Van
25
H. D.-VERTELUNGEN
BINNENLAND
(2jdg€i&> maafi
FEUILLETON
De Roode Vingerafdruk
HAARLEM'S DAGBLAD
MAANDAG 2S AUGUSTUS 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
Naarhet Russisch van
DAVITSCHOFF.
Een lot.
Een vrachtschip glijdt den Donau af. Het
ligt diep. want de lading is zwaar. De oevers
zijn leeg, maar verderop dagen huizen op
ln den nevel. Daarin wonen menscheri die
Hongaarsch. Kroatlsch, Servisch en Tsje
chisch spreken. Zij verstaan elkander niet
maar zij zeggen aldoor hetzelfde: Zij hopen
op betere tijden, zij wenschen geld. Allen
praten daarover, denken daaraan, en wer
ken daarvoor.
Straks zijn er weer leege stukken land, met
dunne boomen, vereenzaamd, omdat de na
tuur hier gaapt met een tandeloozen mond.
In Radujevatsj wordt koren uitgeladen. Het
witte stof hecht zich als rijp aan het gras
langs den weg. Sen uur later vertrekt men
naar Pantchova. Het eind van de reis.
Pantchova is een treurige stad. Zij is om
geven door een muur van muggen. Pantchova
Js het oord voor malaria-cultuur.
Eschti's man is opzichter van de kostbare
lading. Eschtl begeleidt Galamb Natzi met
groot geduld op alle lange en afmattende
reizen, den Donau op en af. Zij lijken broer
en zuster, want nooddruft en noeste arbeid
hebben gelijkvormige rimpels en naden om
hun mond, oogen en neus gelegd.
Maar in het door de muggen geplaagde
Pantchova, ligt de toekomst. Dit is Galamb
Natzi's laatste reis geweest, en hij heeft
Eschti ln het oor gefluisterd: „Hier kunnen
wij beginnen". En Eschti heeft het begrepen.
Zij weet dat Galamb Natzi eindelijk genoeg
geld heeft overgespaard om zich in Pantcho
va te kunnen vestigen.
Dadelijk.verlaten zij den aanlegsteiger. Het
Instinct leidt hen naar het centrum van de
groote stad. Spoedig vinden zij wat ze zoeken.
Een enorme huurkazerne. Die is vol lawaai
van schreeuwende kinderen, lachende dienst-
meiden, snorrende naaimachines en het ge
rinkel van vaatwex-k. Uit de open vensters van
de bovenste verdieping gooien jongens, stuk
ken hout, kapot speelgoed en papiersnippers
op de binnenplaats. Hier huren Eschti en
Galamb Natzi eexx groot keldergewelf. Het is
leeg. piaar het wordtj spoedig gevuld met
kisten, zakken, balen, pakketten en doozen,
étui's en duizend en één kleine voorwerpen.
Galamb Natzi leent geld, op in bewaring
igegeven panden. Veel geld geeft hij. En hij
voelt zich als een weldoener, want hij helpt
vele zakenlui die in de knoei zitten, met zijn
centen uit den brand. Doch het gebeurt nog
al dikwijls dat zijn klanten geen rente kun
nen betalen, en dan worden de goederen het
eigendom van Eschtl en Galamb Natzi. Eschti
is altijd gewikkeld in een grooten wollen
omslagdoek. Het keldergewelf is vochtig.
Licht kan er alleen binnenkomen door de
deur, die, ook 's winters, open moet blijven
staan. Want een olielamp verslindt geld.
De zaken gaan echter goed. De kelder mag
dan al donker zijn: het geld is blinkend en
veelbelovend.
Een enkelen keer op een feestdag
gaan Eschtl en Galamb Natzi wel eens naar
de Andrassystrasse. Dan zetten zij zich op
een bank. Hun oogen knipperen, want de zon
is scherp.
