H. D.-VERTELLINGEN
FLITSEN
De Mantel der Duisternis
STADSNIEUWS
FEUILLETON
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehoudend
Het Verschil
door C. G. B.
Als het middag is en de zon brandt over
de witte wegen van Kota Radja, dan droomt,
roerloos, de waringin voor de missigit, dan
slapen de Europeanen en een sapi die zijn
krakende kar trekt, schijnt dan nog langza
mer te loopen dan anders.
Het was middag, en de zon louterde de
groene Atjehsche vlakten, zette een stralen-
den hemel boven» de bergen en de zee.
Een Fordje rammelde over de keien van
een schaduwloozen weg en scheurde met
zijn claxongeloei de stilte.
Kota Radja sliep, zooals lederen middag.
Maar op een galerij, achter de neergelaten
krees ratelde een schrijfmachine. Van Laar
dicteerde, terwijl hij een sigaar rookte. Een
paar telegrammen lagen naast hem, de te
lefoon stond onder zijn bereik. Er waren be
langrijke berichten binnengekomen; eerst
een, vanmorgen uit Holland, hem opschrik
kend uit zijn gewone sleurleventje, toen uit
Soerabaja, een half uur daarna nog een. En
zijn boy was al vier maal naar het postkan
toor geweest om dringende telegrammen weg
te sturen. De K. P. M. was opgebeld. Hij kon
dien avond nog over naar Sabang, de boot
ging om middernacht. Dan een dag wachten
op de „Coen" om naar Colombo te gaan. En
hij dicteerde nu brieven, zakenbrieven aan
een paar administrateurs in de bergen, een
uitvoerig relaas voor zijn plaatsvervanger,
die met een auto uit Medan zou komen en er
pas den volgenden dag kon zijn.
Om twee uur was hij klaar. Hij wachtte
nog op een telefoontje uit Medan, dat ieder
oogenblik kon komen. Zijn secretaresse
maakte het werk af, de boy bracht split.
Buiten stapte een sapi door het stof, zijn
klok klingelde welluidend. En Van Laar keek
uit over het zonnige plein waarachter de
missigit hoog en fijn op-stond tegen de
lucht.
Hij dacht over alles hier. Hij had gevloekt
op Kota Radja, dat ellendige gat, waar niets
te beleven viel, waar alleen zijn werk hem,
den jongen man met inzicht in zaken en met
tact, bond. Dit zou nu opeens zijn laatste dag
in Kota Radja zijn, hij zou weg gaan, eerst
naar Colombo, dan naar Soerabaja waar
schijnlijk. Dat ging vaak zoo vlug, zoo wreed
plotseling in Indië.
Hij bedacht, hoe hij zich eerst op de ge
schiedenis van Atjeh geworpen had om maar
wat te doen te hebben in zijn vrijen tijd, om
maar niet te vervallen in het sleurleventje
dat in Indië zoo aanlokkelijk is en zoo geest-
doodend kan zijn. Hij was gaan zwerven, de
wegen langs tusschen troostelooze klapper
tuinen door, waar iedere bocht, ieder heuvel
tje een naam, een geschiedenis had, waar
graven van Atjehers bij tientallen lagen te
gen hellingen van strategisch goed gelegen
kopjes. Maar het had hem niet bevredigd.
Hij was de stilte van de natuur gaan zoe
ken, was in kille ochtenden met tijgerjagers
van Blang Rakal over de hoogvlakte gegaan,
kende de wondere oerwouden, het schoone
meer van Takengon.
Hij had de ziel van het Oosten willen lee-
ren kennen, was in donkere nachten gaan
kijken naar 't fanatieke dansen bij opzwee-
pend, rhythmisch tromgedreun op een eenza
me passar, hij kende het mysterie van den
tropennachthij sneerde, want hy wist
te goed hoe hij bij 't dansen een Virginia
had staan rooken, en 's nachts, als het duis
ter vol vreemde geluiden was, zijn split naast
zich had moeten hebben.
Hij was gewend geraakt aan 't leven hier.
Had meegekletst met de anderen, had
gloeiend het land aan Kota Radja, dat geen
kampong was en ook geen stadje.
Zijn secretaresse was gekomen. Een ener
giek kind, dat de wereld wilde zien. Hij had
haar beklaagd toen ze bij hem kwam, omdat
ze de wereld verliet. Maar zij had haar boe
ken, ze las, studeerde misschien. Ze zou nu
biijven, om den plaatsvervanger in te wer
ken, zij wist den weg in de staten en boeken.
