D BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Avonturen in de Noordpoolstreek. ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1929 VIERDE BLAD gouvernement de la ciompagnie des indes ori entaees tant en ces provinces que dans les indes. t» iniui oiimtifo r/i l. - zu (2<v. UIT VERGEELDE PAPERASSEN. door P. I. ZuRCHER. „Het serpent in de boesem der Compagnie". „Het Verraad der Bandaneezen". Tuchti ging ep vestiging van het Gezag der Hollan ders. r,'t Oost-Indisch Huys". Dit gebouw was oorspronkelijk een pakhuis voor de goederen en voortbrengselen die de O.-I. C. aanvoerde en waaraan Nederland voor een groot deel zijn grootheid te danken had. Het middengedeelte bestaat nog. Niadat de Hollanders van Banda verdre ven waren en Engeland, met hetwelk ons rijk in Europa in vrede en vriendschap leef de, dit tooneel met een „smile" op een af stand had gade geslagen, had dit slechts op een gunstige gelegenheid te wachten om ons een vlieg af te vangen. Het is hekend, dat de Engelsche bevelhebbers de geheime op dracht van hun regeering hadden, om, als heb mogelijk was, de Hollanders uit de In dische wateren te verdrijven. En dat oogen- blik meende men nu gekomen en daarmede gelijktijdig de gelegenheid om ons zooveel mogelijk te benadeelen. Gelijk bekend noemde Coen de Engelsche natie: „die onverdraaglijcke natie, het ser pent in de boesem der Compagnie!" En dien naam verdiende zij in die dagen ten volle, want zij was zeer onverdraagzaam. Op Java, in Bantam, waar de Hollanders een factorij hadden gesticht en later, iets meer Oost waarts, nabij Jacatra, waar het de Engel- schen, die, na.ar wij in een volgend opstel zullen zien, ons in letterlijk alles den voet trachten dwars te zetten. Wij hadden niets dan overlast en openlijke of heimelijke tegenwerking van hen te wachten en de grootste zorg was nog wel deze, dat onze pioniers daarginder er rekening mede dien den te houden, dat Holland en Engeland in Europa in vrede leefden. Zoo begonnen dan, na het vertrek der Hollanders, de Engelschen direct met de Bandaneezen te „Uebaugeln". Ook zij waren verzot op het aroom verspreiden, de muscaat- specerij, van het welk ook de „Engelsche Compagnie" de meest fantastische verhalen van gemaakte winsten hadden bereikt. En wat te verwachten was: het zoet gefluit van den vogelaar was niet vergeefscli geweest. Banda luisterde er naar enliet contact was gemaakt. Albion begon, met wat Hol land gedaan had en beloofde, de Banda neezen onbaatzuchtig tegen hun vijanden bij te staan. De goede lieden geloofden dat. Zij hadden nu eenmaal vele en telkens andere vijanden en waarom zouden zij hulp, die hun onbaatzuchtig werd aangeboden, versmaden? En zoo viel Banda, verblind door zijn haat tegen de Hollanders, van wie de terugkeer eiken dag kon worden verwacht, zijn nieuwen redder in de armen. Maar Banda liep op nieuw in der val. Want toen de Engelsche gasten eenmaal voet aan land hadden ge zet, stichtten zij al spoedig te Neira een factorij, beloofden hemel en aarde, en de Bandaneezen plukten maar noten en lever den die aan de zonen Albion's, die er een aardig winstje op maakten. Alles scheen naar wensch 'te gaan fcus- schen de beide vrienden, toen zich daarop eenmaal, als een donderslag uit helderen hemel, op Banda de mare verbreidde, dat de Hollanders in aantocht waren. Een panische schrik beving de bevolking, die nu de mos keeën vult om Allah den zegen af te smeeken. Doch intusschen nadert de vloot onder Admiraal Steven van der Hagen, die, nadat de Compagnie