H. D.-VERTELLINGEN FLITSEN De Mantel der Duisternis STADSNIEUWS FEUILLETON HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehoudend Het Verschil door C. G. B. Als het middag is en de zon brandt over de witte wegen van Kota Radja, dan droomt, roerloos, de waringin voor de missigit, dan slapen de Europeanen en een sapi die zijn krakende kar trekt, schijnt dan nog langza mer te loopen dan anders. Het was middag, en de zon louterde de groene Atjehsche vlakten, zette een stralen- den hemel boven» de bergen en de zee. Een Fordje rammelde over de keien van een schaduwloozen weg en scheurde met zijn claxongeloei de stilte. Kota Radja sliep, zooals lederen middag. Maar op een galerij, achter de neergelaten krees ratelde een schrijfmachine. Van Laar dicteerde, terwijl hij een sigaar rookte. Een paar telegrammen lagen naast hem, de te lefoon stond onder zijn bereik. Er waren be langrijke berichten binnengekomen; eerst een, vanmorgen uit Holland, hem opschrik kend uit zijn gewone sleurleventje, toen uit Soerabaja, een half uur daarna nog een. En zijn boy was al vier maal naar het postkan toor geweest om dringende telegrammen weg te sturen. De K. P. M. was opgebeld. Hij kon dien avond nog over naar Sabang, de boot ging om middernacht. Dan een dag wachten op de „Coen" om naar Colombo te gaan. En hij dicteerde nu brieven, zakenbrieven aan een paar administrateurs in de bergen, een uitvoerig relaas voor zijn plaatsvervanger, die met een auto uit Medan zou komen en er pas den volgenden dag kon zijn. Om twee uur was hij klaar. Hij wachtte nog op een telefoontje uit Medan, dat ieder oogenblik kon komen. Zijn secretaresse maakte het werk af, de boy bracht split. Buiten stapte een sapi door het stof, zijn klok klingelde welluidend. En Van Laar keek uit over het zonnige plein waarachter de missigit hoog en fijn op-stond tegen de lucht. Hij dacht over alles hier. Hij had gevloekt op Kota Radja, dat ellendige gat, waar niets te beleven viel, waar alleen zijn werk hem, den jongen man met inzicht in zaken en met tact, bond. Dit zou nu opeens zijn laatste dag in Kota Radja zijn, hij zou weg gaan, eerst naar Colombo, dan naar Soerabaja waar schijnlijk. Dat ging vaak zoo vlug, zoo wreed plotseling in Indië. Hij bedacht, hoe hij zich eerst op de ge schiedenis van Atjeh geworpen had om maar wat te doen te hebben in zijn vrijen tijd, om maar niet te vervallen in het sleurleventje dat in Indië zoo aanlokkelijk is en zoo geest- doodend kan zijn. Hij was gaan zwerven, de wegen langs tusschen troostelooze klapper tuinen door, waar iedere bocht, ieder heuvel tje een naam, een geschiedenis had, waar graven van Atjehers bij tientallen lagen te gen hellingen van strategisch goed gelegen kopjes. Maar het had hem niet bevredigd. Hij was de stilte van de natuur gaan zoe ken, was in kille ochtenden met tijgerjagers van Blang Rakal over de hoogvlakte gegaan, kende de wondere oerwouden, het schoone meer van Takengon. Hij had de ziel van het Oosten willen lee- ren kennen, was in donkere nachten gaan kijken naar 't fanatieke dansen bij opzwee- pend, rhythmisch tromgedreun op een eenza me passar, hij kende het mysterie van den tropennachthij sneerde, want hy wist te goed hoe hij bij 't dansen een Virginia had staan rooken, en 's nachts, als het duis ter vol vreemde geluiden was, zijn split naast zich had moeten hebben. Hij was gewend geraakt aan 't leven hier. Had meegekletst met de anderen, had gloeiend het land aan Kota Radja, dat geen kampong was en ook geen stadje. Zijn secretaresse was gekomen. Een ener giek kind, dat de wereld wilde zien. Hij had haar beklaagd toen