HAARLEM'S DAGBLAD
Steden in Polen.
INGEZONDEN
ADVERTEERT
HAARLEM'S
DAGBLAD
WOENSDAG 25 SEPTEMBER 1929 VIERDE BLAD
Het nationalisme als ondergrond van zijn krachtsontplooiing.
Levende romantiek.
Door Dr. FEUX RUTTEN.
De eerste groote' indruk van den vreemde
ling die de Poolsche grens overschrijdt en te
Poznan, het vroegere Posen, uit den trein
stapt of aanstonds Warschau aandoet, is wel
deze: hé, we zijn hier nog altijd in Europa!
Poznan is een sterk verduitschte stad met
een Italiaansch stadhuis; Warschau, dat een
verkleind Parijs kon heeten, doet mij even
zeer denken aan Madrid als aan Turijn, met
zijn Renaissance-paleizen, zijn klassieke ko
lommen en gebeeldhouwde balcons. Hier is
niets Russisch en niets vreemds- De Barok
der vele kerken mag er overladener zijn dan
elders. De marktvrouwen te Poznan met hun
bonte hoofddoeken, de zwart-getabbaarde en
baardige Joden te Warschau, geven er de
straat éven een tikje locale kleur maar ove
rigens zijn deze beide universiteitssteden
zoo Europeesch, dat het je aandoet als een
ontnuchtering. En ik amuseer mij er mee,
het peil der beschaving dezer steden na te
gaan, waar 'k sproeiwagens zie en papier-
korven, straatvegers die tot 's avonds laat
den rommel van het plaveisel opscheppen en
de grasperken der pleinen reinigen. Verkeers
agenten zorgen er voor orde en regelmaat,
zonder op mechanische poppen te lijken.
Politiemannen die, fier op hun lange sabels,
haast soldaten lijken, hebben van de Duit-
sche bezetting van vroeger geen barschheid
geleerd. De officieren, met al hun medailles
pronkend op het eenvoudig uniform, beant
woorden den groet der onderhoorigen met
vriendelijkheid, hetgeen voor hun eenvoud
pleit. Wel zijn de bedelaars niet zeldzaam
langs den weg, en loopen er vele kinderen
blootsvoets, wat bij dit mooie weer aan
nemelijk is; wel geeft een menigte van arme
lijke, kleine, houten winkelstalletjes waar
vrouwen en invaliden beurtelings kranten,
cigaretten, bloemen en fruit en snoepgoed ver-
koopen, vooral aan de groote hoofdstraten van
Warschau iets armoedigs. Maar ziet men dat
in Italië niet ook? En daarenboven maken
de bedelaars het den voorbijganger hier niet
lastig.
Nog weer een tikje locale kleur als door
de drukke straten der millioenenstad War
schau de pronkerige begrafeniswagen voor
bijgaat, met de zerk van een kinderlijkje,
hoog opgebeurd en zichtbaar onder het zwart
baldakijn, met bloemen omringd, wanneer
in Poznan op het plein voor den Dom,die
buiten/ de drukke stad ligt, twee prelaten in
purper en koorhemd al pratend op en neer
gaan, efi jonge meisjes in nationaal costuum,
fleurig als bloemen, zich sierlijk drapeeren
in hun franjige sjaals, alsof het Sevilla was.
Maar overigens, wat is hier Poolsch, behalve
het interieur der vele, vrome kerken? Zelfs
te Cracau zou 'k me verbazen over de zinde
lijkheid der stad buiten de Jodenwijk; en
'k kan het niet begrijpen hoe Charles Delvert
die de monumenten van „La Vivante Pologne"
zoo goed bekeek, weer telkens, zelfs in War
schau, het Oosten meent te zien in Polen,
en klachten aanheft over zijn onzindelijk
heid. Nonsens, wat deze Poolsche steden ba-
treft!