vernomen heeft, dat haar nederzetting op Banda verwoest en haar bezetting uitgemoord is en Engeland zich daar thans gevestigd heeft, in opdracht heeft een krachtig vlagvertoon te houden, met in achtneming vooralsnog van de begin selen van vrede en vriendschap ten opzich te van Engeland, met welk rijk wij op goeden voet staan. Dit vlagvertoon ging naar wensch want onze admiraal valt de Portugeesche vloot aan, vernietigt haar en zorgt dat dit wapenfeit op Banda bekend wordt. Dan tast hij de sterke vesting van de Portugeezen op Ambon aan, verjaagt den vijand en zorgt, dat ook dit heldenfeit Banda ter oore komt. En als een vervaarlijk onweer komt nu de vloot recht op Banda aan gestevend. Als donderkoppen aan den horizon zien de ge zwollen zeillen er uit. Banda beeft bij de na dering van de geduchte macht, die in aan tochten tegen welke zij ach arme niet opgewassen is. Vertwijfeling en opstand wellen op in de harten der Bandaneezen. Zij toch haten den Hollander doodelijk, doch anderszijds vreezen zij hem. Want de mare der overwinning op de Portugeezen heeft diepen indruk op hen gemaakt. En wederom dondert een saluutschot door de stille baai. De Hollandsche leeuw had zich aangekondigd.... de vloot was binncnge- Joopen. Thans is het oogenblik gekomen waarop Banda een besluit moet nemen. Voor of tegen maar het dient nu stelling te nemen. De admiraal van de geduchte vloot heeft intusschen doen weten, dat hij aangekomen is en reeds den volgenden dag wordt hij met groot eerbetoon en uitingen van diep respect door de Orangkays ontvangen. Dezen sloven zich uit het den Hollanders zooveel mogelijk naar den zin te maken en praten liefst over het verleden die uitgemoorde bezetting, die hun intusschen tot een ob sessie is geworden en dat gehoonde verdrag van Wolfert Harmensz heen. Maar de admiraal, die niet gekomen is om „klimaat te schieten", herinnert zich beide en: „ver- nieut ende bevesticbt (in Juli 1605), met eede van weederszijden" het oude „vergeten" ver drag. Natuurlijk is de aanwezigheid der Engel schen op het kleine eiland een onprettige factor voor de Hollanders, die onmiddellijk begrijpen en daarnaar dienen tehandelen dat zij de hoogste troeven in handen moeten zien te krijgen. Bovendien moest- dit snel geschieden en in elk geval voor dat de Engelschen vasten voet in den Archipel had den verkregen en zelf op veroveringen konden uitgaan. De vrijhandel moet dus allereerst vernietigd worden en de Compagnie diende zich daarna te verzekeren van het monopolie der muscaatnoot. Alléén door dit systeem zou de handel tot zijn volle recht komen. Op den eersten April 1609 voer admiraal autoriteiten. Verhoeven met een vloot van acht schepen, zwaar gewapend, de baai van Banda binnen met een opdracht van de Compagnie: de eylanden daer de uaeghlen medde nooten ende foelie groeyen dezelve soecken- de met tractaer ofte met ge welt aan de Compagnie te verbinden Wat de „naeyhlcn" betreft, was dit door de met Ambon en Temate getroffen overeen komsten tot dusver bereikt en nu waren het „de nooten ende foelie", die gedwongen zou den worden: „met tractaet ofte met gewelf'. Zie hier den verderen zin van de op dracht: voor den eersten September 1609, ook op elck lant een klein fort op werpende en met eenig krijgsvolk bezettend. Daarom so moet men geen arbeid, moeite noch oncosten daarin sparen, ja, alle dinghen voorbij gaen, om d* Moluques ende eylanden van Banda boven alle, in onze vriendschap ende contract t-e verkrijghen". Aldus „ordonneerend" schreven „Heeren