MARITIEM - AGRARISC HE PROEVEN MET AUNG ALANG. H. D. VERTELLING BIOGRAPHIEEN IN EEN NOTEDOP In de Atjehsche wateren deden vroeger 'een twintigtal oude 4e klassers dienst, lang zame schepen, die vervangen werden door een geringer aantal kanon neerbooten van het gunboat-type, snelvarende flottielje- vaartuigen, dewelke daar heel wat uit dén v/eg zetten. De vrij zware dienst was zoo ingedeeld, dat men drie weken op de kust bleef, dan een weekje op Oleh Leh kwam ververschen en éénmaal ln het jaar naar Eabang stoomde om t e dokken. Dan werd het schip leeggehaald en op gekalefaterd, dat het 'n lieve lust was. Er werd bulten boord geschrapt en gekrabd, gemenied en overgetjat, en de équipage ging er finaal uit, werd ondergebracht in het heerlijk frissche kampement boven op den goenoeg Kota Pohama in 'n oude ben- leng. Men behoefde niets te doen. Alleen gingen ze 's morgens 6 uur naar boord, schrapten en tjatten er lustig op los, klom men tegen 1 uur weer hun heuvel op en de zaak was, wat dienst betreft voor dien dag alweer gepiept. Bij een afschuwelijk lang verblijf in een prachtige natuur op 'n alleraardigst eilandje kwam er natuurlijk behoefte aan verstrooi ing en dies trokken de maats er evenals de état major dagelijkseh op ult„ kuierden door berg en bosch, schoten nu (fn dan op een boschvarken of boschduiven, die in het Maleisch met perganis worden aangesproken. Op een gegeven oogenblik lagen er twee vaartuigen te gelijk, de Brantas en de Lang- kat. als ik me niet vergis. Het eerste onder commando van commandant Varus, terwijl Poularde commandant op de Langkat was, beiden bekwame dragers van het gezag, doch heel even vinaigreus. De verstrooi ingen bij hoog of laag liepen wel 's 'n graad of wat miswljzend, uit den bekenden band. Het onderscheid tusachen zwaren dienst en vacantie was dan ook nog al groot en die vacantie voor menschen, die anders hun handen uit de mouw plachten te ste ken, was wel wat lang. De aanraking van de menschen op de twee schepen werd 'n ge- reede aanleiding tot dubbel radau. dat spreekt. De beide oorlogsbodems beschikten toevallig over twee zeer voordeelig bemande, jolige longrooms. En dankohden"de con sequenties natuurlijk niet uitblijven. De bei de commandanten waren niet zoo bizonder getapt, wat de natuurlijke aandrift tot uit spattinkjes als het ware ietwat animeerde. De menschen van de Langkat, die beneden aan zee logeerden, combineerden hun socie- teitsbezoek met de heertjes van Kota Poha ma. Ze ontwierpen hachelijke zwerftochten, paften op de dieren des wouds, wandelden en klauterden in groepjes over het gedul dige tropische eilandje. Alles dood-goedig, braaf werk. - Maar du veau, du veau, toujours du teau!? Niet waar? Allengs verlangt de een zame krijgsman naar 'n verzetje. Op zekeren dag, 'n Zondag helaas, kuier de een hf.lf dozijn jonge officieren langs den weg naar Belohen. Even voorbij de ben- teng begonnen e vlakten, begroeid met la- lang zooals men in Deli zegt, alang alang is de ware naam, het bekende manshooge gras. Het gaf den indruk alsof men plotse ling ln de prairiën van Noord-Amerika ver zeild was. Het was warm, droog weer, maar gelukkig woel er 'n stevige bries uit zee over de goudgele droog gebakken golvende vlakte. Het gesprek kwam op de prairiën, op Almard, Cooper, op prairiebranden. En de immer actieve, voor inducties van buiten gevoelige menschelijke geest begon bijna gelijktijdig bij de wandelaars phantas- magorisch te werken. (Het woel nog