SPONTANE MENSCHEN DE VROOLIJKE KANT BIOGRAPHIEEN IN EEN NOTEDOP MINOR KEITH. Het reisseizoen staat voor de deur en on willekeurig zit ik er over te piekeren. Er is zooveel aan vast aan zco'n opfrisschertje. Daar zijn van die menschen, van die Jantjes-Secuur, die alles in liun hoofd in kaartsysteemvorm voor het grijpen hebben liggen. En zijn er, die zeer stom en toch buitengemeen nauwkeurig zijn; anderen, die eveneens onnauwkeurig en slordig zijn en stom tevens. Maar geheel naast deze indeeling bestaat een andere. Er zijn men- schen, die alles van te voren overdenken, ontwerpen, nauwgezet uitwerken tot een vast plan en dat plan dan, precies volgens de letter, uitvoeren, de eens getrokken lijn volgend als de mieren. Daartegenover staan de lui, die spontaan iets doen. spontaan 'n ingeving krijgen, den lust niet kunnen en ook niet willen bedwingen om dan plotse ling hun invallen in handelingen om te zet ten. Deze beheptheid heeft evenmin Iets met Intellect te maken. De impuls bestaat of bestaat niet. Ik ken ook het genre van men schen, dat evenals de kwartaaldrinkers heel pletepunterig nauwkeurig door het leven gaat, doch zoo nu en dan met tus- schenpoozen van jaren zelfs, ineens, spon taan, allerlei onberekenbare grillige dero- bades maakt. Ik heb 'n chef de bureau gekend, die op 't zelfde moment als de anderen den inkt pot dicht deed, de dagtaak beëindigde, maar dan nog wel 'n half uur gebruikte, om alles keurig op te ruimen en op 'n bloc-note op te schrijven, wat hij gedurende het verdere verloop van den dag en den vol genden dag £e doen had. Ik ken iemand, 'n Rotterdammer, die alle trelnaansluitingen van buiten kent, ik ken menschen, die hun keren naar de uitgave van het nieuwe spoorboekje en zich daarin dan dadelijk ver diepen, maar ik ken ook menschen, die spontaan reizen. De spontaan-reizenden zijn als regel menschen, die niet gemakkelijk in een lijstje passen, ietwat buiten het gewone kader staan. Ik zie voor mijn geest 'n oude, eerwaar dige dame, die 'n familielid in Canada had, opeens lust kreeg, dat jonge mensch te gaan bezoeken, binnen tweemaal 24 uur ge pakt en gezakt op 'n boot zat en er heen trok. Daar was eens 'n jongmensch, dat In Lübeck 'n handelsschool bezocht. Hij bezat 'n veel ouderen broeder, bij wien op *n ge geven moment de aandrang ontstond om hem 'n bezoek te brengen. Hij pakte 'n stevig valies, spoorde er heen en gaf het jonge mensch een uitgelezen keur van raad gevingen en goede inscherpingen, ook na mens de moeder en de ooms. Hij sprak daar ernstig en vriendelijk en lang over en 's avonds bezochten de beide broeders den beroemden Rathskeller, gingen toen naar 'n Zweedsche boot, wijl de jongere broer hem verteld had, dat zij daar wel eens 'n glaasje punch gingen drinken, de studiegenooten. De oudere man zette zijn wijze en leer rijke colleges in levenswijsheid daar aan boord voort, totdat de jongere, op zijn horloge kijkend, en al maar ja knikkend, op merkte, dat het kinderenbedtijd was. „Ik moet", besloot hij, „morgenochtend weer om 8 uur op de Handelsschool zijn." De ander prees hem, vertelde hem, dat hij dat zéér lofwaardig vond en dit plan beschouw de als 'n eerste bewijs, dat zijn philippica's reeds tot hem doorgedrongen waren. Hij zelf bleef nog 'n oogenblikje, zei hij. en be stelde nog 'n glas Zweedsche punch, de brave hoeder des jongeren broeders, en deze laatste kroop onder de wol De jongere broeder bezocht den volgen den dag 's middags het hotel, waar de oudere dito