HAARLEM'S DAGBLAD Steden in Polen. INGEZONDEN ADVERTEERT HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 25 SEPTEMBER 1929 VIERDE BLAD Het nationalisme als ondergrond van zijn krachtsontplooiing. Levende romantiek. Door Dr. FEUX RUTTEN. De eerste groote' indruk van den vreemde ling die de Poolsche grens overschrijdt en te Poznan, het vroegere Posen, uit den trein stapt of aanstonds Warschau aandoet, is wel deze: hé, we zijn hier nog altijd in Europa! Poznan is een sterk verduitschte stad met een Italiaansch stadhuis; Warschau, dat een verkleind Parijs kon heeten, doet mij even zeer denken aan Madrid als aan Turijn, met zijn Renaissance-paleizen, zijn klassieke ko lommen en gebeeldhouwde balcons. Hier is niets Russisch en niets vreemds- De Barok der vele kerken mag er overladener zijn dan elders. De marktvrouwen te Poznan met hun bonte hoofddoeken, de zwart-getabbaarde en baardige Joden te Warschau, geven er de straat éven een tikje locale kleur maar ove rigens zijn deze beide universiteitssteden zoo Europeesch, dat het je aandoet als een ontnuchtering. En ik amuseer mij er mee, het peil der beschaving dezer steden na te gaan, waar 'k sproeiwagens zie en papier- korven, straatvegers die tot 's avonds laat den rommel van het plaveisel opscheppen en de grasperken der pleinen reinigen. Verkeers agenten zorgen er voor orde en regelmaat, zonder op mechanische poppen te lijken. Politiemannen die, fier op hun lange sabels, haast soldaten lijken, hebben van de Duit- sche bezetting van vroeger geen barschheid geleerd. De officieren, met al hun medailles pronkend op het eenvoudig uniform, beant woorden den groet der onderhoorigen met vriendelijkheid, hetgeen voor hun eenvoud pleit. Wel zijn de bedelaars niet zeldzaam langs den weg, en loopen er vele kinderen blootsvoets, wat bij dit mooie weer aan nemelijk is; wel geeft een menigte van arme lijke, kleine, houten winkelstalletjes waar vrouwen en invaliden beurtelings kranten, cigaretten, bloemen en fruit en snoepgoed ver- koopen, vooral aan de groote hoofdstraten van Warschau iets armoedigs. Maar ziet men dat in Italië niet ook? En daarenboven maken de bedelaars het den voorbijganger hier niet lastig. Nog weer een tikje locale kleur als door de drukke straten der millioenenstad War schau de pronkerige begrafeniswagen voor bijgaat, met de zerk van een kinderlijkje, hoog opgebeurd en zichtbaar onder het zwart baldakijn, met bloemen omringd, wanneer in Poznan op het plein voor den Dom,die buiten/ de drukke stad ligt, twee prelaten in purper en koorhemd al pratend op en neer gaan, efi jonge meisjes in nationaal costuum, fleurig als bloemen, zich sierlijk drapeeren in hun franjige sjaals, alsof het Sevilla was. Maar overigens, wat is hier Poolsch, behalve het interieur der vele, vrome kerken? Zelfs te Cracau zou 'k me verbazen over de zinde lijkheid der stad buiten de Jodenwijk; en 'k kan het niet begrijpen hoe Charles Delvert die de monumenten van „La Vivante Pologne" zoo goed bekeek, weer telkens, zelfs in War schau, het Oosten meent te zien in Polen, en klachten aanheft over zijn onzindelijk heid. Nonsens, wat deze Poolsche steden ba- treft! Tenzij er sinds 1927, toen zijn boek ver scheen, zoo veel veranderd is! Want veran deren doet het uitzicht der dingen hier met den dag. Overal wordt er gebroken en ge bouwd. Poznan heeft zich vernieuwd met het oog op de groote tentoonstelling die er dit jaar gehouden wordt; Warschau is aan alle zijden