En dan denken zij aan geld en aan klach
ten. Klachten die hun leven vullen: „De tij
den zijn zoo slecht". En dan antwoorden zij
steeds: „Ja de tijden zijn ook voor ons
zoo slecht. Konden wij maar eens een
grooten slag slaan". Zij zeggen zoo dikwijls:
„Konden wij maar eens een grooten slag
slaan" dat eindelijk op een credietlot dat
een jonge man eens bij hen verpand heeft,
een prijs van meer dan honderdvijftig dui
zend gulden valt.
Dat gebeurt op eersten Pinksterdag. Ga
lamb Natzi leest het in de courant. Harts
tochtelijk gilt hij: „Eschti, Eschti, kom toch
hier, kom toch spoedig hier, er is een won
der gebeurd". Eschti strompelt naderbij. Zij
leest. Zij beeft over haar geheele lichaam.
Tranen druppen uit haar kleine fletse oogen.
Als ze haar bezinning terug krijgt zegt ze:
„Scht, schfc, scht. Doe gauw de deur dicht. In
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 4 60 Coat.
per regel.
tê-C^S.ctc
's hemelsnaam pas op. Rijkdom is gauwer
bekend dan een moord".
Eén dag verheugt Eschti zich in het bezit
van zooveel geld. Maar dan begint ze bang
te worden en te klagen:
„Ach, wee ons. Zij zullen allemaal, komen
en hun panden terug vragen, omd^t wij rijk
zijn, zij zullen hun ellende wijten aan ons.
Iedere arme duivel zal vei-wachten, dat wij
hem een leven zonder zorgen zullen berei
den. Wacht maar: Straks komt Terka om
voor haar zoon te bedelen. Die wil violist wor
den. En dat moeten wij nou mogelijk maken.
Tot nu toe hadden wij alleen maar wat te
maken met Terka en Böschke en de kinde
ren Erzl en Bela, Maar ze zullen allemaal
komen die een beetje familie van ons zijn.
Neven en nichten zullen uit den grond
groeien. En zij zullen allemaal wenschen dat
v/ij dood gaan. Nooit zullen wij van ons geld
kunnen genieten".
Eschti en Galamb Natzi fluisteren met
elkander tot diep in den nacht. Als de rijke
menschen eindelijk in slaap gevallen zijn,
steunen zij in hun droomen.
Het valt hun zeer moeilijk om het gewon
nen geld vei-borgen te houden. Niemand be
kommert zich om armoede. Maar rijkdom
dringt immers als i*ook, door de scheuren en
naden in de wanden? Eschti en Galamb Natzi
hebben dertig jaar kou geleden in de hoop
dat zij zich eens zullen kunnen warmen aan
de vlam van het goud. Nu dreigen nijd en
hebzucht die vlam te verstikken. Eschti is
altijd een zachtmoedige vrouw geweest. Nu
voelt zij hoe haat in haar lijf wakker wordt.
Tot nu toe heeft zij alleen hekel aan kapita
listen gehad. Straks zal ze de geheele mensch
lieid haten.
Soms gebeurt, het dat een klant die iets
komt verpanden Natzi heeft om geen ver
denking te wekken de zaak aangehouden
ironische zinspelingen maakt op de geheim
zinnige schat. Dan slaat Eschti's geprikkeld
heid over in een weerzinwekkende driftbui.
Zij krijscht. onbeheerscht, zij stikt bijna van
woede. De klant vlucht ontzet. Galamb Natzi
beweegt geen spier van zijn gelaat. Hij bromt:
„Wat zijn woorden. Trek je er niets van aan".
Maar Eschti is verloren. Als zij spreekt ko
men er slechts verwenschlngen en vloeken
over haar lippen. „Dat de duivel hen allen
hale dat de pest hen moge vernietigen
dat zij met blindheid geslagen mogen wor
den" murmelt zij onophoudelijk. Maar men
behoeft haar niet naar een gekkenhuis te
brengen, want haar geld houdt haar goed
gevangen.
Galamb Natzi is was-geel geworden. Mager
en verdroogd als een mummie. „De groote
slag is geslagen".
En waar ik keek in de wereldzoo ver
ging het allen.
HET ONGEVAL TE INNSBRüCK.
