H. D.-VERTELL1NGEN STER-TABAK De Roode Vingerafdruk HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 6 SEPTEMBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) (Naar het Fransch). De Zeehond Madame Désaguets kwam op de jour van haar vriendin Madame Bujol. Er waren reeds eenige menschcn in de tweede salon, zeide Agatha, de kamenier, haar. „Ik zal Madame even aandienen". „Dank je wel, beste Agatha; ik ben hier ihuis, derangeer je dus niet". En Madame Désaguets ging binnen in de eerste salon die slechts door een groote dichtgeschoven damasten portière van de tweede gescheiden was en waarachter men dus het gebabbel goed kon hooren. Op het oogenblik, dat Madame Désauets Juist de portière open wilde schuiven, hoor de ze duidelijk haar naam uitspreken door de gastvrouw. Sprak men over haar? Een onweerstaanbare nieuwsgierigheid bekroop haar, te weten waarover het ging: haar hand die ze reeds naar het gordijn had gebracht, stak ze weer bij de andere in haar mof cn •haar adem inhoudend hoorde ze Mad. Bujol zeggen „Ja, ik verwacht die beste Mad. Désaguets. Ze heeft me beloofd te zullen komen. Ze is een zeer goede vriendin van me en ik houd veel van haar. Heeft u haar anan gekend?" „Neen", werd er geantwoord, „ze was reeds weduwe toen ik haar voor de eerste maal bij u ontmoette. Wat was het voor een man, die Mr. Désaguets?" „De beste en braafste man van de wereld. Hij was de goedheid zelf en een model echtgenoot. Die arme Fernande aanbad hem en zij heeft veel verdriet gehad sinds ze hem verloor". „Maar hoe was zijn uiterlijk?" „Ja dat was een beetje koddig. Hij had een lang en kaal hoofdje, twee heel groote en heel ronde oogen, zooals goedige honden die ook wel hebben, een heel kleine neus en zijn snor had lange harde en bijzonder stekelige haren. Een beetje zonderling dus, maar niet leelijk of onaangenaam. Geheel en al de kop van een goedagen dikken zeehond. De gelijkenis.was zoo frappant, dat we hem buiten z'n weten wel te verstaan nooit •anders noemden dan „de zeehond". Men schaterde het uit van het lachen en op- en aanmerkingen werden gemaakt naar aanleiding van de lofuiting op den zeehond en z'n evenbeeld. I-Ioorende met welk een minachting men over haar armen dierbaren man sprak, voelde mad. Désaguets een steek in haar hart Een zeehond! Haar zoo beminde Clément werd vergeleken bij een zeehond, een belache lijk beest, dat naar men beweerde papa en mama kon zeggen! Zeer verontwaardigd hierover, was ze reeds weder de leege salon teruggeloopen om onopgemerkt heen te gaan, toen ze zich eensklaps bedacht. Duide lijk had Mad. Bujol van wier vriendschap ze op aan kon, laten blijken, dat ze met haar gezegden geen enkele bijbedoeling had. Had ze zelfs niet voorzichtig laten doorschemeren dat het uiterlijk van Clement wel origineel maar in t geheel niet onaangenaam was! Nu ze er goed over nadacht, was het de ge wone getolereerde salonconversatie, dfie men altijd hoort. En daarbij was Mad. Bujol heel aangenaam in den omgang. Zoo vindt je er niet vele. Nogmaals de salon weder in loopend, schoof ze al kuchende, de portière vaneen en kwam glimlachend alsof er niets gebeurd was, de tweede salon binnen, ter wijl de gesprekken verstomden. Ondanks alles kwelde haar de eerste dagen de gedachte, dat men haar man had verge leken met een zeehond. En daarom ging ze op een morgen de bibliotheek eens nasnuf felen van haar overleden man en nam er deel 12 uit van de groote Larousse om eens te kijken wat hij zeide van den zeehond, want het was een dier, waarin zij tot op heden nog nooit eenig belang gesteld had. Evenwel kon ze gelukkig constateeren dat een zeehond zeer intelligent was en buiten gewoon