SPONTANE MENSCHEN
DE VROOLIJKE
KANT
BIOGRAPHIEEN IN
EEN NOTEDOP
MINOR KEITH.
Het reisseizoen staat voor de deur en on
willekeurig zit ik er over te piekeren. Er is
zooveel aan vast aan zco'n opfrisschertje.
Daar zijn van die menschen, van die
Jantjes-Secuur, die alles in liun hoofd in
kaartsysteemvorm voor het grijpen hebben
liggen. En zijn er, die zeer stom en toch
buitengemeen nauwkeurig zijn; anderen,
die eveneens onnauwkeurig en slordig zijn
en stom tevens. Maar geheel naast deze
indeeling bestaat een andere. Er zijn men-
schen, die alles van te voren overdenken,
ontwerpen, nauwgezet uitwerken tot een
vast plan en dat plan dan, precies volgens
de letter, uitvoeren, de eens getrokken lijn
volgend als de mieren. Daartegenover staan
de lui, die spontaan iets doen. spontaan 'n
ingeving krijgen, den lust niet kunnen en
ook niet willen bedwingen om dan plotse
ling hun invallen in handelingen om te zet
ten.
Deze beheptheid heeft evenmin Iets met
Intellect te maken. De impuls bestaat of
bestaat niet. Ik ken ook het genre van men
schen, dat evenals de kwartaaldrinkers
heel pletepunterig nauwkeurig door het
leven gaat, doch zoo nu en dan met tus-
schenpoozen van jaren zelfs, ineens, spon
taan, allerlei onberekenbare grillige dero-
bades maakt.
Ik heb 'n chef de bureau gekend, die op
't zelfde moment als de anderen den inkt
pot dicht deed, de dagtaak beëindigde, maar
dan nog wel 'n half uur gebruikte, om
alles keurig op te ruimen en op 'n
bloc-note op te schrijven, wat hij gedurende
het verdere verloop van den dag en den vol
genden dag £e doen had. Ik ken iemand, 'n
Rotterdammer, die alle trelnaansluitingen
van buiten kent, ik ken menschen, die hun
keren naar de uitgave van het nieuwe
spoorboekje en zich daarin dan dadelijk ver
diepen, maar ik ken ook menschen, die
spontaan reizen.
De spontaan-reizenden zijn als regel
menschen, die niet gemakkelijk in een lijstje
passen, ietwat buiten het gewone kader
staan.
Ik zie voor mijn geest 'n oude, eerwaar
dige dame, die 'n familielid in Canada had,
opeens lust kreeg, dat jonge mensch te
gaan bezoeken, binnen tweemaal 24 uur ge
pakt en gezakt op 'n boot zat en er heen trok.
Daar was eens 'n jongmensch, dat In
Lübeck 'n handelsschool bezocht. Hij bezat
'n veel ouderen broeder, bij wien op *n ge
geven moment de aandrang ontstond om
hem 'n bezoek te brengen. Hij pakte 'n
stevig valies, spoorde er heen en gaf het
jonge mensch een uitgelezen keur van raad
gevingen en goede inscherpingen, ook na
mens de moeder en de ooms. Hij sprak daar
ernstig en vriendelijk en lang over en
's avonds bezochten de beide broeders den
beroemden Rathskeller, gingen toen naar 'n
Zweedsche boot, wijl de jongere broer hem
verteld had, dat zij daar wel eens 'n glaasje
punch gingen drinken, de studiegenooten.
De oudere man zette zijn wijze en leer
rijke colleges in levenswijsheid daar aan
boord voort, totdat de jongere, op zijn
horloge kijkend, en al maar ja knikkend, op
merkte, dat het kinderenbedtijd was. „Ik
moet", besloot hij, „morgenochtend weer
om 8 uur op de Handelsschool zijn." De
ander prees hem, vertelde hem, dat hij dat
zéér lofwaardig vond en dit plan beschouw
de als 'n eerste bewijs, dat zijn philippica's
reeds tot hem doorgedrongen waren. Hij
zelf bleef nog 'n oogenblikje, zei hij. en be
stelde nog 'n glas Zweedsche punch, de
brave hoeder des jongeren broeders, en deze
laatste kroop onder de wol
De jongere broeder bezocht den volgen
den dag 's middags het hotel, waar de oudere
dito logeerde. Mijnheer was niet thuisgeko
men, maar de bagage was er nog. Het was
een mysterie.