Tenzij er sinds 1927, toen zijn boek ver
scheen, zoo veel veranderd is! Want veran
deren doet het uitzicht der dingen hier met
den dag. Overal wordt er gebroken en ge
bouwd. Poznan heeft zich vernieuwd met het
oog op de groote tentoonstelling die er dit
jaar gehouden wordt; Warschau is aan alle
zijden in aanbouw. Maar niet alleen dat de
heerschende woningnood daartoe dwingt, die
heele nieuwe stadswijken deed verrijzen. Ook
wordt er overal hersteld en verfraaid: res
tauratie van het oude koningspaleis, bouw
van een groot museum, van een nieuw
station, van een spoortunnel onder het stads
hart. En zoo levert de drukke stad een beeld
op van een ongewone levendigheid, van een
koortsachtigen bouwlust, van een krachts
ontplooiing en een levensdrang, wier schui
mende energie den vreemdeling weldadig
aandoet. De luide polsslag van dit aanzwel
lend jeugdleven rythmeert er den dag met
blijde vroolijkheid.
Maar dit „klein Parijs", zooals Warschau
heet, is daarom nog geen Fransche staa;
want de Polen zijn geen Franschen- En ook
dit ontwaart men er als bij den eersten oog
opslag. Er is over dit Poolsch karakter heel
wat gefabeld en gebazeld. Maar aanstond is
dit duidelijk: hoe rustig deze menschen zijn
in hun gewone doen. Men spreekt van hun
uitgelatenheid, hun uitbundigheid, hun
grandseigneurschap dat zich vermeit in
groote uitgaven en de schulden niet schuwt....
Maar hoe kalm bewegen deze menschen hier,
met hun bedaard voorkomen, hun veerkrach-
tigen gang. Het is een sterk en gezond ras.
bruingetint, met blond haar dat spoedig
donkert, en met zachte grijs-blauwe, soms
.groen-blauwe oogen, met een weemoedigen,
droeven blik. Dit teekent de Polen als Slaven.
-Mooi zijn ze niet, en zeker de vrouwen uit
het volk niet. Opvallend is de rijpheid, de
onkinderlijkheid van het kindergezichtje.
Maar hoe vriendelijk zijn ze, altijd met een
buiging gereed. Zag ik 's morgens uit mijn
venster niet twee koetsiers elkaar de hand
geven? Overal worden handen gereikt:
-vrienden wandelen gearmd. Dames begroet
men met een handkus. Zoo ook begroet de
arbeider zijn pachtheer, en de boer de boerin,
de geloovige den priester. Heeft dit niet iets
van een doorgevoerde verfijning, waarvan de
wortel zit in een ons vreemde teederheid?
Begrijp mijn verbazing, toen mijn Poolsche
.vriend, die mij bezocht in mijn pension te
Warschau de hand kuste mijner hospita.
Wanneer Polen zich dan ook niet als zoo
danig in zijn levende steden openbaart, zoo
licht er dan toch wel iets vreemds en eigens
op uit de Polen zelf.
Maar zóó kom 'k dan tot den anderen in
druk. dien de vreemdeling aanstonds krijgt,
wanneer hij maar even met de menschen
van dit land in aanraking geweest is: hun
geweldig Nationalisme.
Wat'bij de Franschen „Chauvinisme" heet,
kan wel degelijk onaangenaam zijn. De
zelfbewustheid der Pruisen was onverdraag
lijk. Met de Polen is dit zoo heel anders. Zij
stellen zich niet op den voorgrond, zij drin
gen geen buren terug: maar zij zijn zoo ont
zaglijk blij met hun weergevonden vrijheid,
met hun herboren land, met hun herwonnen
zelfstandigheid. Wie die vreugd niet mee
voelen kan, is geen mensch. Anderhalve
eeuw heeft dit volk, in onwrikbaar geloof aan
zijn herrijzenis en opstanding, geleden. Geen
oogenblik van zijn bestaan is deze droom van
zijn horizont weggeschemerd, ofschoon met
ieder jaar de mogelijkheid der vervulling
twijfelachtiger werd. Er was geen Polen meer,
en tóch hoopten de Polen nog. Zij duldden
en droegen onverstoord, maar hun vast ver
trouwen kon niet geschokt worden. Dan ein
delijk, van 1918 tot 1920, mochten zij voor
hun vrijheid strijden- Zij wierpen zich in dien
strijd, uitgehongerd en naakt, ontredderd en
haast zonder wapenen. En toch overwinnen
zij, tegen alle verwachtingen. Onmiddellijk
daarna gaan zij aan het herstellen en op-,
bouwen van alles wat ordeloos neerlag, in
een uitgeplunderd land, waar niets dan ver
warring te wachten was. En tien jaar later is
alles georganiseerd, leger en administratie,
financiën, economie, sociale verzorging; de
industrie in wedijver met de buitenlandsche,
een nationale kunst in opbloei, een spik
splinternieuwe zeehaven in aanbouw, en een
tetoonstelling geopend te Poznan, zoo breed
in opzet, zoo ruim van opvatting, zoo degeiijk
tot in haar kleinste onderdeelen bewerkt, en
zoo rijk gevuld met de vrucht van een onge
loof elij ken arbeid, dat de vreemde bezoe
ker er voor verbaasd staat als voor een
wereldwonder.