al. zoo als gezegd en het was kurkdroog). Snel gin gen bijna gelijktijdig de gedachtenr Prairie- branden kunnen vrèeselijk zijn! Eén vonkje en de ramp is geboren. De loeiende verschrikking doet de wilde dieren als krankzinnig van angst wegren nen in hun wedloop met den dood. Ver koolde geraamten smeulen tusschen spook achtig zwarte, nog nasmeulende boomstron ken, bewijzen, weken later nog, hoe huive ringwekkend snel het vuur zijn weg vindt door het kurkdroge landschap. Dat is ergo natuurlijk inraam gemeen, om zoo'n prairie- brand aan te steken. Wanneer somwijlen de inlander alang alang aansteekt, om daar vruchtbare asch van te krijgen is dat iets anders, dan neemt hij eerst geweldige voor zorgen. Aldus dachten zij van alles. Maar ja! De mensch wil altijd wat hij niet mag, denk maar aan de vrouw van Blauwbaard- Met een blos van schaamte schrijf ik het neer, maar al pratende, werd het een Runner plotseling te machtig. De groot,e vraag, die in hun ~oud-schooljongenshartjcs borrelde: Als je nou 'szoo'n veld aanstakzou je danWat zou er dan....? Het werd hun te machtig!!! Een der wandelaars schoot met behulp van duim en vinger, 'n lucifer af...« Ik oordeel niet. ik schrijf historieToen zonder om te kijken, wandelden zij verder. Tien minuten later zaten zeven wandelaars, die, wijzer dan de vrouw van Loth, niet om gekeken hadden, in het sociëteitje bij 'n vrin- delijk morgendrankje. Sherry-soda was het. Het was Iets nieuws en zeer frisch. „Oewa- iski soeda b'staat; sharri soeda bestaat nie, is 't. er niet, had de jongen wel gezegd, maar het bestond toch blijkbaar wel. (Het woei nog al, men zat er heerlijk, zooals gezegd, en men wachtte, prijzend den nieuwen mor gendrank). Na eenigc minuten begon het. Enorme, het geheele uitspansel bedekkende wolkgevaarten torenden achter de benteng op- Een deel van de lucht was donkerbruin, zwart bijna. Steeds opnieuw bonkten zware, onmete lijke wolken uit de aarde op en 'n somber, dreunend geloei begeleidde dit angstwek kend schouwspel, Nu en dan verschoot er 'n groep, als razen- den rennende inlanders en weldra consta teerde men een niet te miskennen comotie bij de bevolking. Barendje, de (lokter van de Brantas en zn collega Fleury stonden op. gingen kijken. De anderen bleven rustig zitten. Na 'n kwartiertje komen de beide heelmeesters te rug. stralend, enjoué, verrukt. Zij gebaren wild. Enthousiast spreken ze over „het mach tige, charmeerende schouwspel", vertellen van masthooge Titanisch bulderende, grom mende vlammen, 'n ware hel. „Krakatau- achtig, overweldigend", zegt Barendje. „Het is nooit te vergeten" beaamt zijn collega, wiens witte uniform vol zwarte vlokken zit. ..Jullie hadden het moeten zien, zeg! De heele weergang van de benteng stond tjokvol soldaten en ze waren al bezig maatregelen te nemen, als het vuur zou naderen, subliem!" De lui van de Brantas betaalden toen maar, salueerden en gingen rustig naar huls. Ook die van de Langkat gingen den heuvel weer af om te tifflnen: bieden hielden zich sjakes. Onder de rijsttafel loerden ze wel nu en dan naar buiten, maar de duisternis nam geluk kig af, het vuur vcrminderdc.Er kwam ook geen alarm. Toen herademde men weer en de moed herleefde. Tegen 5 uur gingen verscheidene groepjes officieren en mannen van de équipage kijken! De vlakte was geheel zwart, leek veel en veel grooter en ruimer nu, alles was ook veel overzichtelijker geworden trouwens. Er waren er, geïnteresseerden bijvoorbeeld, die nu rustig de stelling