FLITSEN
STADSNIEUWS
BIOSCOOP
FEUILLETON
De Roode Vingerafdruk
HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1929
MODESHOW.
Wintermodes lanceeren op een zomerschen
Septemberdag dat klopt niet erg met
elkaar; maar wanneer het daarentegen de
eerste stormachtige herfstdag is zooals Vrij
dag Jl„ komt het beter overeen uit.
Zooals de laatste jaren geregeld in Sep
tember het geval is. hielden de fa.'s Weill en
Zoon en H. P. Muller op bovengenoemden
dag hun moderevue in de gerestaureerde bo
venzalen van De Kroon, waar talrijke dames
zich van de nieuwste snufjes op het gebied
van bontmantels, stoffen mantels en mantel-
costuums, en hoeden op de hoogte konden
stellen.
Zooals ieder jaar doen zich bij deze mode
show eenige belangrijke hoofdpunten voor en
wel de volgende; Modekleuren zijn vooral
veel zwart, verder bruin en groen en dan
voor de hoeden nog een speciale kleur lila.
Fluweel en vilt worden voor de hoeden
verwerkt, voor de bontmantels zien wij veel
Persianer, Poulain, oftewel Veulen en Breit-
schwanz.
De modellen der stoffen mantels zijn voor
de gekleede soorten bijna alle klokkend en
getailleerd, voor de sportmodellen geldt altijd
nog meer het rechte.
Bontmantels leenen zich voor dit klokmo-
del natuurlijk veel minder, hoewel bij enkele
der soepele soorten, o.a. Persianer wel een
klokkende onderstrook een elegant cachet
geeft.
De hoeden zijn dezen winter veelal in het
huiselijkweg genaamde brandweerhelm-mo
del. Dat wil dus zeggen: geen rand, boven
de oogen of een teruggeslagen rand, en ver
der opzij en van achteren daarentegen des
te meer ervan. Eerlijk gezegd lijkt het een
geluk, dat de mantelkragen zoo hoog en zoo
breed zijn, daar dit het helmachtige wat ver
bergt, want of het bij platte, smalle kragen
wel flatteeren zou, lijkt wat twijfelachtig.
Maar voor wie er niet aan wil is dit ook
alweer geen bezwaar: de cloche-modellen
zijn er ook nog wel degelijk en de randlooze
hoedjes doen nog mee, hoewel zij dan mees
tentijds over het rechteroor een zeer uitge
sproken neervallende garneering hebben.
Wij noemen hier enkele modelletjes van
hoeden, zooals een lichbruin cloche-model
met goudbruine lintgarneering, een blauw
baretmodel, een zwart vilthoedje met los
hangend, kort, ragfijn voiletje, een zwart
hoedje met witte en zwarte bloem gegarneerd,
een rood hoedje zonder rand met afhangen
de garneering van hetzelfde roode vilt boven
het rechteroor, een mat-bleu hoedje met
klein toefje grijze veertjes, enzoovoorts.
De stand der hoeden op het hoofd varieërt
niet met die van het vorige seizoen: de
Amerikaansche wijze van het vrijgelaten
voorhoofd heeft hier weinig ingang gevon
den.
De stoffen mantels kenmerken zich door
fijn kleermakerswerk, dat wil zeggen: ette
lijke tusschengezette panden die op listige
wijze in elkaar grijpen. Zelfs was een der
mantels op dusdanige wijze uit schuine ba
nen vervaardigd, dat geen enkele baan gelijk
was aan een ander. iv
Zeer opvallend was een zwarte mantel, ge
garneerd met zwart bont, niet alleen voor
kraag en manchetten maar ook als tusschen-
genaaide reepjes, een zeer fijne creatie.
Een ander, sportief model was aantrekke
lijk door puntige banen, terwijl weer een an
der een puntkraag op den rug vertoonde.