Wie dit alles in het oog houdt, het verste
verleden van bloed en tranen en het meer
nabijverleden der laatste tien jaar, waarin
een vertwijfelde strijd werd gevolgd door een
reusachtige krachtsinspanning, waarbij net
ontplooide organisatietalent evenzeer te be
wonderen valt als de bereikte resultaten,
zal de geesteshouding, de mentaliteit dezer
jonge natie gemakkelijk begrijpen, en zich
bewonderend daarin kunnen inleven.
Hun voldoening, hun elndelooze vreugde en
de rechtmatige trots over hun triomf, niet op
het oorlogsveld alleen, maar ook en mis
schien vooral op economisch .terrein, -,moge
de Polen van het oogenblik iets naïefs geven.
Doch is naïviteit niet de beminnelijke eigen
schap der jeugd? En dit oude volk is een
nieuwe jeugd ingegaan, met heel de bruisende
blijheid, met heel de schuimende geestdrift
en den stormenden jubel, die de jonge levens
kracht, jeugd en lente, altijd kenmerken.
Naïef, wanneer ze u telkens dit en dat
weer aanwijzen met de woorden: bij ons ver
vaardigd; naïef, wanneer ze in bewondering
staan voor de schilderijen hunner schilders
kringen, de „kilims", de weefsels hunner
spinnerijen en de aarden schotels en papier
knipsels hunner boeren; naïef ook wanneer
ze bij al de graftomben hunner volle kerken
de namen noemen hunner helden en groo-
ten, en in hun musea bij voorkeur de groote
doeken aanwijzen, door hun historie geïn
spireerd. Dan begrijpen zij niet, dat we niet
warm worden bij 't hooren der biografie van
van hun beste vaderlanders, en op den man
tel van Kosciuszko staren als op iedere an
dere merkwaardigheid. Maar voor hen is dit
alles anders. Zij staan tegenover deze dingen
met hun piëteit van vaderlanders, die zich
overal het bloed der martelaren herinneren
en de weeën van hun knechtschap. Dit werd
mij eerst duidelijk bij het verhaal van één,
voor den koningsburcht te Krakow, het hei
lig Monsalvat van Polen: „toen mijn vader
mij voor 't eerst als kind hierheen bracht,
begon 'k zoo bitter te schreien bij 't beden
ken van het verval en de ellende van ons
land, dat hij mij niet te troosten wist. Velen
kwamen hierheen als droeve pelgrims, gedu
rende de Oostenrijksche overheersching, za
gen den deernisvollen staat van het konings
slot, symbool onzer zelfstandigheid, tot ka
zerne verlaagd, en knielden dan biddend op
de straatsteenen neer, de oogen vol tranen
het hart van droefheid gebroken..'.."
Alleen wanneer men deze liefde, dit gren-
zenloos vaderlandsgevoel en deze nationale
toewijding in het oog vat, waarvan wij ons
geen denkbeeld kunnen vormen omdat wij
als gelukkigen geleefd hebben in een eeuw
van voorspoed, kan men ae heropbeuring,
den prachtigen opbloei van dit jonge Polen be
grijpen. Ondanks alle tegenstrijdigheden en
verschillen. want in de verschillende dee-
len der nieuwe Republiek zijn nog vier ver
scheiden wetgevingen van kracht, was er
dit ééne geloof en deze ééne bergen-verzet-
tende liefde voor het oude land, het oude
ideaal. En dit is de groote inspireerende
kracht geweest, waarvan alle bezieling en
alle energie uitging. Het was eveneens de
groote hefboom bij het inrichten der na
tionale tentoonstelling te Poznan. De einde-
looze rij van tabellen en statistieken, die de
Staat er heeft saamgebracht, werd door de
betreffende ambtenaren en kantoorbedien
den in hun vrije uren saamgesteld. Zonder
dat er vergoeding voor uitgekeerd wordt-,
vindt men er een staf van kantoorpersoneel
dat uit studenten bestaat, mannen en vrou
wen, die op de Tentoonstelling in de ver
schillende afdeelingen werkzaam zijn en er
met hun talenkennis groote diensten be
wijzen.