verkondigden, dat zoo'n vuurtje vrijwel gevaarloos was. Zeer toeval lig had er namelijk op 20 meter afstand van de benteng 'n platgetrapt paadje gelegen en daar was het vuur gestuit). Men voelde zich veel geruster ook, toen dat eenmaal vaststond. In de op zee uitziende zijde van de socië teit kon men van dat alles niets zien, wijl de wind uit zee kwam. Daar, buiten zicht en ge hoor, zaten de belde commandanten in hun galerij tje. Aan de landzijde zat, buiten, in een cirkel, 'n deel van de état-major der beide schepen en de twee dokters. Men theoretizëerde over het absoluut onschuldige van prairiebran den. Tot hun vreugde en vex*wondering wa ren de doktoren het héélemaal met hen eens! Wat 'n kleine verklaring eischt. Zij hadden nl: wat gejaagd en de beide hooge gezagsmannen zien wandelen, Ct. Pouarde en Commandant Varus. Ook bij deze beide geneesheeren, mannen der we tenschap, kwam toen helaas eveneens de onbedwingbare lust in 'nverzetje aanmo- keren. Even keken zij elkaar aan, berekenden dat zij met behulp van 'n omtrekkende beweging ook déze prairie wel in vuur zouden kunnen zetten. Ze stelden zich er veel vreugde van voor, als men de beide machthebbers zich ln galop zou zien onttrekken aan den vuur dood sine qua non. Wat toch altijd voor menschen van wat leeftijd 'n kleine presta tie blijft. Zij hadden, toen de hemelhooge vlammen (het woel nog al, zooals gezegd) weer op nieuw te bewonderen vielen, uitermate ge noten van de door hen berekende en voor ziene hardnekkige pogingen der bedreigde chefs om het veege lijf te bergen. Zij hadden daarvan tot het laatst toe, ook vanwege de ietwat angstige, sensationeele, aan prikkels rijke spanning sterk genoten. Intusschen was dat vuurtjestoken 'n soort hartstocht geworden. Het bleek immers dood-onschuldig. 'n Ieder bracht het er im mers levend af, nietwaar? En bovendien, het was 'n rustdag. Toen kwam er weer trek!!! Het vraagstuk: brandt alang-alang tegen den wind in of niet, werd op beschaafde wijze weer opnieuw behandeld. En intusschen rijpte meer en meer de behoefte aan aan schouwelijk onderwijs. „Zouden we", zei Henkie, de oudste offi cier, die berucht was voor dergelijke wilde plannen, „de autenthieke machthebbers daarginds niet kunnen uitrooken. Er staat gelukkig nog al wat gras hier?!" Gelukkig bleef dit in de pen, want de beide heeren wandelden toen juist weg. Maar de land-economische vraag, of bij hevigen zee wind op 'n bergvlakte 'n sociëteit en 'n kurk droge militaire benteng bestand zouden blij ken tegen 'n prairiebrand, bleef 'n prikkel- Opeens petste er 'n lucifer weg" en riep de oudste officier tegen den bediende: Djaga!. nanti kammar bola terbaka. (Jongen berg je, aanstonds brandt de soos af!) Binnen 'n fractie van 'n seconde stoof de jonge man dan ook weg, verdween in rook en vlammen en vluchtte bentengwaarts-" Maar opnieuw bleek, hoe nuttig zulke kalm uitgevoerde experimenten zijn en hoe leer rijk, want de Soos wou niet branden!! Het vuur, behalve 'n klein vlammetje (waarover dadelijk meer) doofde uit, en men ging weer huiswaarts. Maar de oudste officier werd, toen men aan tafel zat, plotseling bij commandant Varus geroepen. Sprak deze: „Meneer, ik zit hier rustig vóór m'n raam en daar zie ik (zoo gebaarde hij met uitgestrekte armen) zóó'n rook! Waar hebben de heeren gezeten?" Op dat moment kwam er 'n inlandsch fu selier van de benteng aangerend met 'n briefje van den commandant, waarin deze bevelhebber schreef: dat alle' officieren