Deze stoffen mantels hadden zeer veel on
gelijke rokzoomen, hetzij met punten, met
schulpen, of ook wel van achteren langer
dan van voren. De bontmantels hadden dit
niet: zij waren over het algemeen soberder
van lijn dan verleden jaar, weinig Ingezette
punten, en alleen groote, nog grootere kra
gen. De kracht wordt gezocht in mooi bont
en in de slanke lijn. Hiervoor leenen Breit-
schwanz, Poulain en Persianer zich alle drie
ook wel buitengewoon: petit gris bijvoor
beeld vraagt meer het rechte, modellooze.
De veulen-mantels varieeren van lichtbeige
tot zwart toe: zeer nieuw is een veulen in de
ezelkleur, terwijl voor een leekenoog de Zuid-
Amerikaansche breitschwanz niet veel ach
terstaat bij de echte Perzische, die met prach
tige zilvervos was gegarneerd.
Tenslotte noemen wij nog enkele snufjes
van deze revue: goudlamé avondshawls met
en zonder franje, welke laatste als avond
mantels ook kunnen dienst doen, kettingen
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct«. per regel.
van glaskralen en smalle shawls van een zeer
soepele stof, die aan velours chiffon deed
denken.
Echter moet mij nog iets van het hart, na
melijk dit: de Haarlemsche dames behoeven
nooit naar Amsterdam te gaan, om zich met
smaak en naar de laatste mode te kleeden:
Haarlem is een groote stad met uitstekende
winkels, die tegen hun hoofdstedelijke colle
ga's heel goed kunnen concurreeren en die
zich zeker niet minder zullen uitsloven om
het hun klanten naar den zin te maken. En
hoe meer de vrouwen, die uiteraard ae
meeste inkoopen doen, de Haarlemsche win
keliers bevoordeelen, hoe grooter de bloei in
onze stad wordt en hoe beter ook nog weer
de winkeliers hun zaken kunnen maken.
E. E. J.—P.
STANDAARD THEATER.
„Gebrandmerkt" en
„De moord op den juwelier".
Het wereldnieuws, dat in het Standaard-
Theater aan de Kleine Houtstraat Fox-nieuws
heet, bevat deze week weer veel actueels. We
zien eerst de bestrijding van den meeldauw
door de planters in Georgia. Zij maken met
de aangetaste boomen korte metten: onder
de wortels wordt dynamiet gelegd, waarna
heele boomgaarden in de lucht worden ge
blazen. De eertijds bloeiende boomgaarden
gelijken na afloop daarvan op een slagveld.
Achtereenvolgens zien we het in de lucht
overbrengen van benzine van het eene in
het andere vliegtuig; de feestelijkheden der
viering van het gouden jubileum van den
Paus; den berg Hood in Oregon in sneeuw-
kleedij; de vossenjacht door meisjesstuden
ten in Normandië, waarbij een vos zóó in
het nauw gedreven wordt, dat hij in een
boom klimt enhet medelijden van de
vrouwelijke jagers steeds opwekt!
Van de™ prachtige Duitsche reisjes komt
nu de wintersport in het Zwarte Woud aan
de beurt. Deze film met haar zeldzame na-
tuurtafereelen en gezonde sportbeoefening
is alleen al een gang naar het bioscoop
theater waard. Vóór de pauze draaien het
eerste hoofdnummer „Gebrandmerkt", een
Wild-West-film in vijf afdeelingen en de
klucht in twee afdeelingen „Het schietvest".
Vooral dit laatste valt in den smaak van
de bezoekers, die geheel met het stuk mee
leven en het uitgieren van het lachen als
een krachtpatser een jongmensch als een
veertje uit een auto tilt en een eind weg
slingert onder den uitroep: „Neem dien tinnen
trekpot maar weer mee naar New York!"
Na de pauze volgt het tweede hoofdnum
mer: „De moord op den juwelier", een
boeiende sensationeele geschiedenis in zes
acten.
Alles wat verder het programma biedt, is
goed.
REMBRANDT-THEATER.
Lil Dagover en Ivan
Petrovich in „De Gunste
ling van Schönbrunn".
Als het buiten stormt en waait en regent,
is het de juiste tijd om al die narigheid te
vergeten in een paar gezellige bioscoop-uurtjes
en met een programma, als deze week weer
gaat in Rembrandt, kan men dubbel tevre
den zijn.