ze bij hem kwam, omdat ze de wereld verliet. Maar zij had haar boe ken, ze las, studeerde misschien. Ze zou nu biijven, om den plaatsvervanger in te wer ken, zij wist den weg in de staten en boeken. En zij was het, die zijn leventje-hier wat diepte had gegeven. Zij hadden lang en veel gepraat over allerlei onderwerpen, die jonge menschen belang inboezemen. En de dames in Kota Radja hadden wat nieuws om over te kletsen in den tijd waarmee ze geen raad wisten. Het telefoontje kwam pas om vier uur. Kort en vlug handelde hij alles af. Dan belde INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct». per regel. hij vier, vijf goede kennissen op, om te ver tellen dat hij weg ging. Zijn boy pakte de koffers, stopte een kist vol met allerlei dingen uit het huis. Van Laar ging even naar den gouverneur, zat een half uurtje te praten in de koele kamer, waar een gouden pajong in den hoek stond, hij rekende af in 't Atjeh-Hotel, ging man diën. Om half zes liet hij zijn secretaresse roe pen. Ze kwam. Hij vond dat ze er bleek en slecht uitzag, vroeg of ze mee ging naar Sa- bang. Dat was een verzetje en ze was toch weer terug tegen dat de plaatsvervanger zou kunnen komen. De auto bracht hen naar Oleh-Leh. Tel kens keek hij achterom. En lachte ironisch. „Zoo'n vervloekt gat, en je bent er toch aan gewend geraakt". De secretaresse zat zwijgend naast hem. Hij merkte het niet. Nu keek hij naar de missigit tusschen de mangrovebosschen, dan naar de huisjes van Japansche schildpad handelaars. Vrienden namen afscheid, een sloep bracht hen naar den K. P. M.-stoomer op de reede. En ook dien avond, in het lange wachten op het wegvaren, was er zwijgen tusschen hen. Hij dacht over de zaken, over Atjeh dat hij nu verliet. Zij tuurde over het water naar Sabang, dat wenkte met een lichtje. Den volgenden dag maakten ze een wan deling. Ze gingen door klapperbosschen naar een smal wit strand waar dc branding sloeg tegen zwarte rotsen. De zee lag voor hen, de wijde zee. Hij voelde haar hand om de zijne. Het werd hem vreemd. Dit ging hij nu verlaten, dit kind, waarmee, hij geredeneerd had op de galerij, waarmee hij samen had gewerkt, als met een goeden kameraad. Een kameraad. Hij trok zijn hand terug, zij alleen: „Ga je mee?" En weer zwijgend keerden ze terug, zagen ze over de grijze, zinken kolenloodsen heen de schoone baai, die tusschen groene bergen was gesloten. Hij wilde praten, maar kon het niet. Ze aten samen. En om drie uur liepen ze het steile paadje af, tusschen bloeiende strui ken en fel-roode canna's door naar de win kels beneden, naar den steiger waar de K. P. M.-stoomer klaar lag. „Ik ga aan boord", zei ze. „Nee, wacht nog wat, je hebt den tijd nog." „Waarom?" Ja, waarom? waarom? „Ga maar", sprak hij dof, zijn hoofd afge wend. Ze gaven elkaar een hand. Zij draalde nog even. Sprak een paar woorden. Keerde zich om, ging de loopplank op. Hij schrok. Ze was weg. Hij keek tegen den zwarten scheepswand op, zag hoe ze nog even staan bleef. „Else", riep hij. „Adieu, goeie reis" rlëp ze terug en ver dween op het schip. Hij bleef staan, tot een inlander hem opzij trok, omdat hij anders door de tros in 't wa ter zou zijn gesleurd. Maar hij wachtte op den steiger tot de boot achter een groene kaap verdween. Hij had haar niet meer ge zien. Dien avond wandelde hij weer naar het strand. De zee zong haar eeuwige lied. De golven ruischten over 't zand en beukten de rotsen. En toen is het in hem tot klaarheid geko men, terwijl de wijde zee donker voor hem lag en de nachtwind door de klappers sui zelde. Hij wist het verschil tusschen kame raad en vrouw. Twee brieven