haarlem's dagblad
H. D.-VERTELLINGEN
STRAIGHT CUT AND COOL
De Roode Vingerafdruk
WOENSDAG 11 SEPTEMEER 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
De geboorte van den Meester
door ANDRé MAUROIS.
De schilder Pierre Douche voltooide juist
een stilleven, bloemen in een medicijnpot en
vergeet-mij-nieten op een bord, toen de
dichter Paul-Emile Glaise het atelier binnen
trad. Glaise keek eenige minuten nahr zijn
werkenden vriend en zeide toen hardop:
„Neen".
De schilder keek hem verrast aan en hield
op een vcrgeet-m ij-nietje de laatste nuances
te geven. „Neen!" ging Glaise met nog groo-
ter nadruk voort. „Neen, je zult het nooit tot
iets brengen! Je hebt techniek, je hebt ta
lent, je bent een fatsoenlijke kerel. Maar je
werk is dof. Het schittert niet. het is niet le
vendig. In een salon met vijfduizend schilde
rijen noopt niets den slaperigen bezoeker,
voor je schilderijen te blijven staanNeen
Pierre Douche, je zult nooit verder komen.
Eu dat is jammer".
„Waarom?" zuchtte Douche, die een recht
schapen man was. „Ik schilder wat ik zie en
dat is mij voldoende".
„Alsof het daar om ging! Je hebt een
vrouw, beste vriend, en drie kinderen. De
melk kost drie-en-dertig centimes per Liter
en voor eieren betaalt men drie-en-twin
tig centimes per stuk. Er zijn meer schilde
rijen dan koopers en meer ezels dan ken
ners. Nu, welk middel is er, Pierre, om uit de
groote menigte der ongenoemden uit te ste
ken?"
„Werken, werken!"
„Maak geen grappen! Het eenige middel,
om de ezels wakker te schudden, is, buiten
gewone dingen te schilderen, Sticht een
school. Gebruik geleerde woorden: exteriorl-
sation, dynamus. Schrijf manifesten. Ontken
de beweging of de rust, het wit of het zwart,
den cirkel of het vierkant, Vind de nzeuw-
homerische schilderkunst uit, die alleen het
rood kent en het geel. vind de cylindrische
schilderkunst uit, of de oktraedische of
de schilderkunst der vier dimensies
Op dit oogenblik verried een zeer bedwel
mend parfum de binnenkomst van madame
Kosnewska. Zij was een mooie Poolsohe, wier
schoonheid Pierre Douche bewonderde. Zij
was ook lezeres van dure kunsttijdschriften,
die met groote kosten de meesterwerken van
driejarige kinderen weergaven. En daar zij
in deze bladen den naam van den recht
schapen Douche niet aantrof, minachtte zij
zijn schilderkunst. Onmiddellijk strekte zij
zich op den divan uit, bekeek het begonnen
schilderij, schudde haar blonde haar en
glimlachte een beetje geringschattend.
„Ik heb gisteren", zeide zij met haar
zingend accent, „een tentoonstelling van
negerplastiek bezocht. Wat een gevoeligheid,
wat een modelleering, welk een krachtige ex
pressie ligt daarin!"
De schilder liet haar een portret zien, waar
hij zeer trotsch op was.
„Heel aardig", zeide zij terloops met haar
zangerige stem. Toen wipte zij weg en een
fijn aroma bleef alleen achter.
Pierre Douche wierp zijn palet In den hoek
en zonk neer op een stoel. „Ik schel er mee
uit en word verzekeringsagent, bankbeambte
of politie-agent. De schilderkunst is toch het
erbarmelijkste vak ter wereld. De beunhazen
helpen alleen de opsnijders tot succes. In
plaats van de meesters te eeren, helpen de
critici alleen de luidruchtige beunhazen in
den zadel. Ik heb er genoeg van! Ik schei er
mee uit!"
Paul-Emile hoorde hem geduldig aan. Toen
stak hij een sigaret op en dacht een oogen
blik na.
„Zou je de snobs en de kunstbeunhazen
niet eens het lesje geven, dat zij verdienen?