logeerde. Mijnheer was niet thuisgeko men, maar de bagage was er nog. Het was een mysterie. Navraag op de boot was vergeefsche moei te, want dit vaartuig was inmiddels vertrok ken. Eerst 'n dag of zeven later kreeg hij bericht. Het kwam uit Stockholm, waar de oude broer bij een der heeren van het Nederl. gezantschap logeerde: Hij schreef: „Och, ik vond die boot 'n erg geschikte boot en ben toen maar meege- varen." Dit nu is wat wij spontaneïteit noemen. Daar was eens 'n meneer, die 's avonds op de sociëteit zittende, 'n goede kennis hoorde vertellen over de West. De man vertelde goed, bracht zooals gebruikelijk slangen en oerbosch met erg veel lianen op 't tapijt-, sprak van goudkreekjes waarmede „iets aan de hand moest zijn", maagdelijke plekjes (diep verborgen achter lianen natuurlijk; en van vlinders, vuurvliegen, colibri's. Toen zei de meneer in quaestie: „Jan! kerel, weet je wAt!' Ik ga mee, vertikkeme!* Den volgenden dag stampte hij twee mail koffers vol, ging mee, bleef zelfs 'n klein Jaar te midden van de vuurvliegen en de lianen. Ik heb nog meer van die buitenissige ken nissen. Ik voel veel voor spontaneïteit, ben zelf 'n beetje van die richting, heb eens vóór het dessert, aan 'n groot heerendiner mijn blezen gepakt, omdat, opeens, voor mijn geest de vraag opdoemde: Wat zou het ont- zet-tend verrukkelijk zijn om dien deftelaar, die daar nu al 'n half uur over zichzelf, „den Minister" en dan weer over zichzelf heeft staan snoeven, in een zóómaar in te smeren met die groote roze podding. Puur en alleen maar in te smeren! Dat zijn bedenkelijke aberraties, ik weet het. heb het ook niét gedaan. Maar ik begrijp Onlangs is ln Amerika een man gestorven, wiens naam in Europa bijna onbekend was, die echter voor de ontwikkeling van het Amerikaansche economische leven meer heeft gedaan dan een tiental staatslieden cn gene raals, een man van het slag van Cecil Rhodes Minor Keith, die een leeftijd van 81 jaren heeft bereikt, was de eigenlijke schepper van het tegenwoordige midden-Amerika. Hij be gon met het aanleggen van spoorwegen: zijn eerste droom was, Noord-Amerika met Zuiö- Amerika door een direct spoorwegnet- te verbinden. Toen hij stierf, ontbraken onge veer 800 K.M. spoorlijn aan de verwezenlij king van dit Ideaal; Minor Keith had echter het grootste deel van de toekomstige wereld- lijn gebouwd, ten deele door oerwoud en moerassen en hij liad, hetgeen misschien nog moeilijker was, het bewijs geleverd, dat deze sooorlijncn ook in economisch opzicht- reden van bestaan hebben. Lang was het zijn voor naamste zorg, zijn spoorlijnen voldoende yracht te verzekeren. Hij kwam op het denk- toch wel 'n beetje wat zulke spontane men schen aanzet. Ik heb, om nog iets te noemeü, 'n kennis, meer 'n vrind geloof ik zeifs, die nooit zegge en schrijve nooit 'n spoorboekje in kijkt. Ik, wat mij betreft, begrijp hem, ik ken de charme, weet ook, dat er anderen zijn, die het zuilen afkeuren, maar pour couper court. Hij had 'n juristenbijeenkomst te Groningen verslagen en wilde toen op Vn gegeven momentnaar Parijs. Soit. Hij zou dan over Wassenaar moeten, waar zijn gezin logeerde, om adieu te zeggen. En dan naar Parijs; simple comme bon jour. Hij komt op 'n bizonder ongewis uur natuurlijk in Wassenaar aan, neemt af scheid en gaat vervolgens naar het goede station, H.IJ.S-M., en spoort naar Rotter dam. Nietwaar, dat was alvast in de richting, of was het dat niet? Welnu, hij arriveert te Rotterdam, station D.P. Hij wrijft