in aanbouw. Maar niet alleen dat de heerschende woningnood daartoe dwingt, die heele nieuwe stadswijken deed verrijzen. Ook wordt er overal hersteld en verfraaid: res tauratie van het oude koningspaleis, bouw van een groot museum, van een nieuw station, van een spoortunnel onder het stads hart. En zoo levert de drukke stad een beeld op van een ongewone levendigheid, van een koortsachtigen bouwlust, van een krachts ontplooiing en een levensdrang, wier schui mende energie den vreemdeling weldadig aandoet. De luide polsslag van dit aanzwel lend jeugdleven rythmeert er den dag met blijde vroolijkheid. Maar dit „klein Parijs", zooals Warschau heet, is daarom nog geen Fransche staa; want de Polen zijn geen Franschen- En ook dit ontwaart men er als bij den eersten oog opslag. Er is over dit Poolsch karakter heel wat gefabeld en gebazeld. Maar aanstond is dit duidelijk: hoe rustig deze menschen zijn in hun gewone doen. Men spreekt van hun uitgelatenheid, hun uitbundigheid, hun grandseigneurschap dat zich vermeit in groote uitgaven en de schulden niet schuwt.... Maar hoe kalm bewegen deze menschen hier, met hun bedaard voorkomen, hun veerkrach- tigen gang. Het is een sterk en gezond ras. bruingetint, met blond haar dat spoedig donkert, en met zachte grijs-blauwe, soms .groen-blauwe oogen, met een weemoedigen, droeven blik. Dit teekent de Polen als Slaven. -Mooi zijn ze niet, en zeker de vrouwen uit het volk niet. Opvallend is de rijpheid, de onkinderlijkheid van het kindergezichtje. Maar hoe vriendelijk zijn ze, altijd met een buiging gereed. Zag ik 's morgens uit mijn venster niet twee koetsiers elkaar de hand geven? Overal worden handen gereikt: -vrienden wandelen gearmd. Dames begroet men met een handkus. Zoo ook begroet de arbeider zijn pachtheer, en de boer de boerin, de geloovige den priester. Heeft dit niet iets van een doorgevoerde verfijning, waarvan de wortel zit in een ons vreemde teederheid? Begrijp mijn verbazing, toen mijn Poolsche .vriend, die mij bezocht in mijn pension te Warschau de hand kuste mijner hospita. Wanneer Polen zich dan ook niet als zoo danig in zijn levende steden openbaart, zoo licht er dan toch wel iets vreemds en eigens op uit de Polen zelf. Maar zóó kom 'k dan tot den anderen in druk. dien de vreemdeling aanstonds krijgt, wanneer hij maar even met de menschen van dit land in aanraking geweest is: hun geweldig Nationalisme. Wat'bij de Franschen „Chauvinisme" heet, kan wel degelijk onaangenaam zijn. De zelfbewustheid der Pruisen was onverdraag lijk. Met de Polen is dit zoo heel anders. Zij stellen zich niet op den voorgrond, zij drin gen geen buren terug: maar zij zijn zoo ont zaglijk blij met hun weergevonden vrijheid, met hun herboren land, met hun herwonnen zelfstandigheid. Wie die vreugd niet mee voelen kan, is geen mensch. Anderhalve eeuw heeft dit volk, in onwrikbaar geloof aan zijn herrijzenis en opstanding, geleden. Geen oogenblik van zijn bestaan is deze droom van zijn horizont weggeschemerd, ofschoon met ieder jaar de mogelijkheid der vervulling twijfelachtiger werd. Er was geen Polen meer, en tóch hoopten de Polen nog. Zij duldden en droegen onverstoord, maar hun vast ver trouwen kon niet geschokt worden. Dan ein delijk, van 1918 tot 1920, mochten zij voor hun vrijheid strijden- Zij wierpen zich in dien strijd, uitgehongerd en naakt, ontredderd en haast zonder wapenen. En toch overwinnen zij, tegen alle verwachtingen. Onmiddellijk daarna gaan