Navraag op de boot was vergeefsche moei
te, want dit vaartuig was inmiddels vertrok
ken. Eerst 'n dag of zeven later kreeg hij
bericht. Het kwam uit Stockholm, waar de
oude broer bij een der heeren van het Nederl.
gezantschap logeerde:
Hij schreef: „Och, ik vond die boot 'n erg
geschikte boot en ben toen maar meege-
varen."
Dit nu is wat wij spontaneïteit noemen.
Daar was eens 'n meneer, die 's avonds op
de sociëteit zittende, 'n goede kennis hoorde
vertellen over de West. De man vertelde
goed, bracht zooals gebruikelijk slangen en
oerbosch met erg veel lianen op 't tapijt-,
sprak van goudkreekjes waarmede „iets aan
de hand moest zijn", maagdelijke plekjes
(diep verborgen achter lianen natuurlijk;
en van vlinders, vuurvliegen, colibri's. Toen
zei de meneer in quaestie: „Jan! kerel, weet
je wAt!' Ik ga mee, vertikkeme!*
Den volgenden dag stampte hij twee mail
koffers vol, ging mee, bleef zelfs 'n klein
Jaar te midden van de vuurvliegen en de
lianen.
Ik heb nog meer van die buitenissige ken
nissen. Ik voel veel voor spontaneïteit, ben
zelf 'n beetje van die richting, heb eens vóór
het dessert, aan 'n groot heerendiner mijn
blezen gepakt, omdat, opeens, voor mijn
geest de vraag opdoemde: Wat zou het ont-
zet-tend verrukkelijk zijn om dien deftelaar,
die daar nu al 'n half uur over zichzelf, „den
Minister" en dan weer over zichzelf heeft
staan snoeven, in een zóómaar in te smeren
met die groote roze podding. Puur en alleen
maar in te smeren!
Dat zijn bedenkelijke aberraties, ik weet
het. heb het ook niét gedaan. Maar ik begrijp
Onlangs is ln Amerika een man gestorven,
wiens naam in Europa bijna onbekend was,
die echter voor de ontwikkeling van het
Amerikaansche economische leven meer heeft
gedaan dan een tiental staatslieden cn gene
raals, een man van het slag van Cecil Rhodes
Minor Keith, die een leeftijd van 81 jaren
heeft bereikt, was de eigenlijke schepper van
het tegenwoordige midden-Amerika. Hij be
gon met het aanleggen van spoorwegen: zijn
eerste droom was, Noord-Amerika met Zuiö-
Amerika door een direct spoorwegnet- te
verbinden. Toen hij stierf, ontbraken onge
veer 800 K.M. spoorlijn aan de verwezenlij
king van dit Ideaal; Minor Keith had echter
het grootste deel van de toekomstige wereld-
lijn gebouwd, ten deele door oerwoud en
moerassen en hij liad, hetgeen misschien nog
moeilijker was, het bewijs geleverd, dat deze
sooorlijncn ook in economisch opzicht- reden
van bestaan hebben. Lang was het zijn voor
naamste zorg, zijn spoorlijnen voldoende
yracht te verzekeren. Hij kwam op het denk-
toch wel 'n beetje wat zulke spontane men
schen aanzet.
Ik heb, om nog iets te noemeü, 'n kennis,
meer 'n vrind geloof ik zeifs, die nooit
zegge en schrijve nooit 'n spoorboekje in
kijkt. Ik, wat mij betreft, begrijp hem, ik ken
de charme, weet ook, dat er anderen zijn,
die het zuilen afkeuren, maar pour couper
court. Hij had 'n juristenbijeenkomst te
Groningen verslagen en wilde toen op Vn
gegeven momentnaar Parijs.
Soit. Hij zou dan over Wassenaar moeten,
waar zijn gezin logeerde, om adieu te zeggen.
En dan naar Parijs; simple comme bon
jour.
