H. D.-VERTELLINGEN FLITSEN STADSNIEUWS FEUILLETON De Roode Vingerafdruk HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 17 SEPTEMBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehoudend door GISELA SELDEN—GOTH. Onze vloot. Onze vloot bestaat uit eenheden van den meest verschillenden aard. Haar instand houding geschiedt op de coöperatieve basis van een zomerconventie van eenige zonder lingen, die zich voor zooveel mogelijk werk- looze weken in het huisje aan de kleine baai hier beneden hebben gevestigd. Eenheid A, het admiraalschip „Josephine", is het eenige, dat gedurende al deze weken in den stillen hoek van de baal kan ankeren. Want voor het genoegen van de vlootsport is hier menige druppel gelaten; niemand heeft er nog aan gedacht, voor de paar booten van het vergeten visschersdorp ook maar de be- scheidenste aanlegplaats, om te zwijgen van een haven, te bouwen. Van ver weg, waar menigmaal een van de groote oceaanschepen tusschen Genua en Napels zijn weg gaat is dit dezelfde zee, die wij ons door de ruiten van den rooksalon op dek B, tusschen cock- 1 ail en bridgepartij als een grootsche, vreem de, verre bezienswaardigheid beschouwden? jaagt de wind fijne schuimwolkjes tot voor onze voeten; je weet nooit, wat wind en gol ven des nachts met je voor hebben en daar om is het zaak, avond aan avond de vloot hijgend aan land te trekken, haar morgen aan morgen weer zuchtend in het water te duwen. „Josephine" echter is solide genoeg, om buiten te blijven. Zij is een zeven volle meters lange, wat schamele, niet geheel jonge en niet uiterst slanke kotter, met een werkelijke mast, met een groot zeil, top en fok en bevat totaal negen personen met bij- behoorende kinderen, bad-uitrustingen en proviandmanden. Treedt alleen bij groote gelegenheden in actie, bijvoorbeeld, wanneer alle leden van de conventie het eens zijn over het doel van een trip, hetgeen zelden voor komt. In rang volgt de in een aanval van klas sieke opleiding-demonstratiebehóefte „Unda Maris" gedoopte, vriendelijke, witte motor boot, wier eenige cylinder na zesjarigen ar beid nu een beetje rammelig is geworden, hetgeen echter het voordeel heeft, dat men bij het krieken van den dag in bed nauw keurig hoort, wanneer er een op eigen gele genheid uitvaart om te vissohen. „Unda Ma- ris" is als voornaamste taak toegewezen, de roeiboot nr. 3 aan de strop achter zich mede te trekken. De roeiboot is meestal met netten, hengels, lokaas en emmers gevuld, zij stinkt definitief naar visch en is deswege voor per sonenvervoer weinig favoriet. Te minder, •omdat een van de voornaamste wetten van de conventie luidt: „Gij zult niet roeien of althans zoo weinig mogelijk!" Ter nauw gezette opvolging van dit voorschrift dient de laatst toegestane eenheid, de parvenu van de vloot, de Amerikaansche buitenboordmo tor op de kleine, snelle boot, „Roodbaars" ge naamd. De „Roodbaars" snelt met een uur snelheid van veertig kilometer door de baai rond, springt en zwoegt en zucht met hoog opgeheven snuit over de golven, stoot je de ziel uit je lichaam, de bestuurder wordt een recordmaniak en de opvarenden druipnat, het is heerlijk en hachelijk, op het strand staan de inboorlingen en schudden hun .hoofden. Tot de vloot behooren verder nog een onschuldige cano en een uitgeholde boomstam twee gevangenen hebben daar op uit een naburige eiland-gevangenis een uitbraak naar de Fransche kust beproefd een prachtige driemaster, met volledige ta- kelage en een met vele kleuren pronkende slagkruiser van blik met alle