gehecht was aan z'n familie. Het was een gelukkige innerlijke overeenkomst die haar een beetje met de uiterlijke ge lijkenis verzoende. Maar hoe dacht ze zelf. die haar man toch beter gekend had dan wie INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. ook, over deze uiterlijke gelijkenis? Zij was beter tot oordeelen in staat dan ieder ander. Hoe zag die kop van een zeehond er precies uit? Eerst gooide ze de gedachte, om de zaak eens uit te vorschen, als een heiligschennis van zich af. Maar langzamerhand raakte ze er mee verzoend en bleef die gedachte haar hoe langer hoe meer in 't hoofd spoken, te meer daar ze geen enkel portret van haar dierbaren man bezat, omdat hij een grooten afkeer had van op een prentje te staan. „Welnu", peinsde Mad. Désaguets, „als het dan toch waar is dat mijn dierbare Clément gelijkt op die beesten, die zoo zacht en zoo intelligent zijn, en tevens nog goede eoht- genoolen ook, waarom zou ik me dan geen zekerheid verschaffen? Op een namiddag, toen ze het niet meer kon uithouden begaf ze zich naar den dieren tuin en vroeg dadelijk aan den oppasser naar den zeehond. Ze ging vlak bij de af gesloten kleine vijver staan. Juist zat er op dat moment op de rots, die over dat vijvertje hing, een flinke zeehond, die in het volle dag licht een prachtig exemplaar bleek te zijn. Mad. Désaguets gaf een gil en was een flauwte nabij: Clément, fluisterde ze. Het was frappant. Haar Clément, haar dierbare en zoo betreurde man was het, die daar, plat op z'n buik ir^ de hoogte zat en die haar met twee bijzonder zachte oogen aanstaar de. Ze was zoo hevig ontroerd bij het zien van deze quasi teruggekomene, dat, sinds dien noodlottigen dag, geen enkel portret beter en sprekender voor haar zou kunnen zijn dan deze gelijkenis. Ze bleef tot het sluitings uur in den tuin en ging er niet eerder uit dan, nadait ze met betraande oogen een paar bruine broodjes voor dat waterbeest had ge brokkeld, die dat van bezoekers niet gewend was. En ze kwam er weer terug, ja, ze kwam er zelfs dikwijls terug, want deze wonder baarlijke gelijkenis deed haar nog meer, he viger en inniger aan den dierbaren afgestor vene denken. Haar bezoeken waren nu regel matig geworden. Ze kwam drie maal per week naar den zeehond kijken, met de noodi- ge lekkernijen bij zich. Zelfs op verschillen de feestdagen bezocht ze hem: op dien van haar verloving, die van haar huwelijk op den dag van zijn begrafenis en op dien van zijn naamdag. Saint-Clément. Ze komt er tegenwoordig veel meer dan op het kerkhof en brengt daar veel minder bloemen en hier meer versche visch. Zonder natuurlijk de reden te kennen van dit trouwe bezoek, die edelmoedigheid en die nenigte teedere naampjes, die men hem geeft, laat de zeehond zich dit alles welge vallen. Vlug eigen met de menschen loopt hij wat hij kan, als hij zijn'vriendin ziet aankomen die steeds in spanning op hem wacht. En gerust zou men hier met eenig voor behoud kunnen zeggen: dat Mad. Désaguets weder hertrouwd is. BINNENLAND MAN ONDER ZAND GESTIKT. De 32-jarige Remighaus was bij Eygelsho- ven (L.) op den Loosweg bezig met het gra ven van een put. Hij was gekomen tot een diepte van ongeveer 2 1/2 M., toen er plot seling een aardverschuiving plaats had. Ongeveer 5 M3. zand bedolf hem. In de buurt waven t/wee kinderen aan het spelen; een geraakte ook gedeeltelijk bedolven. De schoonvader van R. kwam op het- hulpgeroep van de kinderen toeschieten. Hij kon het redden, doch het duurde ruim drie kwartier voor R. uit het za'nd was bevrijd. Men kon toen slechts den dood constateeren, meldt de N.R.C. EEN GEMEENTE DIE HAAR BETALINGEN STAAKT De gemeente Everdingen heeft reeds