z'n han den vergenoegd, want hij heeft wel wat honger en bestelt uit 'n spijskaart verschei dene dingen, die hij smakelijk opeet. Dan be taalt hij, want, nietwaar, we waren op weg naar Parijs. Ergo, hij zet de reis voort! Maar nu bleek de trein juist 'n minuut of vijf geleden vertrokken. Die trein was weg en hij zou moeten wachten tot den nachttrein. (Wat wel even jammer was.) Goed, dan wachten tot een nachttrein, dan zouden wij ook doen, nietwaar? Vergenoegd bestelt liij 'n kleintje koffie, dat wordt veel gedaan op zoo'n reis naar Parijs. En hij doodt zich den tijd. Hij neemt 'n willekeurige krant in de hand, leest opgewekt cn vergenoegd, leest ook ln de advertenties. Kijk! dat is aardig, ciaai leest hij, dat er eiken Zaterdag 'n boot gaat naar Frankrijk, de Ary Scheffer vaart eiken Zaterdag van Rotterdam naar Havre, naar Frankrijk dus! Wel leuk feitelijk. Even pie keren. Waarom niet? Bureau opgebeld. „Zeg 's halloHallo zeg 's. Gaat er vandaag zoo'n boot naarGeen antwoord, 't Kantoor was natuurlijk dicht. Even nadenken! Juist! Met de courant in de hand (geen bepaald eigendom) weer even nadenken en naar 'n taxichauffeur, en 'n beetje voortmaken niet waar? Taxichauffeur wist van geen boot, die Enfin, wij blijven in de richting: Frankrijk- Parijs gaan, dus wij rijden in die taxi alvast naar de haven, rijden langs een paar brug wachters en ziet, die wisten wel raad; daar lag immers de boot. Ergo de taxi weer be taald en op de boot geklommen. „Hebt u passage." „Wel nee; kerel! maar jullie kapi tein moet ik hebben". Die (omdat er nooit bijna iemand met die boot ging) eerst 'n beetje vreemd keek, doch bereid was mijn be- minnelijken vrind te vervoeren. Den kapi tein werd spontaan gevraagd in het voorbij varen het daar voor anker liggende enorme Fransche oorlogsschip even te salueeren. De kapitein wou niet weigeren en ziet! het ge vaarte salueerde weerom! De reiziger bleef in de richting; naar Frankrijk gaande, was dus alvast door 'n Fransch oorlogsschip begroet! Hij was zéér in z'n humeur. Den geheelen Zondag werd gevaren. Maandag 2 uur was men te Havre in Frankrijk. Daar was 'n vacantiecursus aan den gang. In 't Fransch! Nou goed, in orde. Want niet waar, het bleef alweer in de lijn, in de rich ting! Ergo meldde hij zich daarbij aan, zag kans, aldaar, te St. Malo, onmiddellijk zijn pas te verliezen.Ontmoette daar toen zijn broer, die hem er ernstig over onderhield, dat hij zonder pas enorme moeilijkheden zou krijgen om weer uit Frankrijk weg te komen; dat hij er onverwijld dus werk van moest maken „Nu ja"zei handenwrijvend mijn vrind, „dat komt wel terecht", dacht verder aan geen pas, bleef rustig 6 weken aan zijn Franschen cursus te St. Malo, waarbij veel thé in 'n Schotsche tearoom gedronken en gezwommen werd in 't Fransch Hij ging ook Rennes bekijken met het daar in de 15e eeuw gestichte oude Parle ment, en C-hartres; bedacht zich toen en zei: „Sapristi, ik moet verder op, mijn doel is Parijs!" Ergo wandelde hij naar 'n sta tion; vroeg naar 'n trein naar Parijs, die er alweer klaar stónd, klom daar in, klom er te Parijs weer uit en zei: Zie zoo! Nu ben ik er! Te Parijs bleef hij eenige dagen rondslen teren, dit en dat zien. Plotseling kwam het heel helder in hem op, dat hij nu maar weer eens terug moest. Ergo op ten consul-gene rale! Klaagt daar zijn nood. „Geachte heer, ik heb geen pas!" zegt hij tot 'n klerk, „en ik wil weer weg!" Komt dan in 'n bureau bij 'n hoogeren, geeft zijn kaartje af en wil den C.