En zij was het, die zijn leventje-hier wat
diepte had gegeven. Zij hadden lang en veel
gepraat over allerlei onderwerpen, die jonge
menschen belang inboezemen. En de dames
in Kota Radja hadden wat nieuws om over
te kletsen in den tijd waarmee ze geen raad
wisten.
Het telefoontje kwam pas om vier uur.
Kort en vlug handelde hij alles af. Dan belde
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct». per regel.
hij vier, vijf goede kennissen op, om te ver
tellen dat hij weg ging.
Zijn boy pakte de koffers, stopte een kist
vol met allerlei dingen uit het huis. Van
Laar ging even naar den gouverneur, zat
een half uurtje te praten in de koele kamer,
waar een gouden pajong in den hoek stond,
hij rekende af in 't Atjeh-Hotel, ging man
diën.
Om half zes liet hij zijn secretaresse roe
pen.
Ze kwam. Hij vond dat ze er bleek en
slecht uitzag, vroeg of ze mee ging naar Sa-
bang. Dat was een verzetje en ze was toch
weer terug tegen dat de plaatsvervanger zou
kunnen komen.
De auto bracht hen naar Oleh-Leh. Tel
kens keek hij achterom. En lachte ironisch.
„Zoo'n vervloekt gat, en je bent er toch aan
gewend geraakt".
De secretaresse zat zwijgend naast hem.
Hij merkte het niet. Nu keek hij naar de
missigit tusschen de mangrovebosschen, dan
naar de huisjes van Japansche schildpad
handelaars.
Vrienden namen afscheid, een sloep bracht
hen naar den K. P. M.-stoomer op de reede.
En ook dien avond, in het lange wachten op
het wegvaren, was er zwijgen tusschen hen.
Hij dacht over de zaken, over Atjeh dat hij
nu verliet. Zij tuurde over het water naar
Sabang, dat wenkte met een lichtje.
Den volgenden dag maakten ze een wan
deling. Ze gingen door klapperbosschen naar
een smal wit strand waar dc branding sloeg
tegen zwarte rotsen. De zee lag voor hen, de
wijde zee.
Hij voelde haar hand om de zijne. Het werd
hem vreemd. Dit ging hij nu verlaten, dit
kind, waarmee, hij geredeneerd had op de
galerij, waarmee hij samen had gewerkt, als
met een goeden kameraad. Een kameraad.
Hij trok zijn hand terug, zij alleen: „Ga je
mee?" En weer zwijgend keerden ze terug,
zagen ze over de grijze, zinken kolenloodsen
heen de schoone baai, die tusschen groene
bergen was gesloten.
Hij wilde praten, maar kon het niet.
Ze aten samen. En om drie uur liepen ze
het steile paadje af, tusschen bloeiende strui
ken en fel-roode canna's door naar de win
kels beneden, naar den steiger waar de K. P.
M.-stoomer klaar lag.
„Ik ga aan boord", zei ze.
„Nee, wacht nog wat, je hebt den tijd nog."
„Waarom?"
Ja, waarom? waarom?
„Ga maar", sprak hij dof, zijn hoofd afge
wend. Ze gaven elkaar een hand. Zij draalde
nog even. Sprak een paar woorden. Keerde
zich om, ging de loopplank op.
Hij schrok. Ze was weg. Hij keek tegen den
zwarten scheepswand op, zag hoe ze nog
even staan bleef.
„Else", riep hij.
„Adieu, goeie reis" rlëp ze terug en ver
dween op het schip.
Hij bleef staan, tot een inlander hem opzij
trok, omdat hij anders door de tros in 't wa
ter zou zijn gesleurd. Maar hij wachtte op
den steiger tot de boot achter een groene
kaap verdween. Hij had haar niet meer ge
zien.
Dien avond wandelde hij weer naar het
strand. De zee zong haar eeuwige lied. De
golven ruischten over 't zand en beukten de
rotsen.
En toen is het in hem tot klaarheid geko
men, terwijl de wijde zee donker voor hem
lag en de nachtwind door de klappers sui
zelde. Hij wist het verschil tusschen kame
raad en vrouw.
Twee brieven schreef hij, voor hij zijn
klamboe open schoof. Een lange, uitvoerige
naar zijn kameraad Else, een korte, heerlijke
naar een meisje in Holland, dat wachten zou
op hem.