Toen deze vaderlandsliefde na den oorlog
tegen Sovjet-Rusland in een stevig en goed
geschoold leger practisch werd omgezet, heeft
menigeen het hoofd geschud. Zoo ergens in
Europa, aan ligt er ontploffingsstof op de
grenzen van Polen. Duitschland neemt geen
vrede met den „corridor" van Danzig; Li-
thaucn blijft ae stad Wilno opeischen; ner
gens zijn er natuurlijke grenzen, wat de zaak
met de Ruthenen bemoeilijkt; en Danzig zelf
bleef koppig en wars. Was het dan wonder,
dat Polen 2ich aanstonds gereedmaakte om
het- verkregen erfdeel te verdedigen?
Maar een hinderlijk sabelgerammel wordt
nergens gehoord. Ovei-al klinkt nog de echo
van Grabski's woord, die de financiën be
redderde: „Als men ons nu maar vijftig ja
ren den vrede laat."
Doch van den anderen kant. op econo
misch terrein, moest ditzelfde nationaal be
sef wel omgezet worden in protectionisme.
Hierover schudden weer anderen het hoofd.
Het heeten afgedane theorieën. „Je reinste
romantiek," heb ik het hooren noemen; en
met de romantiek is afgehandeld.
Maar de Pool antwoordt: zonder onze ro
mantiek waren we als volk naar den kelder
gegaan; die alleen heeft ons staande ge
houden, en heeft ons gered.
Problemen, waarover wijze hoofden hun
hersens kunnen breken. Maar dat dit na
tionalisme als levende factor in het huidige
Polen nog niet heeft afgedaan, bewijst een
bezoek dat de vreemdeling in de buurt van
Poznan brengt aan het kasteel Kornik. Gast-
vrouwe is hier de zeventigjarige gravin Za-
mojski, die er alle bezoekers zelve rondleidt,
ze van haar bezittingen verhaalt, van het le
ven harer familie, van heel het verleden van
dit kasteel onder Bismarcks dwingelandij.
Zelve ongehuwd, leefde zij hier met haar on
geil uwden broeder, graaf Ladisias, die zijn
heele vermogen aan den Staat vermaakte.
Samen werkten broeder en zuster uitsluitend
voor het heil van hun volk, kinderen, stu
denten en arbeiders, door scholen en fondsen
te stichten. En ook de gravin vermaakte
haar fortuin en het slot, dat als een museum
is, aan den Poolschen Staat.
Wanneer ik na dit bezoek de oude gravin
bewogen de hand kus, ziet zij mij aan met
haar groote donkere oogen: „wat heeft u
ontroerd?"
„Mevrouw, de ziel van Polen heeft hier tot
mij gesproken."
En zij sluit .mij In haar armen: .Polen
leeft, maar help mij de ziel van Polen te
vertolken in de wijde wereld."
Geloof mij, de romantiek van Polen sterft
niet met dit adellijk geslacht.
OHZE GROEMTüf
DiM5DAG j
DOM DERDAG 1
ZATERDAG =1
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redacti?
tich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet terug
gegeven.
EEN „OUDE WEG" DIE ZIJN
NAAM EER AAN DOET.
Begin Juli ontvingen wij bericht dat medio
September een begin gemaakt zou worden
met de verbetering van den Oudenweg. Voor
waar voor ons een verblijdend bericht. Tot
op heden echter, is nog niet het minste
daarvan te bemerken. En op een dag als 1.1.
Vrijdag met stortbuien, volop regen en wind,
dan doet de Oudeweg zijn naam eer aan.