Hij komt op 'n bizonder ongewis uur
natuurlijk in Wassenaar aan, neemt af
scheid en gaat vervolgens naar het goede
station, H.IJ.S-M., en spoort naar Rotter
dam. Nietwaar, dat was alvast in de richting,
of was het dat niet? Welnu, hij arriveert te
Rotterdam, station D.P. Hij wrijft z'n han
den vergenoegd, want hij heeft wel wat
honger en bestelt uit 'n spijskaart verschei
dene dingen, die hij smakelijk opeet. Dan be
taalt hij, want, nietwaar, we waren op weg
naar Parijs. Ergo, hij zet de reis voort!
Maar nu bleek de trein juist 'n minuut of
vijf geleden vertrokken. Die trein was weg en
hij zou moeten wachten tot den nachttrein.
(Wat wel even jammer was.) Goed, dan
wachten tot een nachttrein, dan zouden wij
ook doen, nietwaar? Vergenoegd bestelt liij
'n kleintje koffie, dat wordt veel gedaan op
zoo'n reis naar Parijs.
En hij doodt zich den tijd.
Hij neemt 'n willekeurige krant in de hand,
leest opgewekt cn vergenoegd, leest ook ln
de advertenties. Kijk! dat is aardig, ciaai
leest hij, dat er eiken Zaterdag 'n boot gaat
naar Frankrijk, de Ary Scheffer vaart eiken
Zaterdag van Rotterdam naar Havre, naar
Frankrijk dus! Wel leuk feitelijk. Even pie
keren.
Waarom niet? Bureau opgebeld. „Zeg 's
halloHallo zeg 's. Gaat er vandaag zoo'n
boot naarGeen antwoord, 't Kantoor
was natuurlijk dicht. Even nadenken! Juist!
Met de courant in de hand (geen bepaald
eigendom) weer even nadenken en naar 'n
taxichauffeur, en 'n beetje voortmaken niet
waar?
Taxichauffeur wist van geen boot, die
Enfin, wij blijven in de richting: Frankrijk-
Parijs gaan, dus wij rijden in die taxi alvast
naar de haven, rijden langs een paar brug
wachters en ziet, die wisten wel raad; daar
lag immers de boot. Ergo de taxi weer be
taald en op de boot geklommen. „Hebt u
passage." „Wel nee; kerel! maar jullie kapi
tein moet ik hebben". Die (omdat er nooit
bijna iemand met die boot ging) eerst 'n
beetje vreemd keek, doch bereid was mijn be-
minnelijken vrind te vervoeren. Den kapi
tein werd spontaan gevraagd in het voorbij
varen het daar voor anker liggende enorme
Fransche oorlogsschip even te salueeren. De
kapitein wou niet weigeren en ziet! het ge
vaarte salueerde weerom! De reiziger bleef
in de richting; naar Frankrijk gaande,
was dus alvast door 'n Fransch oorlogsschip
begroet! Hij was zéér in z'n humeur. Den
geheelen Zondag werd gevaren. Maandag
2 uur was men te Havre in Frankrijk. Daar
was 'n vacantiecursus aan den gang. In 't
Fransch! Nou goed, in orde. Want niet
waar, het bleef alweer in de lijn, in de rich
ting! Ergo meldde hij zich daarbij aan, zag
kans, aldaar, te St. Malo, onmiddellijk zijn
pas te verliezen.Ontmoette daar toen zijn
broer, die hem er ernstig over onderhield,
dat hij zonder pas enorme moeilijkheden
zou krijgen om weer uit Frankrijk weg te
komen; dat hij er onverwijld dus werk van
moest maken
„Nu ja"zei handenwrijvend mijn vrind,
„dat komt wel terecht", dacht verder aan
geen pas, bleef rustig 6 weken aan zijn
Franschen cursus te St. Malo, waarbij veel
thé in 'n Schotsche tearoom gedronken en
gezwommen werd in 't Fransch
Hij ging ook Rennes bekijken met het
daar in de 15e eeuw gestichte oude Parle
ment, en C-hartres; bedacht zich toen en
zei: „Sapristi, ik moet verder op, mijn doel
is Parijs!" Ergo wandelde hij naar 'n sta
tion; vroeg naar 'n trein naar Parijs, die er
alweer klaar stónd, klom daar in, klom er
te Parijs weer uit en zei: Zie zoo! Nu ben
ik er!