-Generaal spreken, hem even iets vra gen. „Meneer" zegt de hoogere man, „ik wil alles doen wat u maar begeert, maar bent u soms die Vervelende meneer, van wien ik de pas hier nu al bijna 6 weken op mijn bu reau heb klaar liggen, die is gevonden, me neer, maar niemand heeft er naar gevraagd meneer?!" „Precies" zegt hij, „geef u mij maar; zeer bedankt, adieu." Sprak aldus, wandelde zeer vergenoegd naar 'n station, waar 'n sneltrein naar Holland juist weer hevig stoom stond uit te blazen, klom er in, Klom er in den Haag weer uit. Even naar Parijs geweest. PIM PERNEL. heeld met dit doel bananen te planten en zijn bananenplantages hebben tenslotte geheel de Oostkust van midden-Amerika veranderd. Tenslotte werd de Noord-Amerikaan de feite lijke protector, vooral de economische be schermheer van de meeste midden-Ameri- kaansche landen, wier schuldendienst hij ge- hee! heeft hervormd. Minor Keith ging op 23-Jarigen leeftijd van Brooklijn naar Costa Rica. In zijn bloed leefde de familietraditie van drieste avon turiers. De New Yorkscne ..Nation" vermeldt, dat een oom van Minor Keith de beroemde Oroya-spoorlijn had aangelegd, die in Peru 45000 Meter hoog tegen de Andes opklimt. Minor Keith raakte gewoon aan het leven in de tropen. Hij trouwde later met de dochter van een vroegcren president van Costa Rica. De midden-Amerikanen beschouwden hem al lengs als een kind van hun eigen land, of schoon zü hem dikwijls meer vreesden dan liefhadden. De groote ondernemingen, die Keith later stichtte, hebben weliswaar haar PROEVEN MET EEN ONDER- AARDSCHE ANTENNE. Dr. James Harris Rogers, een Ameri- kaansch radio-ingenieur, die meermalen proeven genomen heeft met onderaardsche antennes, is van meening gezien de resul taten dat in de toekomst de gewone an tennes voor het gebruik der zendstations zullen verdwijnen. Genoemde natuurkundige heeft met een onderaardsche antenne inderdaad resulta ten weten te bereiken over een afstand van G50 K.M. en nadien zou hij er in geslaagd zijn een draadlooze telegrafie)/ en telefonie- verbinding tot stand te brengen tusschen Hyattsville in Maryland en de kust van den Stillen Oceaan. De z.g. onderaardsche antenne, die dr. Ro gers gebruikt bestaat uit vier kabels, elk van 15 meter lengte, die één meter onder den grond, in buisleidingen van ca. 40 cM. doorsnee inde richting der vier windstreken zijn neergelegd, zoodat, wanneer naar het Noorden wordt uitgezonden, van den kabel in noordelijke richting gebruik wordt ge maakt; naar het oosten van den in ooste lijke richting liggenden kabel, enz. Bij de proefnemingen is gebleken, dat het fading-effect veel geringer is dan gewoonlijk en dat met minder energie gezonden be hoeft te worden, zonder dat de geluid sterkte hiervan nadeel ondervindt Gedurende de proeven, die tusschen Ame rika en Frankrijk plaats vonden, werd ver der geconstateerd, dat de electromagneti- sche golven zich niet met een snelheid van 300.000 K.M. per seconde voortplantten, maar met een snelheid, die zeker 10 pet minder is dan eerstgenoemde. Om deze re den meent dr. Rogers te mogen aannemen, dat de electromagnetische golven die met een onderaardsche antenne zijn uitgezon den, zich niet door den aether, doch door de aarde zelf voortplanten, hetgeen dan zijn, reeds in 1908 opgestelde theorie zou bevesti gen. Een briefschrijver zegt: „Maak nooit een dwaas van den politicus!" Doch waarom zou de natuur niet haar loop hebben?" Een bigamist is een man, die tweemaal dezelfde fout begaat. Wij