Acht je je in staat, als groot geheim en in
allen ernst aan mevrouw Kosnewska en
eenige andere aesthetici bekend te maken,
dal je sedert tien jaren een vernieuwing van
Je manier van schilderen voorbereidt?"
„Ik?" vroeg de kunstenaar verbaasd.
„LuisterIk zal de verbaasd luisterende
wereld in twee van de voornaamste kunst
tijdschriften mededcelen, dat je de ideo-ana-
lytische school sticht. Tot jouw school toe
hebben de portretschilders in hun domheid
alleen het mcnschelijk gelaat gecopieerd.
Onzin! Wat de mcnsch inderdaad uitmaakt
zijn dc ideeën, die hij bij ons wekt. Zoo is het
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct«. per regel.
portret van een kolonel een blauw-goude
achtergrond, gekruist door vijf breede tres
sen, een paard in den eenen hoek en orde-
teekenen in den anderen. Het portret van
een industrieel is een fabrieksschoorsteen en
een gebalde vuist op een tafel. Begrijp je,
Pierre Douche, wat je de wereld hebt te ge
ven en kun je me in een maand tijd twintig
ideo-analytische schilderijen maken?"
„In een uur", zeide Pierre. „En wat het
droevigst is, Glaise", voegde hij er zacht aan
toe, „het zou succes kunnen hebben".
„Laten we het probeeren".
„Maar ik heb niet de noodige welbepraakt
heid".
„Heel eenvoudig, mijn waarde. Zoodra
iemand uitleg van je verlangt, blaas je den
vrager een lading rook uit je pijp in het ge
zicht en zegt de simpele woorden: Hebt u ooit
een rivier goed bekeken?"
„Wat beteekent dat?"
„Niets", zeide Glaise. „Daarom zullen zij
het heel spiritueel en mooi vinden en wan
neer zij je voldoende ontdekt, uitgelegd en
geprezen hebben, maken wij onze streek be
kend en verkwikken ons aan hun verbazing".
Twee maanden later werd de openingsdag
van de tentoonstelling-Douche ©en volslagen
succes voor den Jongen kunstenaar. Met de
r rollend, zangerig en geurig week de mooie
mevrouw Kosnewska niet meer van de zijde
van haar nieuw-ontdekten meester.
„Ah!" zeide zij telkens weer. „wat een ge
voeligheid! Wat een modelleering! De expres
sieve kracht, die er in zit! Wat een intelli
gentie! Een openbaring! Hoe ben je toch tot
deze bewonderenswaardige analysen geko
men?"
De schilder nam even tijd, blies een rook
wolk uit zijn pijp en zeide: „Mevrouw, hebt
u ooit een rivier goed bekeken?"
De bevende lippen van de mooie Poolsche
verrieden een zangerige gelukzaligheid.
Te midden van een groep van bewonde
raars merkte een jeugdige, dandy-achtige
criticus op: „Schitterend! In stilte heb je al
lang gezegd, dat er geen groot-er onzin be
staat dan volgens een model te schilderen.
Maar zeg mij eens, waarde Douche, waar
heb je deze openbaring vandaan? Uit mijn
artikelen?"
Pierre Douche nam nu veel tijd, blies hem
triomfantelijk een rookwolk onder den neus
en zeide: „Heb je ooit een rivier goed beke
ken?"
„Prachtig!" zeide de ander. „Werkelijk
prachtig!"
Op dit oogenblik nam een beroemde kunst
handelaar, die zijn rondwandeling door het
atelier had beëindigd, den schilder bij den
arm en trok hem mee naar den hoek.
„Douche, mijn waarde", zeide hij, „je bent
een sluweling. Dit is hier te lanceerem. Sta
mij je productie af. Verander niet van ma
nier voor ik het zeg, ik koop vijftig schilde
rijen per jaar.Accoord?"
Douche hulde zich in een geheimzinnig
zwijgen en rookte verder.
Langzaam werd het atelier leeg. PaulEmile
Glaise sloot de deur achter den laatsten be
zoeker. In het trappenhuis vernam men nog
een oogenblik goedkeurend gemompel, dat
allengs verloren ging.