En op wie hij had gewacht.
„DE LICHTHOEVE" TE SANTPOORT.
Tot dusver werd door de besturende zus
ters van „De Lichthoeve" te Santpoort op
gezette tijden aan ons verzocht, in ons blad
verantwoording te mogen doen van de giften
in geld en natura, die zij voor haar mooie
liefdewerk ontvingen. Den laatsten tijd heeft
deze verantwoording niet meer plaats ge
had, omdat de zusters in de gelegenheid zijn
gesteld, zelf een orgaan uit te geven, waar
in zij uitvoerig meedeelen, welke en hoeveel
giften zij nog steeds ontvangen. Wij wekken
onze liefdadige lezers op, het werk op „De
Lichthoeve" te blijven steunen. De zusters
wilier natuurlijk gaarne dit werk blijven
voortzetten, maar dat kan alleen als de gif
ten blijven vloeien, vooral nu de winter weer
voor de deur staat. Warme kleedingstukken
zijn dus even welkom als geld enz.
VERGADERING DER REDDINGS
BRIGADE.
DE HEER JOH. M. SCHMIDT
VOORZITTER.
Woensdagavond hield de Reddingsbrigade
voor Drenkelingen een algemeene ledenver
gadering in hotel Central (Groote Hout
straat), voor het laatst onder voorzitterschap
van don heer A. J. Meyerink. Deze zeide de
vergadering te openen met een gevoel van
dankbaarheid, omdat verschillende leden
weer practisch werk hebben verricht, al was
het gelukkig niet zoo dikwijls noodig. Ook
dankt de voorzitter de geneesheeren en
herinnerde aan het succes bij de wedstrij
den te Den Haag. waar het lid Rohlfs het
kampioenschap behaalde. Een sombor gevoel
heeft de heer Meyerink omdat hij na 16
jaar als voorzitter moet aftreden.
Aan mevrouw Thuis en mevrouw Hommels
werd het diploma A van de Haarldmsche
Brigade uitgereikt.
Ingekomen was o.a. een brief van Stoop's
Bad, dat de oefenavond vastgesteld is op
Maandag van 8 tot 9 our, te beginnen
30 September; oen brief van den heer
Meyerink met de mededeeling van zijn af
treden, die hij gerechtvaardigd acht, nu er
te Haarlem een ongevallendienst is en nu
verschillende kwesties opgelost zijn.
En soortgelijke mededeeling was ingeko
men van mevrouw N. MeyerinkRijk.
Het bestuurslid dr. W. E. Merens nam
hierop het woord.
Hij herinnerde aan de oprichting der Bri
gade in Juni 1913, op initiatief van den
heer Meyerink. Hij en zijn vrouw hebben
de brigade groot gebracht, als een kind met
de gaven van hoofd en hart en hun per
soonlijk voorbeeld. De Reddingsbrigade was
naast het Lighalfonds het middelpunt van
hun leven, de brigade had al het enthousias
me hun ingegeven door hun goed hart. Wij
kunnen zeggen, dat wij een dubbelen voor
zitter hadden in dit echtpaar! De Reddings
brigade zal hen zeer missen. Juist de goed
heid van hun hart was wel eens oorzaak van
oneenlghe'ld, maar zeker was men dat bij hen
het belang der brigade voorop stond. Wien
met hart en ziel iets wenscht op te voeden
dien het nooit aan kritiek ontbreken.
De brigade als kind rekent or nu ten stel
ligste op, dat het de cuders steeds nabij zal
weten om het bij te staan.
Onder luid applaus deelde dr. Merens
mede, dat zoodra het reglementair mogelijk
is, dat is in de volgende vergadering, hij
zal voorstellen den heer en mevrouw Meye
rink tot eere-leden te benoomen.
De heer Meyerink dankt voor deze woor
den.
Vervolgens werd overgegaan tot verkiezing
van een nfeuwen voorzitter.
Geen der leden had een candidaat gesteld.
Het bestuur stelde thans voor den heer Joh.
M. Schmidt, die zich bereid verklaard heeft
voorloopig een candidatuur te aanvaarden.
Het resultaat van de schriftelijke stem
ming was als volgt: de heer Schmidt 30
stemmen, dr. Merens 1 stem, 8 in blanco, 1
van onwaarde.