lezen van de uitvinding van een nieuw muziekinstrument, dat omschreven kan wor den als een combinatie van een saxophoon en een doedelzak. Dat is geen muziekinstrument dat is een wapen. Dokter: Mevrouw, uw man heeft ™JSt noodig. Ik zal u een slaapmiddel geven. Ja, ik ken juffrouw Jansen al heel lang. Als kinderen waren wij nog van denzelfden leeftijd. Uit een huis in een voorstad van Londen werd door een inbreker een badcostuum ge stolen. Wij verwachten, dat iedere Kanaalzwem mer die aan de Fransche kust arriveert door de politie ondervraagd zal worden. „Wat heb jij daar een keurig pak aan!" „Dat is van Cloppenburg en Peek". „Je bedoelt zeker van Peek en Cloppen burg?" „Nee, want het is gekeerd". „Hoe lang moet een paar geëngageerd zijn?" vraagt een schrijver. Mij dunkt, 'tot zij gaan trouwen. „Ik ben advertentiecolporteur, hebt u iets te ad verteeren?" „Maak dat u weg komt. Ik heb mijn be diende gezegd dat 'ie geen colporteur mag toelaten en ik heb niets te adverteeren „Ontslaat u dan uw bediende, en plaats een advertentie voor een nieuwe!" „Hoe is 't mogelijk dat jij de eenige erfge name werd van je oude tante?" „Zij had een schoonheidsmassage onder gaan en ik herkende haar niet". „Wat wij noodig hebben, zegt een En- gelsch schrijver, zijn eerste klas hotels langs de groote automobielwegen, zeg.op iedere 150 K.M." Passing Show voegt er aan toe: „En eer ste klas hospitaals, zeg op iedere 50 Kilometer." ONZE VACANTIEKLEEDING. Wat is de beste kleeding voor den vacan- tletijd of voor week-end-zwerftochten door bosch en veld? Kleedinghervormers zouden waarschijnlijk zeggen: overhemd en korte broek. Misschien zullen zij ook willen toestaan dat ge een jas draagt, maar zeker geen vest. Maar zij vergeten dat voor een man altijd rekening moet worden gehouden met het zakken-vraagstuk. Beroof den man van zijn vest en hij heeft minstens vijf zakken min der. En zooals iedere vrouw weet heeft een man altijd alle zakken noodig die hij heeft. Eigenlijk is er geen bepaalde vacantie- kleeding. Alleen: nieuw en nauwsluitend moet zij niet zijn, maar .gedragen" en ge makkelijk zittend. De schoenen moeten ook oude vrienden geworden zijn vóór zij in den vacantietijd dienst mogen doen.Niets bederft een prettigen dag méér dan nauwsluitend en ongemakkelijk schoeisel. En overigens doen de details er weinig toe. Onze grootvaders maakten hun zwerftoch ten in rok en met hoogen hoed op en zij hadden tóch plezier! VAN AFRIKAANSCHE DWERGEN In honderden van sprookjes en sagen ont moeten wij dwergen en vaak schijnt het ons, dat zij een eerste, schuchtere poging van de natuur zijn om een op een mensch gelijkend schepsel te maken. Afrika is het klassieke land van de dwergen volkeren. Ze leven meest midden onder de Basoeto- stammen van Centraal-Afrika. Van de on derzoekers, die zich met hen hebben bezig gehouden, worden hier Serpa Pintos, Wiss- mann en Sweinfürt,genoemd. De dwergen staan vaak in een soort dienst-betrekking tot andere stammen, net als dwergen in de sprookjes. En zooals het in de middeleeuwen gewoonte was, aan de hoven dwergen er op na te houden tot vermaak van de Grooten, zoo worden ook dwergen in Afrika door de negervorsten als grappenmakers gebruikt. Ze leven van de jacht en ze zijn boosaardig en bedriegelijk. Over de taal der dwergen is men nog niet in het reine, want ze hebben veel van hun naburen overgenomen en hun woorden zouden moeilijk te volgen zijn. Eigenaardig is het, dat zij hun plompe af goden door het