Van 25 H. D.-VERTELUNGEN BINNENLAND (2jdg€i&> maafi FEUILLETON De Roode Vingerafdruk HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 2S AUGUSTUS 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) Naarhet Russisch van DAVITSCHOFF. Een lot. Een vrachtschip glijdt den Donau af. Het ligt diep. want de lading is zwaar. De oevers zijn leeg, maar verderop dagen huizen op ln den nevel. Daarin wonen menscheri die Hongaarsch. Kroatlsch, Servisch en Tsje chisch spreken. Zij verstaan elkander niet maar zij zeggen aldoor hetzelfde: Zij hopen op betere tijden, zij wenschen geld. Allen praten daarover, denken daaraan, en wer ken daarvoor. Straks zijn er weer leege stukken land, met dunne boomen, vereenzaamd, omdat de na tuur hier gaapt met een tandeloozen mond. In Radujevatsj wordt koren uitgeladen. Het witte stof hecht zich als rijp aan het gras langs den weg. Sen uur later vertrekt men naar Pantchova. Het eind van de reis. Pantchova is een treurige stad. Zij is om geven door een muur van muggen. Pantchova Js het oord voor malaria-cultuur. Eschti's man is opzichter van de kostbare lading. Eschtl begeleidt Galamb Natzi met groot geduld op alle lange en afmattende reizen, den Donau op en af. Zij lijken broer en zuster, want nooddruft en noeste arbeid hebben gelijkvormige rimpels en naden om hun mond, oogen en neus gelegd. Maar in het door de muggen geplaagde Pantchova, ligt de toekomst. Dit is Galamb Natzi's laatste reis geweest, en hij heeft Eschti ln het oor gefluisterd: „Hier kunnen wij beginnen". En Eschti heeft het begrepen. Zij weet dat Galamb Natzi eindelijk genoeg geld heeft overgespaard om zich in Pantcho va te kunnen vestigen. Dadelijk.verlaten zij den aanlegsteiger. Het Instinct leidt hen naar het centrum van de groote stad. Spoedig vinden zij wat ze zoeken. Een enorme huurkazerne. Die is vol lawaai van schreeuwende kinderen, lachende dienst- meiden, snorrende naaimachines en het ge rinkel van vaatwex-k. Uit de open vensters van de bovenste verdieping gooien jongens, stuk ken hout, kapot speelgoed en papiersnippers op de binnenplaats. Hier huren Eschti en Galamb Natzi eexx groot keldergewelf. Het is leeg. piaar het wordtj spoedig gevuld met kisten, zakken, balen, pakketten en doozen, étui's en duizend en één kleine voorwerpen. Galamb Natzi leent geld, op in bewaring igegeven panden. Veel geld geeft hij. En hij voelt zich als een weldoener, want hij helpt vele zakenlui die in de knoei zitten, met zijn centen uit den brand. Doch het gebeurt nog al dikwijls dat zijn klanten geen rente kun nen betalen, en dan worden de goederen het eigendom van Eschtl en Galamb Natzi. Eschti is altijd gewikkeld in een grooten wollen omslagdoek. Het keldergewelf is vochtig. Licht kan er alleen binnenkomen door de deur, die, ook 's winters, open moet blijven staan. Want een olielamp verslindt geld. De zaken gaan echter goed. De kelder mag dan al donker zijn: het geld is blinkend en veelbelovend. Een enkelen keer op een feestdag gaan Eschtl en Galamb Natzi wel eens naar de Andrassystrasse. Dan zetten zij zich op een bank. Hun oogen knipperen, want de zon is scherp. En dan denken zij aan geld en aan klach ten. Klachten die hun leven vullen: „De tij den zijn zoo slecht". En dan antwoorden zij steeds: „Ja de tijden zijn ook voor ons zoo slecht. Konden wij maar eens een grooten slag slaan". Zij zeggen zoo dikwijls: „Konden wij maar eens een grooten slag slaan" dat eindelijk op een credietlot dat een jonge man eens bij hen verpand heeft, een prijs van meer dan honderdvijftig dui zend gulden valt. Dat gebeurt op eersten Pinksterdag. Ga lamb Natzi leest het in de courant. Harts tochtelijk gilt hij: „Eschti, Eschti, kom toch hier, kom toch spoedig hier, er is een won der gebeurd". Eschti strompelt naderbij. Zij leest. Zij beeft over haar geheele lichaam. Tranen druppen uit haar