IB IRL HST 01L VIRüBBNIA OIBARIETTES BUITENLANDSCH OVERZICHT LETTEREN EN KUNST LORD CECIL VERHEFT ZJN STEM. ENTHOUSIASME ONDER ZIJN HOORDERS. HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 25 SEPTEMBER 1929 MUZIEK. LAATSTE AVOND-ORGELBESPELING. Zonderen wij een enkel gelegenheids koorwerk uit, dan was al, wat naar uiter lijkheid zweemde, vreemd aan dit concert. Daar waren allereerst de zangen van Pa- lestrina en Vittaria, die, overschoon gezon gen door het mannenkoor „Werkmanslust" uit Krommenie, een onvergetelijken indruk maakten. Onvergetelijk, wijl zij in uiterst verzorgde registreering dor stemmen en in ongerepte zuiverheid weergaven de blank heid die de muziek kenmerkt der grootmees ters van vóór de muziekrenaissance. Men mocht bij zulk een schoone weergave ver geten dat deze koorwerken (een Tantum ergo, oen Ave Maria) waren geschreven voor mannen- en knapenstemmen, waarvan de laatste, ook bij transpositie, zoo moeilijk zijn te benaderen door de tenoren. George Robert onderving dit bezwaar, door zijn te noren alles in een welklinkend falset te laten zingen. Hij gaf ook wonderwel weer de klaarheid der structuur, die verrassende stemvoering, die in de kerkruimte zoo licht wil verdoezelen. Dat wonderbaarlijk stem- menweefsel, dat altijd weer de harmonieën aaneenvoegt in evenzooveld blijde verras singen, is in waarheid niet anders dan de gothiek der kathedraal die dezerr muziek zag geboren worden. De naïeve muziek der Fantasie in c van César Franck is dan de kunst der Italiaan- schd primitieven, te schoon om aan te raken. De organist had de vrije keuze over het rijke repertoire van Franck, over het overweldi gend oeuvre# van Johan Sebastiaan Bach, over de uiterlijke orgelwerken van Handel. Hij koos het stil en ingetogen stuk dat alreeds den dichter der Béatitudes verraadt; dan nog het uiterst sober geconstrueerd werk: een der Bach-fuga's in c klein, en uit Han dels omgeving de claveeimbel-achtige Cha conne van Purcell. Zoo kwam hij tot een schoon geheel, want ook de zangen van Charles Bordes, al is er weinig van zijn leer meester Franck overgegaan in de thans ge zongen drie koorwerken en al heeft zijn „Beata es, virgo Maria" m.i. te veel wat aan een al te lang terecht vergeten manier doet denken, voegden zich, onmiddellijk uitge voerd na Bach, heel wel in 't verloop van het geheel, dat eindde in het destijds op den zangwedstrijd zoo gevreesde „Gloria" van W. Robert. Dit stuk, dat wij hierboven noem den als gelegenheidswerk, gaf ons echter een prachtigen kijk op het technisch en ar tistiek vermogen van het mannenkoor uit Krommenie, een dor weinige mannenkoren die lust en volharding en toewijding bezit ten om zich den Palestrina-stijl eigen te maken. Dus mochten wij met voldoening luisteren, hoe „Werkmanslust" (sinds hoo langen tijd staat dit koor wel al onder leiding van onzen stadsorganist?) als spelend de technische moeilijkheden van dit werk overwon. Wij prijzen ook naast de goede wijze van zingen den zin voor kleur, die inzonderheid in het laatst gezongen werk tot uiting kon komen. Als tegen het eind van dit concert Ds. van Waardenburg de beteekenis der muziek In 't algemeen en die dezer concerten in 't bijzonder als cultuurwaarde* naar voren bracht en den heer George Robert als on vermoeid werker huldigde, vond hij een willig gehoor. Ook waar hij herinnerde aan het nog steeds ontoereikend fonds, d,at be oogde, het gebrandschilderd raam in het Noordertransept aan te brengen. En zeer zeker ook, waar hij het zinloos gedoe be lichtte van den orgelbouwer-scribent, die Christlaan Muller's product betitelde als den ouden asthmatischen man. Zoo het zuiver technische, waarover wij niet oordeelen, van dezelfde waarde is als het muzikale, waar over wij wél oordeelen, dan heeft bedoelde Nc»ierlandsche orgelbouwer zichzelf een heel slechten