zij aan het herstellen en op-, bouwen van alles wat ordeloos neerlag, in een uitgeplunderd land, waar niets dan ver warring te wachten was. En tien jaar later is alles georganiseerd, leger en administratie, financiën, economie, sociale verzorging; de industrie in wedijver met de buitenlandsche, een nationale kunst in opbloei, een spik splinternieuwe zeehaven in aanbouw, en een tetoonstelling geopend te Poznan, zoo breed in opzet, zoo ruim van opvatting, zoo degeiijk tot in haar kleinste onderdeelen bewerkt, en zoo rijk gevuld met de vrucht van een onge loof elij ken arbeid, dat de vreemde bezoe ker er voor verbaasd staat als voor een wereldwonder. Wie dit alles in het oog houdt, het verste verleden van bloed en tranen en het meer nabijverleden der laatste tien jaar, waarin een vertwijfelde strijd werd gevolgd door een reusachtige krachtsinspanning, waarbij net ontplooide organisatietalent evenzeer te be wonderen valt als de bereikte resultaten, zal de geesteshouding, de mentaliteit dezer jonge natie gemakkelijk begrijpen, en zich bewonderend daarin kunnen inleven. Hun voldoening, hun elndelooze vreugde en de rechtmatige trots over hun triomf, niet op het oorlogsveld alleen, maar ook en mis schien vooral op economisch .terrein, -,moge de Polen van het oogenblik iets naïefs geven. Doch is naïviteit niet de beminnelijke eigen schap der jeugd? En dit oude volk is een nieuwe jeugd ingegaan, met heel de bruisende blijheid, met heel de schuimende geestdrift en den stormenden jubel, die de jonge levens kracht, jeugd en lente, altijd kenmerken. Naïef, wanneer ze u telkens dit en dat weer aanwijzen met de woorden: bij ons ver vaardigd; naïef, wanneer ze in bewondering staan voor de schilderijen hunner schilders kringen, de „kilims", de weefsels hunner spinnerijen en de aarden schotels en papier knipsels hunner boeren; naïef ook wanneer ze bij al de graftomben hunner volle kerken de namen noemen hunner helden en groo- ten, en in hun musea bij voorkeur de groote doeken aanwijzen, door hun historie geïn spireerd. Dan begrijpen zij niet, dat we niet warm worden bij 't hooren der biografie van van hun beste vaderlanders, en op den man tel van Kosciuszko staren als op iedere an dere merkwaardigheid. Maar voor hen is dit alles anders. Zij staan tegenover deze dingen met hun piëteit van vaderlanders, die zich overal het bloed der martelaren herinneren en de weeën van hun knechtschap. Dit werd mij eerst duidelijk bij het verhaal van één, voor den koningsburcht te Krakow, het hei lig Monsalvat van Polen: „toen mijn vader mij voor 't eerst als kind hierheen bracht, begon 'k zoo bitter te schreien bij 't beden ken van het verval en de ellende van ons land, dat hij mij niet te troosten wist. Velen kwamen hierheen als droeve pelgrims, gedu rende de Oostenrijksche overheersching, za gen den deernisvollen staat van het konings slot, symbool onzer zelfstandigheid, tot ka zerne verlaagd, en knielden dan biddend op de straatsteenen neer, de oogen vol tranen het hart van droefheid gebroken..'