schreef hij, voor hij zijn klamboe open schoof. Een lange, uitvoerige naar zijn kameraad Else, een korte, heerlijke naar een meisje in Holland, dat wachten zou op hem. En op wie hij had gewacht. „DE LICHTHOEVE" TE SANTPOORT. Tot dusver werd door de besturende zus ters van „De Lichthoeve" te Santpoort op gezette tijden aan ons verzocht, in ons blad verantwoording te mogen doen van de giften in geld en natura, die zij voor haar mooie liefdewerk ontvingen. Den laatsten tijd heeft deze verantwoording niet meer plaats ge had, omdat de zusters in de gelegenheid zijn gesteld, zelf een orgaan uit te geven, waar in zij uitvoerig meedeelen, welke en hoeveel giften zij nog steeds ontvangen. Wij wekken onze liefdadige lezers op, het werk op „De Lichthoeve" te blijven steunen. De zusters wilier natuurlijk gaarne dit werk blijven voortzetten, maar dat kan alleen als de gif ten blijven vloeien, vooral nu de winter weer voor de deur staat. Warme kleedingstukken zijn dus even welkom als geld enz. VERGADERING DER REDDINGS BRIGADE. DE HEER JOH. M. SCHMIDT VOORZITTER. Woensdagavond hield de Reddingsbrigade voor Drenkelingen een algemeene ledenver gadering in hotel Central (Groote Hout straat), voor het laatst onder voorzitterschap van don heer A. J. Meyerink. Deze zeide de vergadering te openen met een gevoel van dankbaarheid, omdat verschillende leden weer practisch werk hebben verricht, al was het gelukkig niet zoo dikwijls noodig. Ook dankt de voorzitter de geneesheeren en herinnerde aan het succes bij de wedstrij den te Den Haag. waar het lid Rohlfs het kampioenschap behaalde. Een sombor gevoel heeft de heer Meyerink omdat hij na 16 jaar als voorzitter moet aftreden. Aan mevrouw Thuis en mevrouw Hommels werd het diploma A van de Haarldmsche Brigade uitgereikt. Ingekomen was o.a. een brief van Stoop's Bad, dat de oefenavond vastgesteld is op Maandag van 8 tot 9 our, te beginnen 30 September; oen brief van den heer Meyerink met de mededeeling van zijn af treden, die hij gerechtvaardigd acht, nu er te Haarlem een ongevallendienst is en nu verschillende kwesties opgelost zijn. En soortgelijke mededeeling was ingeko men van mevrouw N. MeyerinkRijk. Het bestuurslid dr. W. E. Merens nam hierop het woord. Hij herinnerde aan de oprichting der Bri gade in Juni 1913, op initiatief van den heer Meyerink. Hij en zijn vrouw hebben de brigade groot gebracht, als een kind met de gaven van hoofd en hart en hun per soonlijk voorbeeld. De Reddingsbrigade was naast het Lighalfonds het middelpunt van hun leven, de brigade had al het enthousias me hun ingegeven door hun goed hart. Wij kunnen zeggen, dat wij een dubbelen voor zitter hadden in dit echtpaar! De Reddings brigade zal hen zeer missen. Juist de goed heid van hun hart was wel eens oorzaak van oneenlghe'ld, maar zeker was men dat bij hen het belang der brigade voorop stond. Wien met hart en ziel iets wenscht op te voeden dien het nooit aan kritiek ontbreken. De brigade als kind rekent or nu ten stel ligste op, dat het de cuders steeds nabij zal weten om het bij te staan. Onder luid applaus deelde dr. Merens mede, dat zoodra het reglementair mogelijk is, dat is in de volgende vergadering, hij zal voorstellen den heer en mevrouw Meye rink tot eere-leden te benoomen. De heer Meyerink dankt voor deze woor den. Vervolgens werd overgegaan tot verkiezing van een nfeuwen voorzitter. Geen der leden had een candidaat gesteld. Het bestuur stelde thans voor den heer Joh. M. Schmidt, die zich bereid verklaard heeft voorloopig een candidatuur te aanvaarden. Het resultaat van de schriftelijke stem ming was als volgt: de heer Schmidt 30 stemmen, dr. Merens 1 stem, 8 in blanco, 1 van onwaarde. De heer Schmidt verklaarde de benoe ming aan te nemen hij dankte de leden en deed oen beroep op hun vertrouwen en medewerking. De heer Meyerink, de leiding van deze vergadering behoudend sprak den heer Schmidt toe. Het lid de heer A. H. de Bruyn Jr.