Zeventien" einde 1608, toen: „de eylanden van Banda en de Moluques", „het prmcipaele wit" heetten, „waarnaer wij schieten". Aan deze vloot is het te danken, dat Ver hoeven den eersten steen legde van het fort Nassau, als verbetering en versterking tevens van de oude versterking der Portugeezen, die vervallen was. Toen volgde het „Verraad der Banda neezen". Op 22 Mei 1609, dus kort nadat wij vriendschap gesloten hadden, werd ad miraal van der Hoeven met dertig man schappen, door de Bandaneezen, onder de valsche voorspiegeling om „van weerszijden vriendelijk vergadert zijnde, over een goed accoort te beramen" dit accoord betrof den bouw van het fort Nassau, dat den Bandaneezen een doorn in het oog was. in een hinderlaag gelokt en vermoord, terwijl deze moordpartij des anderen daags onder de anderen werd voortgezet. Voor dit verraad hebben de Bandaneezen moeten bloeden. Admiraal Hoen werd on middellijk voor een straf-expeditie uitgezon den om Banda te tuchtigen, en drie maanden later was de „Compagnie" en thans voor goed heer en meester van de Banda- eilanden en erkennen de Hoofden haar han delsmonopolie. Neira. thans veroverd gebied, werd het eigendom der Compagnie. Van nu af kwam er geen einde meer aan den vloed van bloed en tranen van het arme Banda, dat een tijd heeft gekend, dat het bijkans ontvolkt was. In 1610 landt Pieter Both, gouverneur- generaal van de Compagnie, met een nieuwe strijdmacht te Neira. Op een sterk strategisch punt, een hoogen heuvel, die het eiland be- heersehte, stichtte hij het fort Belgica, dat daar nog heden ten dage prachtig gelegen is- Het was een ontzettend sterke vesting; langen tijd heeft ze den naam gehad on neembaar te zijn en zelfs: de éénig on-neem- bare vesting van geheel Indië. Zelfs de tal rijke aardbevingen, die Banda geteisterd heb ben, konden de vesting niet verwoesten. Both bracht natuurlijk weer een speciale opdracht mee van „Heeren Zeventien" t.z. de monopoliseering van den handel in noot muskaat. Deze luidde: „dat de handel van de Moluques Amboina (Ambon) en Banda daer- onder begrepen, t' eenemaele kon de blijven en vastgemaeckt worden aan de Vereenigde Compagnie, sulks geene andere natiën van de waereld daer van iets in hande vallen als ons of degeen, die ons en goed dunke". De Compagnie slokte dus wederom alles in en Banda was in haar macht. Intusschen hield admiraal Hoen, die ter tuchtiging uit gezonden was, ter dege schoon schip dat konden de onzen goed en trad, allereerst door vernietiging van de handelsvloot van Neira, tegen den smokkelhandel, die welig te welig wellicht tierde, op. Zoo stonden de zaken in 1610. Mijn wonderlijke ervaringen te midden van Indianen en Eskimo's. Hoe ik tooverdokter werd. Door Professor R. RUGGLES GATES, den beroemden geleerde cn onderzoekings reiziger. Een paar jaar geleden werd ik uitgenoodigd de Russische Planienkweekerij in Lapland te bezoeken en door het vele interessante dat ik op dezen tocht zag en ondervond kwam ik er toe, eveneens een uitnoodigmg te aanvaarden voor de Canadeesche poolstreek. Deze expeditie beoogde tweeërlei doel: zij was gedeeltelijk van botanischen, gedeelteljik van anthropologischen raard. Wat der botanischen kant der expeditie betreft: ik ontdekte dat er in de Canadee sche „toendra" een veel grooüer hoeveelheid grassen is die tezamen met het rendiermos of Korstmos het hoofdvoedsel vormen voor het rendier dat in deze streken is inge voerd. De slotsom waartoe ik kwam, was dat deze poolstreken, in plaats van toendra's, beter „Pool-prairiën" konden