.." Alleen wanneer men deze liefde, dit gren- zenloos vaderlandsgevoel en deze nationale toewijding in het oog vat, waarvan wij ons geen denkbeeld kunnen vormen omdat wij als gelukkigen geleefd hebben in een eeuw van voorspoed, kan men ae heropbeuring, den prachtigen opbloei van dit jonge Polen be grijpen. Ondanks alle tegenstrijdigheden en verschillen. want in de verschillende dee- len der nieuwe Republiek zijn nog vier ver scheiden wetgevingen van kracht, was er dit ééne geloof en deze ééne bergen-verzet- tende liefde voor het oude land, het oude ideaal. En dit is de groote inspireerende kracht geweest, waarvan alle bezieling en alle energie uitging. Het was eveneens de groote hefboom bij het inrichten der na tionale tentoonstelling te Poznan. De einde- looze rij van tabellen en statistieken, die de Staat er heeft saamgebracht, werd door de betreffende ambtenaren en kantoorbedien den in hun vrije uren saamgesteld. Zonder dat er vergoeding voor uitgekeerd wordt-, vindt men er een staf van kantoorpersoneel dat uit studenten bestaat, mannen en vrou wen, die op de Tentoonstelling in de ver schillende afdeelingen werkzaam zijn en er met hun talenkennis groote diensten be wijzen. Toen deze vaderlandsliefde na den oorlog tegen Sovjet-Rusland in een stevig en goed geschoold leger practisch werd omgezet, heeft menigeen het hoofd geschud. Zoo ergens in Europa, aan ligt er ontploffingsstof op de grenzen van Polen. Duitschland neemt geen vrede met den „corridor" van Danzig; Li- thaucn blijft ae stad Wilno opeischen; ner gens zijn er natuurlijke grenzen, wat de zaak met de Ruthenen bemoeilijkt; en Danzig zelf bleef koppig en wars. Was het dan wonder, dat Polen 2ich aanstonds gereedmaakte om het- verkregen erfdeel te verdedigen? Maar een hinderlijk sabelgerammel wordt nergens gehoord. Ovei-al klinkt nog de echo van Grabski's woord, die de financiën be redderde: „Als men ons nu maar vijftig ja ren den vrede laat." Doch van den anderen kant. op econo misch terrein, moest ditzelfde nationaal be sef wel omgezet worden in protectionisme. Hierover schudden weer anderen het hoofd. Het heeten afgedane theorieën. „Je reinste romantiek," heb ik het hooren noemen; en met de romantiek is afgehandeld. Maar de Pool antwoordt: zonder onze ro mantiek waren we als volk naar den kelder gegaan; die alleen heeft ons staande ge houden, en heeft ons gered. Problemen, waarover wijze hoofden hun hersens kunnen breken. Maar dat dit na tionalisme als levende factor in het huidige Polen nog niet heeft afgedaan, bewijst een bezoek dat de vreemdeling in de buurt van Poznan brengt aan het kasteel Kornik. Gast- vrouwe is hier de zeventigjarige gravin Za- mojski, die er alle bezoekers zelve rondleidt, ze van haar bezittingen verhaalt, van het le ven harer familie, van heel het verleden van dit kasteel onder Bismarcks dwingelandij. Zelve ongehuwd, leefde zij hier met haar on geil uwden broeder, graaf Ladisias, die zijn heele vermogen aan den Staat vermaakte. Samen werkten broeder en zuster uitsluitend voor het heil van hun volk, kinderen, stu denten en arbeiders, door scholen en fondsen te stichten. En ook de gravin vermaakte haar fortuin en het slot, dat als een museum is, aan den Poolschen Staat. Wanneer ik na dit bezoek de oude gravin bewogen de hand kus, ziet zij mij aan met haar groote donkere oogen: „wat heeft u ontroerd?" „Mevrouw, de ziel van Polen heeft hier tot mij gesproken." En zij sluit .mij In haar armen: .Polen leeft, maar help mij de ziel van Polen te vertolken in de wijde wereld." Geloof mij, de romantiek van Polen sterft niet met dit adellijk geslacht. OHZE GROEMTüf DiM5DAG j DOM DERDAG 1 ZATERDAG =1 Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redacti? tich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet terug gegeven. EEN „OUDE WEG" DIE ZIJN NAAM EER AAN DOET. Begin Juli ontvingen wij bericht dat medio September