Toen de schrijver met den schilder alleen
was,' barstte hij in schaterend gelach uit.
Douche zag hem verbaasd aan.
„Nu, amice, ben je er nog niet van over
tuigd, dat wij ze te pakken hebben? Heb je
den belachelijken dandy gehoord? En de
mooie Poolsche? En de drie aardige jongè
meisjes, die steeds herhaalden: „Wat mo
dern! Wat nieuw!" Pierre, ik wist, 'dat de
domheid van de menschen aanzienlijk is,
maar dit overtreft toch al mijn verwachtin
gen".
Hij werd opnieuw door een onweerstaan
bare lachbui geteisterd. De schilder fronste
de wenkbrauwen en daar de ander nog maar
steeds niet tot rust kon komen, zeide hij ruw:
„Stommeling!"
„Stommeling?" riep de schrijver woedend.
„Terwijl mij de mooiste mop van deze eeuw is
gelukt?"
De schilder bekeek met trots en welgeval
len de twintig analytische schilderijen en
met de kracht, die alleen de overtuiging
schenkt zeide hij: „Jawel, Glaise, je bent een
ezel. Er zit iets in deze schilderijen
De schrijver keek zijn vriend ontsteld aan.
„Dat is toch sterk!" riep hij. „Douche, her
inner je, wie heeft je deze manier aanbevo
len?"
Pierre Douche nam een oogenblik tijd,
blies uit zijn pijp een geweldige rookwolk en
zeide zeer kalm:
„Heb je ooit een rivier goed bekeken?"
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN ïi 60 Cl» per regret.
Bristol-sinds eeuwen vermaard
door haar verwantschap met de
tabak industrie, kan geen beter
en waardiger product voortbrengen
Y/lllj&glIlMAV
<£]1©/a\]&]!tTT1I§
r II1L ILJ §9
BMSTO1'
JT fW.*"-
ln doosjes van
10 en20 stuks
lkCts
Met Coupons
FAILLISSEMENTEN.
Door de arrondissements-rechtbank te
Haarlem zijn de volgende faillissementen uit
gesproken op Dinsdag 10 September 1929:
1 B. Klerks, timmerman, wonende te Aals
meer, Weteringstraat op een woonschip.
Curator: Mr. Julius Hoog, wonende te
Haarlem.
2 Th. Burger, los werkman, wonende te
IJmuiden. Curator Mr. A. W. Hellema, wo
nende te IJmuiden.
Rechter-commissaris in deze faillissemen
ten Mr. G. Sluis.
Opgeheven werden de faillissementen van:
1 G van der Veldt, wonende te Bloemen-
daal. Curator Mr. H. O. Drilsma, wonende te
Haarlem.
2. W. van der Lugt, wonende te Halfweg.
Curator Jhr. Mr. L. U. Rengers Hora Siccama
wonende te Haarlem.
3. H. Voges, wonende te Hillegom. Curator
Mr. W. de Rijke, wonende te Haarlem.
4. P. Walter, wonende te Hillegom. Curator
Mr. F. J. Gerritsen, wonende te Haarlem.
5. G. J. Smit, wonende te Haarlem. Cura
tor Mr. L. J. Venhuizen, wonende te Heem
stede.
6. C. B. de Jong, wonende te Zaandam. Cu
rator Mr. J. C. Y. Nieuwenhuys, wonende te
Haarlem.
7. Jacob Stad, wonendie te Zaandam, Cura
tor Mr. J. C, Y. Nieuwenhuys, wonende te
Haarlem.
8. C. de Vos, wonende te Hillegom. Curator
Mr. J. C. Y. Nieuwenhuys, wonende te Haar
lem.
9. H. G. Both, wonende te Hillegom, Cura
tor Mr. F. J. Gerritsen wonende te Haarlem.
Vernietigd werd het faillissement van:
G. J. Suman. wonende te Haarlem. Cura
tor Mr. J. A. P. C. ten Bokkel, wonende te
Haarlem.
