IB IRL HST 01L
VIRüBBNIA OIBARIETTES
BUITENLANDSCH OVERZICHT
LETTEREN EN KUNST
LORD CECIL VERHEFT ZJN STEM.
ENTHOUSIASME ONDER ZIJN HOORDERS.
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 25 SEPTEMBER 1929
MUZIEK.
LAATSTE AVOND-ORGELBESPELING.
Zonderen wij een enkel gelegenheids
koorwerk uit, dan was al, wat naar uiter
lijkheid zweemde, vreemd aan dit concert.
Daar waren allereerst de zangen van Pa-
lestrina en Vittaria, die, overschoon gezon
gen door het mannenkoor „Werkmanslust"
uit Krommenie, een onvergetelijken indruk
maakten. Onvergetelijk, wijl zij in uiterst
verzorgde registreering dor stemmen en in
ongerepte zuiverheid weergaven de blank
heid die de muziek kenmerkt der grootmees
ters van vóór de muziekrenaissance. Men
mocht bij zulk een schoone weergave ver
geten dat deze koorwerken (een Tantum
ergo, oen Ave Maria) waren geschreven
voor mannen- en knapenstemmen, waarvan
de laatste, ook bij transpositie, zoo moeilijk
zijn te benaderen door de tenoren. George
Robert onderving dit bezwaar, door zijn te
noren alles in een welklinkend falset te
laten zingen. Hij gaf ook wonderwel weer
de klaarheid der structuur, die verrassende
stemvoering, die in de kerkruimte zoo licht
wil verdoezelen. Dat wonderbaarlijk stem-
menweefsel, dat altijd weer de harmonieën
aaneenvoegt in evenzooveld blijde verras
singen, is in waarheid niet anders dan de
gothiek der kathedraal die dezerr muziek
zag geboren worden.
De naïeve muziek der Fantasie in c van
César Franck is dan de kunst der Italiaan-
schd primitieven, te schoon om aan te raken.
De organist had de vrije keuze over het rijke
repertoire van Franck, over het overweldi
gend oeuvre# van Johan Sebastiaan Bach, over
de uiterlijke orgelwerken van Handel. Hij
koos het stil en ingetogen stuk dat alreeds
den dichter der Béatitudes verraadt; dan
nog het uiterst sober geconstrueerd werk:
een der Bach-fuga's in c klein, en uit Han
dels omgeving de claveeimbel-achtige Cha
conne van Purcell. Zoo kwam hij tot een
schoon geheel, want ook de zangen van
Charles Bordes, al is er weinig van zijn leer
meester Franck overgegaan in de thans ge
zongen drie koorwerken en al heeft zijn
„Beata es, virgo Maria" m.i. te veel wat aan
een al te lang terecht vergeten manier doet
denken, voegden zich, onmiddellijk uitge
voerd na Bach, heel wel in 't verloop van
het geheel, dat eindde in het destijds op den
zangwedstrijd zoo gevreesde „Gloria" van
W. Robert. Dit stuk, dat wij hierboven noem
den als gelegenheidswerk, gaf ons echter
een prachtigen kijk op het technisch en ar
tistiek vermogen van het mannenkoor uit
Krommenie, een dor weinige mannenkoren
die lust en volharding en toewijding bezit
ten om zich den Palestrina-stijl eigen te
maken. Dus mochten wij met voldoening
luisteren, hoe „Werkmanslust" (sinds hoo
langen tijd staat dit koor wel al onder
leiding van onzen stadsorganist?) als spelend
de technische moeilijkheden van dit werk
overwon. Wij prijzen ook naast de goede
wijze van zingen den zin voor kleur, die
inzonderheid in het laatst gezongen werk
tot uiting kon komen.