Te Parijs bleef hij eenige dagen rondslen
teren, dit en dat zien. Plotseling kwam het
heel helder in hem op, dat hij nu maar weer
eens terug moest. Ergo op ten consul-gene
rale! Klaagt daar zijn nood. „Geachte heer,
ik heb geen pas!" zegt hij tot 'n klerk, „en
ik wil weer weg!" Komt dan in 'n bureau
bij 'n hoogeren, geeft zijn kaartje af en wil
den C.-Generaal spreken, hem even iets vra
gen. „Meneer" zegt de hoogere man, „ik wil
alles doen wat u maar begeert, maar bent
u soms die Vervelende meneer, van wien ik
de pas hier nu al bijna 6 weken op mijn bu
reau heb klaar liggen, die is gevonden, me
neer, maar niemand heeft er naar gevraagd
meneer?!"
„Precies" zegt hij, „geef u mij maar; zeer
bedankt, adieu." Sprak aldus, wandelde zeer
vergenoegd naar 'n station, waar 'n sneltrein
naar Holland juist weer hevig stoom stond
uit te blazen, klom er in, Klom er in den Haag
weer uit. Even naar Parijs geweest.
PIM PERNEL.
heeld met dit doel bananen te planten en zijn
bananenplantages hebben tenslotte geheel
de Oostkust van midden-Amerika veranderd.
Tenslotte werd de Noord-Amerikaan de feite
lijke protector, vooral de economische be
schermheer van de meeste midden-Ameri-
kaansche landen, wier schuldendienst hij ge-
hee! heeft hervormd.
Minor Keith ging op 23-Jarigen leeftijd
van Brooklijn naar Costa Rica. In zijn bloed
leefde de familietraditie van drieste avon
turiers. De New Yorkscne ..Nation" vermeldt,
dat een oom van Minor Keith de beroemde
Oroya-spoorlijn had aangelegd, die in Peru
45000 Meter hoog tegen de Andes opklimt.
Minor Keith raakte gewoon aan het leven in
de tropen. Hij trouwde later met de dochter
van een vroegcren president van Costa Rica.
De midden-Amerikanen beschouwden hem al
lengs als een kind van hun eigen land, of
schoon zü hem dikwijls meer vreesden dan
liefhadden. De groote ondernemingen, die
Keith later stichtte, hebben weliswaar haar
PROEVEN MET EEN ONDER-
AARDSCHE ANTENNE.
Dr. James Harris Rogers, een Ameri-
kaansch radio-ingenieur, die meermalen
proeven genomen heeft met onderaardsche
antennes, is van meening gezien de resul
taten dat in de toekomst de gewone an
tennes voor het gebruik der zendstations
zullen verdwijnen.
Genoemde natuurkundige heeft met een
onderaardsche antenne inderdaad resulta
ten weten te bereiken over een afstand van
G50 K.M. en nadien zou hij er in geslaagd
zijn een draadlooze telegrafie)/ en telefonie-
verbinding tot stand te brengen tusschen
Hyattsville in Maryland en de kust van den
Stillen Oceaan.
De z.g. onderaardsche antenne, die dr. Ro
gers gebruikt bestaat uit vier kabels, elk
van 15 meter lengte, die één meter onder
den grond, in buisleidingen van ca. 40 cM.
doorsnee inde richting der vier windstreken
zijn neergelegd, zoodat, wanneer naar het
Noorden wordt uitgezonden, van den kabel
in noordelijke richting gebruik wordt ge
maakt; naar het oosten van den in ooste
lijke richting liggenden kabel, enz.
Bij de proefnemingen is gebleken, dat het
fading-effect veel geringer is dan gewoonlijk
en dat met minder energie gezonden be
hoeft te worden, zonder dat de geluid
sterkte hiervan nadeel ondervindt
Gedurende de proeven, die tusschen Ame
rika en Frankrijk plaats vonden, werd ver
der geconstateerd, dat de electromagneti-
sche golven zich niet met een snelheid van
300.000 K.M. per seconde voortplantten,
maar met een snelheid, die zeker 10 pet
minder is dan eerstgenoemde. Om deze re
den meent dr. Rogers te mogen aannemen,
dat de electromagnetische golven die met
een onderaardsche antenne zijn uitgezon
den, zich niet door den aether, doch door de
aarde zelf voortplanten, hetgeen dan zijn,
reeds in 1908 opgestelde theorie zou bevesti
gen.