De heer Schmidt verklaarde de benoe
ming aan te nemen hij dankte de leden
en deed oen beroep op hun vertrouwen en
medewerking.
De heer Meyerink, de leiding van deze
vergadering behoudend sprak den heer
Schmidt toe.
Het lid de heer A. H. de Bruyn Jr.„
richtte zich nu namens de leden tot het
scheidend echtpaar Meyerink om het dank
te zeggen ook voor hun daadwerkelijke
hulp bij ongevallen.
Bij de verkiezing van een bestuurslid in
de vacature mevrouw MeyerinkRijk stelde
de heer De Bruyn en het bestuur voor den
hoer J. M. Thuis. Deze werd met 37 stem
men tegen 3 blanco gekozen.
Ook mevrouw Meyerinkbleef dezen avond
nog achter de bestuurstafel.
Wegens het aftreden als lid van de Tech
nische Commissie van den hoer Meyerink
moest een nieuw lid van die commissie be
noemd worden. Dr. Merens stelde voor dat
de heer Meyerink nu die functie verwisselt
met den heer Schmidt.
De heer De Lugt, candidaat gesteld door
den heer Van Aken, trok nu die candida
tuur in.
Met 38 stemmen tegen 2 in blanco werd
do heer Meyerink gekozen.
Bij de bespreking van de wintercampagne
deelde de heer Meyerink mede, dat van den
winter een propaganda-avond zal worden
gehouden, waarop do heer A. Duiker uit Den
Haag, diverse apparaten voor redding van
verongelukten zal demonstreeren." Op een
propaganda-avond in November zal de heer
Meyerink het oen en ander uit de geschiede
nis der brigade vertellen.
Dr. H. Veen zal weer leider zijn van den
medischen cursus, te splitsen in een voor
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1491
HET KIND AAN DE DEUR
Een klein meisje be
antwoordt de bel en
je vraagt vroolyk of
mevrouw Kommer
hier woont en is ze
thuis
het kind steekt een
vinger in den mond
en zwijgt
tenslotte gaat het,
steeds naar je om
ziend naar de' gang
en roept: Moeder, er
is een man
het kind komt terug
en je tracht wat le
ven in de brouwerij
te brengen door te
vragen over haar
school, maar ze
blyft zwügen
gefluister van boven,
vragend wie daar is
het kind herhaalt
dat er een man is en
zwijgt weer
je roept naar binnen
dat je mevrouw
Kommer wilde
zoeken en dat
blijkbaar het
keerde huis is
dit
het kind krijgt de
opdracht je terecht
te helpen, wijst vaag
langs de straat en
verdwijnt zwijgend.
(Nadruk verboden.)
nieuwelingen en een voor geoefenden, belde
op Vrijdagavond, na negenen.
Voor de verkiezing van hoofdinstructeur
had het bestuur gecandideerd den heer A.
H. de Bruyn Jr.
De heer De Bruin werd gekozen met 25
stemmen 8 op den heer De Keulenaar en
7 in blanco. De heer Meyerink zegde den
heerd De Keulenaar dank voor het door hem
als hoofdinstructeur verrichte.
De heer Meyerink sloot de vergadering te
kwart voor twaalf met den wensch dat het
de Brigade onder den nieuwen voorzitter in
alle opzichten moge wel gaan.
VOLKSZANG.
Men schrijft ons:
De af deeling Haarlem van de Vereeniging
ter verbreiding van den Volkszang opent het
seizoen 2 October in het gebouw Caecilia. De
heer K. Sixma, de bekende Volkszangleider
uit Amsterdam, zal, bijgestaan door den heer
Vink uit Haarlem, ook dit jaar weer de lei
ding op zich nemen. Mejuffr. Margareth
Serlé, zang-voordrachtkunstenares uit Den
Haag, zal eenige liederen zingen in bijpas
send costuum, begeleid door mejuffr. Betty
Storm (Den Haag).