eeni- gen tijd geleden haar betalingen gestaakt, aangezien de begrooting 1929 door Ged. Sta ten "van Zuid-Holland niet is goedgekeurd om een reden van ondergeschikt belang. De begrooting is nog steeds niet goedge keurd en Everdingen weigert elke betaling, meldt het Hbld. De Bond van Ned. Onder wijzers heeft thans de gemeente Everdingen laten dagvaarden het salaris aan zijn leden uit te betalen. HEBBEN 2000 ROTTERDAMMERS ALASTRIM? ONMOGELIJK EEN GETAL TE NOEMEN. De geneeskundige medewerker van de Rot- terdamsche „Voorwaarts", schrijvende over alastrim en het gevaar van bacillendragers, zegt o.a.: „Hoeveel gevallen zijn er nu in Rotterdam? Officieel zijn er ongeveer 200 gevallen aan gegeven, officieus zijn er veel meer. Wij zijn tot de conclusie gekomen, dat er veel en veel meer lijders zijn. Dagelijks komen er bij dr. Burgerhout, den directeur van het zieken huis aan den Coolsingel personen met puist jes, die ongetwijfeld alastrim hebben. Zij voelen zich niet ziek, blijken bij navraag en- kelle dagen geleden wat onlekker te zijn ge weest en zelfs dit ontbreekt soms. Al die ge vallen opnemen gaat niet". „Wij kunnen niet precies zeggen hoeveel alastrim-patienten er ln Rotterdam rond- loopen, maar gelooven met het noemen van het getal 2000 aan den lagen kant te zijn. „Dit geeft ons een geheel anderen kijk op de epidemie. Van opnemen der zieken en isolatie der familie is geen heil te verwach ten. Tegenover één patient, die opgenomen wordt, hebben wij de overtuiging, dat er minstens tien vrij rondloopen, die overal an deren besmetten. De indicaties voor opname in het ziekenhuis wegens alastrim zijn dan ook anders dan vier weken geleden. Thans worden alleen opgenomen degenen die ern stig zien zijn, dus zware gevallen en die thuis geen voldoende verpleging hebben". De Tel. heeft deze uitspraak voorgelegd aan de heeren dr. C. H. van Herwerden, di recteur van den Rotterdamschen Geneeskun digen Dienst, en dr. H. L. W. van Beuningen van Helsdingen, controleerend arts van den geneeskudigen Dienst en speciaal belast met de bestrijding van alastrim. Ziehier wat de heeren mededeelden: „Wij zijn het alleen eens met het eerste deel der uitspraak, waarin medegedeeld wordt, dat men niet precies kan zeggen hoeveel alastrim-patiënten in Rotterdam rondloopen. Dat kan niemand. Ieder getal is een slag in de lucht. Uit de literatuur blijkt evenwel, dat bij iedere epidemie veel be smette personen rondloopen, die zelf niet weten, dat zij aangetast zijn en daardoor buiten hun weten de besmetting over brengen". „Ook thans bestaat natuurlijk de moge lijkheid, dat personen, waarbij reeds een lichte graad van alastrim geconstateerd is, zich nog niet onder geneeskundig' toezicht stelden. Doch om ëen getal te noemen lijkt ons absoluut onmogelijk". „Aan de ziekenhuizen worden alle patiën ten, die zich aanmelden en wier huisdokter ons op de hoogte stelt, grondig onderzocht. Wel komen er personen in de ziekenhuizen met onschuldige puistjes, waarbij niets op alastrim wijst. Gaat het nu aan zulke men schen onder de wol te stoppen en op te ne men ter observatie? Alleen wanneer grondige reden bestaat om werkelijk aan deze ziekte te gelooven, worden de patiënten opgeno men". DE GEFINGEERDE BEROOVING TE DEVENTER. TWEE VERDACHTEN VRIJGESPROKEN. Het Gerechtshof te Arnhem deed Donder dag in hcoger beroep uitspraak inzake de gefingeerde beroovïng te Deventer. G. J. J. S., 20 jaar, kantoorbediende te Deventer, was door de rechtbank te Zutfen wegens - verduistering veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf. De behandeling van deze zaak werd door het Hof aange houden tot 12 dezer om dan alsnog den rechter-commissaris