Vooral nabij de Harmenjansstraat wordt de
toestand onhoudbaar. Daar bevinden zich
veel groote gaten in den grond, welke den
weg onbegaanbaar maken.
Wanneer zullen we eens van deze plaag
worden verlost? B. en W. beloven zoo veel.
brengen zoo veel verbeteringen tot stand,
maar de Oudeweg schijnt te worden verge
ten. Wij vragen, alvorens de winter aijn in
trede doet, spoedige verbetering in den toe
stand van den weg.
PERSONEEL v. d. LINDEN'S
BROODBAKKERIJ, OUDEWEG.
DE VEEL GESMADE AUTO
RIJDERS.
En fouten die wielrijders maken
WAAR DIENT EEN FIETSPAD VOOR?
Hlllegom, 24 September 1929.
DE VEEL GESMADE AUTORIJDERS.
Mijnheer de Redacteur,
In Uw blad van 23 dezer komt onder dit
opschrift een artikel voor van den heer
Sprenger die als Inspecteur-Expert van een
Autoverzekering-Maatschappij zeker wel be
voegd mag worden genoemd tot oordeelen.
Als autobestuurder kan ik dan ook geheel
onderschrijven wat genoemde heer mede
deelt, want laten we het gerust zeggen: de
toestand van het verkeer rond Haarlem is
heel slecht. Op goede wegen zooals b.v. de
Heeren- en Schoterweg, waar werkelijk vol
doende ruimte is. en waar aan beide zijden
van den weg flink voor de wielrijders is ge
zorgd, wordt daarvan door hen weinig ge
bruik gemaakt, maar wel wordt, en liefst
nog in groepen naast elkaar, op het asphalt
gereden. Dit deel van den weg moest toch in
het belang van het verkeer vrij zijn voor de
auto's en andere voertuigen. Ieder die wel
eens in een auto zit, zal weten hoe levens
gevaarlijk dikwijls de toestand daar is, en
niet behoefde te zijn. In dit opzicht kan
Haarlem in de leer gaan bij andere steden,
waar het den wielrijders verboden Is om,
als er rijwielpaden zijn, op het middenge
deelte van den weg te rijden. Het wordt aan
ook hoog tijd dat hierin rond Haarlem ver
andering wordt gebracht-, en wanneer de
heer van Liemt zich voor het verkeersvraag-
stuk interesseert, dan hoop ik, dat hij hier
aan zijn aandacht zal willen wijden.
Wanneer de heer van Liemt meent Ber
lin en Parijs te moeten noemen, dan zal hij
wel weten dat in die steden zeer hard wordt
gereden, veel harder dan in Holland, hetgeen
daar mogelijk is door de breedere wegen
maar ook vooral doordat het publick bekend
is met, en zich strict houdt aan de regelen
van het verkeer-
U dankzeggend, Mijnheer de Redacteur
voor de verleende plaatsruimte.
Hoogachtend,
C. DE WREEDE,
Hiilegom.
Het 40-jarig jubileum van den Ned. R. K. Volksbond
Interview met den heer J. Ph. H. Castricum
Naar aanleiding van het 40-jarig jubi
leum der afdeeling Haarlem en omstreken
van den Ned. R.-K. Volksbond hadden wij
Dinsdagavond met den voorzitter, den heer
J. Ph. H. Castricum. een kort onderhoud. Hij
deelde mede, dat hij twaalf jaar geleden tot
lid van het hoofdbestuur der afdeeling be
noemd werd. ,.Ik was toen lid van de R.-K
Vereeniging van Spoor- en Tramwegperso
neel „Si. Augustinus" en was nog geen lid
van den gemeenteraad", aldus de heer Cas
tricum. „En reeds na twee jaar werd ik tot
voorzitter der afdeeling gekozen als opvol
ger van den heer J. A. de Lobel. Dat was in
den Distributietijd. toen ik ook als secretaris
van het R.-K. Bureau voor Crisisaangelegen
heden heel veel werk had te verrichten. Wij
hebben het toen voor onze leden gedaan ge
kregen, dat zij niet urenlang in de rij be
hoefden te staan. Zij kregen alles via onze
organisatie, maar dit had tót gevolg, dat ons
bestuur soms dagen achtereen zat te werken
met het aanleggen van lijsten enz. Vooral
wat het verkrijgen van schoenwerk betreft
was dit voor onze leden een groot gemak".