dienst bewezen. Voorshands ge- looven wij, dat Haarlem gerust mag zijn, zooals de toehoorders van dit mooie concert het waren, die Dinsdagavond het kerkge bouw vulden tot in de uiterste hoeken. G. J. KALT. FRITZ HIRSCH-OPERETTE: „FRIEDERIKE" „Singspiel in 3 Akten" noemt Franz Lehar zijn „Friederike". De componist die door zijn operette „Die lustige Wittwe" wereld bekend, en denkelijk ook wel schatrijk werd, heeft ons dus in „Friederike" geen operette willen geven, maar heeft getracht terug te keeren naar het oude Duitsche „zangspel", dat aan een reactie van burgerlijke kunst tegen de hoogdravende onnatuurlijke stof en uidrukkingswjjze van den toenmaiigen Itali- aanschen opera-stijl zijn ontstaan dankte. Gewone menschen van vleesch en bloed, be staanbare toestanden komen in het „Sing spiel" voor; het parodistische en frivole der latere operette is er niet in te vinden; de muzikale behandeling van den tekst over weegt boven den gesproken dialoog. Zóó be schouwd mag de benaming „Singspiel" voor Lchar's „Friederike", waarvoor Ludwig Hcr- zer en Fritz Lohner den tekst schreven, ge rechtvaardigd heeten- Het onderwerp van den tekst is een episode uit het leven van een beroemd man: Goethe. Of zij historisch ju)st is, kan ik niet beoordeelen; het is echter mogelijk dat er werkelijk historische feiten aan ten grondslag liggen. De gebeurtenissen spelen zich af in een gewone reëele omge ving, hoofdzakelijk in den tuin eener kleine dorpspastorie. In deze schering zou een in slag van frivoliteit, parodie of clownerie misplaatst zijn; zij komen dan ook er ge lukkig niet in voor. De muzikale behandeling strekt zich over het meerendeel van den tekst uit; zelfs verscheidene gesproken ge deelten worden door de muzikale illustratie tot melodrama. De onbegeleide dialoog, die in vele operettes zóó overheerscht dat ze eigenlijk niet anders zijn dan kluchten met eenlge coupletten, komt in „Friederike" be trekkelijk weinig voor. Dit alles vormt een reactie tegen de ver wording der moderne operette, een reactie die we niet anders dan met vreugde be groeten kunnen. Er is een artistiek streven in de muziek bij Friederike merkbaar; een streven naar pittige melodie, kleurige instru- menteering, pakkende illustratie en boven dien naar vermijding van banaliteit. De groote voorgangers op het gebied van zang spel en opera hebben hun invloed doen gel den; Wagner's geest komt meermalen om den hoek gluren; ook dien van Puccini en Bizct meent men bijwijlen te bemerken, en in de 16de Szene, bij de woorden „Genau so wie lhr" etc komt een herleving van Mozarts fNGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ctï. per regel. De be iter gewone volmaaktheid van de tabak.van de melange en van de fabricatie maken het nooken van deze geurige sigaret tot een zuiver genot. in doosje,™ iO en 20 stuks IK Cts StRAICMIT CUT AND C€<DIL Met Cocpons .D.&.H.OWILLSBRISTOL 8l LONDON Een vurig pleidooi voor ontwapening. Verdachtmakingen van de hand gewezen. stijl voor den dag: een voorbeeld dat men zich nog veel te weinig neemt, en dat toch al door niemand minder dan Richard Strauss met klem aangeraden werd. Dit brokje schijnt mij zelfs een der allerbest geslaagde uit de geheele partituur. In de inleiding is na een schril, hoogstens als „geeft acht"- signaal te apprecieeren begin een welklin kend stukje post-Wagnerlanisme aan het woord; in 't algemeen komen in eerste en tweede bedrijf goed geslaagde stukken mu ziek. Daartoe is in de eerste plaats te reke nen de verklanking van Goethes „Heiden- roslein", een waagstuk na Schuberts lied; het mag Lehar als eer gerekend worden dat ook zijn „Heidenröslein" bekoren kon. Ook het voorafgaande melodrama is verdienste lijk behandeld, evenals de zang van Friede rike: „Ich denke dein" etc., hoewel deze iets langdradig wordt. Het slot van deze acte