lie eten, want in vele opzichten verschillen zij van het ge wone toendra-land, Het doel der expeditie dat op het gebied der anthropologic lag was het onderzoek van de bloedgroepen der Indianen en der Es kimo's en vele wonderlijke dingen beleefden wij, terwijl wij hiermede bezig waren. Voor onze proefnemingen moesten wij monsters van het bloed der inboorlingen hebben. Dit verkregen wij door een gaatje te prikken in het oor van de persoon die bereid was zich aan de „operatie" te onderwerpen en een droppel bloed te laten vallen op een kleine porceleinen plaat, waar het in aan raking werd gebracht met het een of ander serum. Hierna had er al dan niet een reactie plaats. Indien er een reactie plaats had toonde dat de aanwezigheid aan in het bloed van den inboorling van een bepaald element. De stoomboot waarmede Prof. Gates de Mackenzie-rivier op voer. A. geheeten of van een ander, B. genoemd, uit welk feit loet dan mogelijk is zekerheid te krijgen of de Indianen en de Eskimo's aan elkaar verwant zijn en wat de oorsprong van hun ras is. Wfj deden onze proeven gedeeltelijk op leerlingen van de Anglikaansche Zendings school en te Hay River aan het Groote Slavenmeer. Herhaaldelijk echter gingen wij er op uit en bezochten de inboorlingen in hun hutten en ofschoon sommigen van hen ons nu en dan met wantrouwende blikken bekeken, konden wij het over het algemeen goed met hen vinden. Een oude vrouw die wij bezoch ten zij was de vrouw van een opperhoofd die kort geleden ovenleden was was juist A.U£2>. r2.CS.~rr.- 'T-'r *3"- IjLn■/-»<■.S- J&f/LAUS. Ij:y.TTw, v.~Zvi- £J„ r...' Sr... jfmLmmég.. J.g„ ST1... A-W. c. S I f.1 n. fmgCf&mfrr f. fn yt, O, tr y. tVt.f J~.mr rf^L V. m, V,, J. mO-f- fZm ft. rtf^rr. rf A. f£mf.fmf ft fmt tm V' /V. £,>\Kr JrCtóvrnm t-'J. - f^-V' Am. /SS,. mr'l fC? ffmmr V. V*. f-4S ff.'Uf .'(fJ.mJm. m. V-w-, f.mmm/^m. g ,w Af 'fA nf.. Jm'. mfi,/,. A. Mft.jr f" /- .fy.r h». i-r jJaVZif 'U~mmJ. ^/mrnmjmm J~f f 'yr J. JVfmlfrlc ../f J mm [Verzameling Van SÏolk Cm CZmJjr iê» Z Jt'mJtmfgf Tim.1 Rotterdam m vCollection of Mr. Van Slolk.\ Deze Franschc prent geeft een overzicht van dc bestuursinrichting der Oost-Indische Compagnie. Links ziet men de bestuurs talen der Kamers. Aan de muren de Stedenwapens. In 't midden een vergadering der Heeren Zeventien". Rechts: de Jtecht- bank der Schepenende )tHogc Regeering0 (Gouverneur-Generaal en Raden van Indië), dc Raad van Justitie" en dc „Kommissie poor de kleine zaken". Indiaansche vrouw uit de Poolstreken met haar kinderen, herstellende van een aanval van influenza. Eerst wilde zij niets met ons te maken heb ben. Alles wat zij wenschtc was dat het haar gegeven zou worden spoedig te sterven en naar haar man te gaan, in de „zalige jachtvelden". Na eenigc overreding stemde zij toe in de operatie- Toen alles afgeloopen was, werd zij veei opgewekter en zij was vast overtuigd dat ik haar genezen had. Toevallig hecrschte er terwijl ik in deze streek de vallei van de Mackenzie-rivier was een ernstige influenza-epidemie, die groote verwoestingen onder de bevolking aanrichtte en de meesten van de inboor lingen wier bloed ik onderzocht waren in de verbeelding dat ik verwonderlijke gene zingen kon doen Soms kwamen wij tegen middernacht in het een of ander afgelegen inboorlingen-dorp aan. Wij maakten ons dan altijd bekend aan de leden van de Canadeesche bereden politie, die door deze afgelegen poolstreken patrouil- leeren en zij hielpen ons dan aan een tolk en vergezelden ons op onze ronde langs