MARITIEM - AGRARISC HE PROEVEN MET
AUNG ALANG.
H. D. VERTELLING
BIOGRAPHIEEN IN
EEN NOTEDOP
In de Atjehsche wateren deden vroeger
'een twintigtal oude 4e klassers dienst, lang
zame schepen, die vervangen werden door
een geringer aantal kanon neerbooten van
het gunboat-type, snelvarende flottielje-
vaartuigen, dewelke daar heel wat uit dén
v/eg zetten. De vrij zware dienst was zoo
ingedeeld, dat men drie weken op de kust
bleef, dan een weekje op Oleh Leh kwam
ververschen en éénmaal ln het jaar naar
Eabang stoomde om t e dokken.
Dan werd het schip leeggehaald en op
gekalefaterd, dat het 'n lieve lust was. Er
werd bulten boord geschrapt en gekrabd,
gemenied en overgetjat, en de équipage
ging er finaal uit, werd ondergebracht in
het heerlijk frissche kampement boven op
den goenoeg Kota Pohama in 'n oude ben-
leng. Men behoefde niets te doen. Alleen
gingen ze 's morgens 6 uur naar boord,
schrapten en tjatten er lustig op los, klom
men tegen 1 uur weer hun heuvel op en de
zaak was, wat dienst betreft voor dien dag
alweer gepiept.
Bij een afschuwelijk lang verblijf in een
prachtige natuur op 'n alleraardigst eilandje
kwam er natuurlijk behoefte aan verstrooi
ing en dies trokken de maats er evenals de
état major dagelijkseh op ult„ kuierden door
berg en bosch, schoten nu (fn dan op een
boschvarken of boschduiven, die in het
Maleisch met perganis worden aangesproken.
Op een gegeven oogenblik lagen er twee
vaartuigen te gelijk, de Brantas en de Lang-
kat. als ik me niet vergis. Het eerste onder
commando van commandant Varus, terwijl
Poularde commandant op de Langkat was,
beiden bekwame dragers van het gezag,
doch heel even vinaigreus. De verstrooi
ingen bij hoog of laag liepen wel 's 'n
graad of wat miswljzend, uit den bekenden
band. Het onderscheid tusachen zwaren
dienst en vacantie was dan ook nog al groot
en die vacantie voor menschen, die anders
hun handen uit de mouw plachten te ste
ken, was wel wat lang. De aanraking van
de menschen op de twee schepen werd 'n ge-
reede aanleiding tot dubbel radau. dat
spreekt. De beide oorlogsbodems beschikten
toevallig over twee zeer voordeelig bemande,
jolige longrooms. En dankohden"de con
sequenties natuurlijk niet uitblijven. De bei
de commandanten waren niet zoo bizonder
getapt, wat de natuurlijke aandrift tot uit
spattinkjes als het ware ietwat animeerde.
De menschen van de Langkat, die beneden
aan zee logeerden, combineerden hun socie-
teitsbezoek met de heertjes van Kota Poha
ma. Ze ontwierpen hachelijke zwerftochten,
paften op de dieren des wouds, wandelden
en klauterden in groepjes over het gedul
dige tropische eilandje. Alles dood-goedig,
braaf werk. -
Maar du veau, du veau, toujours du
teau!? Niet waar? Allengs verlangt de een
zame krijgsman naar 'n verzetje.
Op zekeren dag, 'n Zondag helaas, kuier
de een hf.lf dozijn jonge officieren langs
den weg naar Belohen. Even voorbij de ben-
teng begonnen e vlakten, begroeid met la-
lang zooals men in Deli zegt, alang alang is
de ware naam, het bekende manshooge
gras. Het gaf den indruk alsof men plotse
ling ln de prairiën van Noord-Amerika ver
zeild was. Het was warm, droog weer, maar
gelukkig woel er 'n stevige bries uit zee over
de goudgele droog gebakken golvende vlakte.
Het gesprek kwam op de prairiën, op
Almard, Cooper, op prairiebranden.
En de immer actieve, voor inducties van
buiten gevoelige menschelijke geest begon
bijna gelijktijdig bij de wandelaars phantas-
magorisch te werken. (Het woel nog al. zoo
als gezegd en het was kurkdroog). Snel gin
gen bijna gelijktijdig de gedachtenr Prairie-
branden kunnen vrèeselijk zijn! Eén vonkje
en de ramp is geboren.