bespelen van een primitieve fluit pogen te eeren. Hun pijlen bevatten een doodelijk vergif. In afzienbare tijden zullen de rassen van den Atlas, zooals ze door hun buren worden genoemd van de aarde verdwenen zijn. „MEN KAN ZIJN KINDEREN NIET VERKOOPEN." De Belgische schilder Anton Joseph Wiertz was niet te bewegen zijn schilderijen te verkoopen. Kreeg hij een portret te schil deren dan was het wat anders. Dan was het besteld werk, dat zijn loon waard was, en geen „schepping". Maar het werk, uit zijn fantasie ontsproten, gaf hij niet veil. „Men kan zijn kinderen niet verkoopen", was hij gewoon te zeggen. Toen zijn „strijd om het lijk van Patrocles" te Londen was tentoon gesteld, wenschte de koningin van Enge land het schilderij te koopen. Wiertz ver klaarde, dat het tegen zijn principe was, een schilderij te verkoopen, dat hij evenwel gaarne bereid was het werk der koningin ten geschenke te geven. Hiertegenover stond dat Wiertz er geen been in zag zijn werk te gen entreegeld te toonen. Hij was eerder arm dan in goeden doen en hij leefde inderdaad van de vijftig centimes entreegeld dat door het dienstmeisje voor den ingang van zijn atelier in ontvangst werd genomen. „Is uw vrouw thuis?" „Ik zal eens naar binnen gaan en 'es kij ken". (Ulk). Hoe humoristisch het ook moge lijken, toch heeft het werk van Justus van Maurik dik wijls een anderen ondertoon en de auteur was in het diepst van zijn ziel ernstig. Hoezeer hij een gevoelsmensch was, blijkt wel hieruit d.at zijn werken dikwijls te sentimenteel wer den. Hij hield niet van sombere pessimis tische beschouwingen, maar wel van hei tragische in de romantiek. Zooals dr. De Koo van hem zeide in een hoofdartikel in de „Groene", „zijn hart schreide binnen in hem, hij heeft zich ziek en dood geweend". Inder daad, een lang en hevig lijden ging zijn vroegen dood vooraf. 18 November 1904 stierf Justus van Maurik, door het gansche volk betreurd. Het werk, dat hij nog begonnen was is overeenkomstig een reeds in 1902, toen hij zijn dood nabij waande, geuiten wensch, vernietigd. Het overige is overbekend. JUSTUS VAN MAURIK. 1846—1904. Amsterdammer op en top, is Justus van Maurik, ook in Amsterdam geboren, 16 Augustus 1846. Zijn geboortehuis stond aan „Het Water", het latere Damrak, dat hij ln „Toen ik nog jong w,as" zoo smakelijk heeft beschreven, dicht onder dien toren, dien der Oude Kerk tot welke hij in zoo kinderlijke vereering heeft opgezien als tot een wachter over de oude stad. Zijn vader Justus van Maurik Sr., had de tabaksfabriek, die nu nog bestaat, hij was iemand v,an hel dere inzichten, zijn moeder was een wel be gaafde vrouw. Gelijk Goethe heeft hij van haar waarschijnlijk „die Lust zu fabulieren", van vaders zijde misschien den echtAmster- damschen luimigen zin. Als jongen reeds zat Justus van Maurik vol grappen, hij maalde op 12-jarigen leeftijd al aardige caricaturen en wie „In den Engelenbak" in „Toen ik nog jong was" gelezen heeft, weet, dat zijn liefde voor het tooneel zich al vroeg openbaarde. In den eigenaardigen vorm, waarin toen het tooneel in 't klein in Amsterdam bestond, kreeg hij bovendien gelegenheid om met allerlei uitingen van het volksgemoed kennis te maken. Eenige jaren was Justus zeer zwak, hij knutselde thuis een poppenkast, waar mee hij de echte poppenkast-uitvoeringen na bootste. Die zucht tot imiteeren zat hem in 't bloed, en hij kon het meesterlijk. Hij sloot zich aan bij een rederijkerskamer en later als voordrager van eigen werk