Een briefschrijver zegt: „Maak nooit een
dwaas van den politicus!"
Doch waarom zou de natuur niet haar
loop hebben?"
Een bigamist is een man, die tweemaal
dezelfde fout begaat.
Wij lezen van de uitvinding van een nieuw
muziekinstrument, dat omschreven kan wor
den als een combinatie van een saxophoon
en een doedelzak.
Dat is geen muziekinstrument dat is
een wapen.
Dokter: Mevrouw, uw man heeft ™JSt
noodig. Ik zal u een slaapmiddel geven.
Ja, ik ken juffrouw Jansen al heel lang.
Als kinderen waren wij nog van denzelfden
leeftijd.
Uit een huis in een voorstad van Londen
werd door een inbreker een badcostuum ge
stolen.
Wij verwachten, dat iedere Kanaalzwem
mer die aan de Fransche kust arriveert door
de politie ondervraagd zal worden.
„Wat heb jij daar een keurig pak aan!"
„Dat is van Cloppenburg en Peek".
„Je bedoelt zeker van Peek en Cloppen
burg?"
„Nee, want het is gekeerd".
„Hoe lang moet een paar geëngageerd
zijn?" vraagt een schrijver.
Mij dunkt, 'tot zij gaan trouwen.
„Ik ben advertentiecolporteur, hebt u iets
te ad verteeren?"
„Maak dat u weg komt. Ik heb mijn be
diende gezegd dat 'ie geen colporteur mag
toelaten en ik heb niets te adverteeren
„Ontslaat u dan uw bediende, en plaats
een advertentie voor een nieuwe!"
„Hoe is 't mogelijk dat jij de eenige erfge
name werd van je oude tante?"
„Zij had een schoonheidsmassage onder
gaan en ik herkende haar niet".
„Wat wij noodig hebben, zegt een En-
gelsch schrijver, zijn eerste klas hotels langs
de groote automobielwegen, zeg.op
iedere 150 K.M."
Passing Show voegt er aan toe: „En eer
ste klas hospitaals, zeg op iedere 50
Kilometer."
ONZE VACANTIEKLEEDING.
Wat is de beste kleeding voor den vacan-
tletijd of voor week-end-zwerftochten door
bosch en veld?
Kleedinghervormers zouden waarschijnlijk
zeggen: overhemd en korte broek. Misschien
zullen zij ook willen toestaan dat ge een jas
draagt, maar zeker geen vest.
Maar zij vergeten dat voor een man altijd
rekening moet worden gehouden met het
zakken-vraagstuk. Beroof den man van zijn
vest en hij heeft minstens vijf zakken min
der. En zooals iedere vrouw weet heeft een
man altijd alle zakken noodig die hij heeft.
Eigenlijk is er geen bepaalde vacantie-
kleeding. Alleen: nieuw en nauwsluitend
moet zij niet zijn, maar .gedragen" en ge
makkelijk zittend. De schoenen moeten ook
oude vrienden geworden zijn vóór zij in den
vacantietijd dienst mogen doen.Niets bederft
een prettigen dag méér dan nauwsluitend
en ongemakkelijk schoeisel.
En overigens doen de details er weinig toe.
Onze grootvaders maakten hun zwerftoch
ten in rok en met hoogen hoed op en zij
hadden tóch plezier!
VAN AFRIKAANSCHE DWERGEN
In honderden van sprookjes en sagen ont
moeten wij dwergen en vaak schijnt het
ons, dat zij een eerste, schuchtere poging
van de natuur zijn om een op een mensch
gelijkend schepsel te maken. Afrika is het
klassieke land van de dwergen volkeren.
Ze leven meest midden onder de Basoeto-
stammen van Centraal-Afrika. Van de on
derzoekers, die zich met hen hebben bezig
gehouden, worden hier Serpa Pintos, Wiss-
mann en Sweinfürt,genoemd. De dwergen
staan vaak in een soort dienst-betrekking
tot andere stammen, net als dwergen in de
sprookjes. En zooals het in de middeleeuwen
gewoonte was, aan de hoven dwergen er op
na te houden tot vermaak van de Grooten,
zoo worden ook dwergen in Afrika door de
negervorsten als grappenmakers gebruikt.