„Hoe staat het nu met dc exploitatie van
het gebouw Sint Bavo?"
„Die exploitatie is steeds omvangrijker
geworden. Het aantal vergaderingen, feest
avonden enz. werd voortdurend grooter, zoo
dat wij er toe overgingen om een admini
strateur aan te stellen, namelijk den heer G.
Scholte, die een buitengewoon ijverige en be
kwame kracht is en die leeft voor de bewe
ging. Vooral in den laatsten tijd kwamen
wij voor veel moeilijkheden te staan en ook
voor veel kosten. Er moest een nieuwe vloer
komen, die ongeveer 8000 kostte: het aan
leggen van de centrale verwarming eischte
een bedrag van 8000 a 9O00. Ook boven
moest noodig verbouwd worden, omdat de
verschillende ruimten veel te ondoelmatig
waren. We hebben daar nu ook een mooie
groote zaal gekregen. Het vorig jaar werd
ook de groote tooneelzaal verbouwd: er werd
een cabine aangeschaft. Dit vergde weer
een bedrag van 10.000. Kortom, alles werd
geheel gerestaureerd. En daar hebben we
geen cent voor behoeven te leenen. Alles
werd bestreden uit de gewone exploitatie
inkomsten. Elk jaar wordt ongeveer 4000
aan aflossing en hypotheek betaald. Toch
zagen we er niet tegen op. een klein finan
cieel offer te brengen. De Deken van Haar
lem stelde er namelijk prijs op, dat de feest-
uitvoeringen in ons gebouw voortaan niet
meer 's avonds na twaalf uur zouden eindi
gen. Het was ons nameliik gebleken .dat vele
ouders daarom hun kinderen niet naar het
gebouw stuurden. En hoewel dit vooral voor
de vakafdeelingen bezwaarlijk was, hebben
we toch aan den wensch van den Deken
voldaan. We hadden nu wel een financieel
nadeel, maar een moreel voordeel".
„Hoe is ,de onderlinge verhouding in den
R.-K. Volksbond?"
,Ik heb altijd met de overige bestuurs
leden bijzonder prettig samengewerkt. De
goede harmonie is nooit zoek. Bij de be
langrijkste besluiten heerscht groote een
stemmigheid. Die besluiten worden dan ook
steeds met algemeene stemmen genomen.
Als één bestuurslid zich ergens tegen ver-
Klaart, dan doen wij het niet. Dat is in de
praktijk heel nuttig en ook voordeelig ge
bleken Een klein voorbeeld. We wilden drie
jaar geleden, toen dat nog heel duur was,
in het gebouw een radio-installatie laten
aanleggen. Eén hoofdbestuurslid verklaarde
zich tegen: die wilde liever het geld voor de
restauratie van het. gebouw besteden. Het
geen dan ook geschiedde. En daar zijn we
later heel blij om geweest. De radio is nu
immers veel goedkooper geworden. Voor ons
gebouw is die zelfs niet meer noodig. want
bijna iedereen heeft tegenwoordig radio
thuis. Die goede samenwerking is ook in
den Bestuursraad te vinden".
,Hoe groot is het aantal leden nu?u
..Ongeveer 2200. U weet dat de R.-K.
Volksbond uit verschillende onderafdelin
gen bestaat. We hebben de Spaarkas „Sint
Nicolaas" met 500 leden: de R.-K. Electr.
Coöp. Bakkerij „Arbeid Adelt" met 500 le
den; dc R.-K. Vereeniging van Spoor- en
Tramwegpersoneel „Sint Augustinus" met
370 leden: de Ned. R.-K. Bouwvakarbei
dersbond „Sint Joseph" met 357 leden: de
Ncd. R.-K. Metaalbewerkersbond ,,St. Eloy"
met eveneens een groot aantal leden; de
Ned. R.-K. Grafische Bond met 306 leden;
de R.-K. Bond van Overheidspersoneel „St.