In verband met het tragische ongeluk,
dat vermoedelijk aan de heeren Van Essen
en Hemmes tijdens hun tocht naar de Oetz-
talergletschers ovei-komen is, verneemt de
Tel., dat de heer Hemmes, die ongehuwd was.
werkzaam was aan de Amsterdamsche Bank.
De heer Luc. van Essen Hzn., lid der firma
H. van Essen, makelaar in machinerieën en
metalen, was gehuwd. Mevrouw Van Essen is
in Amsterdam teruggekeerd. Zij, is, na de
dagen van geweldige spanning en angst ge
heel gebroken door de droeve gebeurtenis,
tijdens de vacantiereis. Mevrouw Van Essen
heeft voorloopig haar intrek genomen bij
haar familie alhier. Beide heeren waren om
streeks dertig jaar oud.
De bekende zwemmer H. van Essen
is naar Innsbruck vertrokken, om, voor het
geval de vermoedelijk omgekomenen moch
ten worden gevonden, de noodige maatrege
len te kunnen nemen voor het overbrengen
naar Nederland,
NASPORINGEN ZONDER RESULTAAT.
De Tel. verneemt uit Innsbrück:
Omtrent het ongeluk, dat den heeren Hem
mes en Van Essen is overkomen kan nog ge
meld worden, dat beide heeren op 17 Augus
tus een tocht ondernamen naar de achter
ste Oetztalei-gletschers. Zij trokken over een
bergketen van 3000 Meter hoogte, terwijl
mevrouw Van Essen verkoos alleen een ge
makkelijker bergtocht te maken. Men kwam
overeen elkaar in een bepaalde berghut weer
te ontmoeten. De beide heeren kwamen daar
echter niet aan, waarop mevrouw Van Essen
de gendarmerie van een en ander op de
hoogte stelde. Een expeditie van vijftien man
zocht drie dagen lang. Inmiddels had een
groote verandering in het weer plaats en een
hooge laag nieuwe sneeuw wischte elk spoor
uit, terwijl nevel den arbeid bemoeilijkte. De
onderzoekingen, die tot dusver geen resul
taat hadden, zijn thans opgegeven. Mevrouw
Van Essen is naar Nederland teruggekeerd.
ALASTRIM.
Een studiereis.
De heer L. Heyermans, directeur van den
Geneeskundigen en Gezondheidsdienst te
Amsterdam en dr. Peeters, leider van de af-
deeling Volksgezondheid, hebben van het ge-
gemeentebestiiur machtiging' gekregen naar
Engeland te gaan om daar een studie te
maken van de alastrimgevallen aldaar en
vergelijkingen te- maken met den toestand
te Amsterdam. Zij zullen er spreken met
autoriteiten o.a. mét Sir George Newman,
leider van den Britschen Gezondheidsdienst.
Dr. Hannema, "eerste geneesheer aan het
ziekenhuis aan den Coolsingel uit Rotter
dam reist mee.
De meening van
dokter Heyermans.
De heer Heyermans, die Vrijdag een drin
gend beroep op de Burgerij heeft gedaan tot
vaccinatie en revaccinatie, heeft vóór zijn
vertrek aan persvertegenwoordigers nog
eenige mededeeiingen gedaan.
Waarom, nu plotseling dat dringende be
roep?
Het communiqué van Vrijdag was uitge
geven in overleg met de directeuren van de
Rotterd. Ziekenhuizen, den hoofdinspecteur
der Volksgezondheid dr. Terburgh, den leider
van de afd. Volksgezondheid dr. Peeters en
den directeur van het W. G. dr. Veldhuizen
en zij allen achtten het dringend beroep
gewenscht.
Want er zijn nog geen gevallen van alastrim
te Amsterdam voorgekomen, maar dat ia
meer geluk dan wijsheid, want uit alle
deelen van het land komen berichten van
gevallen.1
Wie de lijders in Rotterdam heeft gezien,
weet dat zij zeer zwaar ziek zijn. Als men
de lichte gevallen alti'ekt, is bovendien de
sterfte niet zoo heel gering. Te Rotterdam
heerscht een endemie, welke men niet te
licht moet achten.
