H. D.-VERTELLINGEN FLITSEN De Mantel der Duisternis STADSNIEUWS FEUILLETON HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 1 OCTOBER 1929 (Nadruk rerboden; auteursrecht voorbehouden.} Voor de tweede maal. (Naar het Fransch.) De meneer zat op een bank in de zon vol bewondering naar de Pyreneeën te kijken, die geleken op een reusachtigen felwitten muur en die tot aan den horizon onder den blauwen hemel zichtbaar waren. Het kleine meisje stepte met haar auto ped je wel een keer of tien om haar kinder juffrouw heen. Vóór den meneer gekomen bleef ze plotseling stilstaan en zei: Dag! ,,Kijk, daar heb je mijn kleine vriendin!" Bijna vormelijk gaven ze elkaar de hand en spraken over het mooie weer en het genot van wandelen. Het meisje was precies drie Jaar. De meneer naderde de veertig, maar men zou hem veel jonger schatten. Een le vendige sympathie hadden ze voor elkander opgevat, sinds dat kleine ongevalletje ge beurd was met de autoped een dag of acht geleden, dat gelukkig goed was afgeloopen. Wanneer ze elkaar ontmoetten, hetzij op de Place Royale, of op de boulevard des Pyre- nées, dan kwam ze met vragen aanzetten, die voor den meneer niet altijd even ge makkelijk te beantwoorden waren. De kin derjuffrouw, die bescheiden glimlachte, was een eindje verder op de bank gaan zitten. Het kleine meisje keek met groote, on schuldige oogen, heel ernstig naar den me neer op en zei: „Ben je altijd zoo heel al leen?" „Ja, heel alleen." „Heb je ook niet zoo'n klein meisje?" „Jammer genoeg niet." „Ben je dan niet met een dame ge trouwd?" „Ook niet." „Wat doe je dan?" „Op het oogenbllk rust ik uit. Ik heb pas een groote en verre reis gemaakt." „Waarom maakte je dan zoo'n groote reis?" „Omdat het mijn beroep is, ik ben zee officier." „Maar waarom heb je dan niet zoo'n mooi pak aan met goud?" „Omdat ik vacantie heb. Alleen als ik op de boot ben, trek ik mijn mooie pak aan." Het kleine meisje stelde zich een boot voor met roeiers er in en lachte van plezier en zei: „Ik ga ok een groote reis maken, heel ver, heel ver. Dag!" „Tot straks." En ze reed weer even plotseling weg als ze gekomen was, met die buitengewone han digheid die al deze kinderen hebben, die beter een wankel toestel in evenwicht kun nen houden dan op eigen beenen staan. Een beetje droef keek hij haar na. Van zoo'n kindje met witte kleertjes had hij vroeger wel eens gedroomd. Evenals vele andere mannen hield hij meer van meisjes dan van jongens, omdat ze zachter en aantrek kelijker zijn. Hij kon heel goed met kinde ren omgaan, wist hun mooie verhalen te ver tellen, kon leuk met ze spelen en desnoods met ze over den grond rollen, om ze eens flink te laten lachen; dan had ook hij het •grootste plezier. Hij stelde zioh voor hoe het geweest zou rijn, als hij zelf een dochtertje had gehad. Ze zou dan Micheline genoemd zijn, dat had hij graag gewild, tenzij.... tenzij de moeder, die altijd het tegenovergestelde wilde, haar anders had willen noemen. Ze zou zeker blauwe oogen en blonde haren gehad heb ben, evenals hij, hoewel de moeder donker was, maar in ieder geval zou ze geestelijk hem gelijk zijn geworden. Wat een vreugde moet het zijn voor zoo'n klein wezentje te mogen zorgen, haar ver stand en haar gevoel te mogen ontwikke len. Hij had evenwel nooit een kind gehad. Hij had geen vrouw meer, geen eigen haard. Twee jaren had hij in eenzaamheid te Tou lon doorgebracht en drie jaren in smarte lijke berusting in Achter-Indië. En terwijl hij nu in deze omgeving weer gelukkige