mondje nog niet stom. Steeds heeft hy vragen zonder tal: „Waarom? waarom? waarom?" „Jij vraagt me waariyk al te veel, Myn hoofd loopt er van om!" Klaagt moeder maar ons Jantje vraagt: „Waarom?.... zeg moe, waarom?" Wie altyd maar aan 't vragen blijft Dien noemt men spoedig dom; Denk zelf eens na, dan spaart gy U Zoo menig keer 't „waarom"! Een adder is een slang, dat weet je natuurlyk en nog wel een slang die nu en dan ook in ons land ge vonden wordt. Echter is het nog lang geen Boa Constrictor of een Python, hoor. Het is maar een heel klein beestje, evenals de ringslang, zy zyn echter toch zeer gevaarlijk, vooral door hun beet, welke men licht oploopt, doordat men de dieren haast niet ziet in het dorre heide- gras. zy byten natuurlyk onmlddel- hjk zoodra men by ongeluk op hun hjf trapt.... Wat zoo'n klein slangeje overdag alzoo doet, vind je hier op het plaatje geteekend. Een tor of een sprinkhaan is natuurlyk maar een heel klein hapje. Als hij daarvan moest leven had hy er wel honderd op een dag noodig. Vandaar dat ons vriendje ook af en toe vogelnesten met een bezoek vereert en dan de eieren opslurpt. Hoe zeer echter een adder in zyn doen en laten met de Kyk dit plaatje eens goed aan. Het is leerzaam. Op het bovenste deel staat een rijk jongetje in den tuin van zijn ouders. Hy heeft een pracht van een tent en bovendien ka nonnen en soldaatjes. Toch verveelt hy zich. Hij weet niets te verzinnen. Zelfs zijn prachtig pad- vinderspak interesseert hem niet! Op het onderste plaatje zie je een jongetje, dat niets heeft. Hij heeft echter een tentje gemaakt van oude lappen en een papieren steek. Niets groote Pythons overeenstemt toont het plaatje waarop je zien kunt hoe hij een muis met huid en haar ver slindt, werkeiyk en letterlijk verslindt Geen ander roofdier bestaat er dat zoo in één had zijn prooi verorbert. Dit doet alleen de slang en soortge- ïyk reptielen. De bek kan ontzet tend ver worden opengesperd, zoo dat het muisje er heelemaal ln ver dwijnt. Met zijn naar binnen staan de tanden kauwt het reptiel dan langzamerhand de geheele muis naar binnen, waar men dan den prooi door het zeer rekbare keelgat ziet giyden en den vorm van het verslondene duidelyk in het Ujf van den slang ziet zitten. Heeft meneer op die wyze gegeten, dan gaat hy rustig een dagje of ook wel twee dagjes liggen slapen, totdat zijn spijs verteerd is en 't tijd wordt voor een volgenden maaltyd. Aardige beestjes hè, die slange tjes? byzonders dus! Maar terwijl hij speelt verbeeldt hy zich dat er een heel leger van jongens achter hem loopt enhij verveelt zich niet! Hij weet veel te verzinnen al heeft hy niets. Daarom kunnen wy als antwoord op de vraag „Rijk of arm?" zeggen, dat het rijke jonge tje in werkelijkheid arm is en het arme Jongetje in werkelijkheid rijk! Verbeelding, lieve kinderen, en fantasie is alles, bij het spel zoogoed als by het werk. Onthoudt ditï

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 12