H. D.-VERTELUNGEN De Mantel der Duisternis FLITSEN FEUILLETON STADSNIEUWS HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 24 SEPTEMBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) Goede Raad door JOH. G. VAN DOORN. Dorus wist eigenlijk niet precies, wat het was, maar dit wist hij zeker: Benthoven had hem dien winter niet gegeven, wat hij er zich van had voorgesteld. Want Benthoven, klein stipje op de wereldkaart, had hij zich gedacht als de groote stad, die de vervulling van alle aardsche genoegens met zich zou brengen. En nu was het al bijna Lente, maar „het" was nog niet gekomen. O, zeker, het leven was hier heel anders geweest dan op het dorp. waar de dagen wel wat al te genoegelijk heengevloden waren- Maar misschien kwam dat ook, doordat hij af en toe een snufje van de groote stadslucht had mogen inademen, als hij voor zijn lessen naar Benthoven moest. Nu was het hem allemaal wel een beetje tegengevallen, maar het voorbeeld van colle ga Bakhuis, die reeds een jaar eerder in Benthoven als onderwijzer was benoemd, had bij Dorus den moed er in gehouden. Want die was toch a in dezelfde omstandigheden als hij, ook een jongen van het platteland, en die ging altijd zoo rustig en tevreden zijn gang. Maar nog voor de lente ingetreden was, kwam voor Dorus de openbaring van het lang-verwachte. Ze waren samen naar den schouwburg geweest, Bakhuis en hij, en nog wel naar „Marguérite Gautier", de dame met de camelia's. De schouwburg was voor Dorus altijd een bron van groot genoegen. Den eersten keer waren ze gaan kijken naar „De Zwarte Hand", wat Dorus griezelig-mooi had gevonden. Hij had zitten klappertanden van ontzetting, maar mooi was het, dat moest gezegd worden. Toen was „De Big" gekomen, en Dorus had krom gelegen van 't lachen. Bakhuis had hem af en toe wel aangestooten, dat hij zich niet zoo moest laten gaan, en als opvoeder der jeugd voor alles zelfbeheer- sching moest toonen, maar dezen keer had Dorus zich niet aan Bakhuis gestoord, hij vond het een leuk stuk en had schik. „Mar guérite Gautier" had pas terdege het ont vankelijk gemoed van Dorus verstoord. Stil had hij na afloop naast Bakhuis voortge- loopen, zijn aanwezigheid nauwelijks besef fend, zelfs nietantwoordend op de traditio- neele uitnoodiging, om nog even een pot bier te pakken. Bier en liefde! Bah! Want nu wist Dorus, wat „het" geweest was, het verlangen naar een groote romantische liefde. Zoo te kunnen liefhebben als die Armand Duval dat leek hem het hoogste hier op aarde, daarbij zonken alle vroegere vluchtige bevlie gingen in het niet. En 's nacht droomde hij, dat hij alleen door een groot, stil woud dwaalde, vol bloemen en vogels, met boven zich het ruischen van de blaren. Onder een boom vond hij Marguérite, slapende Hij knielde bij haar neer, eerst in eerbiedige bewondering, slechts even zacht haar haren streelend. Maar toen hij haar hand dorst te vatten, opende zij de oogen, en plotseling leek het gezicht veranderd. De trekken ontspanden' zich, hij begon dat ge laat te herkennen, het lachte, wenkte hem,. met een toeet werd hij wakker, hij had dat 'gèlaat herkend, dat lieve wezentje was Fien, Fien van Gogh, de volontair op school,U Den volgenden dag zaten Bakhuis en Dorus op het terras van de soos zich in de eerste warme zonnestralen te koesteren. Bakhuis zat als altijd, rustig en beheerscht, achter zijn kleintje koffie blijkbaar geheel verzoend met het hem-toebedeelde lot. Maar in Dorus woelde en broeide het nog van de emotie. En zoo graag wilde