van de marine stapelgek waren geworden, de So ciëteit en 't halve land hadden aangestoken het plan aan een jongen van de soos zelf had den aangekondigd; die zich hierover bij hem beklaagd had en dat hij een gelijkluidenden brief tot den Ct. van de Langkat had gericht. De gevolgen bleven niet uit, die van de Langkat gingen allen voor 1 dag in het be kende kamertje en die van de Brantas kre gen de offlcleele berisping. Het reeds even genoemde kleine speelsche vlammetje had zich voortgeslingerd, steeds gunstiger voedingsbodem zoekend, de rustige rust in de bentang nog al belangrijk bedreigd en aldaar angsten ontketend en vreeze ver wekt, alsmede bezorgdheid. Dat en het feit, dat de beide machtheb bers, die door het vuur waren opgejaagd, ge leidelijk waren gaan overhellen tot het ver moeden van in hooge mate ongepast, boos opzet van de zijde der geïnteresseerden had de zaak bedenkelijk toegespitst en straf uit gelokt. Inmiddels is door de Indische landbouw- specialisten toch wel opgemerkt, dat soort gelijke agriculturische proeven zich nogal met groote frequentie op het Marinestatïon Poeloe-Weh bleven voordoen, veel meer dan in het zoo v er w an t e, reus achtige Groot Atjeh! Het laatste woord inzake alang-alang brand en het ont staan derzelve moet echter nog door de wetenschap gesproken worden. PIM PERNEL. (Nadruk: verboden). OOK EEN H. D.-VERTELLING. Ach, zij wist wel dat op elk oogenblik, plotseling, haar machtige, onverzoenlijke vijand haar kon vernietigen en dat haar eenige kans op levensbehoud in een wanho pige vlucht gelegen was. Reeds zag zij hoe hij zijn arm ophief en zij bedacht zich niet langer en vluchtte in ontzetting over den Kruisweg, door de Kruisstraat, maakte toen een wijden omweg over de Krocht, Groen markt, door de Begijnestraat, de Paarlaar- steeg, de Koningstraat, in de hoop hem het spoor bijster te doen worden. Op de Groote Markt bleef zij even staan, om uit te rus ten, maar reeds zag zij zijn dreigende scha duw weer vlak bij zich en zij vluchtte verder door de Groote Houtstraat, over het Plein, langs de Dreef en eerst in den Hout rustte zij opnieuw. Maar ditmaal kostte het haar leven. Opnieuw sloeg haar vervolger toe en thans al te raak Nou zei de moordenaar die wesp is er ook weer geweest. Moet je eens zien vrouw, wat. een kanjer. Maar die vieze vlek op mijn nieuwe kaart van Haarlem gaat me wel een beetje aan het hart. VERKEERSHONDEN. Tegenwoordig kunnen blinden, die zich veel in het straatverkeer moeten begeven, „zien" door de oogen van den Duitschen her- ders(politie)hond. Een jonge Engelschman, die vier jaar ge leden blind werd, Morris Frank, een uitste kend hondendresseur heeft een organisatie in het leven geroepen om Duitsche herders honden voor het genoemde doel te dresseeren De door hem gedresseerde honden kunnen nu de verkeerssignalen van de politie onder scheiden en blinden met volkomen zekerheid door het drukste verkeer leiden. In twee maanden, zoo zegt hij, kunnen de honden tot „verkeershonden" worden opgeleid. Spoedig kan hun geleerd worden dat de straat bij voorbeeld veilig kan worden overgestoken als er een groen licht in den verkeerspaal brandt, maar dat bij rood licht het rijver- keer doorgaat en de voetgangers dus moeten wachten. Hebben de honden hun taak goed vol bracht dan moeten zij vriendelijk worden toegesproken; zij zijn da ai-voor zeer gevoelig. Bovengenoemde organisatie heet „Het ziende oog" en winst maken ligt niet in haar bedoeling. Er