De loeiende verschrikking doet de wilde
dieren als krankzinnig van angst wegren
nen in hun wedloop met den dood. Ver
koolde geraamten smeulen tusschen spook
achtig zwarte, nog nasmeulende boomstron
ken, bewijzen, weken later nog, hoe huive
ringwekkend snel het vuur zijn weg vindt
door het kurkdroge landschap. Dat is ergo
natuurlijk inraam gemeen, om zoo'n prairie-
brand aan te steken. Wanneer somwijlen de
inlander alang alang aansteekt, om daar
vruchtbare asch van te krijgen is dat iets
anders, dan neemt hij eerst geweldige voor
zorgen. Aldus dachten zij van alles. Maar ja!
De mensch wil altijd wat hij niet mag, denk
maar aan de vrouw van Blauwbaard-
Met een blos van schaamte schrijf ik het
neer, maar al pratende, werd het een Runner
plotseling te machtig. De groot,e vraag, die
in hun ~oud-schooljongenshartjcs borrelde:
Als je nou 'szoo'n veld aanstakzou
je danWat zou er dan....? Het werd
hun te machtig!!!
Een der wandelaars schoot met behulp van
duim en vinger, 'n lucifer af...« Ik oordeel
niet. ik schrijf historieToen zonder om
te kijken, wandelden zij verder.
Tien minuten later zaten zeven wandelaars,
die, wijzer dan de vrouw van Loth, niet om
gekeken hadden, in het sociëteitje bij 'n vrin-
delijk morgendrankje. Sherry-soda was het.
Het was Iets nieuws en zeer frisch. „Oewa-
iski soeda b'staat; sharri soeda bestaat nie,
is 't. er niet, had de jongen wel gezegd, maar
het bestond toch blijkbaar wel. (Het woei
nog al, men zat er heerlijk, zooals gezegd,
en men wachtte, prijzend den nieuwen mor
gendrank).
Na eenigc minuten begon het. Enorme, het
geheele uitspansel bedekkende wolkgevaarten
torenden achter de benteng op- Een deel van
de lucht was donkerbruin, zwart bijna.
Steeds opnieuw bonkten zware, onmete
lijke wolken uit de aarde op en 'n somber,
dreunend geloei begeleidde dit angstwek
kend schouwspel,
Nu en dan verschoot er 'n groep, als razen-
den rennende inlanders en weldra consta
teerde men een niet te miskennen comotie
bij de bevolking.
Barendje, de (lokter van de Brantas en zn
collega Fleury stonden op. gingen kijken.
De anderen bleven rustig zitten. Na 'n
kwartiertje komen de beide heelmeesters te
rug. stralend, enjoué, verrukt. Zij gebaren
wild. Enthousiast spreken ze over „het mach
tige, charmeerende schouwspel", vertellen
van masthooge Titanisch bulderende, grom
mende vlammen, 'n ware hel. „Krakatau-
achtig, overweldigend", zegt Barendje.
„Het is nooit te vergeten" beaamt zijn
collega, wiens witte uniform vol zwarte
vlokken zit. ..Jullie hadden het moeten zien,
zeg! De heele weergang van de benteng
stond tjokvol soldaten en ze waren al bezig
maatregelen te nemen, als het vuur zou
naderen, subliem!"
De lui van de Brantas betaalden toen maar,
salueerden en gingen rustig naar huls. Ook
die van de Langkat gingen den heuvel weer
af om te tifflnen: bieden hielden zich sjakes.
Onder de rijsttafel loerden ze wel nu en dan
naar buiten, maar de duisternis nam geluk
kig af, het vuur vcrminderdc.Er kwam ook
geen alarm. Toen herademde men weer en
de moed herleefde.
Tegen 5 uur gingen verscheidene groepjes
officieren en mannen van de équipage
kijken! De vlakte was geheel zwart, leek veel
en veel grooter en ruimer nu, alles was ook
veel overzichtelijker geworden trouwens. Er
waren er, geïnteresseerden bijvoorbeeld, die
nu rustig de stelling verkondigden, dat zoo'n
vuurtje vrijwel gevaarloos was. Zeer toeval
lig had er namelijk op 20 meter afstand van
de benteng 'n platgetrapt paadje gelegen en
daar was het vuur gestuit).