Is wat luidruchtig. De ballet-achtige entreacte-muziek heeft een landelijk karakter; door het roezemoe zige gepraat in de zaal ging daarvan veel verloren. In het tweede bedrijf valt terstond een aardige „Landler" te noemen, voorts de muziek bij no. 12, die tot de best geslaagde gedeelten kan gerekend worden. De „Schla ger" no. 13: „O Madchen, mein Madehen staat meer op het gewone operette-peil en had dus een d ooi-slaand succes: nog twee maal moest Goethe voor het voetlicht komen om te herhalen. Als uit een muzikaal oog punt goede scènes noem ik nog no. 11: „Warum hast du mich wachgeküsst" en het wel wat sentimenteele, doch effectvol en goed gevonden slot. Het derde bedrijf staat aanmerkelijk lager; de triviale operettetoon is hier meer aan het woord dan in de vorige- actes. Het was óf ln dit bedrijf ook het vocale en speel-peil zakte. Friedel Dotza, de vertolkster van de titelrol zong hier aanmerkelijk minder goed dan te voren. Deze zangeres heeft sinds ik haar voor 't eerst hoorde aanmerkelijke vorderin gen gemaakt; zij zingt nu zeer behoorlijk, en haar hooge d in no. 2 bezorgde haar natuurlijk een „open doekje". Toch heeft zij van tijd tot tijd nog neiging in de slechte operettemanier te vervallen waardoor zij de muziek meer naar beneden haalt dan op heft. Ook had zij van een liedje als no. 1: „Gott gab einen schónen Tag" nog wel meer kunnen maken. Van den tenor Albert May, die de rol van Goethe vertolkte, kan ln hoofdzaak hetzelfde gezegd worden als van Friedel Dotza, tenminste wat zijn muzikale kwaliteiten betreft; zijn stijf spel daaren tegen vormt een schrille tegenstelling met het bewegelijke, bevallige en gevoelige van Friedel Dotza, en maakt haar tooneelliefde voor den stijven klant evenmin aannemelijk als hij ons in zijn Goethe den dichterlijken, hoofschen man van de wereld doet zien. De overige personen treden muzikaal niet op den voorgrond. Dat Hirsch als dominee Brion steeds lachsucces had met zijn „Es steht geschrieben" en de daaropvolgende interrupties van zijn eega, spreekt van zelf; zijn „Aber M^gdalena" tot dezelve herinner de levendig aan zijn „Ramona" exclamaties. Carla Carlsen die de plaats van Mimi Gyenes schijnt te hebben ingenomen, gaf een aar dige uitbeelding van de rol van „Salomea", alhoewel zij mij voor een eerzame dorps- predikants-dochter wel wat erg wereldsch scheen. De vele overige, in het programma allen met name genoemden moeten we voorbijgaan, slechts collectief de ensembles prijzen. Het orkest speelde zijn belangrijke partij, behoudens enkele uitbarstingen van schril heid, goed, volgzaam en beschaafd; de diri gent Josef zorgde voor een uistekende aan sluiting. En de costumes waren als gewoon lijk schitterend. Lehar's „Friederike" is geen kunstwerk uit één stuk het schommelt een beetje tusschen zangspel en operette, maar desniettemin heb ik het werk met belangstelling gevolgd en hoop er een verheugend streven naar ver betering va« het gehalte der operette in te mogen begroeten. KAREL DE JONG. JAARVERGADERING VAN „HAARLEM'S TOONEEL". In de Dinsdagavond in café-restaurant Brinkmann onder voorzitterschap van den heer J. van Eden gehouden jaariijksche al- gemeene vergadering van „Haarlem's Too- neel" werden de aftredende bestuursleden, de heeren W. Oosten Beekman en A. Hamann bij acclamatie als zoodanig herkozen. In de plaats van den heer Ch. Boeree, die zich niet herkiesbaar gesteld had. wegc-ns drukke werk zaamheden werd gekozen de heer A. Jacob- son. Uit het jaarverslag van den secretaris, den heer A. Hamann. bleek dat het vereenigings- jaar zeer vruchtbaar is geweest en uit dat van den penningmeester, den heer C. C. G. J. Hezemans, dat er niettegenstaande de vele uitgaven naar aanleiding van het jubileums- feest een batig saldo is. De kascommissie bracht den penningmeester hulde voor diens beleid. Medegedeeld