hij Bakhuis deelgenoot maken van wat er nu in zijn binnenste om ging. Maar hoe zou deze er op reageeren? Bakhuis, die dergelijke onderwerpen hoog stens eens met een vluchtig grapje aanroerde, die biljartte en pandoerde, en koud en onge voelig leek voor het schoone geslacht! Ge lukkig kwam het toeval hem te hulp. Want juist toen Dorus besloten v/as, zijn biecht nog maar een dagje uit te stellen, passeerde Fientje in levende lijve. Een kort, correct knikje. Verder niets. Maar het gaf Dorus den moed: „Zeg 's Bakhuis, hoe vind je haar eigenlijk". „Och, wel aardigmaar niks voor ons". INGEZONDEN MEDEDEELINGEN n 60 Ct». per regel. „Hoe bedoel je zij niks voor onsof wij niks voor haar". „Beide,maar vooral, wij niks voor haar". „Dacht je?" En Dorus voelde, dat hij spierwit werd, hetgeen Bakhuis niet ontging. „Zeg 's vrind, wat heb je....?" „Nietsmaar nu steeg het bloed hem tot achter de ooren. „Wel alledeksels, ik geloof waarempel dat jijen plotseling bepaald ernstig wor dend: „Ben je werkeijk verliefd?" Dorus' zwijgen was hem voldoende ant woord. „Arme kerel „Zou je heusch denken, dat ik niets voor haar zou kunnen zijn?" Bakhuis schoof zijn stoel wat dichterbij, schraapte zijn keel, trok een diepzinnig ge zicht, en sprak, langzaam en doordringend: „Waarde Bloem, zet die dwaze gedachte uit je hoofd, dat is het eenige, wat ik je raden kan. Tracht je er met alle macht tegen te verzetten. O, ik kan me je gevoel best in denken, het is zoo natuurlijkmaar neem dit van mij aan, zoo'n stadsmeisje wil ons niet. Wij vinden hier nooit wat voor ons iets kan zijn. Later, als we misschien ergens op *t dorp een benoeming krijgen, daar vinden we, wat wij moeten hebben, en tot zoolang moeten wij ons beheerschen. Het is moeilijk maar het moet". Eenzaam liep Dorus Bloem door de straten te dwalen. Bakhuis had weer zijn pandoer avondje, en nu was hij alleen. En na de ont goocheling drukte de eenzaamheid hem nog zwaarder. Het was zoo'n wreed-korte droom geweest, maar toch moest hij Bakhuis dans baar zijn. Beter ten halve gekeerd, dan ten volle gefaald. Hij had zich voorgenomen, om nu hard te gaan studeerer. en veel te gaan lezen, maar deze zwoele voorjaarsavond had hem naar buiten gelokt, weg van de bestem ming van de doodsche pensionkamer. Daar liep hij nu, zich voelend als een uitgestoo- tene, met een langzaam aangroeiend heim wee naar het goede, oude dorp. Een tram reed aan. „Bosch- en Duinweg" stond er op het bordje. Dorus wenkte, die tram moest hij hebben, weg moest hij, uit de benauwde, vijandige stad. Maar toen hij naar binnen wilde gaan, kwam hij tot een verrassende ontdekking. Want, bevallig-leunend in het hoekje, oolijk glurend onder het coquette hoedje, het taschje parmantig op haar schoot, zat de aangebedene -zijns harten, zat Fientje van Gogh. Teruggaan was onmogelijk en een ontmoe ting onvermijdelijk. En dus onderwierp hij zich aan het gedwongen gesprek: „Dag, juffrouw van Gogh, ook toevallig, vindt U niet?" Ja, zeker toevallig". Pauze. „Warm geweest, vindt U niet?" „Veel te warm voor den tijd van 't jaar". Ze amuseerde zich met zijn verlegenheid. Ze zou dien aardigen, bleuen jongen wel aan 't praten krijgen. „Bevalt het U goed in Benthoven, meneer Bloem?" „O, ja, dat gaat best, dank U". „Heel iets anders dan een dorp, nietwaar?" Deksels, dat ze dit nu juist aanroerde. HIJ kleurde. „Ochalles heeft zijn voor en tegen". Hè, wat een flauwe zin, kon hij nu niets aardigs verzinnen? Ze zag zijn verwarring. „t Is nu heerlijk buiten", hernam ze. „Ja, daarom