Als tegen het eind van dit concert Ds.
van Waardenburg de beteekenis der muziek
In 't algemeen en die dezer concerten in
't bijzonder als cultuurwaarde* naar voren
bracht en den heer George Robert als on
vermoeid werker huldigde, vond hij een
willig gehoor. Ook waar hij herinnerde aan
het nog steeds ontoereikend fonds, d,at be
oogde, het gebrandschilderd raam in het
Noordertransept aan te brengen. En zeer
zeker ook, waar hij het zinloos gedoe be
lichtte van den orgelbouwer-scribent, die
Christlaan Muller's product betitelde als den
ouden asthmatischen man. Zoo het zuiver
technische, waarover wij niet oordeelen, van
dezelfde waarde is als het muzikale, waar
over wij wél oordeelen, dan heeft bedoelde
Nc»ierlandsche orgelbouwer zichzelf een heel
slechten dienst bewezen. Voorshands ge-
looven wij, dat Haarlem gerust mag zijn,
zooals de toehoorders van dit mooie concert
het waren, die Dinsdagavond het kerkge
bouw vulden tot in de uiterste hoeken.
G. J. KALT.
FRITZ HIRSCH-OPERETTE: „FRIEDERIKE"
„Singspiel in 3 Akten" noemt Franz Lehar
zijn „Friederike". De componist die door
zijn operette „Die lustige Wittwe" wereld
bekend, en denkelijk ook wel schatrijk werd,
heeft ons dus in „Friederike" geen operette
willen geven, maar heeft getracht terug te
keeren naar het oude Duitsche „zangspel",
dat aan een reactie van burgerlijke kunst
tegen de hoogdravende onnatuurlijke stof en
uidrukkingswjjze van den toenmaiigen Itali-
aanschen opera-stijl zijn ontstaan dankte.
Gewone menschen van vleesch en bloed, be
staanbare toestanden komen in het „Sing
spiel" voor; het parodistische en frivole der
latere operette is er niet in te vinden; de
muzikale behandeling van den tekst over
weegt boven den gesproken dialoog. Zóó be
schouwd mag de benaming „Singspiel" voor
Lchar's „Friederike", waarvoor Ludwig Hcr-
zer en Fritz Lohner den tekst schreven, ge
rechtvaardigd heeten- Het onderwerp van
den tekst is een episode uit het leven van
een beroemd man: Goethe. Of zij historisch
ju)st is, kan ik niet beoordeelen; het is echter
mogelijk dat er werkelijk historische feiten
aan ten grondslag liggen. De gebeurtenissen
spelen zich af in een gewone reëele omge
ving, hoofdzakelijk in den tuin eener kleine
dorpspastorie. In deze schering zou een in
slag van frivoliteit, parodie of clownerie
misplaatst zijn; zij komen dan ook er ge
lukkig niet in voor. De muzikale behandeling
strekt zich over het meerendeel van den
tekst uit; zelfs verscheidene gesproken ge
deelten worden door de muzikale illustratie
tot melodrama. De onbegeleide dialoog, die
in vele operettes zóó overheerscht dat ze
eigenlijk niet anders zijn dan kluchten met
eenlge coupletten, komt in „Friederike" be
trekkelijk weinig voor.
Dit alles vormt een reactie tegen de ver
wording der moderne operette, een reactie
die we niet anders dan met vreugde be
groeten kunnen. Er is een artistiek streven
in de muziek bij Friederike merkbaar; een
streven naar pittige melodie, kleurige instru-
menteering, pakkende illustratie en boven
dien naar vermijding van banaliteit. De
groote voorgangers op het gebied van zang
spel en opera hebben hun invloed doen gel
den; Wagner's geest komt meermalen om den
hoek gluren; ook dien van Puccini en Bizct
meent men bijwijlen te bemerken, en in de
16de Szene, bij de woorden „Genau so wie
lhr" etc komt een herleving van Mozarts
fNGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ctï. per regel.