in deze kwestie te hooren. H. F. van S., 27 jaar, bankwerker te Deven ter, was ter zake van heling eveneens door de rechtbank veroordeeld tot zes maanden Ook in deze zaak werd de beslissing aange houden tot na het hooren van den rechter commissaris. Dezelfde v. S. stond nogmaals terecht te zamen met G. J. D., 28 jaar, betonwerker te Deventer, wegens het door beloften en bedreiging uitlokken van deze verduistering. De rechtbank had hen daarvoor veroordeeld resp. tot een jaar en anderhalf jaar gevan genisstraf. Het Hof vernietigde dat vonnis en sprak de verdachten vrij. aldus de Tel. NGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Sz£7 ilÜHTÏciÜHOE Eens en a/fiftJ HET SPOORWEGONGELUK BIJ MEPPEL. De machinisten en de hoofd-conducteur wisten dat de brug open was. Zij zouden het onvei lige sein niet gezien hebben. REIZIGER ER GOED AFGEKOMEN OMDAT HIJ SLIEP. Over het spoorwegongeluk bij Meppel le zen wij nog in het Hbld.: Doordat de brugwachter zich heeft ver slapen, was de brug nog steeds open en dien tengevolge stond het sein, pl.m. honderd meter van de brug op de spoorlijn, door een electrischen veiligheidsmaatregel op onveilig. Het treinpersoneel zou, toen de trein het sta tion Meppel verliet, op de hoogte zijn geweest van het feit, dat de brug nog niet gesloten was. Daarom stond in de cabine naast den machinist en den leerling-machinist als loods de hoofdconducteur. Naar uit de verklaringen van deze, drie mannen is komen vast te staan, hebben zij, geen van allen het onveilig signaal opgemerkt en toen de trein de Smilder- of Drentsche Hoofdvaart bereikte, zagen zij op het aller laatste oogenblik, dat de brug nog geopend was. De machinist heeft toen, wat bij nader on derzoek is bevestigd, de remmen op de wie len gegooid, heeft nog gegrepen naar den handle om tegenstoom te geven, doch het v/as reeds te laat! De locomotief stortte de vaart in en bleef met het voorste gedeelte tegen het middendeel van de draaiburg ste ken. Het achterste deel van de locomotief bleef recht tegen den walkant staan en de tender drong met geweld in de locomotief. Op het allerlaatste oogenblik wisten de drie mannen zich in veiligheid te brengen: de hoofdconducteur, een bejaard man, sprong links uit de cabine, de leerling-machinist, ge volgd door den machinist, rechts. De leer ling-machinist kwam bij zijn val tegen een boom terecht en kreeg in de borst inwendige kneuzingen. Zooals de eerste berichten reeds meldden, schoven de rijtuigen in elkaar. In den coupé, waarin de reiziger uit Tilburg languit op een bank lag te slapen, schoven de beide ban ken tegen elkaar aan, zoodat deze reiziger van een groot geluk mag spreken, dat hij op dat oogenblik niet zat; het had hem dan zeker beide beenen gekost. De postconduc- teur Platenkamp uit Zwolle liep wat ontvel lingen op aan handen en gelaat, doch kon zich, na verbonden te^zijn, huiswaarts be geven.. Het onderzoek. Onmiddellijk heeft de opperwachtmeester der maréchaussee te Meppel, de heer K. van der Veen, het locomotiefpersoneel een ver hoor afgenomen en in den loop van den ochtend heeft mr. Servatius, substituut-offi cier van justitie te Assen, op de plaats van het ongeval een bezoek gebracht. De brug is niet beschadigd, doch zij kan niet dichtgedraaid worden omdat de locomo tief en de tender er tusschen zitten. Zich niet aan onveilig sein gestoord? Tn de Tel. lezen wij nog: Toen de trein op het punt stond naar Leeu warden te vertrekken, werd op de signalen naar de vraag of de brug over de Drentsche Hoofdvaart gesloten was, van den brugwach ter Van Galen, ook op herhaald bellen, geen antwoord ontvangen. Wijl de dienstdoende chef begreep, dat er