da gen leerde kennen, kwamen telkens weer herinneringen uit het verleden bij hem op. Hij wist niet wat er van zijn schuldige echtgenoote geworden was. Waarom zou hij ook het verleden weer ophalen, dat toch reeds lang dood voor hem was! Hij dacht er echter hoe langer hoe meer over, sinds zijn terugkeer in Frankrijk. Aan boord nam de dient hem te veel in beslag. In Oost-Azië, waar de boot heenvoer, was alles weer nieuw voor hem, nieuwe landschappen, nieuwe menschen; maar vooral het gevoel heel ver weg te zijn, deed hem zijn leed minder ge voelen. Maar nu hij weer vrij was en hier en daar rondzwierf, niet wetend, hoe dien vrijen tijd door te brengen, begreep hij eerst goecl, hoe veel hij miste. Februari was ten einde en kondigde het begin aan van de Beameesche lente, die on verwachte en vroolijke lente, die de ijzigkou- de winden, welke na zonsondergang nog van de bergen komen en ook de laatste vin nige sneeuwvlagen doet verdwijnen. 's Morgens vroeg zette hij zich neer op een bank op de boulevard des Pyrenées en bewon derde de Gave, den prachtigen bergstroom. Hij had daar ook een schitterend vergezicht op de uitgestrekte groene velden, welke La- martine, den grooten dichter ook zoo lief waren. Maar hij was alleen, altijd alleen, zooals het kleine meisje zei. En ook, wanneer hij, wanneer zijn vacantiedagen om waren, weer naar Toulon zou gaan. waar zijn schip lag, en waar hij een huis ging bewonen, dat uitzicht gaf op de groote haven, ook dan zou hij weer alleen zijn. Als dat kind zijn kind maar was geweest, dan zou hij er altijd mee gaan wandelen. Maar ze was altijd met de kinderjuffrouw. De vader had er zeker weinig interesse voor en de moeder? De moeder stelde hij zich voor: ongetwijfeld mooi, maar meer met zich zelf ingenomen dan met haar kind en tot laat in den nacht de dancings bezoekend. En hij zou altijd wel naar dat lieve gebab bel van het kind kunnen luisteren, ook al zou ze wel eens wat ondeugend zijn. Zij ook was blij, wanneer ze hem zag en hun vertrouwelijkheid werd steeds inniger. Ze gaf hem handjesvol madeliefjes en hij gaf haar bonbons. Eens op een dag, dat hij langzaam de boulevard opliep, bemerkte hij, dat ze hard achter hem kwam aanloopen; de kinderjuf frouw kon haar niet bijhouden. „Dag!" riep ze. „Zoo, zoo, zijn we weer aan den wandel?" En zij naar een dame wijzend: „Ik ben met mama. Hij bemerkte op ongeveer 20 Meter afstand een dame met een blauwen japon aan en een parasol op, die het hoofd •geheel verborg, maar hij herkende terstond dien langzamen, wiegelenden en tragen gang, de figuur, die hem altijd zoo lief was geweest. „Waarom ga je zoo gauw van me weg?" vroeg hij het meisje. Terwijl ze voorbij ging groette hij werk tuigelijk en voelde dat hij bleek werd. Ze deed alsof ze hem niet herkende, maar hij had nog juist den tijd om de bijna onmerk bar en verachtelijken glimlach op te merken, die hem zoo had doen lijden. „Ik wil met mijnheer meegaan, ma!" „Zijn dat manieren Gisèle, men spreekt nocit tegen vreemde menschen!" Hij liep langzaam door. Zij had hem voor de tweede maal het kind ontnomen, dat ook hij had kunnen bezitten. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cta. per regel. m««si GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN. Terug te bekomen bij: Bakkenhoven, Vroom- straat 8rood, armbandje. Krammer, Duve- voordestraat 41rood, armbandhorloge. Koper, Amsterdamstraat 14, broche. Bur. v. Politie, Smedestraat, bril. v. Aken. Lange Wijngaard straat 6, ceintuur. Broekman, Sparrenstraat 34, lucifersdoosje. Hendriks, Lange Heeren- vest Srood, étui met schrijfbehoeften, v. d. Me ij de Bie, Gen. Cronjéstraat 166rood, hand schoen. Jansen, Morinnesteeg 23, padvinders- hoed. Bur. v. Politie, Smedestraat, hand schoen. Kennel Fauna, gestroomd hondje, gebracht door: Beum, Hodsonstraat 11; grij ze kat, gebracht door: Schoenmaker, Jans- weg 27. Knegt, Minahassastraat 32, halsket ting. Zwetsloot, Westerstraat 43, mes. Bruijn, Pijlslaan 29, medaillon. Broekman, Sparren straat 34, mes. Serné. Teslastraat 48, porte- monnaie met inhoud. Wapstra, Anjelierstraat 28, parkiet. Heselman, Kloosterstraat 49roo'd, spijkers. Brongers, Lindenstraat 44, pet. Spie renburg, Damiatestraat 42, portemonnaie met inhoud. Bakker, Zocherstraat 33, kinder, portemonnaie. Bos, Barendsestraat 40, vul potlood. Winkelman, Bilderdijkstraat 10, rij- wielbelastingmerk. Kamstra, Nieuwe Kerks- plein 32 zw., riem. Stavenuiter, Floresstraat 25, idem. Schoemaker, Da Costastraat 42 rijwielbelastingmerk, Schindeler, Gen. Cron jéstraat lb, rijwiel. Heijerman, Dr. Leijd- straat 18, gereedschap. Wiele, Godfr. v. Bouillonstr. 27rood, kindertaschje. DE PROVINCIALE BEGROOTING VAN NOORD-HOLLAND. 1927 leverde een batig slot van f 1.644.276. VERSTERKING VAN HET RESERVE FONDS. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben aan de Provinciale Staten de be grooting voor 1930 aangeboden. Het eind cijfer is f 44.551.090. In hun toelichting schrijven Ged. Sta ten o.a.: Het batig slot der rekening over 1927 was ongeveer f 185.000 hooger dan dat der reke ning over 1926, terwijl wij bij handhaving van het aantal opcenten op de Rijksbelas tingen, dat reeds zes achtereenvolgende jaren werd geheven, do opbrengst daarvan ruim f 320.000 hooger meenen te mogen ramen. Daar bovendien op grond van de voor 1927 uitgevoerde berekeningen mag worden aangenomen, dat het aandeel van do Provincie in de uitkeering uit de opbrengst van de Wegenbelasting f 200.000 (dus f 100.000 meer dan ten vorigen jare werd geraamd)) zal bedragen en wij tot dusverre nog geen geldleening behoefden aan te gaan, is het voor het doen sluiten der begrooting niet noodig een uitkeering uit het Fonds tot gedeeltelijke re'serveering van batige saldi te ramen en kunnen wij daarentegen voorstellen, weder f 300.000 in dit fonds te storten. Wij meenen aan deze terugstorting de voorkeur te moeten geven boven een voorstel tot verlaging der opcentenheffing, omdat wij zooals wij reeds ten vorigen jare opmerkten, dit fonds van groot belang voor de Provincie achten en een verlaging der opcenten op de Rijksinkomsten- en Vermogensbelastingen van 5 op 4 niet duurzaam zou zijn te hand haven, zoodat spoedig weder een verhooging zou moeten worden voorgesteld. Te sterker klemt dit, nu de Provincie in gevolge de» Wet tot herziening van de finan- cieele verhouding tusschen bet Rijk en de Gemeenten te beginnen met 1931 geen op centen op de Personeele Belasting zal kun nen heffen en dientengevolge meer dan f 1.500.000 door verhooging van de opcen ten op de Rijksinkomsten- en Vermogensbe lastingen of van de Grondbelasting gevonden zullen moeten worden. Tot zoover de toelichting van Ged. Staten. 1927 leverde een batig slot op van f 1.644.276 De opbrengst der belastingen is als volgt ge raamd: 20 opcenten gebouwde eigendommen f 837.660. 20 opcenten ongebouwde eigendommen f 147.000. 20 opcenten personeele belasting f 1.507.360. 5 opcenten vermogensbelasting f 160.995. 