De be iter gewone volmaaktheid
van de tabak.van de melange en
van de fabricatie maken het
nooken van deze geurige sigaret
tot een zuiver genot. in doosje,™
iO en 20 stuks
IK Cts
StRAICMIT CUT AND C€<DIL Met Cocpons
.D.&.H.OWILLSBRISTOL 8l LONDON
Een vurig pleidooi voor ontwapening.
Verdachtmakingen van de hand
gewezen.
stijl voor den dag: een voorbeeld dat men
zich nog veel te weinig neemt, en dat toch
al door niemand minder dan Richard Strauss
met klem aangeraden werd. Dit brokje
schijnt mij zelfs een der allerbest geslaagde
uit de geheele partituur. In de inleiding is
na een schril, hoogstens als „geeft acht"-
signaal te apprecieeren begin een welklin
kend stukje post-Wagnerlanisme aan het
woord; in 't algemeen komen in eerste en
tweede bedrijf goed geslaagde stukken mu
ziek. Daartoe is in de eerste plaats te reke
nen de verklanking van Goethes „Heiden-
roslein", een waagstuk na Schuberts lied; het
mag Lehar als eer gerekend worden dat
ook zijn „Heidenröslein" bekoren kon. Ook
het voorafgaande melodrama is verdienste
lijk behandeld, evenals de zang van Friede
rike: „Ich denke dein" etc., hoewel deze iets
langdradig wordt. Het slot van deze acte Is
wat luidruchtig.
De ballet-achtige entreacte-muziek heeft
een landelijk karakter; door het roezemoe
zige gepraat in de zaal ging daarvan veel
verloren. In het tweede bedrijf valt terstond
een aardige „Landler" te noemen, voorts de
muziek bij no. 12, die tot de best geslaagde
gedeelten kan gerekend worden. De „Schla
ger" no. 13: „O Madchen, mein Madehen
staat meer op het gewone operette-peil en
had dus een d ooi-slaand succes: nog twee
maal moest Goethe voor het voetlicht komen
om te herhalen. Als uit een muzikaal oog
punt goede scènes noem ik nog no. 11:
„Warum hast du mich wachgeküsst" en het
wel wat sentimenteele, doch effectvol en
goed gevonden slot.
Het derde bedrijf staat aanmerkelijk lager;
de triviale operettetoon is hier meer aan het
woord dan in de vorige- actes. Het was óf ln
dit bedrijf ook het vocale en speel-peil zakte.
Friedel Dotza, de vertolkster van de titelrol
zong hier aanmerkelijk minder goed dan te
voren. Deze zangeres heeft sinds ik haar
voor 't eerst hoorde aanmerkelijke vorderin
gen gemaakt; zij zingt nu zeer behoorlijk,
en haar hooge d in no. 2 bezorgde haar
natuurlijk een „open doekje". Toch heeft zij
van tijd tot tijd nog neiging in de slechte
operettemanier te vervallen waardoor zij
de muziek meer naar beneden haalt dan op
heft. Ook had zij van een liedje als no. 1:
„Gott gab einen schónen Tag" nog wel meer
kunnen maken. Van den tenor Albert May,
die de rol van Goethe vertolkte, kan ln
hoofdzaak hetzelfde gezegd worden als van
Friedel Dotza, tenminste wat zijn muzikale
kwaliteiten betreft; zijn stijf spel daaren
tegen vormt een schrille tegenstelling met
het bewegelijke, bevallige en gevoelige van
Friedel Dotza, en maakt haar tooneelliefde
voor den stijven klant evenmin aannemelijk
als hij ons in zijn Goethe den dichterlijken,
hoofschen man van de wereld doet zien.
De overige personen treden muzikaal niet
op den voorgrond. Dat Hirsch als dominee
Brion steeds lachsucces had met zijn „Es
steht geschrieben" en de daaropvolgende
interrupties van zijn eega, spreekt van zelf;
zijn „Aber M^gdalena" tot dezelve herinner
de levendig aan zijn „Ramona" exclamaties.