machaniek, beide afkomstig uit Duitsohe speelgoed winkels, een echte Indianencanoe, geschenk van den oom uit Amerika, en een sigarenkist met een zeil vam een verscheurden zakdoek. Deze laatste klasse is meer in dienst van de jeugd, wier leuze kort en bondig: „Mag ik ook?" luidt. Het is niet gemakkelijk de discipline op onze vloot te handhaven en de comman dant is in zijn vacantieweken een gekweld man. Hij heeft de beslissingen over de INGEZONDEN MEDEDEELINGEN n 60 Ct». per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRA AT 16 TELEPOON 10756 VAMPYR STOFZUIGERS f98.— vlootmanoeuvres te nemen en tegen rijn be sluiten bestaat geen hooger beroep, ten hoogste kan er achteraf wat over gemop perd worden. Hij bepaalt de scheepsbewegin- gen, zorgt voor den meteorologischen dienst, verdeelt de plaatsen en beslist, wie mee mag en wie niet. Hij heeft ook het recht, nalatige leden van de bemanning, die op het oogen- blik van het boottrekken of -duwen (zie boven) dringende correspondentie hebben af te doen, scheepsjongens, die er voor het hoozen vandoor gaan en dames, die op het beslissende oogenblik haar vulpen hebben vergeten, con sordino af te snauwen. De eerste officier beheert het motor-departe ment, zout noch zoet water zijn voldoende, om den geheelen zomer rijn handen schoon te krijgen. Wanneer de „Unda Maris" mid den op zee staakt of „Roodbaars" onwaar schijnlijk veel brandstof verbruikt, wordt het gemeenschappelijk gemopper aan zijn adres gericht. Tot den staf behoort verder de kassier, wiens taak het is, de rekeningen over benzine, olie, broodjes met ham, het lappen van zeilen, geleende touwen en bij het picnicken vergeten Thermosflessehen te voeren en na iedere trip de gecompliceerde deeling ten uitvoer te brengen; tenslotte de zeer beminde proviandjuffrouw, die, met weinig zeemansaanleg, nooit met den goe den voet in de boot stapt en zich bij het reven van de zeilen altijd op de verkeerde plaats bevindt, maar de onschatbare eigen schap bezit, op hooge zee steeds op het juiste oogenblik een onverwachte vermouth te serveeren en op de meest verlaten klip Zwitsersche chocolade uit de mand te voor schijn te tooveren. Wanneer niemand in het dorp meer een ei weet te vinden, scharrelt zij nog een koude, kip op en zij ziet kans, aan boord van de „Josephine", de parasol in de eene hand, den lepel in de andere, van de versche. vangst een vischsoep te brouwen, waar de boullebaisse-koks van de voornaam ste Parijsche restaurants haar om zouden benijden. Wanneer iemand met de menage niet voor 100 pet. tevreden is, geeft zij hem een grooten mond of stopt die, indien reeds aanwezig, moet voedsel dicht. Een of tweemaal in het seizoen, wanneer hooge gasten van elders de vlootbasis bezoe ken, wordt er groote parade gehouden. Men poetst en wascht, zet het sc-hip met vlag gen in gala het geen belangrijk moei lijker is zich zelf, groot en klein. Het is al een heel werk, uit de bonte van zout ver stijfde badtricot-dienstuniform over te stappen in de witte broeken en jassen. De groote prestatie wordt iederen keer met fototoestellen vereeuwigd en op zulke op nemingen verschijnen officierencorps en manschappen in zoo gelijkmatige elegance, dat je tien passen achter de groep als het ware een Palace Hotel Lido zou vermoeden. Wij begrijpen de menschen niet, die, het Palace Hotel achter zich, het Strandcafé voor zich, geperst in een rij strandtenten, met duizenden van hun soortgenooten sa men voorgeven de zee te zien. Onze vloot schenkt ons de zee, met wind, golven, en