een begin gemaakt zou worden met de verbetering van den Oudenweg. Voor waar voor ons een verblijdend bericht. Tot op heden echter, is nog niet het minste daarvan te bemerken. En op een dag als 1.1. Vrijdag met stortbuien, volop regen en wind, dan doet de Oudeweg zijn naam eer aan. Vooral nabij de Harmenjansstraat wordt de toestand onhoudbaar. Daar bevinden zich veel groote gaten in den grond, welke den weg onbegaanbaar maken. Wanneer zullen we eens van deze plaag worden verlost? B. en W. beloven zoo veel. brengen zoo veel verbeteringen tot stand, maar de Oudeweg schijnt te worden verge ten. Wij vragen, alvorens de winter aijn in trede doet, spoedige verbetering in den toe stand van den weg. PERSONEEL v. d. LINDEN'S BROODBAKKERIJ, OUDEWEG. DE VEEL GESMADE AUTO RIJDERS. En fouten die wielrijders maken WAAR DIENT EEN FIETSPAD VOOR? Hlllegom, 24 September 1929. DE VEEL GESMADE AUTORIJDERS. Mijnheer de Redacteur, In Uw blad van 23 dezer komt onder dit opschrift een artikel voor van den heer Sprenger die als Inspecteur-Expert van een Autoverzekering-Maatschappij zeker wel be voegd mag worden genoemd tot oordeelen. Als autobestuurder kan ik dan ook geheel onderschrijven wat genoemde heer mede deelt, want laten we het gerust zeggen: de toestand van het verkeer rond Haarlem is heel slecht. Op goede wegen zooals b.v. de Heeren- en Schoterweg, waar werkelijk vol doende ruimte is. en waar aan beide zijden van den weg flink voor de wielrijders is ge zorgd, wordt daarvan door hen weinig ge bruik gemaakt, maar wel wordt, en liefst nog in groepen naast elkaar, op het asphalt gereden. Dit deel van den weg moest toch in het belang van het verkeer vrij zijn voor de auto's en andere voertuigen. Ieder die wel eens in een auto zit, zal weten hoe levens gevaarlijk dikwijls de toestand daar is, en niet behoefde te zijn. In dit opzicht kan Haarlem in de leer gaan bij andere steden, waar het den wielrijders verboden Is om, als er rijwielpaden zijn, op het middenge deelte van den weg te rijden. Het wordt aan ook hoog tijd dat hierin rond Haarlem ver andering wordt gebracht-, en wanneer de heer van Liemt zich voor het verkeersvraag- stuk interesseert, dan hoop ik, dat hij hier aan zijn aandacht zal willen wijden. Wanneer de heer van Liemt meent Ber lin en Parijs te moeten noemen, dan zal hij wel weten dat in die steden zeer hard wordt gereden, veel harder dan in Holland, hetgeen daar mogelijk is door de breedere wegen maar ook vooral doordat het publick bekend is met, en zich strict houdt aan de regelen van het verkeer- U dankzeggend, Mijnheer de Redacteur voor de verleende plaatsruimte. Hoogachtend, C. DE WREEDE, Hiilegom. Het 40-jarig jubileum van den Ned. R. K. Volksbond Interview met den heer J. Ph. H. Castricum Naar aanleiding van het 40-jarig jubi leum der afdeeling Haarlem en omstreken van den Ned. R.-K. Volksbond hadden wij Dinsdagavond met den voorzitter, den heer J. Ph. H. Castricum. een kort onderhoud. Hij deelde mede, dat hij twaalf jaar geleden tot lid van het hoofdbestuur der afdeeling be noemd werd. ,.Ik was toen lid van de R.-K Vereeniging van Spoor- en Tramwegperso neel „Si. Augustinus" en was nog geen lid van den gemeenteraad", aldus de heer Cas tricum. „En reeds na twee jaar werd ik tot voorzitter der afdeeling gekozen als opvol ger van den heer J. A. de Lobel. Dat was in den Distributietijd. toen ik ook als secretaris van het R.