Ze leven van de jacht en ze zijn boosaardig
en bedriegelijk. Over de taal der dwergen is
men nog niet in het reine, want ze hebben
veel van hun naburen overgenomen en hun
woorden zouden moeilijk te volgen zijn.
Eigenaardig is het, dat zij hun plompe af
goden door het bespelen van een primitieve
fluit pogen te eeren. Hun pijlen bevatten
een doodelijk vergif. In afzienbare tijden
zullen de rassen van den Atlas, zooals ze
door hun buren worden genoemd van de
aarde verdwenen zijn.
„MEN KAN ZIJN KINDEREN
NIET VERKOOPEN."
De Belgische schilder Anton Joseph
Wiertz was niet te bewegen zijn schilderijen
te verkoopen. Kreeg hij een portret te schil
deren dan was het wat anders. Dan was
het besteld werk, dat zijn loon waard was,
en geen „schepping". Maar het werk, uit zijn
fantasie ontsproten, gaf hij niet veil. „Men
kan zijn kinderen niet verkoopen", was hij
gewoon te zeggen. Toen zijn „strijd om het
lijk van Patrocles" te Londen was tentoon
gesteld, wenschte de koningin van Enge
land het schilderij te koopen. Wiertz ver
klaarde, dat het tegen zijn principe was, een
schilderij te verkoopen, dat hij evenwel
gaarne bereid was het werk der koningin
ten geschenke te geven. Hiertegenover stond
dat Wiertz er geen been in zag zijn werk te
gen entreegeld te toonen. Hij was eerder arm
dan in goeden doen en hij leefde inderdaad
van de vijftig centimes entreegeld dat door
het dienstmeisje voor den ingang van zijn
atelier in ontvangst werd genomen.
„Is uw vrouw thuis?"
„Ik zal eens naar binnen gaan en 'es kij
ken".
(Ulk).
Hoe humoristisch het ook moge lijken, toch
heeft het werk van Justus van Maurik dik
wijls een anderen ondertoon en de auteur was
in het diepst van zijn ziel ernstig. Hoezeer
hij een gevoelsmensch was, blijkt wel hieruit
d.at zijn werken dikwijls te sentimenteel wer
den. Hij hield niet van sombere pessimis
tische beschouwingen, maar wel van hei
tragische in de romantiek. Zooals dr. De Koo
van hem zeide in een hoofdartikel in de
„Groene", „zijn hart schreide binnen in hem,
hij heeft zich ziek en dood geweend". Inder
daad, een lang en hevig lijden ging zijn
vroegen dood vooraf. 18 November 1904 stierf
Justus van Maurik, door het gansche volk
betreurd. Het werk, dat hij nog begonnen
was is overeenkomstig een reeds in 1902, toen
hij zijn dood nabij waande, geuiten wensch,
vernietigd. Het overige is overbekend.
JUSTUS VAN MAURIK.
1846—1904.
Amsterdammer op en top, is Justus van
Maurik, ook in Amsterdam geboren, 16
Augustus 1846. Zijn geboortehuis stond aan
„Het Water", het latere Damrak, dat hij
ln „Toen ik nog jong w,as" zoo smakelijk
heeft beschreven, dicht onder dien toren,
dien der Oude Kerk tot welke hij in zoo
kinderlijke vereering heeft opgezien als tot
een wachter over de oude stad. Zijn vader
Justus van Maurik Sr., had de tabaksfabriek,
die nu nog bestaat, hij was iemand v,an hel
dere inzichten, zijn moeder was een wel be
gaafde vrouw. Gelijk Goethe heeft hij van
haar waarschijnlijk „die Lust zu fabulieren",
van vaders zijde misschien den echtAmster-
damschen luimigen zin. Als jongen reeds zat
Justus van Maurik vol grappen, hij maalde
op 12-jarigen leeftijd al aardige caricaturen
en wie „In den Engelenbak" in „Toen ik nog
jong was" gelezen heeft, weet, dat zijn liefde
voor het tooneel zich al vroeg openbaarde.