wolken, met licht en duisternis, met bewe ging en rust, schenkt haar ons alleen; daarom geldt haar de liefde en de zorg van de blauwe zomerweken, wij spelen en wer ken en stoeien met haar, zij is onze onop houdelijke bezigheid, ons onuitputtelijk on derwerp van gesprek, geen staatssecretaris in een ministerie van marine, geen jongen van zes jaar, die papieren scheepjes in zelf-ge- graven baaien laat varen, kan de zijne ern stiger nemen. Wij, bezwaarde menschen, hebben ieder ons pakje voor korten tijd af gelegd; onze vloot laat haar lachend spoor achter op een vloed, die alleen een ge slaagde vaart waarborgt. Wij spelen met ernst, ijver en overgave en gedurende het spel verliest onze blik de maat voor de grootte en de zwaarte van de dingen, die achter ons liggen en die voor ons opdoemen. Verliest ze willens en wetens in optisch be drog, gelijk de fotografische objectieven, die tegen het einde van den zomer het leven van onze vloot met al zijn blijde genoegens en al zijn leed in de kroniek van de amateurs- albums hebben bijgezet. Een camera heeft op een meter afstand den driemaster uit den speelgoedwinkel op de plaat vastgelegd; groot, rijzig, majesteitelijk trekt hij met volledige takelage over het broomzilverpa- pier. imposanter dan alle andere vlooteen- heden, wier afbeeldingen in een rij op de zelfde bladzijde zijn geplakt. „Is dat uw jacht?" vroeg onlangs -een belangstellend bezoeker. „Waarom is u er eigenlijk dit jaar niet mee in Cowes geweest?" (Nadruk verboden). WASCHINDUSTRIEELEN VIEREN FEEST. KOPEREN JUBILEUM VAN DEN R.-K. BOND. De R.-K. Bond van Waschindustrieelen vierde Zaterdag rijn 12 l/'2-jarig bestaan in café-restaurant Brinkmann. 's Middags half vier waren de boven-voor- zalen geheel vol, het podium was versierd met talrijke bloemstukken. Onder de aanwezigen waren de heeren P. J. M. van Tetering. voorzitter van de R.-K. Middenstandsvereeniging te Haarlem, waar nemend voorzitter en secretaris van de Mid denstandscentrale voor Haarlem en omlig gende gemeenten, prof. dr. A. van Iterson te Delft, dr. ir. H. C. J. H. Gelissen, privaat-do cent in de chemie en de technologie der bleek middelen aan de Polytechnische Hoogeschool te Delft, ir. A. ten Bruggencate, directeur van den Rij ksvezeldienst, ir. A. Stoffel, lid van de Nationale Normalisatiecommissie, mevr. Toos Post, vertegenwoordigster van de fede ratie van R.-K. Vrouwenbonden, mevrouw Sormani, bestuurslid van den R.-K. Vrou wenbond, afdeeling Haarlem. De heer S. L.Hoes voorzitter der recipiee- rende afdeeling sprak een welkomstwoord. De Bondsvoorzitter, de heer A. G r o o s hield een herdenkingsrede. Hij memoreerde hoe uit reeds bestaande verspreide afdeelin- gen te Utrecht de R.-K. Bond werd opgericht. In de oorlogsjaren beleefde de Bond onder voorzitterschap van den heer Kamerbeek tijden van grooten bloei. De wensch van het Hoofdbestuur gaat thans uit naar een jeugdorganisatie. De secretaris, de heer Jacques Kamerbeek deelde mede, dat hij van eenige waschin dustrieelen die onbekend wenschten te blij ven 6 gouden insignes had ontvangen ter overhandiging aan den geestelijk adviseur en vijf bestuursleden als blijk van waardee ring voor het in het verleden verrichte. Voorgelezen werden telegrammen ingeko men, o.a. van oud-minister mr. P. J. m. Aal- berse en den minister van Arbeid, mr P J Verschuur. Te half vijf kwam de Bisschop van Haar lem, mgr. J. D. J. A e n g e n e n t ter bij eenkomst, verwelkomd met spontanen zang van „Aan U, o Koning der Eeuwen" en daarna door applaus. De heer