worden geen andere kosten berekend dan - die voor het koopen van den hond, z-ijn dressuur en de reis- en verblijf kosten voor de blinden, die drie weken in de inrichting der vereeniging moeten ver blijven, om met den hond te leeren werken. De leeftijd waarop in den regel met de dressuur der honden wordt begonnen, is, 14 maanden. Gedurende twee maanden gaan zij dan eiken dag met den dresseur uit. VEROORZAAKT DE ZON RHEUMATIEK? Algemeen heeft het de aandacht getrokken dat juist dezen zomer er veel meer rheuma- tielc is voorgekomen dan anders, vooral in de badplaatsen. Velen, die vroeger nooit aan rheumatiek leden hebben het nu gekregen in den een of anderen vorm, bij voorbeeld spit, heupjicht, stijven nek of schouder en wie vroeger al hinder van rheumatiek hadden, hebben hun kwaal zien verergeren. Dit maakt op het eerste gezicht een eigen- aardigen indruk, omdat wij een prachtigen, zonnigen zomer hebben gehad. Gedurende vele jaren hebben wij niet zooveel zon gehad en de gezondheid aanbrengende eigenschap pen van de zon zijn bekend. Er is een wetenschappelijke verklaring voor deze rheumatische verschijnselen. Rheu matiek wordt meestal veroorzaakt door de ophooping van vergiftige stoffen in de weef sels van het lichaam. Maar deze vergiftige stoffen worden bestreden door de vorming van chemische afweermiddelen (anti-toxi- nen) in het lichaam. Wanneer de huid aan het zonlicht wordt blootgeseld is dit bevor derlijk voor de vorming van anti-toxinen. En nu is het niet onwaarschijnlijk dat de aan vallen van rheumatiek, waaraan dezen zomer zoovele menschen leden, veroorzaakt werden door een ongewoon snelle en volledige re actie onder den invloed van den overvloedi- gen zonneschijn. Deze reactie roept dezelfde soort verschijnselen te voorschijn als dié welke op vaccinatie volgen. Marietje (6 jaar): Toe Kees laten we nou ophouden met vader en moedertje spelen. Laten we liever weer goeie? vrinden wor den". GELD WEGGOOIEN. Alle bladen hebben onlangs het bericht gehad van een Amerikaanschen millionnair, die tijdelijk te Londen verbleef en zijn bar bier uit New-York liet overkomen omdat volgens hem geen Engelsch barbier de kunst van scheren voldoende meester was. Dit grap je kostte hem zoowat f 2400, maar daarvoor genoot hij dan ook de onderscheiding dat Engelsche geïllustreerde bladen zijn portret en zelfs dat van den barbier in quaestie publiceerden! Herhaaldelijk blijkt dat sommige rijke Amerikanen met hun geld eigenlijk geen raad weten. Een paar maanden geleden ver loofde een rijke jonge man te New York zich. Kort daarna riepen zijn zaken hem naar Europa. Hij moest vijf dagen te Londen zijn en gedurende die vijf dagen hield hij iederen morgen een telephonisch gesprek van 15 minuten met zijn meisje. Elk gesprek kostte hem 75 pond sterling en dus kwamen hem de vijf gesprekken op 375 pond sterling of 4500 gulden! Toen onlangs een Amerikaansche dame in een Londensch hotel lunchte kwam men haar waarschuwen dat een kennis van haar te New-York aan de telefoon was. Zij bleef volkomen kalm en zeide: „Zeg dien meneer, dat ik aan de lunch ben en nu geen tijd heb. Ik zal hem straks wel opbellen na de lunch." In Argentinië deed zich eenige jaren ge leden het volgende voor. Een zeer rijk man en zijn vrienden, die te goed gedineerd hadden, maakten in een groot restaurant zooveel kabaal, dat de eige naar der zaak hen wilde laten verwijderen. De rijkaard kocht toen eenvoudig op staan- den voet het geheele restaurant, zette