In den eigenaardigen vorm, waarin toen het
tooneel in 't klein in Amsterdam bestond,
kreeg hij bovendien gelegenheid om met
allerlei uitingen van het volksgemoed kennis
te maken. Eenige jaren was Justus zeer zwak,
hij knutselde thuis een poppenkast, waar
mee hij de echte poppenkast-uitvoeringen na
bootste. Die zucht tot imiteeren zat hem in
't bloed, en hij kon het meesterlijk. Hij sloot
zich aan bij een rederijkerskamer en later als
voordrager van eigen werk waarborgde zijn
talent tot het uitbeelden van persoonlijkhe
den hem ongeëvenaard succes. Op „Het
Water" bij de schippers van zijn vaders
schepen, in de zïjstegen van het Damrak met
zoo karakteristieke namen als Kapelsteeg,
Karnemelksteeg, Baafjes-, Mandenmakers-,
Vrouwen- en Dubbelworststeeg, leerde hij het
Amsterdamsche volk kennen tot in de onder
ste lagen.
Justus ging te Amsterdam bij Monsieur
Plas school, later kwam hij in de zaak van
zijn vader, die hij met energie uitbreidde.
Hij had doctor in de letteren willen worden,
maar is zijn vader later altijd dankbaar
geweest, dat deze het hem niet toestond. Nu
bleef hij slechts voor zijn plezier schrijven in
vrijen tijd. Hoewel een vriend van het volk
was hij te zeer gehecht aan het oude om in
nieuwe volksbewegingen, zooals het opkomen
de socialisme, dat gepaard ging met werk
stakingen, ook op zijn fabriek, iets te zien,
getuige zijn blijspelen „Een bittere pil",
waarin hij de staking parodieert door een
dienstbodenstaking ten tooneele te voeren en
„Anarchisten".
Maar ook van het door en door deftige,
dikwijls schijn-brave burgerlijke Amsterdam
moest hij niets hebben, dat blijkt weer uit
andere blijspelen. Vooral de, inderdaad voor
critiek vatbare, ouderwetsche aansprekers,
hebben het bij hem van zijn jeugd af aan,
moeten ontgelden. Tusschen hem en Joh.an
Braakensiek heeft steeds een zeer innige
samenwerking bestaan. Van Maurik was
mede-eigenaar en redacteur van „De Am
sterdammer", de „Groene", w.aar hij met dr.
De Koo in de redactie samenwerkte. Of
schoon Van Maurik voor zaken naar Indië
gegaan was, werd de reis bijna een kunstreis,
omdat Van Maurik overal werd uitgenoodigd
om voor te dragen. Toen hij onmiddellijk
bereid was dit te gaan doen voor de gewonden
in Atjeh werd hem in den trein een salon
rijtuig ter beschikking gesteld, dat voor de
locomotief gezet was, zood.>t hij voor uit kon
kijken. In woeste streken kreeg hij een ge
wapend geleide mee, ten paleize van den
Gouverneur-Generaal was hij genoodigae
aan tafel.
Maar al die roem maakte hem niet ij del,
en honorarium heeft hij nooit willen ontvan
gen.
De critiek heeft Justus van Maurik intus-
schen niet gespaard. In de letterkunde van
na 1880 was begrijpelijkerwijze voor hem
geen plaats. Hij heeft die ook niet begeerd,
hij heeft alleen vast willen leggen, wat hem
in het volksleven zoo bijzonder trof en wat
hij in zijn stad bijzonder lief had, en daarin
is hij ook volkomen geslaagd.
(Zie het slot hiernaast).
sport van tropische fruit; zijn droom was
het echter, ze tot een ijzeren ruggegraat van.
Amerika te maken. Reeds thans kan men
van New York bijna tot de grens van Nicara
gua per trein rijden. Mexico, Guatamala,
Honduras en Salador zijn door spoorlijnen
met elkaar verbonden. En langs deze lijnen
die echter in de eerste plaats voor bananen
bestemd zijn, gaan nu al automobielen uit
Detroit, kaarten uit Cincinnatie, aluminium-
gerief uit Pittsburg naar midden-Amerika,
bovendien nog Amerikaansche gramofoons,
radiotoestellen en sigaretten. De oude hand
werken verdwijnen allengs; zij zullen weldra
ten volle zijn uitgeroeid, wanneer de Indiaan-
sche bevolking van Guatemala en Mexico
den invloed van de automobiel en de goed-
koope Industrie-artikelen niet vermag te
weerstaan, hetgeen niet waarschijnlijk is.