Jacques Kamerbeek, secretaris van den Bond, hield de feestrede. Deze herinnerde aan de vreugde, die ook in dezen Bond heerschte bij de benoeming van professor Aengenent tot Bisschop. Behalve een apostolaat van het geloof zag mgr. Aen genent een apostolaat der organisatie. De heer dr. Ir. H. C. J. H. Gelissen te Delft werd het eere-voorzitterschap aangeboden, den heer H. f. Tol, technisch expert het eere-lidmaatschap van den Bond. Mgr. Aengenent verkreeg daarop het. woord. Deze zeide dit jubilé van groo te beteekenis te achten, omdat in tegen stelling met de R. K. arbeiders de R. K. pa troons zich helaas nog niet in organisatie aaneengesloten hebben. Dat deze wasch industrieelen dit wel gedaan hebben, heeft mgr.'s volle sympathie. Want R.K. vakbon den ook van patroons hebben hoofdzakelijk ten doel den bedrijfsvrede te verzekeren. Zij zijn geen instellingen voor strijd, maar voor herstel van den maatschappelijken vrede. In patroonskringen beschouwt men de vak bonden maar al te vaak als uitsluitend tech nische en economische vereenigingen. De Katholieken moeten hun goede beginselen in de verhouding tusschen patroon en arbei ders kunnen verwerken. Daartoe dient de organisatie en ook de Bedrijfsraad is daar toe het groote middel. Wanneer een vakbond er niet naar streeft dien op te richten, be hoeft hij eigenlijk niet den naam van Katholiek. En de Katholiek georganiseerde patroons dienen de organisatie van het per soneel in R. K. vakbonden wederkeerig te bevorderen, opdat volgens beginselen van rechtvaardigheid en naastenliefde de ver houdingen kunnen geregeld worden. Dit is niet alleen spreker's meening, maar ook die van andere Katholieke sociologen. Luid applaus beantwoordde deze rede. Dr. ir. Gelissen hield een toespraak, waarin hij mededeelingen deed uit het tech nisch-wetenschappelijk gedeelte van het Bondswerk, dat zijn bekroning vindt via den Chemisch Technisehen Raad in het Proef station. Mgr. Aengenent verliet te kwart over vijf de bijeenkomst, terwijl hem toegezongen werd „Roomsche Blijdschap". Daarna was er gelegenheid het bestuur te complimenteeren. De heer Kamerbeek en diens vrouw wer den in de hulde betrokken. De heer Van Straten, waschindustrieel sprak hun toe, schonk hun ieder een gouden armbandhor loge en mevrouw theerozen. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1487 HET KOELE PLEKJE De anderen vragen I antwoordt dat hij waarom vader niet op I zich best voélt waar de veranda komt. I hij nu Is daar is het lekker I koel 1 anderen houden vol en vader verhuist om te ontdekken dat er geen stoel meer voor hem is gaat terug, om zuch tend en puffend zijn stoel te halen heeft zich in het zweet gewerkt en in formeert waar nou die koele wind is anderen concludeeren dat de wind gedraaid en en vader zoekt weer een ander plekje merkt in het voorbij gaan op, dat de wind heelemaal is gaan liggen vader gaat in huis terug en ziet Mien tje in zijn meest gelief den stoel zitten. (Nadruk verboden.) De heer v. d. Linden, voorzitter van de afdeeling Den Haag bood den heer Groos een voorzittershamer aan. Een vertegenwoordiger van den Duitschen Bond van Waschindustrieelen voerde ten slotte het woord. De voorzitter sloot daarop de bijeenkomst, die opgeluisterd was door muziek. Na deze bijeenkomst was er van 710 uur een diner en van 10—12 uur een gezellig samenzijn, eveneens in de zalen van Brink mann. VOOR DEN POLITIE- RECHTER. GEEN BEWIJS. De 40 jarige A. P. V.. een man die al 15 vonnissen achter den rug heeft, moest weer voor den rechter komen. Hij