5 opcenten rijksinkomstenbelasting f 1.285.670. Het totaal der belastingen is dus geraamd op f 3-939.285. Voor 1930 is de uitkeering van de Rijks wegenbelasting geraamd op f 800.000. Gerekend is, dat het P.E.N. f 200.000 zal terugbetalen van de door de provincie in de jaren 1922—1927 betaalde tekorten op de exploitatie-rekeningen. Onder de uitgaven komt een post voor van f 750.000, die gestort wordt in het fonds ter bestrijding van de kosten van aanleg en onderhoud van wegen. f 200.000 is uitgetrokken voor werkver ruiming en werkloosheidbestrijding. f 100.000 wordt aan de gemeentebesturen gegeven voor tuberculosebestrijding, f 195.000 kan vereenigingen en stichtingen ten be hoeve van de verpleging van zwakke en prae-tuberculeuse kinderen. De krankzinnigen-verpleging kost aan de' provincie in totaal f 2.175.000. De provincie zal een geldleening aangaan tot een totaal bedrag van f 2.057.375 tot ten hoogste 5 pet. GEEN FONTEIN. Het bestuur der Vereeniging „Haarlem- Noord had tot B. en W. het verzoek gericht wederom een fontein op het Frans Halsplein aan te brengen. Tot zijn teleurstelling heeft het bestuur be richt ontvangen, dat het B. en W., nu het plantsoen van het Frans Halsplein gesplitst is, niet gewenscht voorkomt de fontein te her plaatsen. De op het plein aangelegde grasvlakte is in het midden lager gemaakt aldus schrij ven B. en W. verder ten einde die vlakte zoo groot mogelijk te doen schijnen. Voorts is er naar gestreefd om die grasvlakte een zoo rustig njogelijk aanzien te geven en bij herplaatsing van de fontein zou een en an der geheel verloren gaan. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1493 DE INFORMATIE Jantje komt huis binnen roept: Moeder' •hoort een zacht ant woord uit de badka mer herhaalt, luider: Moeder! moeder antwoordt ongeduldig dat ze dadelijk komt en wat is er aan de hand schreeuwt in ant woord: MOE-DER! moeder komt zenuw achtig haastig op het portaal en vraagt wat er toch is; heeft hij zich bezeerd? Jantje vertelt dat Keesje Kommer zegt dat zijn grootmoeder 210 jaar oud is en kan dat nou waar zün? loopt naar buiten, mompelende, dat hij dat wel dacht en moeder gaat even liggen rusten. (Nadruk verboden.) PERSONALIA. Mej. E. J. W. Heijnen uit Haarlem is be noemd tot onderwijzeres aan de St. Piusschool te Amsterdam. WELDADIGHEID NAAR VERMOGEN Door de Ver. „Weldadigheid naar Vermo gen" werd in Juli en Augustus 1929 uitge- gev: Aan geld (afdeelingen) 345.50 Aan nieuwe armen 260 Aan losse giften 123. Totaal 728.50 ALASTRIM. WEER EEN STERFGEVAL IN ROTTERDAM. Sinds Zaterdagmiddag zijn in Delft weer zeven nieuwe gevallen van alastrim waarge nomen. Het eerste geval van encephalitis is geconstateerd bij het driejarig kindje van de fa,milie L. De toestand van den patiënt, die ixi het St. Hippclytusgesticht wordt verpleegd, is bevredigend. De nieuw benoemde staatscommissie en de geneeskundige diensten van Heerlen en Maas tricht brachten een bezoek aan de barakken in Delft tot bestudeering van de ziekte. Om dat de laatste dagen van de gelegenheid tot kostelooze inenting minder gebruik wordt gemaakt, wijst de G. G. D. nogmaals nadruk kelijk op de wenschelijkheid van vaccinatie en revaccinatie. Zaterdagavond is in het ziekenhuis aan de Hildegardisstraat te Rotterdam de vierde van de aldaar verpleegde zeer ernstige alastrim- patiënten overleden. Het was een man van middelbaren leeftijd, meldt de Tel. (Onderstaande berichten zijn reeds in een deel van de vorige oplaag opgenomen.) EEN PORTRET VAN DEN HEER J. G. NIJK. Op 5 October