„ richtte zich nu namens de leden tot het scheidend echtpaar Meyerink om het dank te zeggen ook voor hun daadwerkelijke hulp bij ongevallen. Bij de verkiezing van een bestuurslid in de vacature mevrouw MeyerinkRijk stelde de heer De Bruyn en het bestuur voor den hoer J. M. Thuis. Deze werd met 37 stem men tegen 3 blanco gekozen. Ook mevrouw Meyerinkbleef dezen avond nog achter de bestuurstafel. Wegens het aftreden als lid van de Tech nische Commissie van den hoer Meyerink moest een nieuw lid van die commissie be noemd worden. Dr. Merens stelde voor dat de heer Meyerink nu die functie verwisselt met den heer Schmidt. De heer De Lugt, candidaat gesteld door den heer Van Aken, trok nu die candida tuur in. Met 38 stemmen tegen 2 in blanco werd do heer Meyerink gekozen. Bij de bespreking van de wintercampagne deelde de heer Meyerink mede, dat van den winter een propaganda-avond zal worden gehouden, waarop do heer A. Duiker uit Den Haag, diverse apparaten voor redding van verongelukten zal demonstreeren." Op een propaganda-avond in November zal de heer Meyerink het oen en ander uit de geschiede nis der brigade vertellen. Dr. H. Veen zal weer leider zijn van den medischen cursus, te splitsen in een voor VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1491 HET KIND AAN DE DEUR Een klein meisje be antwoordt de bel en je vraagt vroolyk of mevrouw Kommer hier woont en is ze thuis het kind steekt een vinger in den mond en zwijgt tenslotte gaat het, steeds naar je om ziend naar de' gang en roept: Moeder, er is een man het kind komt terug en je tracht wat le ven in de brouwerij te brengen door te vragen over haar school, maar ze blyft zwügen gefluister van boven, vragend wie daar is het kind herhaalt dat er een man is en zwijgt weer je roept naar binnen dat je mevrouw Kommer wilde zoeken en dat blijkbaar het keerde huis is dit het kind krijgt de opdracht je terecht te helpen, wijst vaag langs de straat en verdwijnt zwijgend. (Nadruk verboden.) nieuwelingen en een voor geoefenden, belde op Vrijdagavond, na negenen. Voor de verkiezing van hoofdinstructeur had het bestuur gecandideerd den heer A. H. de Bruyn Jr. De heer De Bruin werd gekozen met 25 stemmen 8 op den heer De Keulenaar en 7 in blanco. De heer Meyerink zegde den heerd De Keulenaar dank voor het door hem als hoofdinstructeur verrichte. De heer Meyerink sloot de vergadering te kwart voor twaalf met den wensch dat het de Brigade onder den nieuwen voorzitter in alle opzichten moge wel gaan. VOLKSZANG. Men schrijft ons: De af deeling Haarlem van de Vereeniging ter verbreiding van den Volkszang opent het seizoen 2 October in het gebouw Caecilia. De heer K. Sixma, de bekende Volkszangleider uit Amsterdam, zal, bijgestaan door den heer Vink uit Haarlem, ook dit jaar weer de lei ding op zich nemen. Mejuffr. Margareth Serlé, zang-voordrachtkunstenares uit Den Haag, zal eenige liederen zingen in bijpas send costuum, begeleid door mejuffr. Betty Storm (Den Haag). Het spreekwoord: „onbekend maakt onbe mind" is nog steeds van toepassing op deze vereeniging. Hoevelen zijn er nog in onze stad, die nog nooit van Volkszang hebben ge hoord. Toch kan het bestuur met genoegen meedeelen, dat er van het tekstboek, dat een schat van ongeveer 200 mooie Hollandsche liederen bevat, honderden