werd nu be schuldigd, dat hij op een Zaterdagavond in de R.K. kerk aan de Nieuwe Groenmarkt getracht heeft een doos met schoenen die op een fiets van een kerkbezoeker gebonden waren, te stelen. De dief werd op heeterdaad betrapt. Eigenlijk was de ontdekker er te gauw bij, w.ant nu moest de officier, na het getuigenverhoor, constateeren, dat het wettig bewijs voor de poging tot diefstal niet be wezen was. Politierechter tot den beklaagde: Je ont springt nu de dans, maar laat het toch een les voor je zijn. EEN KNOEISTER Een vrouw van middelbaren leeftijd was lid van een spaarkas. In plaats van te sparen en geld te geven vulde zij de kaarten zelf in, om daarna op die vervalschte kaarten in een winkel goederen te halen. De verdachte bekende. Het Openbaar Ministerie deelde mede, dat de vrouw een jaar geleden bij een andere spaarkas hetzelfde feit gepleegd heeft. Toen is omdat een reclasseeringsvereeniging zich voor haar interesseerde, van een vervolging afgezien. Nu blijkt evenwel, dat de vrouw de les niet ter harte heeft genomen. Zij heeft met haar gezin een inkomen van bijna f 60 per week, maar zij doet allerlei onverstan dige dingen. O.a. heeft zij een piaaiola van f 2100 op afbetaling gekocht. Het feit, ver- valsching is zeer ernstig. Daarom vroeg het O.M. een gevangenisstraf van 3 maanden. De politierechter vond één maand voldoen de. EEN VERMINDERDE STRAF. Indertijd is een vrouw te Haarlem bij ver stek veroordeeld tot 3 maanden gevangenis straf wegens heling. Zij kocht van een buur jongen, die loopknecht bij de Sierkan was, verschillende pakjes boter voor 30, 40 of 50 cent per pond. De veroordeelde vond de straf te zwaar en kwam in verzet. De dief, een 16-jarige jongen, die nu in een rijksopvoedingsgesticht zit, werd als getuige gehoord. Hij verklaarde, dat hij gedurende eenige maanden aan de vrouw enkele pakjes in de week verkocht had. Verdachte: Zooveel was het niet! Het Openbaar Ministerie vond het feit' ernstig, maar omdat de vrouw inmiddels ernstig ziek is geworden en de gevolgen daar van nog niet te boven is, stelde het voor de straf te veranderen in 50 gulden boete. De politierechter verlaagde het nog tot 40i gulden. Een fiets verduisterd. H. K., die al meermalen in de gevangenis heeft gezeten, zal daar nu weer 2 maanden moeten verblijven. Hij had te Haarlem een fiets op afbetaling gekocht, maar die al weer verkocht voor hij er iets op betaald had. Het O. M. vroeg 5 maanden wegens ver duistering. 2 maanden luidde het vonnis van den politierechter. EEN LOTERIJ. De minister van justitie heeft aan het be stuur van het mannenkoor „Caecilia" toe stemming gegeven om een loterij van 10.000 loten te houden a 1 gulden per stuk. Deze loterij is georganiseerd om het te kort te dekken van het indertijd gehouden, zangconcours. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. AMSTERDAM Nieuwendijk 225229 UTRECHT Oude Gracht 151 25) Op den weg naar huis trachtte ze vruchte loos een antwoord op deze vragen te vinden. Zou de secretaris er misschien meer van weten? Zou die wel eens liets over dien tweelingbroer hebben gehoord? Zoodra ze thuis was liet ze den secretaris die zijn betrekking nog vervulde om de loopende zaken af te wikkelen, bij zich komen. Ik kom juist van den notaris, waar het testament van meneer geopend is, begon ze het onderhoud. En meneer heeft u zeker alles nage laten? Neen, ik heb alleen mijn wettelijke portie gekregen. De tweelingbroer van meneer erft alles. Met een ruk richtte de secretaris het hoofd op en de uitdrukking op