kleine fletse oogen. Als ze haar bezinning terug krijgt zegt ze: „Scht, schfc, scht. Doe gauw de deur dicht. In INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 4 60 Coat. per regel. tê-C^S.ctc 's hemelsnaam pas op. Rijkdom is gauwer bekend dan een moord". Eén dag verheugt Eschti zich in het bezit van zooveel geld. Maar dan begint ze bang te worden en te klagen: „Ach, wee ons. Zij zullen allemaal, komen en hun panden terug vragen, omd^t wij rijk zijn, zij zullen hun ellende wijten aan ons. Iedere arme duivel zal vei-wachten, dat wij hem een leven zonder zorgen zullen berei den. Wacht maar: Straks komt Terka om voor haar zoon te bedelen. Die wil violist wor den. En dat moeten wij nou mogelijk maken. Tot nu toe hadden wij alleen maar wat te maken met Terka en Böschke en de kinde ren Erzl en Bela, Maar ze zullen allemaal komen die een beetje familie van ons zijn. Neven en nichten zullen uit den grond groeien. En zij zullen allemaal wenschen dat v/ij dood gaan. Nooit zullen wij van ons geld kunnen genieten". Eschti en Galamb Natzi fluisteren met elkander tot diep in den nacht. Als de rijke menschen eindelijk in slaap gevallen zijn, steunen zij in hun droomen. Het valt hun zeer moeilijk om het gewon nen geld vei-borgen te houden. Niemand be kommert zich om armoede. Maar rijkdom dringt immers als i*ook, door de scheuren en naden in de wanden? Eschti en Galamb Natzi hebben dertig jaar kou geleden in de hoop dat zij zich eens zullen kunnen warmen aan de vlam van het goud. Nu dreigen nijd en hebzucht die vlam te verstikken. Eschti is altijd een zachtmoedige vrouw geweest. Nu voelt zij hoe haat in haar lijf wakker wordt. Tot nu toe heeft zij alleen hekel aan kapita listen gehad. Straks zal ze de geheele mensch lieid haten. Soms gebeurt, het dat een klant die iets komt verpanden Natzi heeft om geen ver denking te wekken de zaak aangehouden ironische zinspelingen maakt op de geheim zinnige schat. Dan slaat Eschti's geprikkeld heid over in een weerzinwekkende driftbui. Zij krijscht. onbeheerscht, zij stikt bijna van woede. De klant vlucht ontzet. Galamb Natzi beweegt geen spier van zijn gelaat. Hij bromt: „Wat zijn woorden. Trek je er niets van aan". Maar Eschti is verloren. Als zij spreekt ko men er slechts verwenschlngen en vloeken over haar lippen. „Dat de duivel hen allen hale dat de pest hen moge vernietigen dat zij met blindheid geslagen mogen wor den" murmelt zij onophoudelijk. Maar men behoeft haar niet naar een gekkenhuis te brengen, want haar geld houdt haar goed gevangen. Galamb Natzi is was-geel geworden. Mager en verdroogd als een mummie. „De groote slag is geslagen". En waar ik keek in de wereldzoo ver ging het allen. HET ONGEVAL TE INNSBRüCK. In verband met het tragische ongeluk, dat vermoedelijk aan de heeren Van Essen en Hemmes tijdens hun tocht naar de Oetz- talergletschers ovei-komen is, verneemt de Tel., dat de heer Hemmes, die ongehuwd was. werkzaam was aan de Amsterdamsche Bank. De heer Luc. van Essen Hzn., lid der firma H. van Essen, makelaar in machinerieën en metalen, was gehuwd. Mevrouw Van Essen is in Amsterdam teruggekeerd. Zij, is, na de dagen van geweldige spanning en angst ge heel gebroken door de droeve gebeurtenis, tijdens de vacantiereis. Mevrouw Van Essen heeft voorloopig haar intrek genomen bij haar familie alhier. Beide heeren waren om streeks dertig jaar oud. De bekende zwemmer H. van Essen is naar Innsbruck vertrokken, om, voor het geval de vermoedelijk omgekomenen moch ten worden gevonden, de noodige maatrege len te kunnen nemen voor het overbrengen naar Nederland, NASPORINGEN ZONDER RESULTAAT. De Tel. verneemt uit Innsbrück: Omtrent het ongeluk, dat den heeren Hem mes en Van Essen is overkomen kan nog ge meld worden, dat beide heeren op 17 Augus tus een tocht ondernamen naar de achter ste Oetztalei-gletschers. Zij trokken