„De Gunsteling van Schönbrunn" is een
film vol romantiek, liefde en verliefdheid.
De film speelt in de achttiende eeuw, voor
namelijk aan het Weensche hof, met keizerin
Maria Theresia, gravin van Nostiz, keizer
Franz en Freiherr von der Trenck in de
hoofdrollen. Lil Dagover als de keizerin, Vera
Malinokskaja als het gravinnetje Franzi en
Ivan Petrovich als Freiherr von der Trenck
en ook, maar in minder mate, Henry Stuart
als keizer Franz, nemen door hun schitte
rend, natuurlijk spel, alle gedachten aan
„tooneelspel" weg, alles wat daar in Schön
brunn gebeurt is echt, het zijn levende men-
schen, die daar hun leven van liefde, ja-
loersohheid, achterdocht en plezier leven.
In deze film treft het weer heel sterk, wat
een sprekend gezichtje Lil Dagover heeft,
telkens is er een andere uitdrukking op; met
een vertrekken van haar mond, dichtknij
pen van een oog, een kleine beweging, weet ze
zonder een enkel woord, heel duidelijk te zeg
gen, wat ze te zeggen heeft.
Een groote aantrekkingskracht van de
Gunsteling van Schönbrunn", is ook de
elegante, gracieuze kleederdracht, zoowel voor
dames als voor heeren, die in de achttiende
eeuw mode was, vooral als ze gedragen wordt
door de hoofdpersonen uit deze film, die hun
kleeren zoo goed tot hun recht weten te
doen" komen.
Het is een film, die de aandacht voort
durend aangenaam gespannen houdt, en
tevens een lust voor de oogen.
Kees Pruis heeft met zijn publiek nooit
moeite. Hij krijgt al een applaus als hij op
het tooneel komt en een langdurig applaus,
dat zeggen wil: „geef nog een toetje", als
hij van het tooneel verdwijnt. Met zijn toeT
giftjes is Kees jammer genoeg, nooit gul,
het lukt bijna nooit hem daartoe te brengen.
„Gebrek aan tijd", zegt hij. Zijn optreden
was weer, zooals hij dat gewend is, één suc
ces, en terecht.
„De Berenjacht" is een leuke twee-acter,
waarin het bekende troepje filmkinderen op
treedt.
De muzikale verzorging van het program
ma is bij den heer Snoeck en zijn orkest in
zeer goede handen.
LUXOR-TIIEATER.
„Muiterij aan boord" en sport-
sensatie".
Nadat we van den Rijn door het Zwarte
Woud naar de Bodensee zijn getrokken,
draait voor de nauze het drama van de zee
„Muiterij aan boord". Donald Keith vervult
hierin de rol van Jack Harlan, de zoon van
den reeder; de jongen wil niet oppassen en
zijn vader, die bang is dat er niets van hem
zal terecht komen, geeft hem op één van zijn
schepen mee. Aan boord maakt hij kennis
met den stuurman, een bruut.
Een meisje, dat ook aan boord is, neemt
Jack in bescherming. De zeeman met het
houten been is tenslotte ook op zijn hand.
De complicaties en sensaties liggen aan
boord voor de hand. Jack weet ze alle te bo
ven te komen en vlucht eindelijk met het
meisje. De belagers „ontzeilen" hun gerechte
straf niet!
De „Prijsbokser" is nog een graad spannen
der. De beroemde Monte Blue speelt hierin
de rol van Bob Hogan. Verschillende „ster
ren" staan hem bij, onder anderen de vroe
gere bokskampioen James Jeffries. Bob treedt
uit menige boksmatch als overwinnaar voor
den dag. Op een critiek moment vindt hij
juist nog op tijd inspiratie om een goed re
sultaat van het gevecht te bereiken als hem
meegedeeld wordt dat hij een vriend moet
wreken.
De liefde komt er natuurlijk ook nog aan
te pas. En ook daarbij weet Bob te zegevie
ren.
Een uitstekende boksfilm.
Beide hoofdnummers mogen er wezen en
het geheele programma verdient veel belang
stelling.