Men voelde zich veel geruster ook, toen
dat eenmaal vaststond.
In de op zee uitziende zijde van de socië
teit kon men van dat alles niets zien, wijl de
wind uit zee kwam. Daar, buiten zicht en ge
hoor, zaten de belde commandanten in hun
galerij tje.
Aan de landzijde zat, buiten, in een cirkel,
'n deel van de état-major der beide schepen
en de twee dokters. Men theoretizëerde over
het absoluut onschuldige van prairiebran
den. Tot hun vreugde en vex*wondering wa
ren de doktoren het héélemaal met hen
eens! Wat 'n kleine verklaring eischt.
Zij hadden nl: wat gejaagd en de beide
hooge gezagsmannen zien wandelen, Ct.
Pouarde en Commandant Varus. Ook bij
deze beide geneesheeren, mannen der we
tenschap, kwam toen helaas eveneens de
onbedwingbare lust in 'nverzetje aanmo-
keren.
Even keken zij elkaar aan, berekenden dat
zij met behulp van 'n omtrekkende beweging
ook déze prairie wel in vuur zouden kunnen
zetten. Ze stelden zich er veel vreugde van
voor, als men de beide machthebbers zich
ln galop zou zien onttrekken aan den vuur
dood sine qua non. Wat toch altijd voor
menschen van wat leeftijd 'n kleine presta
tie blijft.
Zij hadden, toen de hemelhooge vlammen
(het woel nog al, zooals gezegd) weer op
nieuw te bewonderen vielen, uitermate ge
noten van de door hen berekende en voor
ziene hardnekkige pogingen der bedreigde
chefs om het veege lijf te bergen. Zij hadden
daarvan tot het laatst toe, ook vanwege de
ietwat angstige, sensationeele, aan prikkels
rijke spanning sterk genoten.
Intusschen was dat vuurtjestoken 'n soort
hartstocht geworden. Het bleek immers
dood-onschuldig. 'n Ieder bracht het er im
mers levend af, nietwaar? En bovendien, het
was 'n rustdag. Toen kwam er weer trek!!!
Het vraagstuk: brandt alang-alang tegen
den wind in of niet, werd op beschaafde
wijze weer opnieuw behandeld. En intusschen
rijpte meer en meer de behoefte aan aan
schouwelijk onderwijs.
„Zouden we", zei Henkie, de oudste offi
cier, die berucht was voor dergelijke wilde
plannen, „de autenthieke machthebbers
daarginds niet kunnen uitrooken. Er staat
gelukkig nog al wat gras hier?!"
Gelukkig bleef dit in de pen, want de beide
heeren wandelden toen juist weg. Maar de
land-economische vraag, of bij hevigen zee
wind op 'n bergvlakte 'n sociëteit en 'n kurk
droge militaire benteng bestand zouden blij
ken tegen 'n prairiebrand, bleef 'n prikkel-
Opeens petste er 'n lucifer weg" en riep de
oudste officier tegen den bediende: Djaga!.
nanti kammar bola terbaka. (Jongen berg
je, aanstonds brandt de soos af!) Binnen
'n fractie van 'n seconde stoof de jonge man
dan ook weg, verdween in rook en vlammen
en vluchtte bentengwaarts-"
Maar opnieuw bleek, hoe nuttig zulke kalm
uitgevoerde experimenten zijn en hoe leer
rijk, want de Soos wou niet branden!! Het
vuur, behalve 'n klein vlammetje (waarover
dadelijk meer) doofde uit, en men ging weer
huiswaarts.
Maar de oudste officier werd, toen men aan
tafel zat, plotseling bij commandant Varus
geroepen. Sprak deze: „Meneer, ik zit hier
rustig vóór m'n raam en daar zie ik (zoo
gebaarde hij met uitgestrekte armen) zóó'n
rook! Waar hebben de heeren gezeten?"
Op dat moment kwam er 'n inlandsch fu
selier van de benteng aangerend met 'n
briefje van den commandant, waarin deze
bevelhebber schreef: dat alle' officieren van
de marine stapelgek waren geworden, de So
ciëteit en 't halve land hadden aangestoken
het plan aan een jongen van de soos zelf had
den aangekondigd; die zich hierover bij hem
beklaagd had en dat hij een gelijkluidenden
brief tot den Ct. van de Langkat had gericht.