over een bergketen van 3000 Meter hoogte, terwijl mevrouw Van Essen verkoos alleen een ge makkelijker bergtocht te maken. Men kwam overeen elkaar in een bepaalde berghut weer te ontmoeten. De beide heeren kwamen daar echter niet aan, waarop mevrouw Van Essen de gendarmerie van een en ander op de hoogte stelde. Een expeditie van vijftien man zocht drie dagen lang. Inmiddels had een groote verandering in het weer plaats en een hooge laag nieuwe sneeuw wischte elk spoor uit, terwijl nevel den arbeid bemoeilijkte. De onderzoekingen, die tot dusver geen resul taat hadden, zijn thans opgegeven. Mevrouw Van Essen is naar Nederland teruggekeerd. ALASTRIM. Een studiereis. De heer L. Heyermans, directeur van den Geneeskundigen en Gezondheidsdienst te Amsterdam en dr. Peeters, leider van de af- deeling Volksgezondheid, hebben van het ge- gemeentebestiiur machtiging' gekregen naar Engeland te gaan om daar een studie te maken van de alastrimgevallen aldaar en vergelijkingen te- maken met den toestand te Amsterdam. Zij zullen er spreken met autoriteiten o.a. mét Sir George Newman, leider van den Britschen Gezondheidsdienst. Dr. Hannema, "eerste geneesheer aan het ziekenhuis aan den Coolsingel uit Rotter dam reist mee. De meening van dokter Heyermans. De heer Heyermans, die Vrijdag een drin gend beroep op de Burgerij heeft gedaan tot vaccinatie en revaccinatie, heeft vóór zijn vertrek aan persvertegenwoordigers nog eenige mededeeiingen gedaan. Waarom, nu plotseling dat dringende be roep? Het communiqué van Vrijdag was uitge geven in overleg met de directeuren van de Rotterd. Ziekenhuizen, den hoofdinspecteur der Volksgezondheid dr. Terburgh, den leider van de afd. Volksgezondheid dr. Peeters en den directeur van het W. G. dr. Veldhuizen en zij allen achtten het dringend beroep gewenscht. Want er zijn nog geen gevallen van alastrim te Amsterdam voorgekomen, maar dat ia meer geluk dan wijsheid, want uit alle deelen van het land komen berichten van gevallen.1 Wie de lijders in Rotterdam heeft gezien, weet dat zij zeer zwaar ziek zijn. Als men de lichte gevallen alti'ekt, is bovendien de sterfte niet zoo heel gering. Te Rotterdam heerscht een endemie, welke men niet te licht moet achten. Het is verkeerd zich ongerust te maker- en het gevaar te overschatten. Maar on derschatten moet men' het ook niet. Het is heelemaal niet zeker, dat deze nog betrek kelijk kleine epidemie niet de voorlooper is van een grootere. Daarom is het noodig ook de toestand van Rotterdam toont dat aan op zijn hoede te zijn, vooral ook omdat er zooveel contact is tusschen Amsterdam en Rotter dam. Hoofdmotief voor de oproeping w,as ech ter, dat alastrim bij K. B. is opgenomen in de wet op de besmettelijke ziekten. Dat is juist. Maar nu kan men alastrim niet meer als een pokziekte beschouwen, waarop de pokkenwet van toepassing is. Nu is niet meer mogelijk: dw,ang-isolatie van contac ten. Slechts vrijwillige isolatie is mogelijk. Nu de toestand zoo is, als eenige verweer middel de koepokstof is overgebleven, nu moet men laten vaccineeren en revacci- neeren. Niet wachten op het eerste geval in de hoofdstad, v/ant komt dat, dan krijgt men een run eii dan kunnen de artsen het niet af. Gevaar voor encephalitis bestaat bij revac cinatie practisch niet, ook niet bij kinderen beneden een jaar. Wat de andere kinderen betreft, het alastrimgevaar is veel grooter dan het encephalitis-gevaar, dus: wel vac cinatie. Tenslotte sprak de heer Heyermans over de immuniteit. Bij de klassieke nonnale vaccinatie was zij gemiddeld zeven jaar. Nu er minder en bovendien kleinere „streepjes" worden, gegeven, is de tijd vee- korter. Met na een half jaar te laten re- vaccineeren is men veilig. Het advies tot her-inenting binnen een half jaar geldt niet- voor kinderen, die kort geleden, volgens de meening van den arts met goed