den eigenaar er uit, verdubbelde het salaris van den gérant en ging toen met zijn vrienden voort zich op dezelfde luidruchtige wijze te vermaken als eerst. Intusschen zou men zeer verkeerd doen met uit het bovenstaande af te leiden dat alle Noord- of Zuid-Amerikanen dwazen zijn. Velen hebben door inspanning van al hun geestelijke en lichamelijke krachten hun rijk dommen verworven en zij denken er niet aan, hun geld op een belachelijke manier uit te geven. t Nachtmerrie Captain van de thuisclub: „Zeg 't nog 'es dat wij valsch spelen!" Captain van de gasten: „Is 't soms geen valsch spel als je je .-.uster meebrengt om met den keeper te flirten door WILLY VAN DER TAK Gisterennacht heb ik in mijn slaap een causerie gehouden over ontgroenen en des- zelfs voor- en nadeelen, en ten aanhoore van vier familieleden en de verbaasde poes luid keels betoogd, dat het voor geen mensch kwaad kan eens aan zijn verstand gebracht te worden dat hij eigenlijk nog niets weet. Den volgenden morgen vertelden zij mij op eenigszins persoonlijke wijze, dat ze het vooral met die laatste mededeeling roerend eens waren. Vannacht heb ik ln mijn droom twee on eindig onwetende groenen ontgroend. Ik zal ze voor het gemak nummer een en nummer twee noemen. „Waarom ga jij Engelsch studeeren?" vroeg ik aan nummer één. Zwaar gepeins, tenslotte: „Omdat de uitspraak me zoo goed ligt juffrouw". Ik vroeg haar mij die uitspraak eens te willen demonstreeren, en zij zong „My old Kentucky Home", tot het andere groen kreunde en ik haar haastig verzocht om doe uitspraak een volgenden keer eens mee te willen brengen. Verder vond ze Ethel M. Dell verreweg de beste Engelsche schrijfster, had wel eens van John Galsworthy gehoord, en vond gedich ten heelemaal niet mooi. Nummer twee luisterde met open mond, maar sloot dien plotseling met een klap weer van schrik, toen ik haar vroeg wat de A. E. G. was. Wist ze niet. Nummer één wist het ook niet. Toen verdiepte ik mij met hen in de klas sieken en kreeg van hen los dat het mirakel van Delphi een waarzegger was geweest en dat Julius Caesar Rome had gesticht. Dat onderwerp liet ik in den steek om naar de modernen over te stappen en te vernemen dat Albert Verwey jong gestor ven was, dat Frederik van Eeden Pallieter geschreven had, dat Louise Anna Remarque een Francaise was, die net een Fransch staatsgeheim aan Duitsóhland verraden had en dat ze niet wist wie Anatole France was. Vervolgens deelde op mijn vraag naar de verschillende soorten van roeibooten num mer één mij mee, dat je skiff en vierper- soonsbooten hebt en nummer twee zei triom fantelijk dat Moeskops wereldkampioen schaken was, en dat de Zeppelin een nieuw model vliegmachine was, dat net een krans boven Siberië had laten vallen en „iets" in China gedaan had. Vervolgens huwde nummer één Willem m uit aan Marie Antoinette en liet ze geza menlijk onthoofden, en ik wist niet anders te doen dan het snel over een anderen boeg te gooien, door te vragen of ze wel eens van Goya gehoord had. O ja, dat had ze, dat was van dat lekkere Chineesche goedje in die leuke potjes, en het kostte mij hoofdbrekens om te begrijpen dat ze soya bedoelde. Toen liet ik ze weggaan, op voorwaarde dat ze mij elk hun levensdevies zouden zeg gen en de één zei: „Had je me maar!" en de ander zei: „Mensch, argere dich nicht", en gooide mijn mooiste pul met asters stuk, waarop ze opmerkte: „O, wat zonde van die mooie chrysanthemums". Toen ik den volgenden morgen laat met