CINEMA PALACE.
John Barrymore cn Camille
Horn in „Storm".
De Russische Revolutie blijft nog steeds
een vluchtheuvel voor de Amerikaansche en
Europeesche filmregisseurs, die om scena
rio's verlegen zitten. Men kent het motief; de
liefde van den slaaf voor zijn meester; de
vrijmaking van den slaaf en de onderdruk
king van de vroegere lieerschers; de vroegere
slaaf wordt een man van aanzien; het lot
van de vrouw die hij toen hij slaaf was lief
had, ligt in zijn handen. En dan is de film
rijp voor een blij einde. In „Storm" is de
slaaf een Russische boer, de „meesteres" een
Russische prinses. De boer slaagt er in om
officier te worden. Maar een reeks misver
standen en blunders ten aanzien van de
prinses, doen hem in ongenade vallen. Hij
wordt gevangen genomen. Inmiddels breekt
de oorlog uit. De ontevredene troepen sluiten
zich aan bij de opstandelingen. De Roode
legers hebben het pleit gewonnen. De ge
vangene wordt vrijgelaten en tot officier be
vorderd. En in die hoedanigheid krijgt hij te
beslissen over het lot van de gevangen ge
nomen prinses.
Ter wille van haar wordt hij de revolutie
ontrouw. De liefde schei-pt zijn verstand en
force majeure weet hij met zijn aristo
cratische geliefde die hem nu beter be
grijpt de Oostenrijksche grens te berei
ken. Als de deur van een knusse, gezellige,
Oostenrijksche Weinstube in het slot valt,
slaken de toeschouwers een zucht van ver
lichtingwant achter die deur geniet een
gelukkig paartje van zijn herwonnen vrij
heid.
Als een man als John Barrymore In deze
film niet de hoofdrol speelde zou waar
schijnlijk ieder commentaar verder over
bodig zijn. Maar Barrymore is toch nog
altijd één der grootste filmkunstenaars ter
wereld. Ook deze creatie dwingt diepe be
wondering af, al geeft de onpersoonlijke en
middelmatige intrigue geen gelegenheid tot
sterk individueel spel. Barrymore is een
groot acteur, die in een middelmatig milieu
verloren gaat. Camilla Horn is Barrymore's
uitnemende partnerin. Ook de overige figu
ren zijn verassend goed uitgebeeld.
De voortvarende directie van „Palace" deed
als geluidsfilm een kwartet uit Rigoletto
draaien. In de hoofdrol de fameuze helden
tenor Gigli, geassisteerd door de New-York-
sche Metropolitan Opera. Uit documentair
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1489
VOORBIJ RIJDEN
Vader rijdt achter een greoten
vrachtauto vol leege kisten en
gaat iets naar links om te zien of
hÜ passeer en kan
ziet van den anderen kant auto's
aankomen en gaat weer achter
den vrachtauto rijden
ziet na eenige vergeefsche po
gingen de kust vrij en geeft gas
moeder schreeuwt: pas op! vader
duikt weer achter den vracht
auto en het blijkt dat moeder
zich vergist heeft, toen zij meen
de dat er iets aankwam
wil het net weer probeeren als
hij een verkeersagent ziet die
hem streng gadeslaat
besluit om aan den veiligen kant
te blijven en te wachten tot de
agent uit het gezicht is
krijgt zijn kans en snort langs
den vrachtauto. Ziet kilometers
vrijen weg voor zich
stopt om benzine in te nemen. Is
juist klaar om weer te vertrek
ken als de vrachtauto hem pas
seert.
(Nadruk verboden.)
oogpunt een hoogst merkwaardig filmpje dat
men echter als een experiment moet be
schouwen. Want de geluidsfilm zal zich een
andere ontwikkeling zoeken.
Op het tooneel het Trio, hetwelk een zeer
verdienstelijke acrobatische parodie geeft.
Wij vernamen dat binnenkort in „Palace"
vertoond zulen worden de groote geluids
films: The Show-Boat, Broadway Melody,
Lucky Boy en The Flying Fleet.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN
Terug te bekomen bij: v. Roon, Scheeper-
straat 31 zwart, bal; Musscher, Sumatrastr.