Het spreekwoord: „onbekend maakt onbe
mind" is nog steeds van toepassing op deze
vereeniging. Hoevelen zijn er nog in onze
stad, die nog nooit van Volkszang hebben ge
hoord. Toch kan het bestuur met genoegen
meedeelen, dat er van het tekstboek, dat een
schat van ongeveer 200 mooie Hollandsche
liederen bevat, honderden in den laatsten tijd
zijn verkocht. Hoewel de radio veel te genie
ten geeft, het intiem genot van het gezamen
lijk gezongen lied, kan er niet door worden
vervangen. Overal voelt men behoefte aan
gemeenschappelijk gezongen Hollandsche lie
deren. Daarom worden de jeugdleiders er op
gewezen, hunne leerlingen op te wekken, tot
het bijwonen der Volkszangavonden. Volgens
prof. Casimir gaat er een opvoedende kracht
uit van den Volkszang (zie zijn boek Langs
de lijnen van het leven). De vereeniging is
strikt neutraal. Wie meer wil weten van het
werk der vereeniging of haar financieel wil
steunen door donateur te worden, kan zich
opgeven bij het secretariaat Kleverlaan 161.
NATIONALE VROUWENRAAD.
Vrijdagmiddag 4 October zal In het Re
monstrantenhuis een bijeenkomst gehouden
worden, om te komen tot oprichting van een
plaatselijken raad Haarlem van den Natio-
nalen Vrouwenraad. Als spreekster zal optre
den mevrouw Doorman, voorzitster van het
hoofdbestuur.
Het voorloopig bestuur van den plaatselij
ken raad bestaat uit de dames S. J. G. Mout-
haan-Zimmermann, voorzitster, M. A. de
Bruin-van Scherpenberg, secretaresse, S. Ve-
ning Meinesz, penningmeesteresse.
GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN.
Terug te bekomen bij: Booy, Barrevoete-
straat 17, actetasch met inhoud. De Vries,
Kleine Houtstraat 81rd, buigtang, v. Graas,
2e Zuidpolderstraat 61, bergstok. Philippo,
Schalkwij kerweg 45, Holl. herdershond,
v. d. Linde, Potgieterstraat 41, handschoen.
Kennel Haerlem: foxhond, gebracht door:
Meijer, Oranjeboomstraat 79. Verkruijsen,
Anslijnstraat 63. witte konijn, v. Beek, Bor-
neastraat 40 (Heemst-), kettinkje. Branden
burg, Zomerluststraat 14, zwarte kat. Kennel
Fauna: zwart-witte kat, gebracht door: v. d.
Lande, Gierstraat 52; idem, gebracht door 5
Polak, Palmstraat 13zwart; zwarte kat, ge
bracht door: Fleumer, Zomerluststraat 7.
Vuist, Anthoniestraat 51a, stuk lood. Post
kantoor, Zijlstraat, portemonnaie. v. d.
Putten, Graaf Willemstraat 8, rozenkrans.
Bras, Bakenessergracht 75rd-, rijwielbelas-
tingmerk. Kulemeijer, Voorhoutstraat 3,
ringetje. Franse, Ged. Oude Gracht 46 ring
v. auto. Hoogendoorn, Laatsstraat 30, regen
jas. Bur. v. Politie, Smedestraat, rozenkrans.
Baere, Alb. Thijmstraat 13, stoel. Pirets,
Genestetstraat 16, schoenen. Postkantoor,
Zijlstraat, vulpen. Visser, Duinoordstraat 1,
idem. Zieren, v. Oosten de Bruijnstraat 99,
voetbal.
R.-K. TYPOGRAFEN
De afdeeling Haarlem van den Ned. R.-K.
Grafischen Bond hield Dinsdagavond haar
algemeene ledenvergadering onder leiding
van den voorzitter den heer C. J. Selhorst.
De geestelijke adviseur Kapelaan M. j. h.
Polder werd geïnstalleerd. Er werd een com
missie ingesteld voor de algemeene ontwik
keling der leden. Tot leden dezer commissie
werden benoemd de heeren B. Reinders, J.
Toeset, N. P. Knape, J. C. van Leeuwen en J.
Dijkstra. Vervolgens werd verslag uitge
bracht van de laatste bondsvergadering. Het
financieel verslag van de beide penning
meesters de heeren J. L. Roelof en B. Reinders
werd onder dankzegging goedgekeurd.
HAARL. JONGEMANNEN VEREENIGING..
In de laatst gehouden werkende leden
vergadering is de heer J. L. Versteeg be
noemd tot concierge van het gebouw der
Haarl. Jongemannen Vereeniging „Prediker
12 la" in de Lange Margarethastraat.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct». per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
barteljorisstraat 16
telefoon 10756
HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.—
Uit het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY.
3.)
Conway zag den butler aan, alsof hij
er aan Uvijfeide. of deze wel geheel en al
nuohter wat-, toen liep hij met een uitroep
van schrik langs hom heen naar de auto.