Het is verkeerd zich ongerust te maker-
en het gevaar te overschatten. Maar on
derschatten moet men' het ook niet. Het is
heelemaal niet zeker, dat deze nog betrek
kelijk kleine epidemie niet de voorlooper is
van een grootere.
Daarom is het noodig ook de toestand
van Rotterdam toont dat aan op zijn
hoede te zijn, vooral ook omdat er zooveel
contact is tusschen Amsterdam en Rotter
dam.
Hoofdmotief voor de oproeping w,as ech
ter, dat alastrim bij K. B. is opgenomen in
de wet op de besmettelijke ziekten. Dat is
juist. Maar nu kan men alastrim niet
meer als een pokziekte beschouwen, waarop
de pokkenwet van toepassing is. Nu is niet
meer mogelijk: dw,ang-isolatie van contac
ten. Slechts vrijwillige isolatie is mogelijk.
Nu de toestand zoo is, als eenige verweer
middel de koepokstof is overgebleven, nu
moet men laten vaccineeren en revacci-
neeren. Niet wachten op het eerste geval
in de hoofdstad, v/ant komt dat, dan krijgt
men een run eii dan kunnen de artsen het
niet af.
Gevaar voor encephalitis bestaat bij revac
cinatie practisch niet, ook niet bij kinderen
beneden een jaar. Wat de andere kinderen
betreft, het alastrimgevaar is veel grooter
dan het encephalitis-gevaar, dus: wel vac
cinatie.
Tenslotte sprak de heer Heyermans over
de immuniteit. Bij de klassieke nonnale
vaccinatie was zij gemiddeld zeven jaar. Nu
er minder en bovendien kleinere
„streepjes" worden, gegeven, is de tijd vee-
korter. Met na een half jaar te laten re-
vaccineeren is men veilig. Het advies tot
her-inenting binnen een half jaar geldt niet-
voor kinderen, die kort geleden, volgens de
meening van den arts met goed gevolg, zijn
ingeënt.
Alastrim cn het leger.
Naar het Hbld. verneemt heeft de inspec
teur v,an den Geneeskundigen Dienst gene-
raal-majoor dr. Diehl, dezer dagen een
schrijven aan de onderdeelen van den ge
neeskundigen dienst der landmacht verzon
den, waarin wordt medegedeeld, dat mili
tairen, die zich met verlof naar Rotterdam
hebben begeven en van wie verondersteld
kan worden, dat zij in aanraking zijn ge
weest met een besmette omgeving, verplicht
zijn zich bij terugkomst bij den geneeskundi
gen dienst van hun garnizoen te melden.
Tot heden hebben zich in het leger geen
gevallen van alastrim voorgedaan.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 4 60 Cti. régel
Fyffes' Bananen zijn
zeer gemakkelijk te
onderscheiden door
het blauwe etiket
op iedere band.
Dit etiket geeft U
de garantie voor de
beste bananen; let
daarom zorgvuldig
op het merk.
Nieuwe patiënten
te Rotterdam.
Na eiken dag worden eenige patiënten,
zoo meldt de Rotterdamsche correspondent,
lijdende aan alastrim, in het hulpzieken
huis aan de Hildegardisstraat binnenge
bracht. De ziekte bi-eidt zich dus steeds uit.
Het tweede hulpziekenhuis aan de Hoog
straat is nog niet in gebruik genomen, daar
dat aan de Hildegardisstraat niet geheel be
zet is. Wanneer het aantal gevallen echter
blijft toenemen, zullen ook hier spoedig
patiënten opgenomen moeten worden.
De N.R.Crt. meldt:
Zaterdag hebben zich zes nieuwe gevallen
van alastrim in de stad voorgedaan. Vier
patiënten zijn in het Ziekenhuis opgeno
men.
AANRIJDING.
VIJFTIENJARIG WIELRIJDER ZWAAR
GEWOND.