dacht ik, kom. ik ga er op uit, in de stad is 't nu niets gedaan". „Nee, zoo dacht ik er ook over". Ze lachte. Ze lachte niet spottend, niet hoonend, ze lachte bemoedigend, vriendelijk. En weer bekroop Dorus het verlangen. Zou Bakhuis toch ongelijk hebben? Zoo lachte niet iemand, die onverschillig was. „Duin-Dallaan", waarschuwde de conduc teur. De laatste halte al! „Gaat U ook mee tot het eindpunt?", waag de hij te vragen. „Ja," zei ze zacht en ze keek even naar be neden. „Nu of nooit", dacht Dorus, en hij stot terde: „H-h-h-eeft TJ er iets o-o-p t-t-egen, d-d-at ik U n-n-aar de p-p-laats van b-b-be- stemming brrreng?" „Heel vriendelijk van U, meneer Bloem, maarik word afgehaald". „O, pardon, n-n-eemt U me niet kwalijk". Uit het Engelsch van SIR WILLIAM MAGNAY. 1.) HOOFDSTUK I. DE LEEGE AUTO. De geruchtmakende bijzonderheden van zekere tragische gebeurtenissen welke zich eenige jaren geleden in een rustig Engelsch dorp afspeelden en die van een zoo verre strekking waren, dat het weinig had ge scheeld, of de toenmalige regeering was er in verwikkeld, zijn langzamerhand bij velen in het vergeetboek geraakt. En toch zijn ze zoo spannend en zoo mysterieus, dat het ze ker de moeite waard is, om ze aan de verge telheid te ontrukken. In zijn „Soclety-rubrlek" bevatte de „Mor ning Post" van 22 Maart 19het volgend bericht: „De heer George Conway, lid van het La gerhuis, zal het Paaschrecès op zijn land goed Temple Westford doorbrengen. Aldaar zullen hij en zijn stiefmoeder, de Hon Mrs. Conway tijdens de Paaschdagen o.m. als gas ten ontvangen, burggraaf en burggravin Loudwaterfcmet hun dochter, de Hon. Rosa mund Stanburgh, sir Henry Deighton. gravin Mouvnay en den heer Christopher Guise. Op 26 Maart zal de heer Conway spreken op een groote politieke meeting in de korenbeurs in Fuloorough, waar ook het. woord zal worden gevoerd door den minister van Blnnenland- fcho Zaken, die bij Lord Tavenham op op Dry law Park logeert." Voor we met het verhaal beginnen, moe ten we even de bewoners van bovengenoemd landgoed de revue laten passeeren. George Conway, de gastheer, was een veelbelovend jong politicus, van wien men algemeen groo te verwachtingen koesterde, hoewel hij nog maar zeven of acht en dertig jaar oud was. Zijn loopbaan was tot dusverre buitengewoon succesvol geweest. Op de universiteit van Ox ford was hij als eerste geslaagd; hij was voor zitter van het studentencorps en had deel uitgemaakt van de ploeg, die in den traditio- neeïen roeiwedstrijd tegen de universiteit van Cambridge uitkwam. Na het verlaten der universiteit was hij in diplomatieken dienst gegaan en was attaché geweest bij de am bassade in Rome en Weenen. Ofschoon iedereen hem in de diplomatie een schitte rende carrière voorspelde, had hij er de voor keur aan gegeven naar Engeland terug tc keeren, en zich candidaat te stellen voor het Lagerhuis, waarheen hij door de kiezers van Avcnford werd afgevaardigd. Een maal lid van het parlement, trok hij spoedig de aan dacht door zijn helder inzicht, zijn scherp verstand, groote welsprekendheid en aange name persoon en binnen enkele jaren be hoorde hij al tot degenen die in aanmerking kwamen om, als de gelegenheid zich zou voordoen, in het ministerie te worden opge nomen .En in den tijd dat hier de bedoelde ge beurtenissen voorvielen, stond een reorgani satie van het kabinet voor de deur en het was een publiek geheim, dat de begaafde George Conway met het onderstaatssecreta risschap van Buitenlandsche Zaken zou worden belast. Zijn