werd nog, dat men op eenige bijzondere avonden het contact tus schen het bestuur en de werkende leden hoopt te versterken. T BELANGRIJKSTE NIEUWS. De ontwapeningskwestie kwam opnieuw ter sprake in aansluiting aan het rapport van den Belgischen gedelegeerde Graaf Poullet over de resultaten van de besprekingen in de derde commissie. Poullet zeide, dat de ontwapeningskwestie slechts door wederzij dsche concessies der re geeringen kan worden opgelost en dat de eerste stap tot beperking der bewapening thans gedaan moet worden. De Volkenbond moet eindelijk de door hem met plechtigheid op zich genomen verplichtingen, neergelegd in art. 8 van het Volkenbondspact, erken nen. Met stormachtig applaus begroet, hield daarna Lord Robert Cecil een groote rede, waarin hij nog eens het Engelsche-standpunt' in de ontwapeningskwestie uiteenzette. Lord Robert Cecil betoogde, dat beslissende vor deringen op het gebied van de arbitragege- dachte, evenals op liet gebied der algemeene veiligheid waar te nemen zijn. De groote mo gendheden hebben de arbitrage-clausule on derteekend. Een overeenkomst ter ondersteu ning van aangevallen staten is gesloten. De Engelsche regeering zal de overeen komst over den handel in wapens en muni tie onderteekenen en hoopt, dat andere re geeringen het voorbeeld zullen volgen. Thans moet echter eindelijk de ontwapening ter hand genomen worden. De ontwapening is de eenige werkelijk goede en practische weg om een oorlog te verhoeden. Er zijn van ver schillende'zijden zonderlinge beweegredenen bij de bespreking van zijn voorstel naar vo ren gebracht, alsof Engeland de ontwapening wil vertragen of andere mogendheden be dreigen. Dat is geheel onwaar. Zijn doel is zeer eenvoudig. Hij wil slechts de groote be ginselen onderstreepen, waarop de ontwape ning moet worden opgebouwd. De beperking van de bewapening in de lucht, te land en ter zee hangen nauw met elkaar samen. Hij wil echter met het oog op de vele onduidelijk heden en twijfel constateeren, dat hij nooit de alleen-beslissends waarde gehecht heeft aan de kwestie van de beperking der geofen- de reserves. De ontwapening behoeft in geen geval op dit punt alleen opgebouwd te wor den. Hij verlangt, dat de ontwapening betrek king zal hebben op de effectieve troepeneen heden en het oorlogsmateriaal. Lord Robert Cecil legde daarna grooten nadruk op de groote beteekenis van het oor logsmateriaal in de moderne oorlogstech niek. De wereldoorlog gaat spr. voort heeft de oorlogstechniek geheel veranderd. Als men het oorlogsmateriaal niet beperkt dan geeft men daarmede toe, eigenlijk niets te willen doen. Niet alleen is de ontwapening de grond slag van den Volkenbond, maar bovendien eene aangelegenheid, die de publieke mee ning van de geheele wereld hartstochtelijk interesseert. Bij de volken is de ontwapenings gedachte verder ontwikkeld dan bij de regee ringen. De groote verwachtingen zijn nu ge richt op de ontwapening, die het eenige mid del is om den oorlog te voorkomen. Nog eenmaal verklaarde Cecil, dat, indien men het oorlogsmateriaal niet verminderen wil, men de geheele ontwapeningsgedachte moet laten schieten. Lord Robert eindigde zijn rede met de verklaring, dat de Engelsche regeering door zijn mond spreekt. De Engelsche regeering wekt den Volkenbond en door den Volken bond de volken der geheele wereld op om nu met de ontwapening te beginnen. Bij het verlaten der tribune werd Cecil weer stormachtig toegejuicht. 