De gevolgen bleven niet uit, die van de
Langkat gingen allen voor 1 dag in het be
kende kamertje en die van de Brantas kre
gen de offlcleele berisping.
Het reeds even genoemde kleine speelsche
vlammetje had zich voortgeslingerd, steeds
gunstiger voedingsbodem zoekend, de rustige
rust in de bentang nog al belangrijk bedreigd
en aldaar angsten ontketend en vreeze ver
wekt, alsmede bezorgdheid.
Dat en het feit, dat de beide machtheb
bers, die door het vuur waren opgejaagd, ge
leidelijk waren gaan overhellen tot het ver
moeden van in hooge mate ongepast, boos
opzet van de zijde der geïnteresseerden had
de zaak bedenkelijk toegespitst en straf uit
gelokt.
Inmiddels is door de Indische landbouw-
specialisten toch wel opgemerkt, dat soort
gelijke agriculturische proeven zich nogal
met groote frequentie op het Marinestatïon
Poeloe-Weh bleven voordoen, veel meer
dan in het zoo v er w an t e, reus
achtige Groot Atjeh! Het laatste
woord inzake alang-alang brand en het ont
staan derzelve moet echter nog door de
wetenschap gesproken worden.
PIM PERNEL.
(Nadruk: verboden).
OOK EEN H. D.-VERTELLING.
Ach, zij wist wel dat op elk oogenblik,
plotseling, haar machtige, onverzoenlijke
vijand haar kon vernietigen en dat haar
eenige kans op levensbehoud in een wanho
pige vlucht gelegen was. Reeds zag zij hoe
hij zijn arm ophief en zij bedacht zich niet
langer en vluchtte in ontzetting over den
Kruisweg, door de Kruisstraat, maakte toen
een wijden omweg over de Krocht, Groen
markt, door de Begijnestraat, de Paarlaar-
steeg, de Koningstraat, in de hoop hem het
spoor bijster te doen worden. Op de Groote
Markt bleef zij even staan, om uit te rus
ten, maar reeds zag zij zijn dreigende scha
duw weer vlak bij zich en zij vluchtte verder
door de Groote Houtstraat, over het Plein,
langs de Dreef en eerst in den Hout rustte
zij opnieuw. Maar ditmaal kostte het haar
leven. Opnieuw sloeg haar vervolger toe en
thans al te raak
Nou zei de moordenaar die wesp
is er ook weer geweest. Moet je eens zien
vrouw, wat. een kanjer. Maar die vieze vlek
op mijn nieuwe kaart van Haarlem gaat me
wel een beetje aan het hart.
VERKEERSHONDEN.
Tegenwoordig kunnen blinden, die zich
veel in het straatverkeer moeten begeven,
„zien" door de oogen van den Duitschen her-
ders(politie)hond.
Een jonge Engelschman, die vier jaar ge
leden blind werd, Morris Frank, een uitste
kend hondendresseur heeft een organisatie
in het leven geroepen om Duitsche herders
honden voor het genoemde doel te dresseeren
De door hem gedresseerde honden kunnen
nu de verkeerssignalen van de politie onder
scheiden en blinden met volkomen zekerheid
door het drukste verkeer leiden. In twee
maanden, zoo zegt hij, kunnen de honden tot
„verkeershonden" worden opgeleid. Spoedig
kan hun geleerd worden dat de straat bij
voorbeeld veilig kan worden overgestoken
als er een groen licht in den verkeerspaal
brandt, maar dat bij rood licht het rijver-
keer doorgaat en de voetgangers dus moeten
wachten.
Hebben de honden hun taak goed vol
bracht dan moeten zij vriendelijk worden
toegesproken; zij zijn da ai-voor zeer gevoelig.
Bovengenoemde organisatie heet „Het
ziende oog" en winst maken ligt niet in haar
bedoeling. Er worden geen andere kosten
berekend dan - die voor het koopen van den
hond, z-ijn dressuur en de reis- en verblijf
kosten voor de blinden, die drie weken in
de inrichting der vereeniging moeten ver
blijven, om met den hond te leeren werken.