rijn gericht verried hoe verbaasd hij was; hij vroeg echter niets. Maar Kitty trachtte van hem bijzonder heden gewaar te worden. Heeft meneer ooit met u over zijn tweelingbroer gesproken? Nooit, mevrouw. Dus u wist tot nu toe niets van diens bestaan? Niets! Weet u ook of meneer wel eens brieven naar Australië verzond of ze vandaar ont ving? Ik heb cr nooit lets van gemerkt. Jiitty y on cl dat zc met haar verhoor ock Uit het Dnitsch van MATTHIAS BLANK. al niet verder kwam. Ze wist niet veel van het verleden van haar man, hij was daarom trent nooit bijster mededeelzaam geweest en zij had zijn aard kennende er nooit naar gevraagd. En nu was ineens die twee lingbroer op de proppen gekomen, terwijl ze altijd had gemeend dat Richard geen enkel familielid meer had. Toen Kitty weer alleen was, kon rij aan niets anders denken dan aan het vreemde testament en telkens weer kwam zij tx>t de slotsom dat het veel meer het ten tooneele verschijnen van den onbekenden tweeling broer was, dat haar een gevoel van beklem ming en onbehagen gaf, dan het verlies van de erfenis. Ze had eigenlijk een afkeer van den rijkdom van haar man. wetend op welke manier hij zaken had gedaan. Zij alleen wist wat een wereld van gemeenheid achter rijn schijnbare correctheid verborgen lag. Haar gedachten dwaalden naar Else von Matrel. Zou ze haar raad vragen? Zou het- goen zij vanmiddag gehoord had niet een vingerwijzing kunnen zijn bij Else's onder zoekingen? Zij besloot haar nieuwe vriendin op te zoeken en wilde juist uitgaan toen de secretaris haar te spreken vroeg. Er is zooeven een brief gekomen aan het adres van meneer en omdat mevrouw mij straks die inlichtingen gevraagd, heeft, heb ik hem direct meegebracht. Waarom? Is er iets bijzonders met dien brief? Op den achterkant staat de: naam van den afzender. Met een vlugge handbeweging draaide zij den brief om en las een naam die in een krabbelig, haar onbekend handschrift geschre ven was: „Theobald Langenbach Ham burg. Hotel Fremdenhof. Met een schok keek zij op. De tweeling broer van haar overleden echtgenoot! Dat was wel heel toevallig, deze broer, nadat zij vanmiddag voor het eerst van zijn bestaan had gehoord. Dus hij was naar Europa teruggekomen. Wat zou hij schrijven? Waarschijnlijk had hij geen flauw idee van de gebeurtenissen die zich hier afgespeeld hadden. Kitty wil de den brief ongestoord lezen en zei den secretaris dat hij wel kon gaan. Bürklein maakte een houterige buiging, bleef nog even staan en hief de hand op als of hij nog iets te zeggen had. Had u nog iets? vroeg Kitty. Mevrouw heeft mij straks naar den tweelingbroer van meneer gevraagd. Ik zou denken dat deze brief van hem is, maar ik wilde u vertellen dat mij nog iets te binnen geschoten is. En dat is? vroeg Kitty met gespannen belangstelling. Ja, aarzelde Bürklein. Ik weet niet of het van belang is, maar het zou kunnen zijn. Wat is het dan? drong Kitty ongeduldig aan. Dien avond, toen u met meneer naar het avondfeest bij meneer Heinecks ging, ont moette ik in de straat hier achter den tuin een heer die vermoedelijk uit den achtertuin gang van de villa was gekomen en die er precies zoo uitzag als meneer. Ik dacht ook vast en zeker dat het meneer was en dat hij zoo'n haast had, dat hij mij niet herkende, maar toen ik thuis kwam. ging meneer juist met u de vestibule uit, dus hij kon het niet geweest zijn. Ik heb er met den huisknecht over gesproken, want ik was eerst vast over tuigd dat het meneer was geweest dien ik ge zien had, zoo leek hij op hem. maar die