de tenten, waarin de inboorlingen woonden. De influenza-epidemie waarvan ik zoo juist sprak was van een buitengewoon kwaadaar dig karakter en dc inboorlingen hadden er veel door te lijden. In deze afgelegen dor pen ,ver van elk spoor van moderne be schaving, waren geen dokters, geen hulpmid delen voor de bestrijding der ziekte cn de zieken stierven bij dozijnen. Ik geloof wel te mogen zeggen dat de ziekte gemiddeld 5 tot 7 pet. van de bevol king ten grave deed dalen. Te Fort McPherson bijvoorbeeld, dat ongeveer 67 graden ten Noorden van den Poolcirkel ligt, stie.rven bijna veertig menschen in den loop van een weck en de geheele bevolking telde niet meer dan. 350 zielen. Er was slechts één blanke om voor de geheele bevolking te zorgen en dat was de geestelijke van een Anglikaansche kerk, die tot hospitaal moest worden inge- richt. Te Aklavik, heelemaal in het Noorden, bij den mond van de Mackenzie-rivier, deed ik mijn proefnemingen onder de Eskimo's. Ook zij waren weer in de verbeelding dat ik een beroemde, blanke dokter was en zij leenden zich heel bereidwillig voor de proe ven. Deze Eskimo's zijn schrandere, intelli gente menschen. Er was bij voor beeld één Eskimo die assistent ge weest was van een tandarts die de streek bezocht had. Deze Eskimo was zoo onder den indruk gekomen van het werk van don tand arts, dat, toen deze op het punt stond te vertrekken cn naar beschaafde streken terug te keeren, hij aanbood zijn geheele instal latie van hem te koopen. De tandarts was natuurlijk ten hoogste verbaasd. Hij noem de een bespottelijk-hoogen prijs, dien de Eskimo, naar hij verwachtte, nooit zou be talen. De Eskimo wilde de installatie even wel absoluut hebben cn hij betaalde den ge- vraagden prijs, zonder een enkele tegen werping te maken. Toen hij de geheele in richting in zijn bezit had ging hij de ge heele streek bereizen, van dorp tot dorp en overreedde de menschen hem hun tanden en kiezen met goud te laten plombeeren. Daar de Eskimo's de prachtigste tanden hebben die men zich maar denken kan, ver onderstel ik dat deze amateur-tandarts meer kwaad dan goed heeft gedaan. Dc Slavey Indianen daarentegen vormen een tamelijk dom ras met veel verbeeldings kracht en zij zijn niet heel zindelijk. Een oude vrouw, die ik toevallig kon gadeslaan, schepte er veel vermaak in, uit haar lang, grof haar luizen en andere insecten te halen die bij honderden in haar haardos verble ven en ze daarna op te eten. Toen zij mij zag naderen wertf zij eenigszms verlegen cn zag verder van het nuttigen van de „lekker nij" af. Behalve dat ik van den tocht een verza meling van bijna driehonderd soorten plan ten meebracht die te Kew en in het Museum voor Natuurlijke Historie zijn gedetermineerd, talrijke gereedschappen der inboorlingen, sneeuwmessen, vallen, harpoenpunten en dergelijke kreeg ik. als resultaat van de expeditie, juist voldoende materiaal om de quaestie van den oorsprong van het Eskimo ras weer aan de orde te stellen. Ik heb ook waarnemingen gedaan ten opzichte van een van de merkwaardigste gevallen van schei ding bij raskruising dat ooit bekend is ge worden. Dit is het geval van een rasechte Eskimo-vrouw die met een Deen trouwde. Hun dochter trouwde met een Noor en of schoon een van hun kinderen duidelijke» sporen van Eskimobloed vertoonde was hot andere, met haar blauwe oogen, blanke huid cn blond haar, absoluut Noorsch. En was bij haar niets van haar Eskimo-afkomst te bespeuren. .(Nadruk yerbodcnl,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 11