-K. Bureau voor Crisisaangelegen heden heel veel werk had te verrichten. Wij hebben het toen voor onze leden gedaan ge kregen, dat zij niet urenlang in de rij be hoefden te staan. Zij kregen alles via onze organisatie, maar dit had tót gevolg, dat ons bestuur soms dagen achtereen zat te werken met het aanleggen van lijsten enz. Vooral wat het verkrijgen van schoenwerk betreft was dit voor onze leden een groot gemak". „Hoe staat het nu met dc exploitatie van het gebouw Sint Bavo?" „Die exploitatie is steeds omvangrijker geworden. Het aantal vergaderingen, feest avonden enz. werd voortdurend grooter, zoo dat wij er toe overgingen om een admini strateur aan te stellen, namelijk den heer G. Scholte, die een buitengewoon ijverige en be kwame kracht is en die leeft voor de bewe ging. Vooral in den laatsten tijd kwamen wij voor veel moeilijkheden te staan en ook voor veel kosten. Er moest een nieuwe vloer komen, die ongeveer 8000 kostte: het aan leggen van de centrale verwarming eischte een bedrag van 8000 a 9O00. Ook boven moest noodig verbouwd worden, omdat de verschillende ruimten veel te ondoelmatig waren. We hebben daar nu ook een mooie groote zaal gekregen. Het vorig jaar werd ook de groote tooneelzaal verbouwd: er werd een cabine aangeschaft. Dit vergde weer een bedrag van 10.000. Kortom, alles werd geheel gerestaureerd. En daar hebben we geen cent voor behoeven te leenen. Alles werd bestreden uit de gewone exploitatie inkomsten. Elk jaar wordt ongeveer 4000 aan aflossing en hypotheek betaald. Toch zagen we er niet tegen op. een klein finan cieel offer te brengen. De Deken van Haar lem stelde er namelijk prijs op, dat de feest- uitvoeringen in ons gebouw voortaan niet meer 's avonds na twaalf uur zouden eindi gen. Het was ons nameliik gebleken .dat vele ouders daarom hun kinderen niet naar het gebouw stuurden. En hoewel dit vooral voor de vakafdeelingen bezwaarlijk was, hebben we toch aan den wensch van den Deken voldaan. We hadden nu wel een financieel nadeel, maar een moreel voordeel". „Hoe is ,de onderlinge verhouding in den R.-K. Volksbond?" ,Ik heb altijd met de overige bestuurs leden bijzonder prettig samengewerkt. De goede harmonie is nooit zoek. Bij de be langrijkste besluiten heerscht groote een stemmigheid. Die besluiten worden dan ook steeds met algemeene stemmen genomen. Als één bestuurslid zich ergens tegen ver- Klaart, dan doen wij het niet. Dat is in de praktijk heel nuttig en ook voordeelig ge bleken Een klein voorbeeld. We wilden drie jaar geleden, toen dat nog heel duur was, in het gebouw een radio-installatie laten aanleggen. Eén hoofdbestuurslid verklaarde zich tegen: die wilde liever het geld voor de restauratie van het. gebouw besteden. Het geen dan ook geschiedde. En daar zijn we later heel blij om geweest. De radio is nu immers veel goedkooper geworden. Voor ons gebouw is die zelfs niet meer noodig. want bijna iedereen heeft tegenwoordig radio thuis. Die goede samenwerking is ook in den Bestuursraad te vinden". ,Hoe groot is het aantal leden nu?u ..Ongeveer 2200. U weet dat de R.-K. Volksbond uit verschillende onderafdelin gen bestaat. We hebben de Spaarkas „Sint Nicolaas" met 500 leden: de R.-K. Electr. Coöp. Bakkerij „Arbeid Adelt" met 500 le den; dc R.-K. Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel „Sint Augustinus" met 370 leden: de Ned. R.-K. Bouwvakarbei dersbond „Sint Joseph" met 357 leden: de Ncd. R.-K. Metaalbewerkersbond ,,St. Eloy" met eveneens een groot aantal leden; de Ned. R.