zwarte kringen onder mijn oogen beneden kwam, hokte de heele familie ietwat vrees achtig samen, en tenslotte zei één moedige: „Je hebt vanochtend om zeven uur drie maal op wilden toon geroepen: „Ze moesten gekielhaald worden!" en daarna is er in je kamer een ontzettend kabaal geweest". En ik zag dat ze visioenen hadden gehad van torenhooge stapels bloederige lijken en ik zei vermoeid: „Ja, het schijnt woelig toe te zijn gegaan, want ilc werd vanochtend onder mijn bed wakker", en ik sloeg met zoo'n vaart het dopje van mijn ei af, dat ze allemaal ver schrikt' in een hoek stoven. iï Een vrijgezel verklaart dat hij, als hij getrouwd was, er niet over zou droomen, zich tegen zijn vrouw te verzetten. Maar hij weet natuurlijk als vrijgezel niet, dat dit juist alleen in den droom van een getrouwd man mogelijk is. Een bijenhouder verklaarde dat hij onlangs bij het hanteer én van één korf door 400 bijen gestoken werd. Het leven van een bijenhouder lijkt ons een eentonig bestaan.. Bankier: „Nee, de laatste 15 jaar ben ik niet in een theater geweest". Acteur: „O, dan is u één van de redenen, waarom ik de laatste 15 jaar niet in een bank ben geweest". Spreker op een geheelonthouders propa ganda-avond: Stel u voor, dat ik hier een emmer bier en een emmer water had staan en dan een ezel hier bracht. Welke van de twéé zou hij nemen? Een stem: Het water. Spreker: Aha en waarom dan het water? De stem: Omdat hij een ezel is. Hondenleven of niét het Is toch nog niet zoo gek om een hond te zijn. Een ander be haalt tenminste je belasting voor je. Vrouw opgewonden: Jan. wat zal ik doen, baby heeft het fleschjé inkt leegge dronken- Jan verstrooid: Hier heb Je mijn vulpen, kind. Buurman: „Zeg 'es. hoe lever jij het, dat je vrouw den heelen middag verwoed achter de grasmachine holt?" Anderé Buurman: „Ik heb 'r wijsgemaakt dat ik zoo van lang gras houd. Twee vrouwen kunnen net zoo lang met intens genoegen over eten, kinderen, kleeren en andere onbenulligheden praten, als twee mannen over een waarlijk belangrijke voet balmatch. De luiste man is hij. die gaat zitten ter wijl hij zijn tanden poetst. PIETER BRUEGHEL. 1525—1569. Laten wij voor de levensgeschiedenis van Pieter Brueghel of Breughel een goede bron citeeren, Karei van Mander's „Schilderboeck". Van Mander vertelt het volgende „Uit het Leven van Pieter Breughel, uitstekend schil der van Breughel": De natuur heeft wonder wel haar man ge vonden en getroffen om weder van hem heerlijk getroffen te worden, toen zij ïn Brabant in een onbekend dorp onder de boeren, om boeren met het penseel na te bootsen, is uit gaan pikken en tot de schil derkunst verwekken onzen gedurigen Neder- landschen roem, den zeer geestigen en grap- pigen Pieter Breughel, die is geboren niet wijd van Breda, op een dorp geheeten Breughel, welks naam hij met eere gedra gen heeft en aan zijn nakomelingen gelaten. Hij heeft de kunst geleerd bij Pieter Koeck van Aelst, wiens dochter hij namaals trouw de; hij had ze toen zij nog klein was dikwijls op den arm gedragen tben hij bij Pieter woonde. Hij is van hier gaan werken bij Jeroon Koek, en is voorts gereisd in Frank rijk en vandaar in Italië. Hij had veel ge praktiseerd naar de manier van Jeroon van. den Bosch en maakte ook veel zoodanige spokerijen en drollen, waarom hij van velen werd_ geheeten Pieter den Drol. Ook ziet men weinig stukken van hem, die een aanschou wer wijslijk zonder lachen kan aanzien, ja, hoe stuur wenkbrauwig en statig hij ook