De leeftijd waarop in den regel met de
dressuur der honden wordt begonnen, is, 14
maanden. Gedurende twee maanden gaan zij
dan eiken dag met den dresseur uit.
VEROORZAAKT DE ZON
RHEUMATIEK?
Algemeen heeft het de aandacht getrokken
dat juist dezen zomer er veel meer rheuma-
tielc is voorgekomen dan anders, vooral in
de badplaatsen.
Velen, die vroeger nooit aan rheumatiek
leden hebben het nu gekregen in den een of
anderen vorm, bij voorbeeld spit, heupjicht,
stijven nek of schouder en wie vroeger al
hinder van rheumatiek hadden, hebben hun
kwaal zien verergeren.
Dit maakt op het eerste gezicht een eigen-
aardigen indruk, omdat wij een prachtigen,
zonnigen zomer hebben gehad. Gedurende
vele jaren hebben wij niet zooveel zon gehad
en de gezondheid aanbrengende eigenschap
pen van de zon zijn bekend.
Er is een wetenschappelijke verklaring
voor deze rheumatische verschijnselen. Rheu
matiek wordt meestal veroorzaakt door de
ophooping van vergiftige stoffen in de weef
sels van het lichaam. Maar deze vergiftige
stoffen worden bestreden door de vorming
van chemische afweermiddelen (anti-toxi-
nen) in het lichaam. Wanneer de huid aan
het zonlicht wordt blootgeseld is dit bevor
derlijk voor de vorming van anti-toxinen. En
nu is het niet onwaarschijnlijk dat de aan
vallen van rheumatiek, waaraan dezen zomer
zoovele menschen leden, veroorzaakt werden
door een ongewoon snelle en volledige re
actie onder den invloed van den overvloedi-
gen zonneschijn. Deze reactie roept dezelfde
soort verschijnselen te voorschijn als dié
welke op vaccinatie volgen.
Marietje (6 jaar): Toe Kees laten we nou
ophouden met vader en moedertje spelen.
Laten we liever weer goeie? vrinden wor
den".
GELD WEGGOOIEN.
Alle bladen hebben onlangs het bericht
gehad van een Amerikaanschen millionnair,
die tijdelijk te Londen verbleef en zijn bar
bier uit New-York liet overkomen omdat
volgens hem geen Engelsch barbier de kunst
van scheren voldoende meester was. Dit grap
je kostte hem zoowat f 2400, maar daarvoor
genoot hij dan ook de onderscheiding dat
Engelsche geïllustreerde bladen zijn portret
en zelfs dat van den barbier in quaestie
publiceerden!
Herhaaldelijk blijkt dat sommige rijke
Amerikanen met hun geld eigenlijk geen
raad weten. Een paar maanden geleden ver
loofde een rijke jonge man te New York
zich. Kort daarna riepen zijn zaken hem
naar Europa. Hij moest vijf dagen te Londen
zijn en gedurende die vijf dagen hield hij
iederen morgen een telephonisch gesprek
van 15 minuten met zijn meisje. Elk gesprek
kostte hem 75 pond sterling en dus kwamen
hem de vijf gesprekken op 375 pond sterling
of 4500 gulden!
Toen onlangs een Amerikaansche dame in
een Londensch hotel lunchte kwam men
haar waarschuwen dat een kennis van haar
te New-York aan de telefoon was. Zij bleef
volkomen kalm en zeide: „Zeg dien meneer,
dat ik aan de lunch ben en nu geen tijd
heb. Ik zal hem straks wel opbellen na de
lunch."
In Argentinië deed zich eenige jaren ge
leden het volgende voor.
Een zeer rijk man en zijn vrienden, die
te goed gedineerd hadden, maakten in een
groot restaurant zooveel kabaal, dat de eige
naar der zaak hen wilde laten verwijderen.
De rijkaard kocht toen eenvoudig op staan-
den voet het geheele restaurant, zette den
eigenaar er uit, verdubbelde het salaris van
den gérant en ging toen met zijn vrienden
voort zich op dezelfde luidruchtige wijze te
vermaken als eerst.
Intusschen zou men zeer verkeerd doen
met uit het bovenstaande af te leiden dat
alle Noord- of Zuid-Amerikanen dwazen zijn.