Paulus" met vele leden; de R.-K. Landar-
beidersbond „St. Elisabeth" met 90 leden;
de R.-K. Bond van Brood-, Koek-, Banket-
bakkrs. Cacao-, Chocolade- en Suikerwer
kers met 76 leden: de Ned. R.-K. Bond van
Transportarbeiders „St. Bonlfacius" met
95 leden; de Ned. R.-K. Bond van meubel
makers. houtbewerkers, behangers en aan
verwante vakken ..St. Antonius van Padua"
met 70 leden; de Ned. R.-K. Naaisters- cn
Kleermakersbond „St. Gerardus Majella"-
met 52 leden; de Ned R.-K. Fabrieksarbei-
ders(sters)-bond ,.St. Willibrordus" met vele
leden: de Rederijkerskamer „Alberdingk
Thijm"; de R.-K. Vereeniging tot bestrij
ding der tuberculose „Herwonnen Levens
kracht" en het R.-K. Mannenkoor „Sint
Caecilia". Verder hebben we nog ongeveer
300 zoogenaamde losse leden, zooals winke
liers, gepensionncerden, enz.".
„Is het aantal ongeorganiseerde R.-K. ar
beiders hier nog groot?"
„Helaas ja. Naar mijn schatting wel 2000.
Onze Bond zou best 4000 leden kunnen tel
len. Maar we zijn bezig ze te bewerken door
huisbezoek enz. De laatste maand hebben
we weer 150 nieuwe leden bijgeschreven.
Daarom hoop ik. dat de wensch van onzen
Bisschop vervuld zal worden, namelijk dat
alle Katholieke arbeiders van Haarlem wel
dra allen zonder uitzondering lid van den
Bond zullen worden tot hun eigen welzijn
en tot bloei eener ordelijke maatschappelij
ke samenleving".
„Wat is het doel van den R.-K. Volks
bond?"
„Ons hoofddoel Is, den Katholieken arbei
der godsdienstig en zedelijk te verheffen:
wij verwaarloozen daarom in geen gevar
den plicht om ook den maatschappelijken
welstand van de arbeidersklasse zoo te doen
zijn. in elk geval alle pogingen in het werk
te stellen, om op maatschappelijk gebied
dien welstand te bereiken, waarop zij als
mensch recht hebben. Daarvoor hebben
wij de krachtige hulp noodig van de vak
organisaties, die elk op zichzelf aangewezen
en in landelijk verband alle maatregelen
treffen om de aan hun speciale zorg toe
vertrouwde taak ten volle tot zijn recht te
doen komen. De samenwerking tusschen
vak- en standsorganisatie is gelukkig in on
ze plaatselijke organisatie vruchtbaar ge
weest en zal naar wij hopen in de toekomst
nog hechter worden".
ALASTRIM BREIDT ZICH UIT.
Het verloop der ziekte in de
laatste weck in Rotterdam.
De Rotterdamsche gemeentelijke genees
kundige dienst meldt:
In het tijdvak van 17 tot en met 23 Sep
tember heeft de gemeentelijke geneeskun
dige dienst '27 nieuwe gevallen van alastrim
in de stad vastgesteld. Hiervan was er 1 in
een reeds tevoren besmet gezin, terwijl er 26
in 26 tevoren niet besmette gezinnen voor
kwamen. Volgens mededeeling van de ge
neesheer-directeuren der ziekenhuizen aan
den Coolsingel en aan den Bergweg hebben
in deze periode in die inrichtingen geen
leden van het personeel en ook geen pa
tiënten alastrim gekregen.
In deze periode is 1 patiënt aan alastrim
overleden, zoodat het aantal sterfgevallen
thans 12, n.l. twee mannen, een vrouw en 9
kinderen bedraagt, van wie een man en drie
kinderen bovendien een andere ernstige ziek
te hadden.
Het aantal patiënten, in totaal aangegeven
sedert den aanvang der epidemie is 278,
waarbij gevoegd dienen te worden 5 patiën
ten, die er bleken te zijn, voordat de aan
gifte geschiedde, totaal dus: 283.
Het aantal alastrim-patiënten, dat in de
daarvoor bestemde gemeente-ziekeninrich-
tingen wordt verpleegd, bedroeg op 21 dezer
73 (onder wie 4 leden van het personeel),
terwijl het aantal, dat thuis verpleegd wordt,
10 bedraagt, in totaal dus 83 patiënten.