vader was tweemaal getrouwd ge weest: George en zijn broer Dennan waren de kinderen uit het eerste huwelijk. Maar de beide broers verschilden hemelsbreed van elkaar, George had een niet bepaald knap, maar intellectueel, aristocratisch gezicht. Daarentegen had zijn broer Derman een „O, nee heclemaal niet,hij Is trouwens een goede bekende van U". „Goede bekende?" „Ja, 't is misschien beter, dat ik het U zeg, U ziet hem straks toch, en als ik het U vraag, dan zult U ons geheim wel bewaren, niet. En terwijl ze zich naar hem toeboog, hoorde hij haar fluisteren, terwijl de tram knarsend remde: „Het is meneer Bakhuis". ONS REDDINGSWEZEN IN 1928. 'Reddingsploegen der N. Z. H. R. M. deden 44 maal dienst. 132 LEVENS GERED. In het September-nummer van „De Red- dingboot", het orgaan der Noord- en Zuid- Hollandsche Reddingmaatschappij is opge nomen het jaarverslag over 1928. Daarin le zen wij: In de plaatselijke commissie te Zandvoort trad af de heer J. Beeckman na een lidmaat schap van ruim 31 jaren. Het jaar 1928 was een jaar van groote krachtsinspanning, een jaar, waarin schitte rende diensten werden verleend door de moei dige bemanningen onzer reddingbooten met het uitstekende materiaal, dat te hunner be schikking was. In totaal werden de diensten der reddingbooten 44 maal gevraagd en wer den in 14 tochten 132 menschenlevens gered, waardoor het totaal aantal menschenlevens sedert de oprichting der Maatschappij gered, stijgt tot 5397. Het aantal van 132 geredde menschenlevens is in de 105 jaren van het bestaan der Maatschappij niet zoo dikwijls overtroffen. De jaren I860, 1863, 1877, 1889 en 1917 hebben grooter aantal geredden, res pectievelijk 133, 151, 159, 192 en 140. Herinnerd wordt o.a. aan de stranding van het Noorsche stoomschip „Vang" 7 Januari bij Petten, bemanning van 14 koppen gered door de recidingvlet, de stranding van de „Shonga" 17 Februari bij IJmuiden, 9 man gered door de reddingboot van IJmuiden- Noord, 32 man door de „Dorus Rijkers", de redding van de bemanning van twee vletten bemand met 5 personen bij Vlieland door de postmotorboot onder schipper L. de Boer, welk vaartuig door de heeren Doeksen daar toe was afgestaan, de redding van 5 men- schen van de tjalk „Wilhelmina" door de reddingvlet te Hindeloopen, de redding van 2 man van het visschersvaartuig „Nooit Vol maakt" Z.K. 77, 16November~door de motor reddingboot „Insulinde" van Oostmahorn, de redding van 9 personen van de „Geziena" te Wijk aan Zee met het vuurpijl- en wipper toestel, redding van 6 man van het Zweed- sche s.s. „Malmö 17 November door de mo torreddingboot Insulinde van Oostmahorn, redding van 5 personen van de tjalk „Hende- rika" van Amsterdam 17 November door de motorreddingboot „Brandaris", de tocht van de „Dorus Rijkers" naar de „Eügenia", de redding van'5 man. van de „I-Iagfors" op het Borkumerrif door de Insulinde, de redding: van .23 man 24 November door de redding boot van Zandvoort' van de „Heinrich Podeus" de redding van 14 man bergingspersoneel van de „Malmö" 25 November door de red dingboot van Nes op Ameland, het omslaan van de reddingboot van IJmuiden-Zuid bij een reddingspoging van de „Salento" op 26 November, waardoor een der roeiers het le ven verloor, den tocht van de „Dorus Rij kers" naar de „Salento" en dien van de „Zee- manshoop". Voorts aan vele pogingen tot redding en onderzoekingstochten. Het nummer bevat voorts een beschrijving van de moeilijkheden bij de reddingen, van de hand van H. de B.