-K. Grafische Bond met 306 leden; de R.-K. Bond van Overheidspersoneel „St. Paulus" met vele leden; de R.-K. Landar- beidersbond „St. Elisabeth" met 90 leden; de R.-K. Bond van Brood-, Koek-, Banket- bakkrs. Cacao-, Chocolade- en Suikerwer kers met 76 leden: de Ned. R.-K. Bond van Transportarbeiders „St. Bonlfacius" met 95 leden; de Ned. R.-K. Bond van meubel makers. houtbewerkers, behangers en aan verwante vakken ..St. Antonius van Padua" met 70 leden; de Ned. R.-K. Naaisters- cn Kleermakersbond „St. Gerardus Majella"- met 52 leden; de Ned R.-K. Fabrieksarbei- ders(sters)-bond ,.St. Willibrordus" met vele leden: de Rederijkerskamer „Alberdingk Thijm"; de R.-K. Vereeniging tot bestrij ding der tuberculose „Herwonnen Levens kracht" en het R.-K. Mannenkoor „Sint Caecilia". Verder hebben we nog ongeveer 300 zoogenaamde losse leden, zooals winke liers, gepensionncerden, enz.". „Is het aantal ongeorganiseerde R.-K. ar beiders hier nog groot?" „Helaas ja. Naar mijn schatting wel 2000. Onze Bond zou best 4000 leden kunnen tel len. Maar we zijn bezig ze te bewerken door huisbezoek enz. De laatste maand hebben we weer 150 nieuwe leden bijgeschreven. Daarom hoop ik. dat de wensch van onzen Bisschop vervuld zal worden, namelijk dat alle Katholieke arbeiders van Haarlem wel dra allen zonder uitzondering lid van den Bond zullen worden tot hun eigen welzijn en tot bloei eener ordelijke maatschappelij ke samenleving". „Wat is het doel van den R.-K. Volks bond?" „Ons hoofddoel Is, den Katholieken arbei der godsdienstig en zedelijk te verheffen: wij verwaarloozen daarom in geen gevar den plicht om ook den maatschappelijken welstand van de arbeidersklasse zoo te doen zijn. in elk geval alle pogingen in het werk te stellen, om op maatschappelijk gebied dien welstand te bereiken, waarop zij als mensch recht hebben. Daarvoor hebben wij de krachtige hulp noodig van de vak organisaties, die elk op zichzelf aangewezen en in landelijk verband alle maatregelen treffen om de aan hun speciale zorg toe vertrouwde taak ten volle tot zijn recht te doen komen. De samenwerking tusschen vak- en standsorganisatie is gelukkig in on ze plaatselijke organisatie vruchtbaar ge weest en zal naar wij hopen in de toekomst nog hechter worden". ALASTRIM BREIDT ZICH UIT. Het verloop der ziekte in de laatste weck in Rotterdam. De Rotterdamsche gemeentelijke genees kundige dienst meldt: In het tijdvak van 17 tot en met 23 Sep tember heeft de gemeentelijke geneeskun dige dienst '27 nieuwe gevallen van alastrim in de stad vastgesteld. Hiervan was er 1 in een reeds tevoren besmet gezin, terwijl er 26 in 26 tevoren niet besmette gezinnen voor kwamen. Volgens mededeeling van de ge neesheer-directeuren der ziekenhuizen aan den Coolsingel en aan den Bergweg hebben in deze periode in die inrichtingen geen leden van het personeel en ook geen pa tiënten alastrim gekregen. In deze periode is 1 patiënt aan alastrim overleden, zoodat het aantal sterfgevallen thans 12, n.l. twee mannen, een vrouw en 9 kinderen bedraagt, van wie een man en drie kinderen bovendien een andere ernstige ziek te hadden. Het aantal patiënten, in totaal aangegeven sedert den aanvang der epidemie is 278, waarbij gevoegd dienen te worden 5 patiën ten, die er bleken te zijn, voordat de aan gifte geschiedde, totaal dus: 283. Het aantal alastrim-patiënten, dat in de daarvoor bestemde gemeente-ziekeninrich- tingen wordt verpleegd, bedroeg op 21 dezer 73 (onder wie 4 leden van het