WEER EEN INBRAAK.
Maandagnacht te drie uur werd
de politie telefonisch door den heer V. aan
het Zuider Buitenspaarne gewaarschuwd, dat
er in zijn woning ingebroken was. Zijn dienst
bode was namelijk door gestommel wakker
geworden, waarop zij den heer V. wekte. Deze
stelde een onderzoek in en vond de buiten
deur open. Het bleek, dat de inbreker een
ladder uit den tuin aan de achterzijde had
gehaald en daarlangs op een plat geklom
men was. Hij was door een tuimelraam in
huis gekomen. Er wordt* niets vermist en er
is niets beschadigd. De politie stelt een on
derzoek in.
MIDDELBARE TECHNISCHE SCHOOL TÉ
HAARLEM.
De volgende gediplomeerden der M. T. S. te
Haarlem zijn geplaatst in de achter hun
naam vermelde betrekkingen: (sedert de vo
rige opgave)
Afdeeling bouwkunde: de heeren A. Anto-
nijsen als opzichter-teekenaar bij het Sint-
Elizabeths Gasthuis te Haarlem: F. Drijver
als teekenaar bij den heer A. K. Beudt. arch.
B. N. A. te Hengelo (0.)E. Lohmann als tee
kenaar bij den heer K. Sickler, arch, te Am
sterdam; A. J. Rubenkamp als opzichter bij
den heer J. van den Ban. arch. B. N. A. te
Haarlem; C. F. Ruyter als bouwkundige bij
de Onderlinge Brandwaarborgmaatschappij
De Jong en Co. te Amsterdam; H. L. Klein
Schiphorst als bouwkundige bij Schiphorst
en Philips, aannemers te Haarlem: A. c.
Tates als opzichter-teekenaar bij den arch. p.
J. Kramer te Haarlem; N. P. Tweehuysen, als
teekenaar bij den arch. A. E. J. van Driel te
Amsterdam; A. van Weizen. als teekenaar bij
de HolL Mij. tot het maken van werken in
gewapend beton te 's-Gravenhage.
Adeeling weg en waterbouwkunde: de hee-
ren M. K. Fehres en J. van Ooyen als teeke
naar bij den Provincialen Waterstaat van
Noord-Holland: P. de Hen en G. Smit als
opzichter bij den Provincialen Waterstaat in
Z.-Holland; C. J. Krug als uitvoerder b. d. N.V.
Holl. Aannemingmaatschappij te 's-Graven
hage, voor de Havenwerken te Vlissingen; W.
Metz als opzichter bij de Deli Spoorweg Maat
schappij; J. G. Tiemeyer als teekenaar bij
Openbare Werken te Haarlem; H. K. Hol
stege als teekenaar bij Publieke Werken, afi
Havenwerken, Amsterdam.
Afdeeling Werktuigbouwkunde: de Heeren
R. Baars en K. Brands als adj.-bedrijfsleiders
bij de Amsterdamsche Rijtuig-Mij., resp. in
Nederl. Oost-Indië en te Amsterdam; A. A,
G. I. Borst als technicus bij Bruynzeel's
Vloerenfabrieken te Zaandam; F. N. W. Blok-
bergen als technicus bij het Ingenieursbu
reau J. en C. Vrins te 's-Gravenhage; J. Bos
man als constructeur bij de N.V. motoren
v.h. Thomassen te De Steeg, (G.); A. Crama
als technicus bij de Nederl. Spoorwegen; C.
L. Gosen als technicus bij de Wetenschap,
pelijke Afdeeling van de N.V. Nederl. Vlieg-
tuigenfabriek te Amsterdam; J. van Hooi
donk als teekenaar bij de N.V. Snelbouw te
Amsterdam; C. Hulsebosch als technicus bij
het Laboratorium der Bataafsche Petroleum-
Mij. te Amsterdam; N. A. Kaldenbach als
technisch employé bij de Bat. Petroleum
Maatschappij in Nederl. Oost Indië; W.
Klaassen als constructeur bij de N.V.
Utrechtsche Machinefabriek; R. O. van Ma
nen en L. Renaud als technicus bij de N.V.