Velen hebben door inspanning van al hun
geestelijke en lichamelijke krachten hun rijk
dommen verworven en zij denken er niet
aan, hun geld op een belachelijke manier
uit te geven. t
Nachtmerrie
Captain van de thuisclub: „Zeg 't nog 'es
dat wij valsch spelen!"
Captain van de gasten: „Is 't soms geen
valsch spel als je je .-.uster meebrengt om
met den keeper te flirten
door
WILLY VAN DER TAK
Gisterennacht heb ik in mijn slaap een
causerie gehouden over ontgroenen en des-
zelfs voor- en nadeelen, en ten aanhoore van
vier familieleden en de verbaasde poes luid
keels betoogd, dat het voor geen mensch
kwaad kan eens aan zijn verstand gebracht
te worden dat hij eigenlijk nog niets weet.
Den volgenden morgen vertelden zij mij op
eenigszins persoonlijke wijze, dat ze het
vooral met die laatste mededeeling roerend
eens waren.
Vannacht heb ik ln mijn droom twee on
eindig onwetende groenen ontgroend. Ik zal
ze voor het gemak nummer een en nummer
twee noemen.
„Waarom ga jij Engelsch studeeren?"
vroeg ik aan nummer één.
Zwaar gepeins, tenslotte:
„Omdat de uitspraak me zoo goed ligt
juffrouw".
Ik vroeg haar mij die uitspraak eens te
willen demonstreeren, en zij zong „My old
Kentucky Home", tot het andere groen
kreunde en ik haar haastig verzocht om
doe uitspraak een volgenden keer eens mee
te willen brengen.
Verder vond ze Ethel M. Dell verreweg de
beste Engelsche schrijfster, had wel eens van
John Galsworthy gehoord, en vond gedich
ten heelemaal niet mooi.
Nummer twee luisterde met open mond,
maar sloot dien plotseling met een klap weer
van schrik, toen ik haar vroeg wat de A. E.
G. was. Wist ze niet.
Nummer één wist het ook niet.
Toen verdiepte ik mij met hen in de klas
sieken en kreeg van hen los dat het mirakel
van Delphi een waarzegger was geweest en
dat Julius Caesar Rome had gesticht.
Dat onderwerp liet ik in den steek om
naar de modernen over te stappen en te
vernemen dat Albert Verwey jong gestor
ven was, dat Frederik van Eeden Pallieter
geschreven had, dat Louise Anna Remarque
een Francaise was, die net een Fransch
staatsgeheim aan Duitsóhland verraden had
en dat ze niet wist wie Anatole France was.
Vervolgens deelde op mijn vraag naar de
verschillende soorten van roeibooten num
mer één mij mee, dat je skiff en vierper-
soonsbooten hebt en nummer twee zei triom
fantelijk dat Moeskops wereldkampioen
schaken was, en dat de Zeppelin een nieuw
model vliegmachine was, dat net een krans
boven Siberië had laten vallen en „iets" in
China gedaan had.
Vervolgens huwde nummer één Willem m
uit aan Marie Antoinette en liet ze geza
menlijk onthoofden, en ik wist niet anders
te doen dan het snel over een anderen boeg
te gooien, door te vragen of ze wel eens van
Goya gehoord had. O ja, dat had ze, dat was
van dat lekkere Chineesche goedje in die
leuke potjes, en het kostte mij hoofdbrekens
om te begrijpen dat ze soya bedoelde.
Toen liet ik ze weggaan, op voorwaarde
dat ze mij elk hun levensdevies zouden zeg
gen en de één zei: „Had je me maar!" en de
ander zei: „Mensch, argere dich nicht", en
gooide mijn mooiste pul met asters stuk,
waarop ze opmerkte: „O, wat zonde van die
mooie chrysanthemums".
Toen ik den volgenden morgen laat met
zwarte kringen onder mijn oogen beneden
kwam, hokte de heele familie ietwat vrees
achtig samen, en tenslotte zei één moedige:
„Je hebt vanochtend om zeven uur drie
maal op wilden toon geroepen: „Ze moesten
gekielhaald worden!" en daarna is er in je
kamer een ontzettend kabaal geweest".