a.s., te 's namiddags 3 uur, zal in het gebouw van de Rijkskweekschool te Haarlem de onthulling plaats vinden van een portret van wijlen den heer J. G. Nijk, in leven directeur der Rijkskweekschool te Haarlem. PERSONALIA. Woensdag 9 October hoopt de heer A. J. Uittenbogaard den dag te herdenken waarop hij vóór 25 jaar in dienst trad als letterzetter bij de firma Joh. Enschedé en Zonen. TUINFEEST SPEELTUINVEREENIGING „FLORA". Zaterdagmiddag om 4 uur, gaf bovenge noemde vereeniging een tuinfeest, als slot van het zomerseizoen, begunstigd door mooi weer. De tuin liep spoedig vol en het was een prettig gezicht die vroolijke kinderen in het midden van het terrein te zien met de ouders wachtende aan den kant op de dingen die zouden komen. Het programma werd geopend met ver springen voor jongens van 1015 jaar: le pr. H. Röben (3.86 M.), 2e pr. J. Eizema, 3e G. Menzink. Ver-springen voor meisjes van 1114 jaar: le pr. R. v. Viersen (3.63 M.), 2e pr. N. v. d. Giesen. Ver-springen voor meisjes van 810 jaar: le pr. A. Wesseling (2.77 M.), 2e F. Duits, 3e T. Wesseling. Hoog springen voor jongens van 1014 jaar, le pr. H. Eizema (1.30 M.), 2e pr. J. Wiggermans. Terwijl deze wedstrijden hun beloop had den werden er kringspelen uitgevoerd met kinderen beneden de 8 jaar, die zeer veel aandacht van de ouders trokken. De voorzitter schetste vervolgens in korte trekken wat in het afgeloopen seizoen door de vereeniging is gedaan voor de jeugd en wees de ouders op het groote belang van een speeltuinvereeniging die een gedeelte van de opvoeding der jeugd buitenshuis ter hand neemt. Hierna gaf de tooneelclub .Flora" een al leraardigst tooneelstukje, nl. „De Verkeers agent", wat bij de aanwezigen erg in den smaak viel. Een luid applaus hadden de jon ge spelers in ontvangst te nemen. Het touwtje knippen van geblinddoekte kinderen beneden den ieeftijd van 6 jaar, was een aardige attractie maar gaf de leid sters handen vol werk. Als slot was de wedstrijd hardloopen met hindernissen, waarbij de aanwezigen ge schaterd hebben van lachen, vooral toen de kinderen door de ton kropen. Jongens van 814 jaar: le pr. H. Duits, 2e pr. K. Hakkof, 3e pr. R. Schönitzer, 4e pr. T. Jacobs. Meisjes van 1014 jaar: le pr. L. Elshout, 2e pr. A. Berghegger, 3e Fr. Hendriks, 4e W. v. d. Vaart. Meisjes van 810 jaar: le G. Kalf, 2e pr. M. v. Viersen, 3e pr. D. Korsten, 4e pr. N. Ja cobs. Het was een prachtige middag en alles was een goede propaganda voor het mooie speel tuinwerk. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRA AT 16 TELEFOON 10756 VAMPYR STOFZUIGERS f98.— 7.) Uit het Engelsch van SIR WILLIAM MAG NAY. „Ais zij het niet is geweest, wordt haar verdwijning nog onbegrijpelijker", merkte Guise nadenkend op. Maar hoewel dit een beetje voorbarig mag lijken, geloof ik toch wel dat we kunnen aannemen, dat zij het is geweest". „In dat geval," aldus George Conway, „is ze in elk geval niet alleen verdwenen. Mis schien is ze mét haar metgezel wel het slachtoffer van een misdaad geworden." „Dat is niet onmogelijk", stemde sir Henry toe. „Het feit dat ze niet alleen is", vervolgde George, is trouwens de reden waarom ik overtuigd ben, dat elk verder zoeken in de buurt nutteloos is. Om voor hun plotselinge vlucht een verklaring te vinden, geloof ik dat we de eigenaardige methode die in sommige landen in de politiek gebezigd worden, als uitgangspunt moeten nemen." Guise knikte. „Als ik in jouw plaats was", merkte hij kalm op, „zou ik mij over de zaak niet te