De vijftienjarige R., zoo verneemt de Tel.
uit St. Pancras, die per fiets een boerenerf
afreed naar den weg, werd door een juist
snel voorbij rijdenden auto zoo ernstig aange
reden, dat hij zwaar gewond, naar het St.
Elizabethgesticht te Alkmaar moest woi-den
overgebracht. De autorijder, de heer G. uit
Lisse. verloor de macht over zijn stuur waar
door de auto in de diepe vaart langs den weg
reed. Den heer G. gelukte het, den auto te
verlaten, wat met groote moeite geschiedde.
DE KINDERVERLAMMING IN
NOORD-HOLLAND.
DE ZIEKTE TOT STAAN GEKOMEN.
De Tel. verneemt uit Edam:
Lieten de gevallen van kinderverlamming
in Edam zich aanvankelijk ernstig aanzien,
op het oogenblik schijnt- de ziekte toch tot
staan te zijn gekomen. Nieuwe gevallen de
den zich de laatste dagen niet voor, terwijl
reeds eenige kinderen aan de beterhand zijn.
Geen der patiëntjes is aan kinderverlam
ming overleden.
Het /gerucht, als zou er in deze gemeente
ook een geval van alastrim zich hebben
voorgedaan, is geheel uit de lucht gegre
pen. Het loos gerucht heeft wellicht dit voor
deel gehad, dat vrijwel de geheele bevolking
gebruik maakt van de door de gemeente
verschafte gelegenheid tot kostelooze in
enting.
Het Volk deelt nog mede dat weliswaar een
patientje, dat aan kinderverlamming gele
den had, is overleden, maar vermoedelijk ten
gevolge van longontsteking.
EEN PAK MEISJESKLEEREN
GEVONDEN.
MISDAAD?
Op de groote heide bij Venlo heeft de veld
politie Donderdagavond in een droge mfet
hooge heide begroeide greppel aan den zoom
van een bosch, een saamgébonden pak
meisjeskleeren (vermoedelijk van een meisje
van 1519 jaar) gevonden, bevattende: een
paar lage schoenen, een grijze mantel; een
witte zakdoek, een hemd, een licht roode
directoire en een paar grijze zijden kousen.
De mantel vertoonde eenige bloedvlekken.
Een daarin gevonden portemonnaie bevatte
eenig Duitsch geld alsmede een spoorkaartje
van Breijel-Gladbach, gestempeld 4 Augustus.
Bij de politie te Venlo is, behalve de ver
dwijning van een meisje van ongeveer 15
jaar uit Essen, in het begin van deze maand,
geen vermissing bekend waarop deze kleeren
betrekking zouden kunnen hebben. Alle auto
riteiten over de grens zijn in kennis gesteld
van de vondst.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
het eerste ooAenblik
af. dat U Cadum Zeep
èebruikt.zult O een
éenot onderdaan,
hetwelk U
waarschijnlijk nooit
tevoren éehad heeft
ten hard stuk
teep.dal lof het
laatste vliesje
éebruikt kan
worden
ct
UithetDuitsch van
MATTHIAS BLANK.
7)
De secretaris streek met den rug van zijn
ihand over zijn spitse kin, keek een poosje
voor zich uit. trok zijn schouders op en zei:
Ik heb hem toch met absolute zeker
heid herkend.
U hebt toch niet te veel w(Jn aan tafel
gehad? spotte de bediende lachend en ging
heen.
De secretaris ging langzaam naar de werk
kamer: hij bleef een paar keer hoofdschud-
tiend staan en mompelde:
Dan moet het waarachtig een dubbel
ganger geweest zijn!
Ondertusschen had de auto van de Lan-
genbach het huis van Martin Heinecke be
reikt. Het was een oud huis. dat door een
bekend architect zoo verbouwd was, dat niet
alleen de gevels van 't huis op 'n klein kasteel
uit den baroktijd leken, maar ook het inte
rieur dezelfden stijl had.