(ooy), secretaris der maatschappij. Opgenomen is verder de uit spraak van den Raad voor de Scheepvaart inzake de stranding van de „Salento" en het omslaan van de IJmuider reddingboot. Gememoreerd werd de gift van 60.000 van de Vereeniging voor den Effectenhandel, voor een nieuwe motorreddingboot te IJmuiden. Dank wordt oveneens betuigd voor de uit Indië ontvangen bijdragen en de medewer king der' Regeering. Uit de exploitatie-rekening der maat schappij blijkt, dat de exploitatie-kosten voor de stations 52.282.85 bedragen, waar afgaat 1.852,50 ontvangen van de Reederij van de „Shonga". De jaarlijksche bijdragen bedroe gen 41.651,15, de ontvangen schenkingen voor materieel 54.222,34, giften 27.914.44. De kapitaalrekening wordt belast voor het nadeelig saldo a 1.088,74. Bij de lijst van onderscheidingen zijn op genomen foto's van de uitreiking der me- VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1490 DE SPROEIER Er was groote opwinding in onze buurt de vorige week over de pogingen van Kees Kommer om zijn nieuwe tuinsproeier stop te zetten zonder zichzelf tot den laatsten draad nat te maken. (Nadruk verboden.) INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct». per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTR AAT 16 TELEFOON 10756 VAMPYR STOFZUIGERS f98.— dailies van de Engelsche regeering san red ders van de „Shonga" te IJmuiden (Noord), van P. J. A. Kramer, den schipper van de reddingboot aldaar, die benoemd zal worden tot schipper van de motor-reddingboot in aanbouw en van die motorreddingboot, type Insulinde. Ook de bemanning van de reddingboot van IJmuiden (Zuid) is onder de gehuldigden. Gememoreerd wordt het overlijden van de redders R. H. King en P. Visser. MANDOLINE-CLUB „AVANTI". Door het bestuur van deze vereeniging is besloten tot oprichting eener onder-afdeeling waar zij, die het mandoline-spel niet kennen, opgeleidkunnenworden. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN. Terug te bekomen bij Biemond Oranje'boomstraat 99, bril; De Groot Gen. Joubertstraat 19, buis; Bureau van Politie Smedestraat, badschoentje; Scheffer Z. B. Spaarne 114 rood, bonbon schaaltje; v. Beelen Oranjestraat 172, geld; Wille, Godfried v. Bouillonstraat 27 zwart, ceintuur; Kennel Fauna, grijze duif; Bakker Klarenbeekstraat 57 rood, gonflometer; Hoek- meijer, Alb. Thijmstraat 24, zwarte hond; Verharen, Eijkenstraat 26, jonge herders hond; Kennel Fauna, zwarte hond gebracht door: de Rijke, Prinsenbolwerk 48; Ouwor- kerk, Geweerstraat 16, hondenpenning; Roosloot, Corn. Schoonstraat 4, zwart-bruin hondje; Kennel Fauna, grijze kat, gebracht door Dieters, Klevörparkweg 109; 2 jonge grijze katten, Aelbertsbergstraat 101; Ruigrok Brandtstraat 12, R.K. kerkboek; Eegelsheim Amsterdamschevaart 84 rood, stukken lood; André, v. Hoogendorpstraat 1, papegaai; Van Roon, Leidschestraat 73, penning; Rc'inier Teijelrplein 25, kinderportemonnaie; Poütie- josthuis Gen. Cronjéstraatf rijwiel; v. d. Weij- den, Dr. Leijdstraat 65, rijwielbelastingmerk; Nachtegal, Spijke'rsmanslaan 65, idem; Eg- mond Westerhoutslaan 15, ring; v. d. Putten Vooruitgangstraat 99, rijwielbelastingmerk; Munsterman, Pres. Steijnstraat 115, regen jas; Berkenmeijer, v. 't Hoffstraat 128, schoen; Dievendal, Antoniestraat 3, wittezak mt'l in houd. (Onderstaande berichten zi.'