iets niet in orde was, werd de hoofdconducteur Hillinga op de lo comotief geplaatst om met den machinist nauwkeurig toe te zien, hoe het met de brug was. Op 300 M. vóór de brug bleek het sein op onveilig te staan. Toch reed de trein door. Ook het tweede sein vlak bij de brug stond op onveilig. Eerst toen zagen hoofdconducteur en machinist, dat de brug open stond. Uit alle macht werd geremd, maar doordat de rails glad waren door den morgendauw, gleed de trein door. De oorzaak van het ongeluk moet te wijten zijn aan het feit, dat de brugwachter van Galen zich verslapen heeft. Het stationsper- soneel deed, toen geen gehoor gekregen werd, wat voorschrift was. Het stationspersoneel te Meppel zou vrij uitgaan. Alleen is het wel erg onbegrijpelijk, dat, waar drie personen op de locomotief stonden, met de opdracht om uit te zien naar de brug, zij pas op het laatste oogenblik bemerkten, dat de brug openstond. De Tel. schrijft nog: Dat alleen de pijp der locomotief nog bo ven water stak berust op een misverstand; slechts de bogie, bufferbalk en een klein ge deelte van den ketel zijn onder water. Door den plotselingen weerstand drukten de treinrij tuigen den tender omhoog, met het gevolg, dat deze zijn voorraad kolen en het wat-er als een lawine in de cabine van den machinist zond. Zoowel de voor- als ach- ter-uitkijkglazen werden verbrijzeld en de kolen lagen dik op den ketel en op de mano meters en besturingsorganen. Tal van onder- deelen van den tender braken. Het is voorschrift, dat achter de machine een bagagèrijtuïg hioet loopen. Dit heeft zijn positie in de treinformatie dan ook met zijn bestaan betaald; het werd in brokken en flarden aangetroffen. Ook de postwagen en eenige volgrijtuigen werden gehavend en de railleerden. Het opruimingswerk. Laat in den middag werd de beschadigde tender op de rails getrokken, nadat de ver bindingen met de locomotief waren doorge brand. De machine echter liet zich moeilijker be handelen. In den loop van den avond werd getracht te Amsterdam een drijvenden bok te huren, daar men anders geen kans ziet den kolos, die 42 ton weegt uit het natte ele ment te verwijderen. Zeker is, dat het doorgaand verkeer op die lijn ook vandaag nog gestagneerd is. Over de oorzaak schrijft de Tel. nog: „Doch men is, alles en alles beschouwd, toch wel gerechtigd te veronderstellen, dat èn de machinist èn de hoofdconducteur, in wier handen de veiligheid voor den trein be rustte, niet naar de signalen hebben gekeken. Het is niet aan te nemen, dat beiden met plotselinge blindheid geslagen werden of dat er iets op de machine was, dat zóó sterk hun attentievroeg, dat zij geen oogen meer hadden voor de onveilige teekenen over een weg van honderden meters lengte. Hier valt dus een schuldvraag op te lossen ten aanzien van het in het machinehuis aanwezige, daar toe verantwoordelijke personeel". MINISTER REYMER NAAR ZUID-LIMBURG De. minister van Waterstaat, mr. P. J. Rey- mer is voornemens in de tweede helft van September een bezoek te brengen aan Zuid- Limburg, ten einde zich ter plaatse van ver schillende toestanden op de hoogte te stellen, speciaal voor zoover het kanaal- en mijnwe zen aangaat en kennis te nemen van den voortgang der in uitvoering zijnde werken. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regeL H. Raymund WILDERMUTH 29 Groote Houtstraat hk. Anegang, (ingang Anegang) - Tel. 12827 Leeraar M. O. Engelscb. Beëedigd Vertaler -Specialiteit Opleiding Mercurius Diploma Heeft zijn lessen hervat UithetDuitsch van MATTHIAS BLANK. li hoop dat die ook voor jou zullen ko men Bobbie. Ik ben zoo ongerust over je ge- VC—Êjé| Is niet meer noodïg; of heb je nog av>waan tegen mij? Absoluut niet! Ik geloof je onvoorwaar- ^Eif toen Else met haar glasheldere stem dit antwoord gegeven had. ging hij naar haar toe. logde zijn beide handen op haar schou ders en zei ontroerd: Dat wist lk toch wel! Het is goed zoo lioor! En morgen gaan wc een heerlijke wan deling maken cn Maandag drinken we cham pagne. want die dag moet toch gevierd wor den, dat ben je toch zeker wel met me eens? Ja! Maar je moet me één ding beloven. En dat is? Dat je ons voorbeeld zoo gauw moge lijk volgt. Nu, wie weet! Toen ging hij snel de kamer uit om ver dere vragen to ontgaan en hij zocht zijn eigen kamer weer op. Else had hem nog iets nageroepen, maar hij had niet meer gehoord wat- Zij bleef staan en knikte. Nu was ze weer tevreden; hij had opgewekt met haar ge praat en de rimpels die z.ij op zijn voorhoofd gezien had, waven weg. Maar Ernst! Wat zou die hebben, dat hij zoo afgetrokken was geweest? Ze geen oogen blik aan de mogelijkheid dat zijn gedrukt heid in verband kon staan met den moord op Langenbach, zij was heelemaal vergeten, dat zij zelf getwijfeld had toen zij het bericht in de krant gelezen had, maar Else geloofde haar broer zoo onvoorwaardelijk, dat zij alle gedachten die hem met den moord in ver band brachten uit haar hoofd had gezet. Bobbie was nu toch rustiger geworden. Hij had zijn studie weer opgenomen: hij had zooveel materiaal van zijn Zuid-Amerikaan - sche ontdekkingsreis meegebracht, dat het voldoende was voor een paar omvangrijke boekdeelen. Hij wachtte op een antwoord van Kitty! Hij wilde niet naar haar toegaan om niet de aandacht op zich te vestigen. Maar de weg naar haar hart was weer vrij Al was het- ook een moord die dien weg had vrijgemaakt zij moesten zich daardoor niet laten afschrikken hij zelf was de laatste paar dagen rotsvast overtuigd, dat zijn liefde sterk genoeg was om dit te vergeten. De hin dernis. die eens zoo dreigend tusschen hen gestaan had. was er niet meer en zeker zou Kitty, als de eerste dagen van innerlijken strijd en loutering voorbij waren, tot dezelf de conclusie komen als hij en vol vertrouwen wachtte hij op haar bericht. Het schemerde al en in de hoeken van zijn werkkamer was het al donker toen het meisje hem een brief bracht. Hij liep naar het venster om beter te kun nen zien. Van haar! Hij scheurde de enveloppe open, ontvouw de den brief en begon te lezen. Maar terwijl or eerst een oplichten in zijn oogen was, een blik van blijdschap, veranderde de uitdruk king van zijn gezicht langzaam. De wenk brauwen werden hoog opgetrokken, hij beet zich op de onderlip en de handen die een brief vasthielden begonnen te trillen. Dat kandat kan niet zoo zijn! mom pelde hij! En toch.... Voetstappen deden hem opschrikken en toen hij terzijde keek, zag hij op den drem pel de gestalte van een grooten forschen man, dien hij niet kende, en een tweede fi guur daar achter. Ze waren binnengekomen zonder dat hij het gehoord had, terwijl verdiept was geweest in den brief. Bobbie liet den arm met den brief zinken; zijn wenkbrauwen trokken zich samen: Wat wenscht u? Wie heeft u binnen gelaten? Ik had het recht om hier binnen te komen, meneer von Matrei. Het recht? Wat beteekent dat? Mijn naam is Kombasch, commissaris van politie. U schijnt mij te kennen, tenminste u noemde mijn naam. maar waaraan heb ik het genoegen te danken? Ik heb opdracht gekregen om u in hechtenis te nemen en ik verzoek u kalm mee te gaan. In hechtenis te nemen? Bobbie von Ma trei richtte zich hoog op, het scheen of al zijn energie zich spande. Mag ik misschien nadere bijzonderheden weten voor ik op een dergelijk verzoek inga? Hier is mijn legimitatie. Philip Kombasch liet den