personeel), terwijl het aantal, dat thuis verpleegd wordt, 10 bedraagt, in totaal dus 83 patiënten. In de bovengenoemde periode werden vier gevallen met ernstig karakter in een der ziekeninrichtingen ppgenomen. Uit andere plaatsen. In de gemeente Delft breidt de ziekte zich nog verder uit. Er werden vermeld 83 geval len, zoodat het aantal sedert 1 September waargenomen gevallen 132 bedraagt, zonder sterfgevallen. Voorts zijn in dezelfde week de volgende gevallen in andere gemeenten waargenomen: Almelo 2, Amsterdam 1. Velsen 1. Abcoude- Proostdijk 1. Amersfoort 1, Maassluis 1, Per- nis 1, Piershil 1, Schiedam 1, Stompwijk I. Pootvliet 1, Tholen 2, Barneveld 1, Valburg 2, totaal 17 ziektegevallen. In de barak van het Wilhelmina-zieken- huis te Nijmegen zijn thans drie lijders aan alastrim opgenomen uit de gemeente Val burg, meldt de N.R.C. Inenten op straat. Maandagavond heeft de auto, waarmee in Rotterdam op straat gelegenheid wordt ge geven tot gratis vaccineeren, in de Wollefop- penstraat gestaan. Er zijn toen 533 personen ingeënt. Dinsdagavond zou de auto weer daar staan; Woensdag is de Bloklandstraat aan de beurt en Donderdag de Zwaanhals. Op dien dag zal tevens een tweede auto voo* dit doel in dienst worden gesteld en Maandag een derde, zoodat de volgende week op drie plaatsen in Rotterdam tegelijk gelegenheid tot gratis inenten op straat zal bestaan, meldt de N.R.C. Pokken of alastrim? Naar aanleiding van de verklaring van dr. Heijermans, directeur van den Amsterdam- schen G.G.D., dat de gevallen van alastrim te Rotterdam een steeds ernstiger karakter aannemen, heeft dr. J. Hekman, directeur- geneesheer van het ziekenhuis aan den Bergweg te Rotterdam medegedeeld, dat wegens de verergering van den toestand al daar een samenkomst heeft plaats gehad van verschillende medische autoriteiten meldt de Tel. Men heeft daar den toestand besproken en de verschillende patiënten be zocht. Inderdaad is er verschil van meening ont staan of men bij sommige van de ernstige patiënten wel aan alastrim, zij het dan in zeer ernstigen graad, mag denken. Veel eer waren verschillende autoriteiten van mee ning, dat men hier met echte pokken te doen had. Vragen van het Kamerlid Dr. I. H. J. Vos. Het Tweede Kamerlid dr. I. H. J. Vos, heeft den minister van arbeid, handel en nijverheid de volgende vragen gesteld: lo. Is het waar, dat zooals in het open baar is medegedeeld op 24 Juni 1929 de Rotterdamsche geneesheer dr. P. H. Kramer bij een employé van het lichtschip De Maas een geval van pokken heeft verondersteld en dat het Geneeskundig Staatstoezicht toen daarvan „waterpokken" heeft gemaakt? 2o. Waarom zijn in het besluit van 16 Augustus 1929 (Staatsblad no. 421), waarbij de wet op de besmettelijke ziekten van toe passing is verklaard op de z.g. alastrim. on derscheidene bepalingen van die wet o.a. „het briefje op dc deur", bedoeld in art. 20 van die toepasselijkheid uitgezonderd? 3o. Is de minister bereid, de indiening to bevorderen van een wetsvoorstel met de strekking de voorwaarden van inenting tegen dt» pokken voor toelating van kinde ren en onderwijzers in de scholen zoo spoe dig mogelijk weder van kracht te doen wor den? HET TWEEDE POSTVLIEGTUIG. Te Kara is ji. Het tweede postvliegtuig is, volgens een bericht bij do K. L. M. ontvangen, gister morgen om 5.31 uit Jask vertrokken en om 13.28 te Karatsjl aangekomen. Alles ls wel aan boord. IN sa

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 13