En ik zag dat ze visioenen hadden gehad
van torenhooge stapels bloederige lijken en
ik zei vermoeid:
„Ja, het schijnt woelig toe te zijn gegaan,
want ilc werd vanochtend onder mijn bed
wakker", en ik sloeg met zoo'n vaart het
dopje van mijn ei af, dat ze allemaal ver
schrikt' in een hoek stoven.
iï
Een vrijgezel verklaart dat hij, als hij
getrouwd was, er niet over zou droomen, zich
tegen zijn vrouw te verzetten.
Maar hij weet natuurlijk als vrijgezel niet,
dat dit juist alleen in den droom van een
getrouwd man mogelijk is.
Een bijenhouder verklaarde dat hij onlangs
bij het hanteer én van één korf door 400 bijen
gestoken werd.
Het leven van een bijenhouder lijkt ons
een eentonig bestaan..
Bankier: „Nee, de laatste 15 jaar ben ik
niet in een theater geweest".
Acteur: „O, dan is u één van de redenen,
waarom ik de laatste 15 jaar niet in een
bank ben geweest".
Spreker op een geheelonthouders propa
ganda-avond:
Stel u voor, dat ik hier een emmer bier
en een emmer water had staan en dan een
ezel hier bracht. Welke van de twéé zou hij
nemen?
Een stem: Het water.
Spreker: Aha en waarom dan het
water?
De stem: Omdat hij een ezel is.
Hondenleven of niét het Is toch nog niet
zoo gek om een hond te zijn. Een ander be
haalt tenminste je belasting voor je.
Vrouw opgewonden: Jan. wat zal ik
doen, baby heeft het fleschjé inkt leegge
dronken-
Jan verstrooid: Hier heb Je mijn vulpen,
kind.
Buurman: „Zeg 'es. hoe lever jij het, dat
je vrouw den heelen middag verwoed achter
de grasmachine holt?"
Anderé Buurman: „Ik heb 'r wijsgemaakt
dat ik zoo van lang gras houd.
Twee vrouwen kunnen net zoo lang met
intens genoegen over eten, kinderen, kleeren
en andere onbenulligheden praten, als twee
mannen over een waarlijk belangrijke voet
balmatch.
De luiste man is hij. die gaat zitten ter
wijl hij zijn tanden poetst.
PIETER BRUEGHEL.
1525—1569.
Laten wij voor de levensgeschiedenis van
Pieter Brueghel of Breughel een goede bron
citeeren, Karei van Mander's „Schilderboeck".
Van Mander vertelt het volgende „Uit het
Leven van Pieter Breughel, uitstekend schil
der van Breughel":
De natuur heeft wonder wel haar man ge
vonden en getroffen om weder van hem
heerlijk getroffen te worden, toen zij ïn
Brabant in een onbekend dorp onder de
boeren, om boeren met het penseel na te
bootsen, is uit gaan pikken en tot de schil
derkunst verwekken onzen gedurigen Neder-
landschen roem, den zeer geestigen en grap-
pigen Pieter Breughel, die is geboren niet
wijd van Breda, op een dorp geheeten
Breughel, welks naam hij met eere gedra
gen heeft en aan zijn nakomelingen gelaten.
Hij heeft de kunst geleerd bij Pieter Koeck
van Aelst, wiens dochter hij namaals trouw
de; hij had ze toen zij nog klein was dikwijls
op den arm gedragen tben hij bij Pieter
woonde. Hij is van hier gaan werken bij
Jeroon Koek, en is voorts gereisd in Frank
rijk en vandaar in Italië. Hij had veel ge
praktiseerd naar de manier van Jeroon van.
den Bosch en maakte ook veel zoodanige
spokerijen en drollen, waarom hij van velen
werd_ geheeten Pieter den Drol. Ook ziet men
weinig stukken van hem, die een aanschou
wer wijslijk zonder lachen kan aanzien, ja,
hoe stuur wenkbrauwig en statig hij ook is,
hij moet ten minste meesmuilen of glim
lachen. In zijn reizen heeft hij veel gezich
ten naar 't leven geconterfeit. zoo, dat er
gezeid wordt, dat hij in de Alpen al die ber
gen en rotsen had ingezwolgen en t' huis ge
komen op doeken en paneelen uitgespogen,
had, zoo juist kon hij de natuur navolgen.