„Wat beteekent dat? Wat is er met de
gravin gebeurd?" luidde zijn scherpe vraag.
„U vraagt mij meer dan ik weet, meneer,"
antwoordde Judd, die inmiddels van zijn
plaats achter het stuur gekomen was en nu
naast den wagen stond. „De gravin is met
den trein van 6 uur 25 gearriveerd, meneer.
Sparkes hielp haar instappen; daarna sloot
hij het portier en zeide, dat ik kon wegrij
den. Toen ik hier voorreed, deed James het
portier open en zag, dat er niemand meer in
de auto zat."
„Zoo is het meneer", beaamde de be-
diendc.
„Ja, maarConway aarzelde. Blijkbaar
wist hij ook geenerlei verklaring voor hst
verdwijnen der gravin te geven. „Heb je er
gens onderweg gestopt?"
Judd scliudde met beslistheid het hoofd.
„Ik heb me niet één seconde opgehouden op
mijn weg van het station tot aan het hek
hier; dat was gesloten."
„En je weet zeker. dat. toen je bent weg
gereden. de gravin in de auto zat?"
Absoluut zeker, meneer, ze zei: Dank je
wel, tegen Sparkes, toen hij liet portier sloot.
Ze moet erin hebben gezeten. Daar zou ik
een eed op durven doen."
Op dat oogenblik kwam Derman Conway
ook naar buiten. „Wat is er aan de hand?
Waar is de gravin? luidde zijn nieuwsgie
rige vraag.
„Er is blijkbaar Iets buitengewoon
vreemds gebeurd", antwoordde hem zijn
broer en zette hem met een paar woorden
de situatie uiteen.
„Wat moeten we nu doen? Judd zou het
beste doen, als hij denzelfden weg terug
reed. Misschien is ze wel uit den wagen ge
vallen", opperde Derman.
„Beide portieren waren dicht en op slot,"
viel de bediende hem in de rede, „toen de
auto hier voorreed."
„Hoe dan ook, je doet het best, denzelf
den weg terug te rijden", besliste George
Conway. „Ik begrijp er geen sikkepit van.
Maar als de gravin aan het station in Ful-
borough is aangekomen en nu niet hier is,
moet ze zich ergens langs den weg bevin
den, dien je bent afgekomen. In elk geval zul
je .Sparkes onderweg met de omnibus tegen
komen: misschien kan hij wel licht verschaf
fen. Rij langzaam en kijk goed uit. De para-
luie en het juweeïenkistje moet je maar mee
naar bir.nen nemen. James. Derman, ga jij
Marion vertellen, wat er gebeurd is."
De bediende nam de paraplule en het ju
weelenkistje uit de auto. die vervolgens keer
de en wegreed, terwijl Derman haastig naar
den salon ging en daar aan de verzamelde
gasten de vreemde gebeurtenis mededeelde.
De aanwezigen waren nauwelijks geneigd, om
wat ze hoorden .au serieux te nemen.
..O, Judd moet bij vergissing zonder haar
zijn weggereden," verklaarde mevrouw Con
way. ,,'t Is een afschuwelijk en avond, met
dezen regen en wind. De gravin moet zijn
uitgestapt., om nog even iets tegen haar
kamenier te zeggen, of misschien had ze wel
iets vergeten en toen is Judd kalm wegge
reden, zonder te vermoeden, dat zijn wagen
leeg was. Vervelend, dat George er ook
niet eerder aan heeft gedacht-, zijn briefje
naar Drylaw te sturen. Alfred had dan met
de auto kunnen meegaan en dan zou dit
niet gebeurd zijn."
„Arme gravin Mornay," merkte Violet Con
way op, „om op dat akelige wilderige sta
tion te worden achtergehouden."
„Er zal wel niets slims met haar gebeu
ren", meende George, die inmiddels eveneens
den salon was binnen gekomen." Ze zal nu
wel met het tweede rijtuig meekomen."
„Of, zei mevrouw Conway", als ze daaraan
niet mocht denken, zijn er toch altijd vol
doende huurkoetsiers en taxi's bij den trein
van 6 uur 25."
De butler kwam den salon binnen met
het antwoord op George's briefje naar Dry
law. George nam het van hem aan en ging,
na zic-h verontschuldigd te hebben, ermee
naar zijn studeerkamer.