't Is verblijdend dat men mag con stateeren dat Lord Cecil cf Chelwoód, de hooge verwach tingen die de vol keren koesterde niet teleurstelde. De toon die deze apostel des vredes die zich eenige jaren gele den uit het vredes werk terugtrok Lord Cecil. omdat zijn inziens de toenmalige Engelsche regeering dien ar beid sabotteerde laat hooren is geheel nieuw voor Genève. Merkwaardig is het dat deze toon een spontaan enthousiasme bij de gedelegeerden heeft ontketend. Een enthoü- siasme dat men eerlijk noemen mag en dat vroeger niet bestond. Terloops memoreeren wij nog dat Lord Robert Cecil op felle wijze de verdachtma kingen afwees, die tegenstanders van zijn motie over zijn verborgen bedoelingen met deze motie hadden geuit. Hij noemde die ver dachtmakingen „hysterische nonsens" die geen verder antwoord waard was. L. A. Het zoogenaamde Duitsch- Fransche Bondgenootschap. Nieuwe onthullingen. BERLIJN, 24 Sept. (V. D.) De heer Arnold Rechberg maakt thans de concrete bepalin gen bekend van een Duitsch-Fransche over eenkomst, welke na langdurige onderhande lingen tusschen Fransche staatslieden en hem tot stand gekomen is. In deze bepalingen is o.a. het volgende op genomen: 2e. Duitsch-Fransche belangengemeen schap. Duitschland en Frankrijk waarborgen elkaar hun Europeesche grenzen tegen eiken aanval van de zijde van een derde mogend heid te beschermen. Er wordt een verhou ding van 5 3 tusschen het Fransche en het Duitsche leger vastgesteld, d.w.z. wanneer het Fransche leger 500.000 man sterk is, zal het Duitsche leger bij gelijke recruteering, uitrusting en bewapening als het Fransche leger 300.000 man sterk zijn. Er wordt een uit Duitsche en Fransche generaals saamge- steld, boven het Duitsche en Fransche leger staand oppercommando geschapen. Dit oppercommando heeft het recht tot inspectie van alle Duitsche en Fransche troe pen en werkt de plannen voor een eventueele gemeenschappelijke verdediging van de Duitsche en Fransche grenzen uit. Het Belgi sche leger wordt in de Duitsch-Fransche militaire overeenkomst opgenomen. Deze militaire bepalingen zijn eerst in een onderhoud vastgesteld, welk onderhoud de heer Rechberg reeds jaren geleden met wij len generaal Foch heeft gehad. Maarschalk Foch was er van overtuigd, dat door verwe zenlijking van een dergelijke Duitsch-Fran sche militaire overeenkomst elke Duitsch- Fransch oorlog materieel onmogelijk zou worden en toch tegelijkertijd de vrede in Europa verzekerd zou zijn. Van groot belang achtte Maarschalk Foch het, dat bij een der gelijke Duitsch-Fransche overeenkomst op militair gebied een Duitsch-Fransche indus- trieele belangengemeenschap zou worden aangesloten, omdat daarmede de duurzaam heid van de overeenkomst zou worden beves tigd. Ie Ontruiming van alle door Frankrijk bezette Duitsche gebieden. 4e. De dóór de regeeringen van Duitsch land en Frankrijk tot nu toe ondertêeken- de schadevergoedingsregelingen blijven be staan. Wijzigingen welke zoowel ten gunste van Duitschland als van Frankrijk zouden zijn, zijn aan de samenwerking van de beide regeeringen voorbehouden. 5e. Polen zal Danzig en den Weichsel-cor- ridor aan Duitschland geven. Danzig blijft Poolsehe vrijhaven, waarbij Duitschland en Frankrijk gezamenlijk Polen vrije scheep vaart op den Weichsel garandeeren. Verder zal de haven van Memel ter beschikking van Polen worden gesteld. In Opper-Süezië wordt zonder verandering van de huidige grenzen een Duitsch-Fran sche industriële belangengemeenschap tot stand gebracht. Gelijkgerechtigdheid van d^ Duitschers in Polen. Als tegenprestatie ga randeeren Frankrijk en Duitschland samen alle overige Poolsehe grenzen Polen zal zich eveneens bij de Duitsch-Fransche militaire overeenkomst aansluiten. 6e. Door onderteekening van dit bondge- toontschap worden de bepalingen van het Vredesverdrag van Versailles, voor zoover dit uitsluitend betrekking heeft op Duitschland. Frankrijk en België, geannuleerd. De bij het Verdrag van Versailles ingestelde Duitsch Fransche grens, zoowel de bij hetzelfde ver drag vastgestelde Duitsch-Belgische grens, blijven bestaan. 