gevolg, zijn ingeënt. Alastrim cn het leger. Naar het Hbld. verneemt heeft de inspec teur v,an den Geneeskundigen Dienst gene- raal-majoor dr. Diehl, dezer dagen een schrijven aan de onderdeelen van den ge neeskundigen dienst der landmacht verzon den, waarin wordt medegedeeld, dat mili tairen, die zich met verlof naar Rotterdam hebben begeven en van wie verondersteld kan worden, dat zij in aanraking zijn ge weest met een besmette omgeving, verplicht zijn zich bij terugkomst bij den geneeskundi gen dienst van hun garnizoen te melden. Tot heden hebben zich in het leger geen gevallen van alastrim voorgedaan. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 4 60 Cti. régel Fyffes' Bananen zijn zeer gemakkelijk te onderscheiden door het blauwe etiket op iedere band. Dit etiket geeft U de garantie voor de beste bananen; let daarom zorgvuldig op het merk. Nieuwe patiënten te Rotterdam. Na eiken dag worden eenige patiënten, zoo meldt de Rotterdamsche correspondent, lijdende aan alastrim, in het hulpzieken huis aan de Hildegardisstraat binnenge bracht. De ziekte bi-eidt zich dus steeds uit. Het tweede hulpziekenhuis aan de Hoog straat is nog niet in gebruik genomen, daar dat aan de Hildegardisstraat niet geheel be zet is. Wanneer het aantal gevallen echter blijft toenemen, zullen ook hier spoedig patiënten opgenomen moeten worden. De N.R.Crt. meldt: Zaterdag hebben zich zes nieuwe gevallen van alastrim in de stad voorgedaan. Vier patiënten zijn in het Ziekenhuis opgeno men. AANRIJDING. VIJFTIENJARIG WIELRIJDER ZWAAR GEWOND. De vijftienjarige R., zoo verneemt de Tel. uit St. Pancras, die per fiets een boerenerf afreed naar den weg, werd door een juist snel voorbij rijdenden auto zoo ernstig aange reden, dat hij zwaar gewond, naar het St. Elizabethgesticht te Alkmaar moest woi-den overgebracht. De autorijder, de heer G. uit Lisse. verloor de macht over zijn stuur waar door de auto in de diepe vaart langs den weg reed. Den heer G. gelukte het, den auto te verlaten, wat met groote moeite geschiedde. DE KINDERVERLAMMING IN NOORD-HOLLAND. DE ZIEKTE TOT STAAN GEKOMEN. De Tel. verneemt uit Edam: Lieten de gevallen van kinderverlamming in Edam zich aanvankelijk ernstig aanzien, op het oogenblik schijnt- de ziekte toch tot staan te zijn gekomen. Nieuwe gevallen de den zich de laatste dagen niet voor, terwijl reeds eenige kinderen aan de beterhand zijn. Geen der patiëntjes is aan kinderverlam ming overleden. Het /gerucht, als zou er in deze gemeente ook een geval van alastrim zich hebben voorgedaan, is geheel uit de lucht gegre pen. Het loos gerucht heeft wellicht dit voor deel gehad, dat vrijwel de geheele bevolking gebruik maakt van de door de gemeente verschafte gelegenheid tot kostelooze in enting. Het Volk deelt nog mede dat weliswaar een patientje, dat aan kinderverlamming gele den had, is overleden, maar vermoedelijk ten gevolge van longontsteking. EEN PAK MEISJESKLEEREN GEVONDEN. MISDAAD? Op de groote heide bij Venlo heeft de veld politie Donderdagavond in een droge mfet hooge heide begroeide greppel aan den zoom van een bosch, een saamgébonden pak meisjeskleeren (vermoedelijk van een meisje van 1519 jaar) gevonden, bevattende: een paar lage schoenen, een grijze mantel; een witte zakdoek, een hemd, een licht roode directoire en een paar grijze zijden kousen. De mantel vertoonde eenige bloedvlekken. Een daarin gevonden portemonnaie bevatte eenig Duitsch geld alsmede een spoorkaartje van Breijel-Gladbach, gestempeld 4 Augustus. Bij de politie te Venlo is, behalve de ver dwijning van een meisje van ongeveer 15 jaar uit Essen, in het begin van deze maand, geen vermissing bekend waarop deze kleeren betrekking zouden kunnen hebben. Alle auto riteiten over de grens zijn in kennis gesteld van de vondst. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. het eerste ooAenblik af. dat U Cadum Zeep èebruikt.zult O een éenot onderdaan, hetwelk U waarschijnlijk nooit tevoren éehad heeft ten hard stuk teep.dal lof het laatste vliesje éebruikt kan worden ct UithetDuitsch van MATTHIAS BLANK. 7) De secretaris streek met den rug van zijn ihand over zijn spitse kin, keek een poosje voor zich uit. trok zijn schouders op en zei: Ik heb hem toch met absolute zeker heid herkend. U hebt toch niet te veel w(Jn aan tafel gehad? spotte de bediende lachend en ging heen. De secretaris ging langzaam naar de werk kamer: hij bleef een paar keer hoofdschud- tiend staan en mompelde: Dan moet het waarachtig een dubbel ganger geweest zijn! Ondertusschen had de auto van de Lan- genbach het huis van Martin Heinecke be reikt. Het was een oud huis. dat door een bekend architect zoo verbouwd was, dat niet alleen de gevels van 't huis op 'n klein kasteel uit den baroktijd leken, maar ook het inte rieur dezelfden stijl had. Martin Heinecke was een bekend groot-in dustrieel en financier, die in tal van bedrij ven betrokken was. Zoo bekend als zijn rijk dom was, zoo bekend was ook dc onvoorzich tigheid waarmee hij soms ondernemingen op touw zette. Ook de manier waarop hij zijn gasten ontving, bewees dat hij verkwistend kon zijn. maar voor wat zijn eigen persoon betrof, was hij niet veeleischend en dikwijls zelfs gierig. Dc meestergasten bevonden zich in de jgi'oote feestzaal met marmeren wanden, waar boven fresco's van een beroemd schilder wa ren aangebracht. Aan den zuidelijken kant was de zaal rond uitgebouwd en deze roton de deed dienst als muziekzaal. Er stond een Blüthnervleugel en vlak daarbij bevond zich een bekend pianist die met andere kunste naars uitgenoodigd was om de gasten ont spanning van superieure soort te schenken. Martin Heinecke zelf was een man wiens leeftijd moeilijk te raden viel; zijn door de zon verbrand, tanig gezicht, was glad ge schoren en boven de borstelige wenkbrau wen waren sterke rimpels, zooals men dik wijls bij groote musici ziet en die het on mogelijk maakten om vast te stellen of hij beneden of boven de veertig was. Hij was weduwnaar en een groot bewon deraar van al het vrouwelijk schoon. Dezen avond zag men hem, zooals hij ge woonlijk deed, nu eens bij deze en dan weer een andere groep gasten, hij was zijn gezel schap dubbel en dwars waard. Kitty Langenbach had al dadelijk bij het begin van het souper gezien, dat Bobbie von Matrei ook onder de gasten was, hij zat echter aan een andere tafel en was in druk gesprek met twee leden van het geografisch instituut, die zijn onderzoekingsreis gesteund hadden en waai-toe. ook Martin Heinecke be hoorde. Kitty Lüixgenbacht wist niet of hij haar ook gezien had; ze vond het in elk ge- va'. het verstandigst om haar man niet op Bobbie's aanwezigheid attent te maken. Ze had gezien hoe de oogen van haar man den lieelen avond al een onzekere uitdi'uk- king hadden, die erger geworden was nadat Martin Heinecke een kort onderhoud onder vier oogen met hem had gehad. Maar zij vond het maar beter om niets te vragen. Martin Heinecke had zijn gasten juist mee gedeeld. dat de operazangeres Wiarda een paar liederen zou zingen, op den vleugel be geleid door professor Torstein cn alle gasten begaven zich naar de rotonde. Opeens voelde Kitty dat haar hand door haar man vastgegrepen werd en haastig fluisterde hij haar toe: Ik moet met je spreken, dit is een ge schikt moment in de speelkamer zoekt nie mand ons. Ze drukte de lippen op elkaar en knikte. In de speelkamer was het schemerdonker; de gestalten van Langenbach en zijn vrouw stonden als-schaduwen in het vertrek; hun stemmen klonken gedempt, maar ze trilden van toenemende opwinding. De speelkamer lag een weinig terzijde en niet in den weg van de bedienden, dus kon den zij ongestoord praten. Fluisterend had Langenbach zijn vrouw een«eisch