binnenkant van zijn jas zien. Goed! En wat wordt mij ten laste ge legd? Ik neem voorloopig aan dat wat u daar net zei, op een vergissing berust. Maar hoe kalm en beheerscht Bobbie von Matrei ook was, de commissaris liet zich niet van zijn stuk brengen. Hij had zelf het on derzoek geleid en was volkomen zeker van zijn zaak. Het betreft den moord op Consul-Gene raal Langenbach. De grijsbruine oogen van den commissaris bleven op Bobbie gevestigd: deze schrok on willekeurig toen hij den naam hoorde, maar hij vroeg scherp: Wat heb ik daarmee te maken? U wordt er van verdacht dien moord ge pleegd te hebben. Ik? Dan moet ik een dergelijke verden king met alle kracht afwijzen. Bobbie's stem had een metaal-harden klank, maar een vluchtige blik uit zijn hel derblauwe oogen bleef op zijn hand rusten, die nog steeds den pas-ontvangen brief vast hield. Met een zenuwachtige beweging from melde die hand den brief in elkaar totdat deze als een prop verkreukeld was. U zult u voor den officier van justitie en den rechter van instructie kunnen ver antwoorden, ik verlang alleen dat u mij volgt en ik hoef u zeker niet te zeggen dat iedere tegenstand nutteloos is. En wat voor bewijzen hebt u? Ik heb toch zeker het recht daar naar te vragen? Ik hoef u die niet mee te deelen. ik kan volstaan met u naar den rechter van in structie te verwijzen, maar ik wil u wel ver tellen dat wij weten dat u dien middag bij den Consul-Generaal bent geweest. Bobbie haalde de schouders op. Anders niet? Er is reden om aan te twijfelen dat een bloedige vingerafdruk die gevonden werd in de kamer waar de moord is gepleegd, van u afkomstig is. Goed! Ik ga met u mee. En schijnbaar onverschillig ging Bobbie op den commissaris toe. Gedurende dit korte gesprek was het hem gelukt den brief van Kitty geheel in zijn hand te doen verdwijnen en toen Kombasch op hem toekwam: zag hij kans de papierprop onder zijn schrijftafel te gooien. Maar "hoe handig hij dit ook deed; de commissaris had het toch opgemerkt. Die brief daar zal ik zoo vrij zijn in be slag to nemen. Ik heb nog juist gezien met hoeveel belangstelling u dien gelezen hebt. Toen de commissaris zich bukken wilde om den verfrommelden brief op te rapen, pro beerde Bobbie dit te verhinderen. Hij sprong voor hem heen om den brief te 'redden, maar de inspecteur die den com missaris begeleidde, trok hem achteruit en toen Bobbie zich oprichtte en zich met een stomp van hem wilde bevrijden, kwam Kom basch te hulp. Deze doellooze strijd duurde maar een paar seconden en het eenige resultaat was dat Bobbie aan zijn gespierde polsen de klette rende ijzeren boeien kreeg. Nu was hij als een echte moordenaar geboeid, dacht hij. Ik maak er u opmerkzaam op dat u heel verkeerd handelt. De brief schijnt van bijzonder gewicht en ik zal hem met mijn volle aandacht lezen zei Kombasch koud. Met opeengeklemde lippen en volkomen weerloos moest Bobbie toezien hoe de com missaris den brief onder de schrijftafel van daan haalde, hem gladstreek en las. HOOFDSTUK XVII. Bobbie! Else von Matrei moest met den rug tegen den muur leunen om niet te vallen toen zij zag hoe Bobbie met geboeide handen tus schen den commissaris en zijn begeleider voorbijging. Ze hief haar handen op alsof zij hem bevrijden wilde. De gevangene bleef staan. Geweld is nutteloos. Meneer von Ma trei, zei de commissaris nog eens. Ik weet het! Eén woord alleen even! En toen keerde hij zich naar zijn zuster: Else je moet in mij blijven gelooven! Dat klonk als een bede om hulp; als een noodkreet. En Else von Matrei begreep het. Ze richtte zich op en kwam op haar broer toe. Ik geloof in je. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6