39, beursje met inhoud; Belastingkantoor
Klein Heiligland 84, brilleglas; Heins, Lange
Margarethastraat 36, badpak met hand
doek; Bureau van politie Smedestraat, cein
tuur, doozen en portemonnaie m^t inhoud;
gebracht aan Kennel Fauna: keeshond,
zwart-bruïne hond, grijze kat, oranje kat en
grijs-witte kat; Koers, De Witstraat 28, wit
gele hond; v. Leeuwen, Galilëiplantsoen 58,
Amsterdam, koffers; Inkenhaag, Leeuwerik
straat 62, loterijbriefjes; Vroom en Drees-
mann, Gr. Houtstraat, portemonnaie met in
houd; Hagtingius, Spaanschevaartstr. 6,
idem; Weijte, Colensostraat 3, sleutels; Bom,
Antoniesteeg 8E, schoen; Koning, Grebber-
straat 12, autoslinger, Booms, Byzantfumstr.
3, vulpenhouder; Brouwer, Antoniestr. 51 J,
vulpenhouder; v. Brugge, Archipelstraat 23,
Vliegende Hollander.
DE NIEUWE WETHOUDERS
VAN AMSTERDAM.
De verdeeling der functies van de nieuw
benoemde Amsterdamsche wethouders is
thans, naar de Tel. meldt, definitief vastge
steld als volgt:
Dr. F. M. Wibaut: financiën en bedrijven;
de heer S. R. de Miranda: volkshuisvesting,
levensmiddelen, keuringsdienst van waren,
bad-, wasch- en zweminrichtingen; de heer
Ed. Polak: onderwijs, kunst, burgerlijke stand
en bevolkingsregister; Dr. E. J. Abrahams:
publieke werken en handelsinrichtingen; de
heer J. H. A. L. von Frijtag Drabbe: arbeid,
brandweer en statistiek; de heer J. Douwes;
maatschappelijke steun en armenzorg.
N.V. HAVERSCHMIDT EN KLAJE.
In de pas geasphalteerde Gen. Cronjé-
straat, die steeds meer en meer de winkel
straat van Haarlem-Noord wordt, heeft de
N.V. Haverschmidt en Klaje heden een nieuw
filiaal geopend. Door dit voorname winkel
huis op den hoek van de Kloosterstraat, is
de Cronjéstraat een mooie zaak rijker gewor
den.-
He gemoderniseerde winkelhuis voldoet aan
alle eischen welke tegenwoordig aan zoo'n
zaak gesteld worden.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regeL
5~DUSS~
u&C&DBPIIÏJ
Naamlooze Vennootschap
Aanvang van den nieuwen cursus 16 October. Spreekuur en inschrijving
van leerlingen dagelijks van 2 tot 5 en 7 tot 9 uur.
SCHAGCHELSTRAAT 29 TELEFOON 10806
29)
UithctDuitsch van
MATTHIAS BLANK.
it
Die ben lk. Ik ben ontboden. U hebt mij
meegedeeld, dat mijn broer dood is en dat ik
voor regeling der erfenis persoonlijk komen
moest.
Juist, antwoordde Friesen. Ik moet u
er alleen op attent maken, dat notaris Men-
zel. die u geschreven heeft, door andere be
zigheden verhinderd is om hier te zijn en dat
ik als zijn oudste medewerker het kantoor
waarneem. Ik ben dr. Erlangen, Advocaat en
plaatsvervangend notaris.
Deze mededeeling scheen den bezoeker niet
buitengewoon te interesseeren; het eenige
wat hij zei was:
De hoofdzaak is toch dat we de zaak
kunnen afhandelen, nietwaar?
Theobald Langenbach had dezelfde eenigs-
zins gedrongen gestalte als de Consul-Gene
raal; zijn gezicht was ook glad-geschoren, de
oogen waren toegeknepen en de lippen smal
en dun. Alleen was zijn schedel kaalgescho
ren en <ii gezicht niet. zoo frisch en blozend
als dat van Richard Langenbach.