Carla Carlsen die de plaats van Mimi Gyenes
schijnt te hebben ingenomen, gaf een aar
dige uitbeelding van de rol van „Salomea",
alhoewel zij mij voor een eerzame dorps-
predikants-dochter wel wat erg wereldsch
scheen. De vele overige, in het programma
allen met name genoemden moeten we
voorbijgaan, slechts collectief de ensembles
prijzen.
Het orkest speelde zijn belangrijke partij,
behoudens enkele uitbarstingen van schril
heid, goed, volgzaam en beschaafd; de diri
gent Josef zorgde voor een uistekende aan
sluiting. En de costumes waren als gewoon
lijk schitterend.
Lehar's „Friederike" is geen kunstwerk uit
één stuk het schommelt een beetje tusschen
zangspel en operette, maar desniettemin heb
ik het werk met belangstelling gevolgd en
hoop er een verheugend streven naar ver
betering va« het gehalte der operette in te
mogen begroeten.
KAREL DE JONG.
JAARVERGADERING VAN „HAARLEM'S
TOONEEL".
In de Dinsdagavond in café-restaurant
Brinkmann onder voorzitterschap van den
heer J. van Eden gehouden jaariijksche al-
gemeene vergadering van „Haarlem's Too-
neel" werden de aftredende bestuursleden, de
heeren W. Oosten Beekman en A. Hamann bij
acclamatie als zoodanig herkozen. In de
plaats van den heer Ch. Boeree, die zich niet
herkiesbaar gesteld had. wegc-ns drukke werk
zaamheden werd gekozen de heer A. Jacob-
son.
Uit het jaarverslag van den secretaris, den
heer A. Hamann. bleek dat het vereenigings-
jaar zeer vruchtbaar is geweest en uit dat
van den penningmeester, den heer C. C. G. J.
Hezemans, dat er niettegenstaande de vele
uitgaven naar aanleiding van het jubileums-
feest een batig saldo is. De kascommissie
bracht den penningmeester hulde voor diens
beleid. Medegedeeld werd nog, dat men op
eenige bijzondere avonden het contact tus
schen het bestuur en de werkende leden
hoopt te versterken.
T BELANGRIJKSTE NIEUWS.
De ontwapeningskwestie kwam opnieuw ter
sprake in aansluiting aan het rapport van
den Belgischen gedelegeerde Graaf Poullet
over de resultaten van de besprekingen in
de derde commissie.
Poullet zeide, dat de ontwapeningskwestie
slechts door wederzij dsche concessies der re
geeringen kan worden opgelost en dat de
eerste stap tot beperking der bewapening
thans gedaan moet worden. De Volkenbond
moet eindelijk de door hem met plechtigheid
op zich genomen verplichtingen, neergelegd
in art. 8 van het Volkenbondspact, erken
nen.
Met stormachtig applaus begroet, hield
daarna Lord Robert Cecil een groote rede,
waarin hij nog eens het Engelsche-standpunt'
in de ontwapeningskwestie uiteenzette. Lord
Robert Cecil betoogde, dat beslissende vor
deringen op het gebied van de arbitragege-
dachte, evenals op liet gebied der algemeene
veiligheid waar te nemen zijn. De groote mo
gendheden hebben de arbitrage-clausule on
derteekend. Een overeenkomst ter ondersteu
ning van aangevallen staten is gesloten.