veel het hoofd breken, hoewel zij natuurlijk in hooge mate raadselachtig blijft- Morgen zul je in elk geval wel iets meer- hooven. De dame heeft redenen gehad om eensklaps het hazenpad te kiezen en binnen een paar uur zul je wel dc reden van haar gedrag weten, of althans haar veront- felnddiginfiéii ontvangen." De meening van een ervaren man van de wereld scheen George Conway eenigszins ge rust te stellen. „Natuurlijk", zei hij, „heb ik een zekere verantwoordelijkheid jegens mijn gast en ik zal alles doen, wat julLie juist en noodza kelijk mochten achten." „Naar mijn meening hoef je vannacht niets meer te doen,", verklaarde Guise. „Je hebt alles gedaan, dat in je vermogen was; nu moet je verder maar afwachten.. Ik zou wel met je willen wedden, dat je morgen ochtend al iets hoort. Daar de rest van het gezelschap dezelfde meening was toegedaan, werd besloten, al thans dezen nacht het verdere zoeken te sta ken. „Je loopt gevaar, beste George", zei Guise vertrouwelijk tegen zijn gastheer, toen ze aanstalten maakte om naar bed te gaan, „dat, als je je al te druk over deze affaire maakt, je tot de conclusie zult komen, dat je je dwaas hebt aangesteld. Gravin Mornay is ongetwijfeld een bekoorlijke vrouw, maar niet bepaald het toonbeeld van standvastig heid of betrouwbaarheid. Neem me niet kwa lijk. dat ik je zoo ronduit mijn meening zeg. Ik heb niets speciaals tegen haar, maar ik zou niet graag zien, dat jij of mevrouw Con way zich zorgen zou maken voor niets." „Ik begrijp je bedoeling, beste kerel," ant woordde George, terwijl hij den ander har telijk de hand drukte. „Hartelijk dank voor je goeden raad en wel te rusten. Maar onder- tusschen, de storm heeft uitgewoed en de sterren zijn weer te voorschijn gekomen." HOOFDSTUK V. DE RING MET DE ROBIJN. Toen George naar zijn kamer ging, kwam hij zijn broer tegen. „Marion wil je nog even spreken, voor je naar bed gaat," zei Der man. „Goed; wel te rusten," antwoordde George en liep door naar het boudoir van zijn stief moeder, dat naast haar slaapkamer lag. Me vrouw Conwaay zat naast den haard. „Wel, Geox-ge, begroette zij hem", hebben jullie mannen je een of andere definitieve conclusie omtrent die onaangename ge schiedenis kunnen vormen?" Hij deelde haar Guise's opvatting mede, waarmede zij zich allen vereenigd hadden. Mevrouw Conway hoorde hem aan, terwijl een bijna harde glimlach om haar lippen speelde. „Ongetwijfeld ziet Guise de zaak juist in', zeide zij. „Zijn wereld en rnen- schenkennis zijn eenvoudig wonderbaar lijk. En hij heeft buitengewoon veel onder vinding, Dat, beste jongen", voegde zij er met een wereldwijs glimlachtje aan toe, „wat betreft je vooi'liefde voor buitenlandsche avonturievstei-s. Ik hoop, dat je nu eindelijk zult inzien, wat een dwaasheid het is, een vrouw van dat soort in den kring van je con versatie op te nemen." George kreeg een kleur. „Noem haar geen avonturierster, Marion", protesteerde hij. „tenminste niet (zoolang we niets verder weten, van wat haar overkomen is. Het is toch best mogelijk dat ze het slachtoffer van een of andere politieke intrige is ge worden." Mevrouw Conway zag hem boos en on- geloovig aan. Toen ging zij op vriendelijker toon voort: „Ik vind het vervelend, George, als ik je gevoelens moet kwetsen, maar ik moet je eerlijk zeggen dat ik mij verheugen zal als je oogen, wat beti-eft het karakter en levenswijze vaix die vrouw, vooidaan ge opend zijn. Natuurlijk", voegde zij er aan toe, terwijl zij een bijna gevoelvollen klank