vreemde droeg een gestreepte broek en een reisjas, en een groenen vilten hoed en me neer hier was in avondtoilet. Bovendien zei de huisknecht dat meneer heelemaal geen vilten hoed bezat. Ik was het heclc voorval vergeten, maar het schoot me te binnen, nu ik hoorde dat meneer een tweelingbroer had. Kitty dacht na; haar lippen waren opeen geklemd; en er lag een gespannen uitdruk king op haar gezicht. Dus u gelooft dat die vreemde uit den tuin kwam? Ja mevrouw. En u kreeg den indruk dat hij niet ge zien wilde worden? U zei tenminste dat hij groote haast scheen te hebben. Ja, die indruk maakte rijn manier van doen op mij. Nu herinnerde Kitty Langenbach zich op eens weer alle bijzonderheden van dien avond zij had gemerkt dat de werkkamer van haar man op slot was en toen zij hem er naar vroeg had hij een ontwijkend antwoord ge geven maar het was haar niet ontgaan dat hij min of meer van streek was. Zij had hem gevraagd of hij bezoek had gehad, maar dat had hij ontkend. Maar zou het toch niet zoo geweest, zijn? Kon hij zijn bezoeker niet di rect uit de werkkamer door de tuinkamer en den tuin door naar buiten hebben ge bracht. Misschien was die geheimzinnige bezoeker later nog eens teruggekomen. Misschien was hij wel de moordenaar, of had in ieder geval iets met den moord uitstaande. Hebt u wel eens iets gemerkt van ge heimzinnige bezoekers die door de tuinkamer bij meneer binnen kwamen? vroeg Kitty den secretaris. Nooit. Het eenige vreemde dat mij is op gevallen dat een paar dagen voor dien be- wusten avond een hoteljongen een brief voor meneer bracht, iets wat heel gewoon was. Maar ik weet natuurlijk niet of dit iets te beteekenen had. Weet u verder niets van dien brief, heeft meneer er niet met u over gesproken? Neen, maar de gedachte is bij me opge komen of de man dien ik dien avond heb ge zien niet meneers tweelingbroer kan geweest zijn, omdat hij zoo precies op meneer leek. Wie zal het zeggen? zuchtte Kitty, of schoon ze het vermoeden van den secretaris nog zoo mal niet vond. Maar ze vond het beter dit niet te laten blijken. Ik dank u voor uw inlichtingen, zei ze, u kunt nu wel gaan. En Arnold Bürklin verdween. Toen scheurde zij de enveloppe open en las den inhoud van den brief: Beste Richard. Jarenlang hebben we niets van elkaar ge hoord. Ik weet niet of je blij bent of dat het je onverschillig laat als je eindelijk weer eens bericht van me krijgt en nog wel van zoo dichtbij, want op het oogenblik ben ik in Hamburg. Na achttien jaar ben ik maar eens teruggekomen om te zien hoe het hier in Europa tegenwoordig gesteld is. Misschien ga ik me ergens in Duitschland vestigen, want ik heb genoeg van het leven daarginds. Laat me eens weten hoe je daarover denkt en of je me eens in Hamburg kunt komen op zoeken, dan kunnen we eens over alles pra ten, want brievenschrijven in nooit mijn sterkste zijde geweest-; daarbij, men kan alles beter bespreken dan op het papier zetten. Je kunt naar het hotel hier schrijven, als je ten minste nog wat van me weten wilt. want op dringen wil ik me niet. Je broer Theobald. Kitty las den brief een paar maal over. Dus de tweelingbroer was uit Australië te rug en zooals uit den brief bleek, wist hij niets van Richard's dood. Het leek alles even eenvoudig en onschuldig. En toch! Steeds weer moest zij aan die eigenaardige ontmoeting van den secretaris denken en het vreemde gedrag van haar man dien avond, aan het testament waarin die tweelingbroer plotseling zoo mild bedacht was. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6