Martin Heinecke was een bekend groot-in
dustrieel en financier, die in tal van bedrij
ven betrokken was. Zoo bekend als zijn rijk
dom was, zoo bekend was ook dc onvoorzich
tigheid waarmee hij soms ondernemingen op
touw zette. Ook de manier waarop hij zijn
gasten ontving, bewees dat hij verkwistend
kon zijn. maar voor wat zijn eigen persoon
betrof, was hij niet veeleischend en dikwijls
zelfs gierig.
Dc meestergasten bevonden zich in de
jgi'oote feestzaal met marmeren wanden, waar
boven fresco's van een beroemd schilder wa
ren aangebracht. Aan den zuidelijken kant
was de zaal rond uitgebouwd en deze roton
de deed dienst als muziekzaal. Er stond een
Blüthnervleugel en vlak daarbij bevond zich
een bekend pianist die met andere kunste
naars uitgenoodigd was om de gasten ont
spanning van superieure soort te schenken.
Martin Heinecke zelf was een man wiens
leeftijd moeilijk te raden viel; zijn door de
zon verbrand, tanig gezicht, was glad ge
schoren en boven de borstelige wenkbrau
wen waren sterke rimpels, zooals men dik
wijls bij groote musici ziet en die het on
mogelijk maakten om vast te stellen of hij
beneden of boven de veertig was.
Hij was weduwnaar en een groot bewon
deraar van al het vrouwelijk schoon.
Dezen avond zag men hem, zooals hij ge
woonlijk deed, nu eens bij deze en dan weer
een andere groep gasten, hij was zijn gezel
schap dubbel en dwars waard.
Kitty Langenbach had al dadelijk bij het
begin van het souper gezien, dat Bobbie von
Matrei ook onder de gasten was, hij zat
echter aan een andere tafel en was in druk
gesprek met twee leden van het geografisch
instituut, die zijn onderzoekingsreis gesteund
hadden en waai-toe. ook Martin Heinecke be
hoorde. Kitty Lüixgenbacht wist niet of hij
haar ook gezien had; ze vond het in elk ge-
va'. het verstandigst om haar man niet op
Bobbie's aanwezigheid attent te maken.
Ze had gezien hoe de oogen van haar man
den lieelen avond al een onzekere uitdi'uk-
king hadden, die erger geworden was nadat
Martin Heinecke een kort onderhoud onder
vier oogen met hem had gehad. Maar zij
vond het maar beter om niets te vragen.
Martin Heinecke had zijn gasten juist mee
gedeeld. dat de operazangeres Wiarda een
paar liederen zou zingen, op den vleugel be
geleid door professor Torstein cn alle gasten
begaven zich naar de rotonde.
Opeens voelde Kitty dat haar hand door
haar man vastgegrepen werd en haastig
fluisterde hij haar toe:
Ik moet met je spreken, dit is een ge
schikt moment in de speelkamer zoekt nie
mand ons.
Ze drukte de lippen op elkaar en knikte.
In de speelkamer was het schemerdonker;
de gestalten van Langenbach en zijn vrouw
stonden als-schaduwen in het vertrek; hun
stemmen klonken gedempt, maar ze trilden
van toenemende opwinding.
De speelkamer lag een weinig terzijde en
niet in den weg van de bedienden, dus kon
den zij ongestoord praten.
Fluisterend had Langenbach zijn vrouw
een«eisch gesteld, die Kitty niet wilde inwil
ligen.
Iets dergelijks kwam niet onverwacht voor
haar en dat was dan ook de reden dat zij de
uitnoodiging niet gaarne had aangenomen.
Sissend herhaalde Langenbach den eisch.
Het moet! Heinecke heeft me afgewezen.
Eén wooi-d van Jou. en hij doet de toezeg
ging die ik noodig heb, tóch.
Ik wéét niets van zaken, klonk het af
werend.
Dat komt er niets op aan. Ik kan een
schitterende onderneming op touw zetten, als
Martin Heinecke er aan deel neemt. Zijn
naam geeft vertrouwen, we zijn dan zeker
van ons succes. Er staan honderd-duizenden
op het spel.
En hij heeft al geweigerd?