in den laatsten tijd zijn verkocht. Hoewel de radio veel te genie ten geeft, het intiem genot van het gezamen lijk gezongen lied, kan er niet door worden vervangen. Overal voelt men behoefte aan gemeenschappelijk gezongen Hollandsche lie deren. Daarom worden de jeugdleiders er op gewezen, hunne leerlingen op te wekken, tot het bijwonen der Volkszangavonden. Volgens prof. Casimir gaat er een opvoedende kracht uit van den Volkszang (zie zijn boek Langs de lijnen van het leven). De vereeniging is strikt neutraal. Wie meer wil weten van het werk der vereeniging of haar financieel wil steunen door donateur te worden, kan zich opgeven bij het secretariaat Kleverlaan 161. NATIONALE VROUWENRAAD. Vrijdagmiddag 4 October zal In het Re monstrantenhuis een bijeenkomst gehouden worden, om te komen tot oprichting van een plaatselijken raad Haarlem van den Natio- nalen Vrouwenraad. Als spreekster zal optre den mevrouw Doorman, voorzitster van het hoofdbestuur. Het voorloopig bestuur van den plaatselij ken raad bestaat uit de dames S. J. G. Mout- haan-Zimmermann, voorzitster, M. A. de Bruin-van Scherpenberg, secretaresse, S. Ve- ning Meinesz, penningmeesteresse. GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN. Terug te bekomen bij: Booy, Barrevoete- straat 17, actetasch met inhoud. De Vries, Kleine Houtstraat 81rd, buigtang, v. Graas, 2e Zuidpolderstraat 61, bergstok. Philippo, Schalkwij kerweg 45, Holl. herdershond, v. d. Linde, Potgieterstraat 41, handschoen. Kennel Haerlem: foxhond, gebracht door: Meijer, Oranjeboomstraat 79. Verkruijsen, Anslijnstraat 63. witte konijn, v. Beek, Bor- neastraat 40 (Heemst-), kettinkje. Branden burg, Zomerluststraat 14, zwarte kat. Kennel Fauna: zwart-witte kat, gebracht door: v. d. Lande, Gierstraat 52; idem, gebracht door 5 Polak, Palmstraat 13zwart; zwarte kat, ge bracht door: Fleumer, Zomerluststraat 7. Vuist, Anthoniestraat 51a, stuk lood. Post kantoor, Zijlstraat, portemonnaie. v. d. Putten, Graaf Willemstraat 8, rozenkrans. Bras, Bakenessergracht 75rd-, rijwielbelas- tingmerk. Kulemeijer, Voorhoutstraat 3, ringetje. Franse, Ged. Oude Gracht 46 ring v. auto. Hoogendoorn, Laatsstraat 30, regen jas. Bur. v. Politie, Smedestraat, rozenkrans. Baere, Alb. Thijmstraat 13, stoel. Pirets, Genestetstraat 16, schoenen. Postkantoor, Zijlstraat, vulpen. Visser, Duinoordstraat 1, idem. Zieren, v. Oosten de Bruijnstraat 99, voetbal. R.-K. TYPOGRAFEN De afdeeling Haarlem van den Ned. R.-K. Grafischen Bond hield Dinsdagavond haar algemeene ledenvergadering onder leiding van den voorzitter den heer C. J. Selhorst. De geestelijke adviseur Kapelaan M. j. h. Polder werd geïnstalleerd. Er werd een com missie ingesteld voor de algemeene ontwik keling der leden. Tot leden dezer commissie werden benoemd de heeren B. Reinders, J. Toeset, N. P. Knape, J. C. van Leeuwen en J. Dijkstra. Vervolgens werd verslag uitge bracht van de laatste bondsvergadering. Het financieel verslag van de beide penning meesters de heeren J. L. Roelof en B. Reinders werd onder dankzegging goedgekeurd. HAARL. JONGEMANNEN VEREENIGING.. In de laatst gehouden werkende leden vergadering is de heer J. L. Versteeg be noemd tot concierge van het gebouw der Haarl. Jongemannen Vereeniging „Prediker 12 la" in de Lange Margarethastraat. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct». per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS barteljorisstraat 16 telefoon 10756 HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.— Uit het Engelsch van SIR WILLIAM MAGNAY. 