in haar stem legde", het zou heel droevig zijn, als de gravin iets overkomen was. Maar ik geloof tenslotte niet dat we ons erg on gerust over haar hoeven te maken. Als er ooit een vrouw is geweest, die in staat was, op zichzelf te passen," zij haalde luchtigjes haar schouders op, „Nu beste jongen, ik zal je niet langer ophouden. Je bent natuur lijk doodmoe van al deze, consternatie. Slaap maar lekker warm en denk niet meer aan die lieve vrouw. Ongetwijfeld zijn er vol doende prettige dingen om je geest mee be zig te houden, b.v. de schitterende kans, die je zoo maar voor 't grijpen hebt. Nu, goeden nacht." Den volgenden ochtend was er nog geen nieuws omtrent de gravin, noch per post, noch per telegi-aaf. Tijdens het dejeuner scheen er onder de gasten eeix stilzwijgende overeenkomst te bestaan, om niet over de zaak te praten, men scheen algemeen ge neigd om aan te nemen dat de avontuur lijke gravin het plotseling in haar hoofd had geki-egen, om de een of andere reden, die haarzelf het best bekend zou zijn, om vlak voor de deur van het buiten te verdwij nen, zonder zich om de gevoelens van haar gastheer en gastvi-ouw te bekommeren. „Morgen zul je wel een brief hebben", op perde Guise voorzichtig, „met zooveel ophel dering, als de dame noodig zal achten je te verstrekken." „In elk geval zou ze zooveel tact gehad kunnen hebben om alvast een telegram te sturen", oordeelde lady Loudwater op stroe ver. toon. „Inderdaad" viel haar echtgenoot haar bij. ,,'t Zou toch best mogelijk zijn geweest, dat we den heelen nacht waren opgebleven, om haar te zoeken." „Bijna heb ik er spijt van, dat ik de politie van Fulborough in de zaak heb gemengd." mengde George zich nu in het gesprek. „Als 'fc inderdaad mocht blijken, dat de gravin zich in een opwelling van grilligheid of ecen- triciteit uit de voeten heeft gemaakt, zullen we een dwaas figuur slaan." „Inderdaad", gaf Guise toe. „Maar toch, je moest als haar gastheer iets doen. Je kon toch ook de zaak niet maar zoo laten loo- pen. alsof er niets bijzondex-s aan de hand was." „En aan den anderen kant kan ik er ook niet toe besluiten om de zaak vei'der op haar beloop te laten", vervolgde George. „De mo gelij kheid is ten slotte toch niet buitenge sloten, dat de gravin, mijn gast, iets overko men is. Het lijkt hard en en „En erger nog, onbehoorlijk", vulde Guise lachend aan. Toen klopte hij zijn jengeren vriend op den schouder, terwijl hij er op ernstigen toon aan toevoegde: „Beste George, ik heb mijn oogen goed open en kan wel gissen, waarom je je over deze aangelegenheid zoo bijzonder druk maakt. Het is veiwelend, onaangenaam, kortom alles, wat je maar wilt. Maar neem den raad aan van iemand, die oud genoeg is, om je vader te kunnen zijn en die heel wat in de wereld heeft rondgekeken. Breek er verder je hoofd niet over. Als het kwik uit zijn glazen huis is ontsnapt, verspil dan niet je tijd met te trachten, het er weer in te krijgen! Wc kunnen verontschuldigingen bedenken, omdat de dame in kwestie een buitenlandsche is en aan andere zeden ge woon en we zullen haar om haar inbi-euk op de goede vormen niet al te hard vallen. Ver geef me dat ik het zeg, maar op mij heeft ze altijd den indruk gemaakt van een vrouw, die onder bepaalde omstandigheden gevaar lij K zou kunnen zijn en ik ben er niet van overtuigd ik zeg je dit als een oud vriend dat je wel absoluut zeker weet, om welke reden zij eigenlijk in Engeland is." .(Wordt vervolgd.!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6