waarborgde zijn talent tot het uitbeelden van persoonlijkhe den hem ongeëvenaard succes. Op „Het Water" bij de schippers van zijn vaders schepen, in de zïjstegen van het Damrak met zoo karakteristieke namen als Kapelsteeg, Karnemelksteeg, Baafjes-, Mandenmakers-, Vrouwen- en Dubbelworststeeg, leerde hij het Amsterdamsche volk kennen tot in de onder ste lagen. Justus ging te Amsterdam bij Monsieur Plas school, later kwam hij in de zaak van zijn vader, die hij met energie uitbreidde. Hij had doctor in de letteren willen worden, maar is zijn vader later altijd dankbaar geweest, dat deze het hem niet toestond. Nu bleef hij slechts voor zijn plezier schrijven in vrijen tijd. Hoewel een vriend van het volk was hij te zeer gehecht aan het oude om in nieuwe volksbewegingen, zooals het opkomen de socialisme, dat gepaard ging met werk stakingen, ook op zijn fabriek, iets te zien, getuige zijn blijspelen „Een bittere pil", waarin hij de staking parodieert door een dienstbodenstaking ten tooneele te voeren en „Anarchisten". Maar ook van het door en door deftige, dikwijls schijn-brave burgerlijke Amsterdam moest hij niets hebben, dat blijkt weer uit andere blijspelen. Vooral de, inderdaad voor critiek vatbare, ouderwetsche aansprekers, hebben het bij hem van zijn jeugd af aan, moeten ontgelden. Tusschen hem en Joh.an Braakensiek heeft steeds een zeer innige samenwerking bestaan. Van Maurik was mede-eigenaar en redacteur van „De Am sterdammer", de „Groene", w.aar hij met dr. De Koo in de redactie samenwerkte. Of schoon Van Maurik voor zaken naar Indië gegaan was, werd de reis bijna een kunstreis, omdat Van Maurik overal werd uitgenoodigd om voor te dragen. Toen hij onmiddellijk bereid was dit te gaan doen voor de gewonden in Atjeh werd hem in den trein een salon rijtuig ter beschikking gesteld, dat voor de locomotief gezet was, zood.>t hij voor uit kon kijken. In woeste streken kreeg hij een ge wapend geleide mee, ten paleize van den Gouverneur-Generaal was hij genoodigae aan tafel. Maar al die roem maakte hem niet ij del, en honorarium heeft hij nooit willen ontvan gen. De critiek heeft Justus van Maurik intus- schen niet gespaard. In de letterkunde van na 1880 was begrijpelijkerwijze voor hem geen plaats. Hij heeft die ook niet begeerd, hij heeft alleen vast willen leggen, wat hem in het volksleven zoo bijzonder trof en wat hij in zijn stad bijzonder lief had, en daarin is hij ook volkomen geslaagd. (Zie het slot hiernaast). sport van tropische fruit; zijn droom was het echter, ze tot een ijzeren ruggegraat van. Amerika te maken. Reeds thans kan men van New York bijna tot de grens van Nicara gua per trein rijden. Mexico, Guatamala, Honduras en Salador zijn door spoorlijnen met elkaar verbonden. En langs deze lijnen die echter in de eerste plaats voor bananen bestemd zijn, gaan nu al automobielen uit Detroit, kaarten uit Cincinnatie, aluminium- gerief uit Pittsburg naar midden-Amerika, bovendien nog Amerikaansche gramofoons, radiotoestellen en sigaretten. De oude hand werken verdwijnen allengs; zij zullen weldra ten volle zijn uitgeroeid, wanneer de Indiaan- sche bevolking van Guatemala en Mexico den invloed van de automobiel en de goed- koope Industrie-artikelen niet vermag te weerstaan, hetgeen niet waarschijnlijk is. Een geheele, overoude beschaving wordt op deze wijze door Minor Keith's bananen en zijn bananenspoorlïjnen vernietigd. Zelf was hij verstandig genoeg, om er nu en dan over na te denken, wat hij had