3.) Conway zag den butler aan, alsof hij er aan Uvijfeide. of deze wel geheel en al nuohter wat-, toen liep hij met een uitroep van schrik langs hom heen naar de auto. „Wat beteekent dat? Wat is er met de gravin gebeurd?" luidde zijn scherpe vraag. „U vraagt mij meer dan ik weet, meneer," antwoordde Judd, die inmiddels van zijn plaats achter het stuur gekomen was en nu naast den wagen stond. „De gravin is met den trein van 6 uur 25 gearriveerd, meneer. Sparkes hielp haar instappen; daarna sloot hij het portier en zeide, dat ik kon wegrij den. Toen ik hier voorreed, deed James het portier open en zag, dat er niemand meer in de auto zat." „Zoo is het meneer", beaamde de be- diendc. „Ja, maarConway aarzelde. Blijkbaar wist hij ook geenerlei verklaring voor hst verdwijnen der gravin te geven. „Heb je er gens onderweg gestopt?" Judd scliudde met beslistheid het hoofd. „Ik heb me niet één seconde opgehouden op mijn weg van het station tot aan het hek hier; dat was gesloten." „En je weet zeker. dat. toen je bent weg gereden. de gravin in de auto zat?" Absoluut zeker, meneer, ze zei: Dank je wel, tegen Sparkes, toen hij liet portier sloot. Ze moet erin hebben gezeten. Daar zou ik een eed op durven doen." Op dat oogenblik kwam Derman Conway ook naar buiten. „Wat is er aan de hand? Waar is de gravin? luidde zijn nieuwsgie rige vraag. „Er is blijkbaar Iets buitengewoon vreemds gebeurd", antwoordde hem zijn broer en zette hem met een paar woorden de situatie uiteen. „Wat moeten we nu doen? Judd zou het beste doen, als hij denzelfden weg terug reed. Misschien is ze wel uit den wagen ge vallen", opperde Derman. „Beide portieren waren dicht en op slot," viel de bediende hem in de rede, „toen de auto hier voorreed." „Hoe dan ook, je doet het best, denzelf den weg terug te rijden", besliste George Conway. „Ik begrijp er geen sikkepit van. Maar als de gravin aan het station in Ful- borough is aangekomen en nu niet hier is, moet ze zich ergens langs den weg bevin den, dien je bent afgekomen. In elk geval zul je .Sparkes onderweg met de omnibus tegen komen: misschien kan hij wel licht verschaf fen. Rij langzaam en kijk goed uit. De para- luie en het juweeïenkistje moet je maar mee naar bir.nen nemen. James. Derman, ga jij Marion vertellen, wat er gebeurd is." De bediende nam de paraplule en het ju weelenkistje uit de auto. die vervolgens keer de en wegreed, terwijl Derman haastig naar den salon ging en daar aan de verzamelde gasten de vreemde gebeurtenis mededeelde. De aanwezigen waren nauwelijks geneigd, om wat ze hoorden .au serieux te nemen. ..O, Judd moet bij vergissing zonder haar zijn weggereden," verklaarde mevrouw Con way. ,,'t Is een afschuwelijk en avond, met dezen regen en wind. De gravin moet zijn uitgestapt., om nog even iets tegen haar kamenier te zeggen, of misschien had ze wel iets vergeten en toen is Judd kalm wegge reden, zonder te vermoeden, dat zijn wagen leeg was. Vervelend, dat George er ook niet eerder aan heeft gedacht-, zijn briefje naar Drylaw te sturen. Alfred had dan met de auto kunnen meegaan en dan zou dit niet gebeurd zijn." „Arme gravin Mornay," merkte Violet Con way op, „om op dat akelige wilderige sta tion te worden achtergehouden." „Er zal wel niets slims met haar gebeu ren", meende George, die inmiddels eveneens den salon was binnen gekomen." Ze zal nu wel met het tweede rijtuig meekomen." „Of, zei mevrouw Conway", als ze daaraan niet mocht denken, zijn er toch altijd vol doende huurkoetsiers en taxi's bij den trein van 6 uur 25." De butler kwam den salon binnen met het antwoord op George's briefje naar Dry law. George nam het van hem aan en ging, na zic-h verontschuldigd te hebben, ermee