„Ik vind dit een vervelende geschiedenis",
merkte mevrouw Conway op.
„Ik had nooit gedacht, dat Judd zoo'n uils
kuiken was", viel Derman haar bij.
„Ai-me drommel", zei Violet, „Het ellen-
dllge weer zal er voor een groot deel wel
schuld aan zijn."
„Gelukkig heeft de gravin nogal gevoel
voor humor," mengde Guise zich in het ge
sprek. „Ze zal wel hartelijk lachen, als ze
zich er in denkt, hoe de auto hier zonder
haar is aangekomen."
„Tenminste als zij niet doornat en half
dood van kou is." oordeelde mevrouw Con
way: haar gastvrijheid won het op dit
oogenblik van de antipathie, die zij tegen de
gravin koesterde.
„Ik herinner me, dat dat me eens iets
dergelijks is overkomen," vertelde Lord
Loudwater en met deze woorden ving hij
een langlradig, ingewikkeld verhaal aan,
waarvan de details voor een groot deel
moesten dienen, de aandacht te vestigen op
zijn eigen persoon
Terwijl hij nog met zijn pompeus verhaal
bezig was, kwam de butler met een bezorgd
gezicht den salon binnen.
„Mevrouw, Sparkes is terug met de om
nibus. Hij heeft geen spoor van de gravin
ontdekt."
„Niets van de gravin ontdekt?" herhaalde
mevrouw Conway onthutst.
„Neen, mevrouw, niets meer, nadat hij de
gravin in de auto had zien wegrijden."
„Dus heeft ze toch in de auto gezeten?"
„Ja, mevrouw. Sparkes is er volkomen ze
ker van."
Mevrouw Conway was zóó geheel en al de
kluts kwijt, dat ze geen woord kon uitbren
gen.
„Heeft Sparkes dan op zijn weg hierheen,
niets van de gravin gezien?" vroeg sir Henry
Deighton den butler.
„Neen, sir Henry. Hij weet er geen verkla
ring van te geven, waarom mevrouw niet
hie* is aangekomen."
Men stond inderdaad voor een raadsel en
niemand van het heele gezelschap was in
staat een oplossing aan de hand te doen.
„Reb je het al aan meneer verteld?" vroeg
mevrouw Conway bijna hulpeloos.
„Neen, mevrouw. Ik dacht dat meneer
Conway in den salon zou zijn."
Je doet het best, het hem zoo gauw moge
lijk mede te deelen, Murrell."
„Ja, mevrouw".
De man begaf zich naar de studeerkamer
en het gezelschap in den salon besprak op
nieuw de vreemde gebeurtenis, die hun al
len vaag verontrustte. Na een moment kwam
George Conway met snellen stap den salon
binnen.
„George, heb je Murrell al gesproken?"
„Zeker", antwoordde George met een ont
daan gezicht, ,,'t Is een volmaakt onbegrijpe
lijke geschiedenis. Judd komt zoo juist weer
terug en hij heeft ook niets gezien of ge
hoord van de gravin. Ik weet werkelijk niet
wat ik moet doen. Wat raden jullie me aan!
Hij wendde zich met deze woorden tot Guise
en Deighton.
„Op het oogenblik lijkt de zaak inderdaad
een puzzle", erkende Guise.
„Toch behoeven we voorloopig niet aan te
nemen dat er iets ernstigs gebeurd is. Want
als de gravin door de een of andere oorzaak
uit de auto was gevallen, had een van de
portieren natuurlijk open moeten zijn."
„En dat was niet het geval", viel George
hem in de rede.
Nu nam sir Henry Deighton het woord.
„Wat zou je ervan denken. Conway, dat we.
alvorens stappen te doen, om de gravin op
te zoeken, eerst den chauffeur van de auto,
den koetsier van de omnibus en de kame
nier van de gravin binnenroepen en hun een
verhoor afnemen.?"
„Natuurlijk, dat is een uitstekend idéé,"
beaamde George, terwijl hij op de schel
drukte.
Nadat d* noodige orders gegeven waren,
kwamen de chauffeur en de koetsier binnen,
gevolgd door de coquette Fransche kamenier
van de gravin.
„We doen het beste, als we eerst Sparkes
maar eens laten vertellen", meende Conway,
na een gefluisterde opmerking tot Sir Henry
Deighton, die bevestigend knikte.
(Wordt vervolgd.)