Dr. Friesen begon zijn meuedeelingen aan
den cliënt.
Allereerst moet ik u meedcelen dat uw
broer, de Consul-generaal Richard Langen
bach'het slachtoffer werd van een misdaad.
Dat wist u natuurlijk nog niet.
Van een misdaad? Wat is er dan ge
beurd?
Hij is vermoord.
Hmdatdat maakt zijn dood
nog pijnlijker voor mij. ik had hem zoo
graag nog eens gezien; we hebben elkaar in
geen jaren gesproken.
U bent zijn eenige erfgenaam, zooals
notaris Menzel u bericht heeft. Mag ik u vóór
we tot verdere formaliteiten over kunnen
gaan, om uw legitimatiepapieren vragen?
Zeker! Ik heb ze bij me.
Met langzame zorgvuldige bewegingen haal
de Theobald Langenbach zijn portefeuille uit
den zak; hij nam er een paar papieren uit,
die hij den „notaris" overhandigde en die
door dezen nauwkeurig bekeken werden.
Geboorteacte, doopacte, paspoort, het is
in orde.
Dr. Friesen reikte de papieren aan den com
missaris over, die ze zwijgend naast zich de
poneerde.
Over het gladgeschoren gezicht van Theo
bald Langenbach trok een vluchtig lachje;
toen vroeg hij
Mag ik u misschien nog eens enkele bij
zonderheden vragen over mijn overleden
broer; want uw mededeelingen waren een
beetje kort.
Eerst moet ik u, met het oog op de for
maliteiten die bij de regeling van een erfenis
nu eenmaal moeten worden vervuld, enkele
vragen stellen, antwoordde Friesen. Daar
na ben ik tot uw dienst.
Uitstekend meneer Erlangen.
Dus u bent de tweelingbroer van me
neer Richard Langenbach?
Ja.
U moet sprekend op hem lijken, naar
mij ten oore is gekomen.
Dat zegt men algemeen en dat is ook
zoo.
U hebt achttien jaar geleden Brunswijk
verlaten, waar u werkzaam waart bij de bank
van Leopardi?
Ja!
U zoudt gevlucht zijn in verband met
onregelmatigheden die daar gepleegd waren.
Is dat zoo?
Theobald Langenbach trok de wenkbrau
wen op alsof hij zich afvroeg wat deze on
bescheiden vraag met de regeling van de er
fenis te maken had; toen haalde hij de
schouders op en zei;
Het was een jeugdige onbezonnenheid,
het bedrag was niet de moeite waard.
Drie honderd duizend Mark!
Dat is niet waar! Het was nog niet eens
het tiende deel er van.
Het tekort bedroeg toch drie honderd
duizend Mark?
Datdat moet mijn broer, Richard,
dan op zijn geweten hebben, hij heeft alle
schuld op mij gegooid, omdat ik me toch uit
de voeten had gemaakt.
Eenige oogenblikken was het stil in het
notariskantoor.
Toen kwam dr. Friesen vlak voor hem
staan.
U hebt gelijk! Ik heb de oude boeken
van Leopardi laten onderzoeken. Uw broer,
de vermoorde Consul-Generaal Richard Lan
genbach, heeft inderdaad met vrij groote
waarschijnlijkheid van uw vlucht gebruik ge
maakt om het bedrag van de fraude te laten
oploopen tot de som van driemaal honderd
duizend Mark en hij heeft kans gezien de
schuld van de malversaties op u te laten val
len. Met dat geld heeft hij zijn groot vermo
gen verdiend. U bent gevlucht en de schande
kleefde op u.
Het lijkt me ook dat het zoo gebeurd
is.
Hebt u hiervan nooit iets geweten?
Neen!
Bent u dan niet teruggekomen om uw
broer rekenschap te vragen?
Ik had geen flauw idee hoe zich alles
toegedragen had.
U had het door een toeval kunnen hoo-
ren en dan zou het toch voor de hand ge
legen hebben, dat u een deel van het geld.
dat hij had kunnen verdienen door de schuld
op u te gooien, had opgeëischt.