gesteld, die Kitty niet wilde inwil ligen. Iets dergelijks kwam niet onverwacht voor haar en dat was dan ook de reden dat zij de uitnoodiging niet gaarne had aangenomen. Sissend herhaalde Langenbach den eisch. Het moet! Heinecke heeft me afgewezen. Eén wooi-d van Jou. en hij doet de toezeg ging die ik noodig heb, tóch. Ik wéét niets van zaken, klonk het af werend. Dat komt er niets op aan. Ik kan een schitterende onderneming op touw zetten, als Martin Heinecke er aan deel neemt. Zijn naam geeft vertrouwen, we zijn dan zeker van ons succes. Er staan honderd-duizenden op het spel. En hij heeft al geweigerd? Omdat hij het niet op mij -begrepen heeft; die weigering betrof mij, doch niet de onderneming. Hij mag mij niet omdat ik jouw man ben en hij in mij de oorzaak ziet, dat jij zoo ijzig en afwijzend tegenover hena bent. Moet ik dat dan soms niet zijn? Ik haat dien man, die mij zoo beleedigd heeft. Kitty was fel verontwaardigd en zij draai de haar man den rug toe. Je gebruikt zulke groote woorden, zoo erg was het toch niet. Wat jij maar niet erg noemt! Was de manier waarop hij zijn bewondering voor mij te kennen gaf, soms niet beleedigend? Van vei'keerd opvatten is geen sprake: zijn woor den waren maar al te duidelijk. Hij bewondert je schoonheid nu een maal en daarin staat hij toch niet alleen. Vrouwen hooren het overigens wel graag dat zij bewonderd worden! Zij trok minachtend haar schouders op; en viel verontwaardigd uit: Zoo noem jij het, omdat het op het oogenblik in jouw ki-aam te pas komt. Maar je weet best dat ik gelijk heb. Ik haat dien man en veracht hem cn daar heb ik het volste recht toe. Zijn bedoelingen zijn niet zuiver, dat weet jij ook wel. Even was het stil. Langenbach drukte de lippen op elkaar; door de schemering in de kamer kon zij de uitdrukking op zijn gezicht niet zien. Toen lachte hij. Jij moet zijn woorden niet zoo opvatten. Wees een beetje vriendeüj ktegen hem. flirt op een onschuldige manier een beetje met hem totdat hij zijn deelneming toegezegd heeft. Bedoel jebedoel je dat ernstig? Natuurlijk Daar steekt toch niets in? Dus jij zoudt willen, dat ik me zoo schandelijk vernederde? Wees niet zoo zwaar op de hand! Het is toch niet zoo erg als je een beetje met hem flirt. Verlang je dus werkelijk dat ikdat ik Dat je met hem spreekt, dat je verstan dig bent! Dat kan ik niet. Toen gx-eep hij haar heftig bij den pols en trok haar naar zich toe. Je zult het doen? Ik heb geen zin om een vermogen te verliezen door jouw dwaas heid. Dwaasheid? Ja! Er gebeurt toch: niets wat niet in de haak is? Je hoeft alleen maar te doen als of jij een beetje toeschietelijker bent, als hij maar d.inkt Wil je me werkelijk zoo iets vernede rends laten doen? hijgde Kitty. Ik sta er op, hoor je? Ik verlang het En hij greep haar hand zoo stevig beet, dat zij het gevoel had of zij handboeien aan had. Je doet me zeer Qnzin! zei hij ruw. Dus je gaat naar hem tocc Ik wil je er niet aan herinneren, dat ik meermalen in de bres gesprongen ben voor de lichtzinnigheid van je vader en broer-, maar ik wil in elk geval niet dat mij door jouw lichtzinnigheid zoo'n mooie kans ont gaat. Je zult je anders tegenover hem gedra gen en hem niet steeds uit den weg gaan. Dat vei lang ik en ik heb het recht dat van je te eischen. Toen stiet hij haar van zich af. Nu weet je het! Ik ben gewoon mijn wil door te zetten, hoor je? Moet ik je daaraan nog herinneren? Ik ga nu naar de zaal terug, jij kunt met je zelf overleggen hoe je denkt dat je hem het beste tegemoet kunt komen. Het is. tenslotte alleen maar om een glim lach en een schertsend woord te doen. Over een paar minuten heb. je je kalmte weer te rug en zul je inzien hoe je overdreven hebt. En zonder nog eens om te zien ging Lan genbach met zijn lichten, wiegenden gang de kamer uit. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6