Philips' Fabrieken te Eindhoven; W. B. Per-
quin als technicus bij de machinefabriek G.
Dickers en Co. te Hengelo (O.)F. J. Potman
Jr. als teekenaar bij de afd. Techn. Bedrijf
der Philips fabrieken te Eindhoven; H. van 't
Sant als technicus bij de Ijzergieterij „De
Industrie" te Vaassen (G.); W. J. Sijgers
bedrijfstechnicus bij de Ver. Industrieën Rot
terdam.
Afdeeling Electrotechniek: de heeren Cli,
L. van Berkel als laboratorium-assistent bij
de Nederl. Seintoestellenfabriek te Hilver
sum; J. van Buuren, S. K. Joustra, N. H.
Schenk, G. van Spankeren als electrotech-
nicus bij de Philips fabrieken te Eindhoven;
Chr. L. Emmeriks als electrotechnicus bij de
Kon. Nederl. Hoogovens en Staalfabrieken
te IJmuiden; N. Lofvers als bedrijfsassfs-
tent bij de N.V. Ver. Touwfabrieken te Lei
derdorp; J. K. van Meerem als constructeur
bij de N.V. Hazemeijer te Hengelo (O.); N,
W. C. J. Nooder als electrotechn. bij Groene-
veld en Oo., Amsterdam; H. J. W. Oudewaal
als electrotechn. bij Siemens Schuckert, fi
liaal te 's-Gravenhage; J. F. Schöler en J,|
H. Schuilenga als adspirant-electrotechni-
cus bij den Techn. Dienst der P.T.T. te
's-Gravenhage; W. R. V. Weijers als elec
trotechn. bij de Splendor Gloeilampenfa
brieken te Nijmegen; P. J. de Wit als elec
trotechnicus bij Electrostroom, Rotterdam.
Afdeeling Scheepsbouwkundede heeren
H. 't Hart als scheepsteekenaar bij de
Scheepswerf Jonker Stans, te Hendrik-Ido
Ambacht; A. C. Melchior en H. Sanders als
scheepsteekenaar bij de Chantiers Navals
Franco-beiges te Villeneuve-la-Garenne
(Frankrijk).
AANBIEDING HULDEBLIJK.
Zaterdag 14 September as. zal het hul
deblijk van de leden der coöperatie „De
Eendracht" (welke dezen zomer haar zil
veren jubilé vierde) aan het bestuur worden
overgedragen.
De leden, die van hun belangstelling wil
len doen blijken moeten Zaterdag 14 Sep
tember 's middags om vier uur op het Don
kere Spaarne of om vijf uur op het Brouwers
plein aanwezig zijn.
N. O. G.
De afdeeling Haarlem vergadert Woens
dagavond in Lion d'Or om te spreken over
een Montessorischool te Haarlem, een buiten
school te Haarlem-Noord naast de vroegere
lighal en over de plaats eener te stichten
school in voormalig Schoten..
FEUILLETON
Uit het Duitsch van
MATTHIAS BLANK.
20)
Nu begrijp ik het. Neenneen
hij heeft, het niet gedaan. Ik zie aan u, dat
hij het niet gedaan heeft. En ik heb aan hem
getwijfeld! U had vertrouwen in hem en ik...
ikdie van hem houd, heb getwijfeld.
Wat zult u mij toch zwak vinden!
Neen! U bent zoo geworden door uw
moeilijk leven. Maar hij is mijn broer en ik
ken hem. Bobbie is geen moordenaar.
Ja. met uw onwrikbaar vertrouwen
voor oogen kan ik het ook gelooven! Hij
heeft hot niet gedaan! O, wat heb ik xvu
een gevoel van opluchting; het is alsof er
een looden last van mij is afgevallen. Ik heb
het geloof weer gevezen. Hoe moet ik u
bedanken?
Door mij te helpen!
Als ik het kan, dolgraag. Maar ziet u
een weg?
Ik weet nog niet precies hoe. De vraag
is welke fout het meest in zijn nadeel wordt
uitgelegd. Ik voor mij geloof dat het die duim
afdruk is.