De Engelsche regeering zal de overeen
komst over den handel in wapens en muni
tie onderteekenen en hoopt, dat andere re
geeringen het voorbeeld zullen volgen. Thans
moet echter eindelijk de ontwapening ter
hand genomen worden. De ontwapening is de
eenige werkelijk goede en practische weg om
een oorlog te verhoeden. Er zijn van ver
schillende'zijden zonderlinge beweegredenen
bij de bespreking van zijn voorstel naar vo
ren gebracht, alsof Engeland de ontwapening
wil vertragen of andere mogendheden be
dreigen. Dat is geheel onwaar. Zijn doel is
zeer eenvoudig. Hij wil slechts de groote be
ginselen onderstreepen, waarop de ontwape
ning moet worden opgebouwd. De beperking
van de bewapening in de lucht, te land en
ter zee hangen nauw met elkaar samen. Hij
wil echter met het oog op de vele onduidelijk
heden en twijfel constateeren, dat hij nooit
de alleen-beslissends waarde gehecht heeft
aan de kwestie van de beperking der geofen-
de reserves. De ontwapening behoeft in geen
geval op dit punt alleen opgebouwd te wor
den. Hij verlangt, dat de ontwapening betrek
king zal hebben op de effectieve troepeneen
heden en het oorlogsmateriaal.
Lord Robert Cecil legde daarna grooten
nadruk op de groote beteekenis van het oor
logsmateriaal in de moderne oorlogstech
niek.
De wereldoorlog gaat spr. voort heeft
de oorlogstechniek geheel veranderd. Als men
het oorlogsmateriaal niet beperkt dan geeft
men daarmede toe, eigenlijk niets te willen
doen. Niet alleen is de ontwapening de grond
slag van den Volkenbond, maar bovendien
eene aangelegenheid, die de publieke mee
ning van de geheele wereld hartstochtelijk
interesseert. Bij de volken is de ontwapenings
gedachte verder ontwikkeld dan bij de regee
ringen. De groote verwachtingen zijn nu ge
richt op de ontwapening, die het eenige mid
del is om den oorlog te voorkomen.
Nog eenmaal verklaarde Cecil, dat, indien
men het oorlogsmateriaal niet verminderen
wil, men de geheele ontwapeningsgedachte
moet laten schieten.
Lord Robert eindigde zijn rede met de
verklaring, dat de Engelsche regeering door
zijn mond spreekt. De Engelsche regeering
wekt den Volkenbond en door den Volken
bond de volken der geheele wereld op om
nu met de ontwapening te beginnen.
Bij het verlaten der tribune werd Cecil weer
stormachtig toegejuicht.
't Is verblijdend
dat men mag con
stateeren dat Lord
Cecil cf Chelwoód,
de hooge verwach
tingen die de vol
keren koesterde
niet teleurstelde.
De toon die deze
apostel des vredes
die zich
eenige jaren gele
den uit het vredes
werk terugtrok
Lord Cecil. omdat zijn inziens
de toenmalige Engelsche regeering dien ar
beid sabotteerde laat hooren is geheel
nieuw voor Genève. Merkwaardig is het dat
deze toon een spontaan enthousiasme bij de
gedelegeerden heeft ontketend. Een enthoü-
siasme dat men eerlijk noemen mag en dat
vroeger niet bestond.
Terloops memoreeren wij nog dat Lord
Robert Cecil op felle wijze de verdachtma
kingen afwees, die tegenstanders van zijn
motie over zijn verborgen bedoelingen met
deze motie hadden geuit. Hij noemde die ver
dachtmakingen „hysterische nonsens" die
geen verder antwoord waard was.
L. A.
Het zoogenaamde Duitsch-
Fransche Bondgenootschap.
Nieuwe onthullingen.
BERLIJN, 24 Sept. (V. D.) De heer Arnold
Rechberg maakt thans de concrete bepalin
gen bekend van een Duitsch-Fransche over
eenkomst, welke na langdurige onderhande
lingen tusschen Fransche staatslieden en
hem tot stand gekomen is.
In deze bepalingen is o.a. het volgende op
genomen:
2e. Duitsch-Fransche belangengemeen
schap. Duitschland en Frankrijk waarborgen
elkaar hun Europeesche grenzen tegen eiken
aanval van de zijde van een derde mogend
heid te beschermen. Er wordt een verhou
ding van 5 3 tusschen het Fransche en het
Duitsche leger vastgesteld, d.w.z. wanneer
het Fransche leger 500.000 man sterk is, zal
het Duitsche leger bij gelijke recruteering,
uitrusting en bewapening als het Fransche
leger 300.000 man sterk zijn. Er wordt een uit
Duitsche en Fransche generaals saamge-
steld, boven het Duitsche en Fransche leger
staand oppercommando geschapen.