^ ir< een deel van de vorige oplaag opgenomen)'. HET WERK AAN DEN KLOPPERSINGEL. WORDEN DE ARBEIDERS VAN BUITEN VOORGETROKKEN? Men schrijft ons; Op het werk van de Bitumenmaatschappij voor wegenaanleg, welke Maatschappij thans bezig is met het in orde brengen van den Kloppersingel werden Zaterdag een aantal Haarlemsche arbeiders ontslagen waarbij als reden werd opgegeven dat men niet voort kon. Over dit ontslag ontstond tusschen den. uitvoerder en de ontslagenen ernstig mee- ningverschil daar juist de vorige week Don derdag een groot aantal arbeiders van buiten de stad waren aangenomen. In tegenstel ling met de gewoonte dat altijd het eerst de genen wprden ontslagen die het laatst zijn gekomen, werd er nu een andere regeling gevolgd door alleen de Haarlemsche arbei ders te ontslaan en zij die het laatst waren aangenomen (wat in dit geval juist waren de menschen van buiten) konden aan heb werk blijven. Daar het hier werkzaamheden betreft wel ke namens de gemeente worden uitgevoerd, zal men van arbeiderszijde trachten te be reiken dat door bemiddeling van het ge meentebestuur genoemde maatregel van de betrokken maatschappij ongedaan wordt ge maakt en dat een bepaling wordt gemaakt volgens welke van het aantal arbeiders min stens 80 pCt tot ingezetenen der gemeente moet behooren. HAARL. JEUGDKERK VOOR OUDEREN. Woensdag 25 September des avonds 8 uur precies, zal in het wijklokaal van Ds. L. D. Poot, Leidsche straat 20, een aangenaam samenzijn worden gehouden, waartoe uit sluitend jongelui van 14 tot 20 jaar toegang hebben, teneinde tot belangstelling in de Haarl. Jeugdkerk v. Ouderen op te wekken. Ds. H. E. Beker hoopt er een enkel woord te spreken. Mevr. G. WaardenburgLindeyer zal bet hebben over liturgie en ten slotte zal Mr. Pliestdr voorzitter van de commissie van uitvoering afscheid nemen van zijn vele vrienden, die hij onder de bezoekers der Jeugdkerk in zoo'n grooten getale heeft. De muzikale medewerking wordt verleend door een koortje der Jeugdkerkbezoefcers (sters) en de dames Tr. v. Beek, R. Bergisch. (piano) en G. v. Vliet (zang). bijna boersch uiterlijk, met zijn dik hoofd, zijn rond gezicht, zijn weinig sprekende trek ken en zijn gezet figuur. Hij zag eruit en hij was dat ook, wat smaak en geestelijk ver mogen aangaat aLs een sportlievend, iet wat bekrompen grondeigenaar. Mevrouw Conway, hun stiefmoeder, was een van die vrouwen, die een gevestigde po sitie in de groote wereld innemen, zonder eigenlijk bemind of populair te zijn. Zij was een vrouw, die onvermoeid haar kansen be rekende en waarnam en die nooit er aan dacht, haar gevoel voor haar verstand te laten gaan. Zij had maar één kind Violet, die vele jaren jonger was dan haar beide stiefbroers en die zij in overeenstemming met haar levensdoel graag schitterend getrouwd wilde zien bijvoorbeeld met den jongen Felthoope, hun buurman, den erfgenaam van lord Tavcrham, en aan haar zou het niet liggen als haar stiefzoon George het niet- minstens tot Eersten Minister bracht. Eer zucht was haar meest op den voorgrond tre dende eigenschap. De familie Conway was niet bepaald rijk. Mevrouw Conway had een aardige lijfrente, George een eigen inkomen van een duizend a twaalfhonderd pond per jaar en Derman vier honderd pond. Alles bij elkaar genomen, kon het gezin zich behoorlijk bewegen en naar buiten zijn stand ophouden. En toch, ais George het zoover wilde brengen, als zijn eerzuchtige stiefmoeder zoo vurig begeerde, zou hij voor alles over de middelen moeten beschikken, om op zeer grooten voet te kun nen leven en om fortuin te verwerven, stond hem maar een weg open: een rijk huwelijk. Mevrouw Conway had er dan ook voor ge zorgd, dat tot haar gasten op de Paaschpartij ook de Loudwaters zouden