Kitty sprong op.
Dat zegt de commissaris ook, zei ze
opgewonden.
Jadus. we moeten daartegen den
strijd opnemen. Else von Matrei staarde een
poosje voor zich uit toen zei ze peinzend, met
fluisterende stem:
Als hij den moord niet gepleegd heeft
en dat heeft hij niet hoe kan er dan
een bloedige duimafdruk van hem achterge
bleven zijn?
Dat is het raadsel dat me voortdurend
bezighoudt. Een vingerafdruk van hem kan
er toch niet gekomen zijn zonder dat hij
het wist. En hij weet er niets van. Je zou
je gaan afvragen of het wel een vingerafdruk
is!
Weer staarde ze voor zich uit en toen ging
ze op denzelfden fluistertoon voort:
Dat is het raadsel dat we moeten oplos
sen!
HOOFDSTUK XX.
Dokter Ernst Friesen zat in zijn werkkamer
Het was er doodstil; het eentonige tikken
van de klok en het kraken van papier als hij
een blad omsloeg, was het eenige geluid dat
hoorbaar was.
De Paaschdagen waren nu vobrbij.
Eenzaam had hij ze doorgebracht; een
zaam had hij een uitstapje gemaakt, om die
dagen maar niemand te moeten zien. Hij was
die dagen haast menschenschuw geweest en
wat had hij er zich veel van voorgesteld!
Midden in zijn werk richtte hij zich op. On
willekeurig zuchtte hij en schoof de acten,
waarmee hij bezig was. van zich af. Zijn
oogen zochten de ramen, waardoor de voor-
jaarszonneschijn naar binnen viel. Zijn han
den lagen op den rand van de schrijftafel;
toen opende hij een lade en keek naar
een klein pakje, waarin de kaarten zaten
die al verstuurd hadden moeten zijn.
Ze waren nu overbodig geworden. En een
harde trek kwam op zijn gezicht. Moest hij
haar veroordeelen? I'fj kon het niet. Naast
het pakje kaarten lag ook haar brief. Hij
had hem zoo dikwijls overgelezen dat hij
hem uit zijn hoofd kende, maar hij nam
hem weer op en las hem neg eens.
„Mijn liefste.
Ik weet hoeveel je van mij houdt en hoe
graag je je offer wilt brengen: je ontslag te
vragen. Wat ik je nu ga zeggen komt niet
voort uit twijfel aan je liefde of omdat ik
mijzelf zwak voel. Neen, juist omdat ik weet
dat ik sterk ben, omdat ik weet dat liefde
niet zelfzuchtig mag zijn, daarom heb ik
mijn besluit genomen
Je sprak van een offer, ik weet dat het
inderdaad een groot offer voor je is, omdat
je zooveel van je werk houdt; ik wil dat
offer niet aannemen, ik wil je niet berooven
van iets dat zooveel in je leven beteekent. Je
zoudt het misschien na jaren wel vergeten,
maar een andere werkkring zou je toch on
bevredigd laten en daarmee zou de eerste
schaduw op ons beider levensgeluk vallen.
Zooals de zaak nu staat beschouwt men mij
als de zuster van een moordenaar. Voor jou
zal dit geen bezwaar zijn, daarvan ben ik
overtuigd, maar de menschen oordeelen nu
eenmaal anders en ik zou het mezelf nooit
vergeven als jij onder hun hard oordeel
lijden moest. Zoolang Bobbie voor een moor
denaar gehouden kan worden, zoolang kan ik
er niet aan denken om met je te trouwen
en moet onze verloving verbroken zijn. Ver
geef het mij, maar het kan niet anders, ik
zou het niet kunnen dragen als je er later
berouw van had dat je met me getrouwd
was. Juist omdat ik zooveel van je houd, neem
ik dit besluit. Als ik den vloek van mijn broer
kan afwenden, als hij bevrijd wordt van den
smet die nu op hem kleeft, dan zal ik maar
al te gelukkig zijn. ook omdat het ons weer
tot elkaar zal brengen. Jij gelooft niet aan
hem, jij, als jurist noemt- de bewijzen on
weerlegbaar, maar al zal ik misschien nie:
veel kunnen doen. ik wil toch probeeren het
net uit elkaar te trekken, waarin hij geyan
gen zit. Ik wil probeeren hem te helpen.