Dit oppercommando heeft het recht tot
inspectie van alle Duitsche en Fransche troe
pen en werkt de plannen voor een eventueele
gemeenschappelijke verdediging van de
Duitsche en Fransche grenzen uit. Het Belgi
sche leger wordt in de Duitsch-Fransche
militaire overeenkomst opgenomen.
Deze militaire bepalingen zijn eerst in een
onderhoud vastgesteld, welk onderhoud de
heer Rechberg reeds jaren geleden met wij
len generaal Foch heeft gehad. Maarschalk
Foch was er van overtuigd, dat door verwe
zenlijking van een dergelijke Duitsch-Fran
sche militaire overeenkomst elke Duitsch-
Fransch oorlog materieel onmogelijk zou
worden en toch tegelijkertijd de vrede in
Europa verzekerd zou zijn. Van groot belang
achtte Maarschalk Foch het, dat bij een der
gelijke Duitsch-Fransche overeenkomst op
militair gebied een Duitsch-Fransche indus-
trieele belangengemeenschap zou worden
aangesloten, omdat daarmede de duurzaam
heid van de overeenkomst zou worden beves
tigd.
Ie Ontruiming van alle door Frankrijk
bezette Duitsche gebieden.
4e. De dóór de regeeringen van Duitsch
land en Frankrijk tot nu toe ondertêeken-
de schadevergoedingsregelingen blijven be
staan. Wijzigingen welke zoowel ten gunste
van Duitschland als van Frankrijk zouden
zijn, zijn aan de samenwerking van de
beide regeeringen voorbehouden.
5e. Polen zal Danzig en den Weichsel-cor-
ridor aan Duitschland geven. Danzig blijft
Poolsehe vrijhaven, waarbij Duitschland
en Frankrijk gezamenlijk Polen vrije scheep
vaart op den Weichsel garandeeren. Verder
zal de haven van Memel ter beschikking van
Polen worden gesteld.
In Opper-Süezië wordt zonder verandering
van de huidige grenzen een Duitsch-Fran
sche industriële belangengemeenschap tot
stand gebracht. Gelijkgerechtigdheid van d^
Duitschers in Polen. Als tegenprestatie ga
randeeren Frankrijk en Duitschland samen
alle overige Poolsehe grenzen Polen zal zich
eveneens bij de Duitsch-Fransche militaire
overeenkomst aansluiten.
6e. Door onderteekening van dit bondge-
toontschap worden de bepalingen van het
Vredesverdrag van Versailles, voor zoover dit
uitsluitend betrekking heeft op Duitschland.
Frankrijk en België, geannuleerd. De bij
het Verdrag van Versailles ingestelde Duitsch
Fransche grens, zoowel de bij hetzelfde ver
drag vastgestelde Duitsch-Belgische grens,
blijven bestaan.
7e. Met de onderteekening van dit bond
genootschapsverdrag geldt de kwestie van de
schuld aan den oorlog als opgelost.
Reynaud rechtvaardigt zich,
PARIJS, 24 Sept. (B.T.A.) De afge
vaardigde Paul Reynaud, die momenteel in
Mexico vertoeft, heeft aan Havas een mede-
deeling doen toekomen, waarin hij zegt:
Tijdens een studiereis naar Berlijn had
ik besprekingen met vertegenwoordigrs van
verschillende partijen, o.w. Stresemann en
Breitscheid. De Rijksdagafgevaardigde Rech-
bech stelde mij voor, om door tusschen-
komst van generaal Delijje ook persoon
lijkheden van rechts te ontmoeten. Ik nam
dit aanbod aan, doch hechtte er zoo weinig
waarde aan, dat ik er noch tegenover de
pers noch tegenover mijn mede-afgevaar
digden over sprak.