gedaan; de opge wekte jongelieden, die onder hem zijn op gegroeid en nu zijn zaken voortzetter hebben naar het schijnt niet deze zedelijke remmen. En ofschoon zij geen soldaten of kanonneer- booten noodig hebben, toch is het effect van hun groote activiteit een dieper en machtiger imperialisme dan dat, waarvan de vleugels zich onder de bescherming van uncle Sam's soldaten ontplooien". De man van Midden-Amerika. ZIJN „BANANEN-SPOORLIJN". (Speciale correspondentie). (Dienst van de United Telegraph). concurrenten zonder pardon doodgedrukt, maar de United Fruit Company, zijn gewel digste schepping, beroemt zich nog heden ten dage op het feit dat zij geen enkel maal de bescherming van Noord-Amerikaansche oorlogsschepen of matrozen heeft ingeroe pen. Deze onderneming, die over grootere machtsmiddelen beschikt dan menige staat, heeft haar diplomatieke onderhandelingen ste.ds zelf gevoerd en zelf voor haar eigen bescherming gezorgd. In het jaar 1872 reed Minor Keith voor het eerst dwars door Ccsta Rica naar de Atlantische kust. Men zeide ln die dagen, dat- een man. die dezen tocht ondernam een held was. maar wanneer hij hem voor den tweeden keer maakte, een idioot. Minor Keith liet zich niet afschrikken; hij reed ongeveer honderd maal door het vochtige, dood en verderf brengende oer woud. Van de arbeiders, die hij voor zijn reusachtigen spoorwegaanleg uit New Orleans aanwierf, bezweken er geleidelijk duizenden onder het verschrikkelijk klimaat. De Ame rikaansche ondernemer en de republiek Costa Rica geraakten aan den rand van het fail lissement. Het duurde twintig jaren eer de rails de hoofdstad bereikten. Intusschen had Keith ingezien, dat de koffie van Costa Rica ondanks haar voortreffelijke qualiteit geen voldoende vracht voor de spoorlijn kon opleveren: hij begon nu langs de spoorlijn overal bananen te planten, waarvoor hij zwarte arbeiders gebruikte, die tegen het klimaat, voortreffelijk bestand waren. Tegen woordig is de geheele Oostkust van midden- Amerika een onmetelijke bananenplantage geworden; overal vormen de negers de meer derheid van de bevolking, zelfs de Spaansche taal is door het Engelsch bijna geheel ver drongen. Het is het groote rijk van de United Fruit Company. Deze onderneming kwam voort uit een combinatie van de vroegere be langen van Keith in midden-Amerika en andere Amerikaansche maatschappijen, die in Jamaica fruitplantages hadden gesticht. Tegenwoordig hebben de bananenplantages van de United Fruit Company een waarde van meer dan een half milliard gulden. De maatschappij heeft alleen ln het gebied van de Caraïbische zee ongeveer 50.000 menschen aan het werk, en tenminste evenveel op haar plantages. Direct of indirect exploiteert zij 80 pet- van de spoorlijnen van Costa Rica en alle lijnen van republieken van Honduras. Guatamala en Salvador. Ook in Nicaragua, in Panama en in Columbia heeft de United Fruit Company zeer aanzienlijke belangen Zij heeft geheele steden gebouwd, zij onder houdt eigen ziekenhuizen en scholen. Oerwou den en moerassen heeft zij vruchtbaar en be woonbaar gemaakt. Dat alles is te danken aan de energie en het organisatietalent van Minor Keith. De „Nation" merkt ln een biografie van dezen man ten slotte op: „Hoe revolutionair bananen ook kunnen werken, dit beteekent nog niets tegenover den invloed, dien spoorwegen uitoefenen. Minor Keith's spoorlijnen doen nog heden ten dage voornamelijk dienst voor het trans-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 14