In de bovengenoemde periode werden vier
gevallen met ernstig karakter in een der
ziekeninrichtingen ppgenomen.
Uit andere plaatsen.
In de gemeente Delft breidt de ziekte zich
nog verder uit. Er werden vermeld 83 geval
len, zoodat het aantal sedert 1 September
waargenomen gevallen 132 bedraagt, zonder
sterfgevallen.
Voorts zijn in dezelfde week de volgende
gevallen in andere gemeenten waargenomen:
Almelo 2, Amsterdam 1. Velsen 1. Abcoude-
Proostdijk 1. Amersfoort 1, Maassluis 1, Per-
nis 1, Piershil 1, Schiedam 1, Stompwijk I.
Pootvliet 1, Tholen 2, Barneveld 1, Valburg
2, totaal 17 ziektegevallen.
In de barak van het Wilhelmina-zieken-
huis te Nijmegen zijn thans drie lijders aan
alastrim opgenomen uit de gemeente Val
burg, meldt de N.R.C.
Inenten op straat.
Maandagavond heeft de auto, waarmee in
Rotterdam op straat gelegenheid wordt ge
geven tot gratis vaccineeren, in de Wollefop-
penstraat gestaan. Er zijn toen 533 personen
ingeënt. Dinsdagavond zou de auto weer daar
staan; Woensdag is de Bloklandstraat aan
de beurt en Donderdag de Zwaanhals. Op
dien dag zal tevens een tweede auto voo*
dit doel in dienst worden gesteld en Maandag
een derde, zoodat de volgende week op drie
plaatsen in Rotterdam tegelijk gelegenheid
tot gratis inenten op straat zal bestaan,
meldt de N.R.C.
Pokken of alastrim?
Naar aanleiding van de verklaring van dr.
Heijermans, directeur van den Amsterdam-
schen G.G.D., dat de gevallen van alastrim
te Rotterdam een steeds ernstiger karakter
aannemen, heeft dr. J. Hekman, directeur-
geneesheer van het ziekenhuis aan den
Bergweg te Rotterdam medegedeeld, dat
wegens de verergering van den toestand al
daar een samenkomst heeft plaats gehad
van verschillende medische autoriteiten
meldt de Tel. Men heeft daar den toestand
besproken en de verschillende patiënten be
zocht.
Inderdaad is er verschil van meening ont
staan of men bij sommige van de ernstige
patiënten wel aan alastrim, zij het dan in
zeer ernstigen graad, mag denken. Veel eer
waren verschillende autoriteiten van mee
ning, dat men hier met echte pokken te doen
had.
Vragen van het Kamerlid
Dr. I. H. J. Vos.
Het Tweede Kamerlid dr. I. H. J. Vos,
heeft den minister van arbeid, handel en
nijverheid de volgende vragen gesteld:
lo. Is het waar, dat zooals in het open
baar is medegedeeld op 24 Juni 1929 de
Rotterdamsche geneesheer dr. P. H. Kramer
bij een employé van het lichtschip De Maas
een geval van pokken heeft verondersteld
en dat het Geneeskundig Staatstoezicht toen
daarvan „waterpokken" heeft gemaakt?
2o. Waarom zijn in het besluit van 16
Augustus 1929 (Staatsblad no. 421), waarbij
de wet op de besmettelijke ziekten van toe
passing is verklaard op de z.g. alastrim. on
derscheidene bepalingen van die wet o.a.
„het briefje op dc deur", bedoeld in art. 20
van die toepasselijkheid uitgezonderd?
3o. Is de minister bereid, de indiening to
bevorderen van een wetsvoorstel met de
strekking de voorwaarden van inenting
tegen dt» pokken voor toelating van kinde
ren en onderwijzers in de scholen zoo spoe
dig mogelijk weder van kracht te doen wor
den?
HET TWEEDE POSTVLIEGTUIG.
Te Kara is ji.
Het tweede postvliegtuig is, volgens een
bericht bij do K. L. M. ontvangen, gister
morgen om 5.31 uit Jask vertrokken en om
13.28 te Karatsjl aangekomen.
Alles ls wel aan boord.
IN sa