behooren. Lord Loudv/ater was onnoemelijk rijk en had maar één kind. Rosamund, die eens haars vaders titel en geld zou erven. George's, stiefmoeder had er haar zinnen op gezet, om dit huwelijk tot stand te brengen. George scheen echter onbegrijpelijkerwijs tamelijk onverschillig ten aanzien van zijn kansen bij Rosamund. Mevrouw Conway meende George's reserve te moeten toeschrijven aan de connectie met een zekere gravin Mornay. Deze gravin Mor- nay, een in Londensche diplomatieke krin gen algemeene bekende verschijning, was de nog jonge weduwe van een Hongaarsch edel man. George Conway had erop gestaan, dat zij ook op de Paaschpartij zou worden ge vraagd, iets waarin mevrouw Conway na eenigen tegenstand tenslotte tegen haar zin had toegestemd. „Je begaat een groote fout, beste George", verklaarde zij. „Dat zal niet tot 't welsla gen van het feest bijdragen.-Je gravin is door en door een intrigante. Een heeleboel men schen beweren zelfs, dat zij een Hongaar- sche spion is." „Als ze dat inderdaad is, zal zij hier niet veel gelegenheid hebben om haar beroep uit te oefenen", antwoordde George droogjes. „Zij valt overigens erg in den smaak en komt overal." „Ik geef toe, dat ze op het oogenblik erg in trek is", zei mevrouw Conway. „Ze is knap, heeft een aardig figuur en wordt om de een of andere reden interessant- gevonden, en ze weet drommels goed hoe ze zich op haar best kan voordoen. Maar dat is nog geen reden, waarom wij haar zouden, inviteeren." „Ze Is vroolijk en dat zal een tegenwicht vormen tegenover de stijfheid van de Loud waters. Ik mag haar wel." „Ik hoop, beste George, dat je geen dwaze dingen ziut doen." „Laat dat maar aan mij over, Marion". „Je naam wordt meer dan eens tezamen met den harè genoemd. George haalde zijn schouders op. „Zeker, we zijn goede vrienden." „Meer toch niet, wil ik hopen?" „Natuurlijk niet. Ik ken haar al jaren al van het oogenblik af dat zij naar Engeland kwam." „Moet ze nu heusch komen?" drong me vrouw Conway aan met een laatste poging. „We zouden haar toch best eens naderhand kunnen vragen, om een weekend bij ons te komen doorbrengen. Zooals de zaken nu staan, zal zij ongetwijfeld alles in het werk stellen, om je kansen bij Rosamund te be derven." „Ik heb mijn zinnen niet op Rosamund ge zet." Mevrouw Conway sloeg haar handen in een van verbazing. „Hoe kan het bestaan, dat je nog noodig zoudt hebben, om je zinnen op haar te zetten? De schitterendste partij in heel Engeland." „Best mogelijk. Maar geld alleen is nu eenmaal niet voldoende." „Voor jou wel! Ten minste als je den. eindpaal wilt bereiken. Je weet toch best, hoe we ervoor staan. We kunnen er heel aardig komen, zoo van den eenen op den an deren dag, maar speelruimte hebben we niet veel. En Rosamund wacht er maar op dat je haar zult vragen." „Heusch?" „Dat spreekt immers vanzelf!" En kijk eens naar Sedbrook. Die is ge trouwd met de dochter van een cornedbeef- fabrikant uit Chicago, die millionair gewor den is, zoodat hij niet eens zijn schoonva der. schoonmoeder of zwager te logeeren durft vragen. Als ze eens overkomen, most hij met hen in het Savoy- of Ritzhotel gaan dineeren. Maar hun geld gebruikt hij, om in de politiek vooruit te komen en hij maakt er geen geheim van. Als jij je kansen waar neemt, wat zou je hem dan een spaak in het wiel kunnen steken. Bedenk eens, wat de Loudwaters en hun relaties beteekenen, ver geleken bij die onmogelijke varkensslagers- familie." (Wordt vervolgd J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6