De twee mannen stonden nu heel dicht te
genover elkaar en de kleine oogjes van Theo
bald Langenbach schitterden kwaadaardig.
Wat hebben deze vragen eigenlijk te
maken met de erfeniskwestie? vroeg hij
bruusk.
Heel veel, want het is de vraag of er op
het oogenblik sprake is van een erfenis, ant
woordde dr Friesen kalm.
Hoe bedoelt u dat? vroeg de ander.
Theobald Langenbach keek zijn tegenstan
der nu aan met oogen waarin een onheilspel
lende, loerende uitdrukking was.
Als meneer Richard Langenbach nu
heelemaal eens niet dood was, als niet Ijiij,
maar een ander werd vermoord en Richard
dus nog leefde?
Dat zou mij een groot genoegen doen.
De stem van Theobald Langenbach kreeg
een heesche klank terwijl hij dit zei.
Verheug u dan, want hij leeft werkelijk
nog, antwoordde de officier van justitie met
vaste stem.
Dat is inderdaad een verrassing voor
me, al begrijp ik het niet Maar u sprak daar
net van iemand die vermoord was, wie moet
dat dan zijn geweest? Ik geloof eerlijk gezegd,
dat u mij maar wat kletspraatjes staat te
vertellen!
De vermoorde kon bijvoorbeeld de twee
lingbroer van den Consul-generaal z-ijn ge
weest!
Ha ha! Die ben ik toch
Maar doctor Friesen vervolgde onverstoor
baar:
De tweelingbroer, die naar den Consul-
generaal gegaan was om zijn deel van die
drie honderd duizend Mark te vragen en hem
te dreigen anders alles bekend te zullen
maken, wat hij veilig doen kon omdat zijn
zaak verjaard is.
U hebt een levendige fantasie, dat moe
ik zeggen; ik ben zelf immers Theobald
Langenbach en ik weet nergens van; ik
ben vandaag voor het eerst hier in de stad.
Dat is niet heelemaal juist; U bent al
eens eerder hier geweest; bovendien bent u
niet op den drie en twintigsten April met
de „Vera Cruz" in Cuxhaven aangekomen,
zooals u iii uw hotel in Hamburg verklaard
hebt op de passagierslijst komt geen naam
Langenbach voor.
Ik heb onder een anderen naam ge
reisd.
Misschien onder ^en naam Siegmund
Pollandt?
Toen hij dezen naam hoorde noemen,
knipperde Theobald Langenbach even met
de oogen, toen viel hij barsch uit:
Het lijkt wel of ik hier in een dolhuis
beland ben; ik zal mijn recht wel ergens
anders zoeken.
Hij draaide zich snel om en wilde weg
gaan.
Maar dr. Friesen kwam even vlug voor
hem staan en zei:
- Theobald Langenbach is den zesden
April in Bremershaven aangekomen; die
zelfde Theobald Langenbach die onder den
naam Siegmund Pollandt hier in horel
Rheingold gelogeerd heeft, heeft den hotel-
jongen met een brief naar den Consul-ge
neraal gestuurd, bij wien hij den veertien
den April een bezoek bracht, vermoedelijk
om geld van zijn tweelingbroer los te krij
gen, dat bezoek herhaalde hij den twinilg-
sten April met noodlottig gevolg.
Ga uit den weg! Ik heb geen zin om
langer met idioten te praten.
Verlangt u bewijzen van mij, meneer
Richard Langenbach?
Vervloekte onzin! Laat me door!
En bliksemsnel greep Theobald -.-
bach zijn tegenstander vast en wilde
zij trekken.
Maar doclor Friesen bleef r
Langenbach, die met den rug - n
commissaris stond, zag niet dat deze .vas
opgesprongen en de handboeien uit de schrijf
tafel had genomen.
De getuigen! riep dr. Friesen.
De deur terzijde van de schrijftafel ging
open en Richard Langenbach's secretaris,
een hoteljongen en een gebogen oude vrouw
met dun wit haar en een gerimpeld gezicht
kwamen binnen.
(Slot volgt).,