Hij verkoos en nam zijn woning te Antwer
pen en kwam aldaar in het. gild of schil
derskamer in 't jaar onzes Heeren 1551. En
wrocht veel voor een koopman geheeten Hans
Franckert. Met dezen Franckert ging Breu
ghel dikwijls buiten bij de boeren ter kermis
en ter bruiloft, verkleed in boerekleeren en
zij gaven giften als de and" voorgevend
van bruids of bruidegoms volk e wezen. Hier
had Breughel zijn vermaak, dat wezen der
boeren in eten, drinken, dansen, springen,
vrijagiën en andere kluchten te zien, welke
dingen hij dan kluchtig en aardig wist met;
de verven na te bootsen, zoowel in water
als olieverf, want hij was zeer uitnemend in
beide manieren. Deze boeren en boerinnen
op zijn Kempensch en anders wist hij ook
zeer eigenlijk te klecden en dat boerig dom
wezen zeer natuurlijk aan te wijzen, in dan
sen, gaan en staan of zonder handelingen.
Hij was wonder vast in zijn stellingen sn
maakte zeer zuiver en aardig met de pen
veel zichtjes naar 't leven. Terwijl hij nog te
Antwerpen woonde hield hij met een meid
dochter huis, die hij ook zou zijn getro—.vd,
had het hem niet mishaagd dat zij altijd ge
woon was te liegen. Eindelijk, daar de wedu
we van Pieter Koeck ten leste woonde te
Antwerpen, ging hij haar dochter vrijen en
is met haar getrouwd. Doch de moeder be
sprak dat Breughel Antwerpen verlaten en
te Brussel moest komen wonen, opdat hij
mocht verlaten en vergeten dat vorig meisje,
hetwelk alzoo geschiedde. Hij was een zeer
stil en geschikt man. niet veel van woorden,
maar toch vermakelijk in gezelschap.
Dat is het zeer waarheidslievend relaas
van Van Mander. geschreven in de spe"i"T,
waarin Eug. de Bock het overgenomen heeft
in een in 1918 verschenen uitgave.
De hedendaagsche geschiedenisschrijver
weet slechts iets meer van Pieter Brueghel,
die ook genoemd wordt den „Boeren-
Brueghel", of aan wiens naam men De
Oude toevoegt, omdat het geslacht der
Brueghels talrijke schilders heeft opgeleverd,
waaronder zijn zoons Pieter, die De Jonge
heette en Jan, die weer De Oude werd ge
noemd ter onderscheidt g van diens zoon.
Pieter de Oude was omstreeks 1525 geboren,
men weet ook dat zijn verblijf in Italië om-
streks 1553 valt en zijn dood in 1569-
Brueghel's visie was zoo sterk ingesteld op
het boerenleven dat hij zelfs de Bijbelsche
geschiedenis zag alsof zij zich had afgespeeld
in het Vlaamsche land. Over de kunst van
den Brabander heeft Felix Timmermans ge
schreven in zijn „Pieter Brueghel, zoo heb ik
U uit Uw werken geroken".
In 1559 voltooide de meester een schilde
rij, waarop hij de oude wijsheden, die het
volk heeft neergelegd in zijn spreekwoorden
heeft uitgebeeld in voorstellingen, alweer aan
het boerenleven ontleend. Het stuk meet 117
bij 165 en hangt in het Kaiser Friedrich.
Museum te Berlijn. Een der talrijke copieën
bevindt zich in het Frans Halsmuseum. De
meeste schilderijen zijn thans in de musea
te Weenen en Madrid. In eerstgenoemde stad
bevinden zich ,X)e torenbouw van Babel",
„De Moord te Betlehem", „De Kruisdraging".
Langen tijd zijn meer werken aan Pieter den
Oude toegeschreven dan werkelijk van ziin
meesterhand zijn, de ionge Pieter, bijge
naamd „De Helsche" heeft er veel gecopi-
eerd, zonder evenwel zijn vader in diens kunst
te benaderen.
De eskimos zullen binnenkort ook kunnen
genieten van dé draadlooze.
Wij hooren den aankondiger na het pro
gramma op den avond voor den Poolnacht
al zeggen: Goeden nacht en wel te rusten,
wij sluiten nu tot over zes maanden,