Een geheele, overoude beschaving wordt op
deze wijze door Minor Keith's bananen en
zijn bananenspoorlïjnen vernietigd. Zelf was
hij verstandig genoeg, om er nu en dan over
na te denken, wat hij had gedaan; de opge
wekte jongelieden, die onder hem zijn op
gegroeid en nu zijn zaken voortzetter hebben
naar het schijnt niet deze zedelijke remmen.
En ofschoon zij geen soldaten of kanonneer-
booten noodig hebben, toch is het effect van
hun groote activiteit een dieper en machtiger
imperialisme dan dat, waarvan de vleugels
zich onder de bescherming van uncle Sam's
soldaten ontplooien".
De man van Midden-Amerika.
ZIJN „BANANEN-SPOORLIJN".
(Speciale correspondentie).
(Dienst van de United Telegraph).
concurrenten zonder pardon doodgedrukt,
maar de United Fruit Company, zijn gewel
digste schepping, beroemt zich nog heden ten
dage op het feit dat zij geen enkel maal
de bescherming van Noord-Amerikaansche
oorlogsschepen of matrozen heeft ingeroe
pen. Deze onderneming, die over grootere
machtsmiddelen beschikt dan menige staat,
heeft haar diplomatieke onderhandelingen
ste.ds zelf gevoerd en zelf voor haar eigen
bescherming gezorgd. In het jaar 1872 reed
Minor Keith voor het eerst dwars door Ccsta
Rica naar de Atlantische kust. Men zeide
ln die dagen, dat- een man. die dezen tocht
ondernam een held was. maar wanneer hij
hem voor den tweeden keer maakte, een
idioot. Minor Keith liet zich niet afschrikken;
hij reed ongeveer honderd maal door het
vochtige, dood en verderf brengende oer
woud. Van de arbeiders, die hij voor zijn
reusachtigen spoorwegaanleg uit New Orleans
aanwierf, bezweken er geleidelijk duizenden
onder het verschrikkelijk klimaat. De Ame
rikaansche ondernemer en de republiek Costa
Rica geraakten aan den rand van het fail
lissement. Het duurde twintig jaren eer de
rails de hoofdstad bereikten. Intusschen
had Keith ingezien, dat de koffie van Costa
Rica ondanks haar voortreffelijke qualiteit
geen voldoende vracht voor de spoorlijn kon
opleveren: hij begon nu langs de spoorlijn
overal bananen te planten, waarvoor hij
zwarte arbeiders gebruikte, die tegen het
klimaat, voortreffelijk bestand waren. Tegen
woordig is de geheele Oostkust van midden-
Amerika een onmetelijke bananenplantage
geworden; overal vormen de negers de meer
derheid van de bevolking, zelfs de Spaansche
taal is door het Engelsch bijna geheel ver
drongen. Het is het groote rijk van de United
Fruit Company. Deze onderneming kwam
voort uit een combinatie van de vroegere be
langen van Keith in midden-Amerika en
andere Amerikaansche maatschappijen, die in
Jamaica fruitplantages hadden gesticht.
Tegenwoordig hebben de bananenplantages
van de United Fruit Company een waarde
van meer dan een half milliard gulden. De
maatschappij heeft alleen ln het gebied van
de Caraïbische zee ongeveer 50.000 menschen
aan het werk, en tenminste evenveel op haar
plantages. Direct of indirect exploiteert zij
80 pet- van de spoorlijnen van Costa Rica en
alle lijnen van republieken van Honduras.
Guatamala en Salvador. Ook in Nicaragua,
in Panama en in Columbia heeft de United
Fruit Company zeer aanzienlijke belangen
Zij heeft geheele steden gebouwd, zij onder
houdt eigen ziekenhuizen en scholen. Oerwou
den en moerassen heeft zij vruchtbaar en be
woonbaar gemaakt. Dat alles is te danken aan
de energie en het organisatietalent van Minor
Keith.
De „Nation" merkt ln een biografie van
dezen man ten slotte op:
„Hoe revolutionair bananen ook kunnen
werken, dit beteekent nog niets tegenover
den invloed, dien spoorwegen uitoefenen.
Minor Keith's spoorlijnen doen nog heden
ten dage voornamelijk dienst voor het trans-