7e. Met de onderteekening van dit bond genootschapsverdrag geldt de kwestie van de schuld aan den oorlog als opgelost. Reynaud rechtvaardigt zich, PARIJS, 24 Sept. (B.T.A.) De afge vaardigde Paul Reynaud, die momenteel in Mexico vertoeft, heeft aan Havas een mede- deeling doen toekomen, waarin hij zegt: Tijdens een studiereis naar Berlijn had ik besprekingen met vertegenwoordigrs van verschillende partijen, o.w. Stresemann en Breitscheid. De Rijksdagafgevaardigde Rech- bech stelde mij voor, om door tusschen- komst van generaal Delijje ook persoon lijkheden van rechts te ontmoeten. Ik nam dit aanbod aan, doch hechtte er zoo weinig waarde aan, dat ik er noch tegenover de pers noch tegenover mijn mede-afgevaar digden over sprak. ZAL BAZEL DE ZETEL DER BANK v. INT. HERSTELBETALINGEN WORDEN?, PARIJS, 24 Sept. (V.D.) Naar de „In- transigeant" meent te weten, zou de stad: Bazel de grootste kansen hebben de zetel van de Bank voor Internationale Herstelbe talingen te worden, gezien het streven der deskundigen daar voor een stad te kiezen, waar nog geen circulatiebank gevestigd is. Bovendien is de geografische ligging der stad voor dit doel bijzonder gunstig. In Fransche kringen houdt men rekening met de mogelijkheid, dat de organisatie-com-< missie reeds op drie October haar werkzaam heden te Baden-Baden zal aanvangen. LAFFE DIEFSTAL TE SCHAGEN. OUDE VROUW BEROOFD. In den nacht van Zondag op Maandag 13 een brutale inbraak gepleegd bij de wed. C. S. te Schagen, meldt het Volk. Door het openschuiven van een raam kwam de inbre ker naar binnen. Door het gestommel was de bewoonster wakker geworden. Zij stond op en hoorde toen het dreigement: „Je geld of je leven", waardoor de oude vrouw zoo van streek raakte, dat zij het trommeltje met geld afstond. Het bevatte haar pas ont vangen pensioentje ten bedrage van ongeveer f 170, een spaarbankboekje met f 300, een horlogeketting van haar overleden man en een gouden ring. Tijdens de inbraak werd de inbreker nog aangevallen door een ouden buurman, die echter niets tegen hem kon beginnen. De da der is nog onbekend. TENTOONSTELLING VAN OUDE DOCU MENTEN. De heer H. H. Theunisse te Overveen schrijft ons: Een langdurige afwezigheid buitenslands en andere omstandigheden hebben mij ver hinderd mijn afgebroken serie van tentoon stellingen uit mijn collecties te vervolgen. Thans kan ik u mededeelen dat wederom, als naar gewoonte bij de firma J. A. Boskamp en Zn. to Overveen, een expositie is geopend, speciaal ten behoeve van hen, die in dezen materialistischen tijd nog iets gevoelen voor de poëzie, de charme en de warmte, die uit gaan van de oude vergeelde documenten en archiefstukken van hen, die voor ons geleefd hebben, die iets gevóelen voor wat overgroot- en betovergrootouders' nijverige vingeren wrochten, voor de dagelijksche gebruiksvoor werpen uit den ouden tijd. Het is hier en daar maar een greep, juist genoeg om de drie vitrines te vullen: acten van de „gifte ende eygendomme", van „ordinaire Quyt- scheldinge" en dergelijke, van trouwen en geboorte, van testamenten en vonnissen, van poortersbrieven, financieele transacties, van boeken, borduur- en stoplappen, poëzie-al- bums, naaigerei, snuif- en tabaksdoozen, ge wichten, kindergoed etc. etc. De oudste stuk ken dateeren van 1667. HET OPENLUCHTMUSEUM TE ARNHEM. Hdt ligt in het voornemen om in het voor jaar 1930 een aanvang te maken met den bouw van een permanent Museumgebouw op het terrein van het Ned. Openluchtmu seum te Arnhem, meldt de Tel. Het gebouw dat in de toekomst nog zal kunnen worden uitgebreid, zal voor den win ter van 1930 voltooid zijn. Het hulpmuseum gebouw zal daarna bestemd worden voor het tentoonstellen van museumstukken van griite afmeting. In het Museumpark zijn thans de fundamenten gelegd voo reen Lim- burgsche boerderij, waarvan eht materiaal uit Limburg naar den Waterberg te Arnhem is overgebracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 10