Gelukt het mij, dan zal ik het uitschreeuwen
van vreugde als je weer bij me terug wilt
komen, maar voorloopig mag het niet zoo
zijn. Ik heb daarom nog één verzoek aan je:
maak het niet nog moeilijker voor me door
te probeeren te veranderen wat niet te ver
anderen is. Dit moet een afscheid zijn, hoe
zwaar het me ook valt. Maar zoolang ik de
zuster van een moordenaar ben, moest het
zoo blijven.
Vergeef je ongelukkige
ELSE".
Mocht hij haar veroordeelen? vroeg hij
zich opnieuw af, toen hij den brief weer in de
lade legde.
Hij dacht er aan hoe de kranten kort ge
leden nog vol gestaan hadden over de ver
diensten van Bobbie von Matrei, den koenen
ontdekkingsreiziger en hoe ze nu geen enkele
verontschuldiging konden vinden voor wat ze
zijn onbzonnen daad noemden: „de uiting
van een verdorven karakter, niets-ontziend
egoisme en bruten haat", zooals een van de
bladen het had uitgedrukt. Else offerde haar
geluk op om te voorkomen dat hij later
berouw van hun huwelijk zou hebben, omdat
de menschen hem zouden uitbannen om
den misstap van haar broer.
Hij kende haar sterken wil. Er bleef één
vage mogelijk over: als haar broer van
iedere verdenking gezuiverd werd. dan zou zij
vol verlangen op hem wachten. Maar dat
was te dwaas om te veronderstellen en al
wilde zij haar broer ook dolgraag helpen, ze
zou toch niets bereiken: hij kende de be
wijzen tegen Bobbie veel te goed.
Een vergissing? Dat was menschelijkei-wijs
gesproken immers buitengesloten!
Zuchtend schoof Ernst Friesen de lade
weer dicht.
Hij, met zijn kennis van strafzaken, kon
er niet aan gelooven dat de bewijzen te weer
leggen waren. Dat Else zooiets wilde pro
beeren, pleitte voor haar eerlijke zusterliefde,
maar zou met een jammerlijke teleurstelling
voor haar eindigen.
Onrustig stond Doktor Friesen van zijn
schrijftafel op, met de handen op den rug
liep hij zijn bureau op en neer. Moest hij
haar niet bij haar pogingen steunen? Was
het niet evengoed de roeping van een officier
van justitie om bestraffing van een onschul
dige te voorkomen als om een schuldige aan
te klagen? Maar daar stond tegenover, dat
hij alles toch goed overwogen had, en het
bewijsmateriaal tegen Bobbie overstelpend
was. Neen, hij zag geen enkel lichtpunt
meer.
Bijna werktuigelijk, door een opwelling ge
dreven, liep dr. Friesen naar de kamer van
zijn collega Perscheid om te vragen of er
nog bijzonderheden aan het licht waren ge
komen- Dr. Perscheid wees hem een stoel
aan en begon:
Ik veronderstel dat u eens komt vragen
hoe het met de zaak Langenbach of beter
gezegd de zaak-Matrei staat? Daar zult u
tenminste nog wel belang in stellen.
Juist collega.
Zooals ik gemerkt heb is de verloving
niet publiek geworden, dat is ook maar beter.
Houdt u mij ten goede, maar daarover
praat ik liever niet; antwoordde Friesen.
Neemt u me niet kwalijk als ik indis
creet ben geweest; ik zal er verder over zwij
gen, waarmee kan ik u van dienst zijn?
Is er nog iets naders bekend geworden
in de zaak?
Dr. Friesen was op den hem aangeboden
stoel gaan zitten. Zijn slanke handen hielden
de leuning omklemd, zijn mondhoeken trok
ken zenuwachtig samen.
(Wordt vervolgd^