naar zijn studeerkamer. „Ik vind dit een vervelende geschiedenis", merkte mevrouw Conway op. „Ik had nooit gedacht, dat Judd zoo'n uils kuiken was", viel Derman haar bij. „Ai-me drommel", zei Violet, „Het ellen- dllge weer zal er voor een groot deel wel schuld aan zijn." „Gelukkig heeft de gravin nogal gevoel voor humor," mengde Guise zich in het ge sprek. „Ze zal wel hartelijk lachen, als ze zich er in denkt, hoe de auto hier zonder haar is aangekomen." „Tenminste als zij niet doornat en half dood van kou is." oordeelde mevrouw Con way: haar gastvrijheid won het op dit oogenblik van de antipathie, die zij tegen de gravin koesterde. „Ik herinner me, dat dat me eens iets dergelijks is overkomen," vertelde Lord Loudwater en met deze woorden ving hij een langlradig, ingewikkeld verhaal aan, waarvan de details voor een groot deel moesten dienen, de aandacht te vestigen op zijn eigen persoon Terwijl hij nog met zijn pompeus verhaal bezig was, kwam de butler met een bezorgd gezicht den salon binnen. „Mevrouw, Sparkes is terug met de om nibus. Hij heeft geen spoor van de gravin ontdekt." „Niets van de gravin ontdekt?" herhaalde mevrouw Conway onthutst. „Neen, mevrouw, niets meer, nadat hij de gravin in de auto had zien wegrijden." „Dus heeft ze toch in de auto gezeten?" „Ja, mevrouw. Sparkes is er volkomen ze ker van." Mevrouw Conway was zóó geheel en al de kluts kwijt, dat ze geen woord kon uitbren gen. „Heeft Sparkes dan op zijn weg hierheen, niets van de gravin gezien?" vroeg sir Henry Deighton den butler. „Neen, sir Henry. Hij weet er geen verkla ring van te geven, waarom mevrouw niet hie* is aangekomen." Men stond inderdaad voor een raadsel en niemand van het heele gezelschap was in staat een oplossing aan de hand te doen. „Reb je het al aan meneer verteld?" vroeg mevrouw Conway bijna hulpeloos. „Neen, mevrouw. Ik dacht dat meneer Conway in den salon zou zijn." Je doet het best, het hem zoo gauw moge lijk mede te deelen, Murrell." „Ja, mevrouw". De man begaf zich naar de studeerkamer en het gezelschap in den salon besprak op nieuw de vreemde gebeurtenis, die hun al len vaag verontrustte. Na een moment kwam George Conway met snellen stap den salon binnen. „George, heb je Murrell al gesproken?" „Zeker", antwoordde George met een ont daan gezicht, ,,'t Is een volmaakt onbegrijpe lijke geschiedenis. Judd komt zoo juist weer terug en hij heeft ook niets gezien of ge hoord van de gravin. Ik weet werkelijk niet wat ik moet doen. Wat raden jullie me aan! Hij wendde zich met deze woorden tot Guise en Deighton. „Op het oogenblik lijkt de zaak inderdaad een puzzle", erkende Guise. „Toch behoeven we voorloopig niet aan te nemen dat er iets ernstigs gebeurd is. Want als de gravin door de een of andere oorzaak uit de auto was gevallen, had een van de portieren natuurlijk open moeten zijn." „En dat was niet het geval", viel George hem in de rede. Nu nam sir Henry Deighton het woord. „Wat zou je ervan denken. Conway, dat we. alvorens stappen te doen, om de gravin op te zoeken, eerst den chauffeur van de auto, den koetsier van de omnibus en de kame nier van de gravin binnenroepen en hun een verhoor afnemen.?" „Natuurlijk, dat is een uitstekend idéé," beaamde George, terwijl hij op de schel drukte. Nadat d* noodige orders gegeven waren, kwamen de chauffeur en de koetsier binnen, gevolgd door de coquette Fransche kamenier van de gravin. „We doen het beste, als we eerst Sparkes maar eens laten vertellen", meende Conway, na een gefluisterde opmerking tot Sir Henry Deighton, die bevestigend knikte. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6