ZAL BAZEL DE ZETEL DER BANK
v. INT. HERSTELBETALINGEN
WORDEN?,
PARIJS, 24 Sept. (V.D.) Naar de „In-
transigeant" meent te weten, zou de stad:
Bazel de grootste kansen hebben de zetel
van de Bank voor Internationale Herstelbe
talingen te worden, gezien het streven der
deskundigen daar voor een stad te kiezen,
waar nog geen circulatiebank gevestigd is.
Bovendien is de geografische ligging der
stad voor dit doel bijzonder gunstig. In
Fransche kringen houdt men rekening met
de mogelijkheid, dat de organisatie-com-<
missie reeds op drie October haar werkzaam
heden te Baden-Baden zal aanvangen.
LAFFE DIEFSTAL TE SCHAGEN.
OUDE VROUW BEROOFD.
In den nacht van Zondag op Maandag 13
een brutale inbraak gepleegd bij de wed.
C. S. te Schagen, meldt het Volk. Door het
openschuiven van een raam kwam de inbre
ker naar binnen. Door het gestommel was de
bewoonster wakker geworden. Zij stond op en
hoorde toen het dreigement: „Je geld of je
leven", waardoor de oude vrouw zoo van
streek raakte, dat zij het trommeltje met
geld afstond. Het bevatte haar pas ont
vangen pensioentje ten bedrage van ongeveer
f 170, een spaarbankboekje met f 300, een
horlogeketting van haar overleden man en
een gouden ring.
Tijdens de inbraak werd de inbreker nog
aangevallen door een ouden buurman, die
echter niets tegen hem kon beginnen. De da
der is nog onbekend.
TENTOONSTELLING VAN OUDE DOCU
MENTEN.
De heer H. H. Theunisse te Overveen
schrijft ons:
Een langdurige afwezigheid buitenslands
en andere omstandigheden hebben mij ver
hinderd mijn afgebroken serie van tentoon
stellingen uit mijn collecties te vervolgen.
Thans kan ik u mededeelen dat wederom, als
naar gewoonte bij de firma J. A. Boskamp en
Zn. to Overveen, een expositie is geopend,
speciaal ten behoeve van hen, die in dezen
materialistischen tijd nog iets gevoelen voor
de poëzie, de charme en de warmte, die uit
gaan van de oude vergeelde documenten en
archiefstukken van hen, die voor ons geleefd
hebben, die iets gevóelen voor wat overgroot-
en betovergrootouders' nijverige vingeren
wrochten, voor de dagelijksche gebruiksvoor
werpen uit den ouden tijd. Het is hier en
daar maar een greep, juist genoeg om de
drie vitrines te vullen: acten van de „gifte
ende eygendomme", van „ordinaire Quyt-
scheldinge" en dergelijke, van trouwen en
geboorte, van testamenten en vonnissen, van
poortersbrieven, financieele transacties, van
boeken, borduur- en stoplappen, poëzie-al-
bums, naaigerei, snuif- en tabaksdoozen, ge
wichten, kindergoed etc. etc. De oudste stuk
ken dateeren van 1667.
HET OPENLUCHTMUSEUM TE ARNHEM.
Hdt ligt in het voornemen om in het voor
jaar 1930 een aanvang te maken met den
bouw van een permanent Museumgebouw
op het terrein van het Ned. Openluchtmu
seum te Arnhem, meldt de Tel.
Het gebouw dat in de toekomst nog zal
kunnen worden uitgebreid, zal voor den win
ter van 1930 voltooid zijn. Het hulpmuseum
gebouw zal daarna bestemd worden voor het
tentoonstellen van museumstukken van
griite afmeting. In het Museumpark zijn
thans de fundamenten gelegd voo reen Lim-
burgsche boerderij, waarvan eht materiaal
uit Limburg naar den Waterberg te Arnhem
is overgebracht.