Omdat hij het niet op mij -begrepen
heeft; die weigering betrof mij, doch niet de
onderneming. Hij mag mij niet omdat ik
jouw man ben en hij in mij de oorzaak ziet,
dat jij zoo ijzig en afwijzend tegenover hena
bent.
Moet ik dat dan soms niet zijn? Ik
haat dien man, die mij zoo beleedigd heeft.
Kitty was fel verontwaardigd en zij draai
de haar man den rug toe.
Je gebruikt zulke groote woorden, zoo
erg was het toch niet.
Wat jij maar niet erg noemt! Was de
manier waarop hij zijn bewondering voor mij
te kennen gaf, soms niet beleedigend? Van
vei'keerd opvatten is geen sprake: zijn woor
den waren maar al te duidelijk.
Hij bewondert je schoonheid nu een
maal en daarin staat hij toch niet alleen.
Vrouwen hooren het overigens wel graag dat
zij bewonderd worden!
Zij trok minachtend haar schouders op;
en viel verontwaardigd uit:
Zoo noem jij het, omdat het op het
oogenblik in jouw ki-aam te pas komt. Maar je
weet best dat ik gelijk heb. Ik haat dien man
en veracht hem cn daar heb ik het volste
recht toe. Zijn bedoelingen zijn niet zuiver,
dat weet jij ook wel.
Even was het stil. Langenbach drukte de
lippen op elkaar; door de schemering in de
kamer kon zij de uitdrukking op zijn gezicht
niet zien.
Toen lachte hij.
Jij moet zijn woorden niet zoo opvatten.
Wees een beetje vriendeüj ktegen hem. flirt
op een onschuldige manier een beetje met
hem totdat hij zijn deelneming toegezegd
heeft.
Bedoel jebedoel je dat ernstig?
Natuurlijk Daar steekt toch niets in?
Dus jij zoudt willen, dat ik me zoo
schandelijk vernederde?
Wees niet zoo zwaar op de hand! Het
is toch niet zoo erg als je een beetje met
hem flirt.
Verlang je dus werkelijk dat ikdat
ik
Dat je met hem spreekt, dat je verstan
dig bent!
Dat kan ik niet.
Toen gx-eep hij haar heftig bij den pols en
trok haar naar zich toe.
Je zult het doen? Ik heb geen zin om
een vermogen te verliezen door jouw dwaas
heid.
Dwaasheid?
Ja! Er gebeurt toch: niets wat niet in
de haak is? Je hoeft alleen maar te doen als
of jij een beetje toeschietelijker bent, als hij
maar d.inkt
Wil je me werkelijk zoo iets vernede
rends laten doen? hijgde Kitty.
Ik sta er op, hoor je? Ik verlang het
En hij greep haar hand zoo stevig beet, dat
zij het gevoel had of zij handboeien aan had.
Je doet me zeer
Qnzin! zei hij ruw. Dus je gaat naar
hem tocc Ik wil je er niet aan herinneren,
dat ik meermalen in de bres gesprongen ben
voor de lichtzinnigheid van je vader en broer-,
maar ik wil in elk geval niet dat mij door
jouw lichtzinnigheid zoo'n mooie kans ont
gaat. Je zult je anders tegenover hem gedra
gen en hem niet steeds uit den weg gaan. Dat
vei lang ik en ik heb het recht dat van je te
eischen.
Toen stiet hij haar van zich af.
Nu weet je het! Ik ben gewoon mijn wil
door te zetten, hoor je? Moet ik je daaraan
nog herinneren? Ik ga nu naar de zaal terug,
jij kunt met je zelf overleggen hoe je denkt
dat je hem het beste tegemoet kunt komen.
Het is. tenslotte alleen maar om een glim
lach en een schertsend woord te doen. Over
een paar minuten heb. je je kalmte weer te
rug en zul je inzien hoe je overdreven hebt.
En zonder nog eens om te zien ging Lan
genbach met zijn lichten, wiegenden gang de
kamer uit.
(Wordt vervolgd.).