is, hij moet ten minste meesmuilen of glim lachen. In zijn reizen heeft hij veel gezich ten naar 't leven geconterfeit. zoo, dat er gezeid wordt, dat hij in de Alpen al die ber gen en rotsen had ingezwolgen en t' huis ge komen op doeken en paneelen uitgespogen, had, zoo juist kon hij de natuur navolgen. Hij verkoos en nam zijn woning te Antwer pen en kwam aldaar in het. gild of schil derskamer in 't jaar onzes Heeren 1551. En wrocht veel voor een koopman geheeten Hans Franckert. Met dezen Franckert ging Breu ghel dikwijls buiten bij de boeren ter kermis en ter bruiloft, verkleed in boerekleeren en zij gaven giften als de and" voorgevend van bruids of bruidegoms volk e wezen. Hier had Breughel zijn vermaak, dat wezen der boeren in eten, drinken, dansen, springen, vrijagiën en andere kluchten te zien, welke dingen hij dan kluchtig en aardig wist met; de verven na te bootsen, zoowel in water als olieverf, want hij was zeer uitnemend in beide manieren. Deze boeren en boerinnen op zijn Kempensch en anders wist hij ook zeer eigenlijk te klecden en dat boerig dom wezen zeer natuurlijk aan te wijzen, in dan sen, gaan en staan of zonder handelingen. Hij was wonder vast in zijn stellingen sn maakte zeer zuiver en aardig met de pen veel zichtjes naar 't leven. Terwijl hij nog te Antwerpen woonde hield hij met een meid dochter huis, die hij ook zou zijn getro—.vd, had het hem niet mishaagd dat zij altijd ge woon was te liegen. Eindelijk, daar de wedu we van Pieter Koeck ten leste woonde te Antwerpen, ging hij haar dochter vrijen en is met haar getrouwd. Doch de moeder be sprak dat Breughel Antwerpen verlaten en te Brussel moest komen wonen, opdat hij mocht verlaten en vergeten dat vorig meisje, hetwelk alzoo geschiedde. Hij was een zeer stil en geschikt man. niet veel van woorden, maar toch vermakelijk in gezelschap. Dat is het zeer waarheidslievend relaas van Van Mander. geschreven in de spe"i"T, waarin Eug. de Bock het overgenomen heeft in een in 1918 verschenen uitgave. De hedendaagsche geschiedenisschrijver weet slechts iets meer van Pieter Brueghel, die ook genoemd wordt den „Boeren- Brueghel", of aan wiens naam men De Oude toevoegt, omdat het geslacht der Brueghels talrijke schilders heeft opgeleverd, waaronder zijn zoons Pieter, die De Jonge heette en Jan, die weer De Oude werd ge noemd ter onderscheidt g van diens zoon. Pieter de Oude was omstreeks 1525 geboren, men weet ook dat zijn verblijf in Italië om- streks 1553 valt en zijn dood in 1569- Brueghel's visie was zoo sterk ingesteld op het boerenleven dat hij zelfs de Bijbelsche geschiedenis zag alsof zij zich had afgespeeld in het Vlaamsche land. Over de kunst van den Brabander heeft Felix Timmermans ge schreven in zijn „Pieter Brueghel, zoo heb ik U uit Uw werken geroken". In 1559 voltooide de meester een schilde rij, waarop hij de oude wijsheden, die het volk heeft neergelegd in zijn spreekwoorden heeft uitgebeeld in voorstellingen, alweer aan het boerenleven ontleend. Het stuk meet 117 bij 165 en hangt in het Kaiser Friedrich. Museum te Berlijn. Een der talrijke copieën bevindt zich in het Frans Halsmuseum. De meeste schilderijen zijn thans in de musea te Weenen en Madrid. In eerstgenoemde stad bevinden zich ,X)e torenbouw van Babel", „De Moord te Betlehem", „De Kruisdraging". Langen tijd zijn meer werken aan Pieter den Oude toegeschreven dan werkelijk van ziin meesterhand zijn, de ionge Pieter, bijge naamd „De Helsche" heeft er veel gecopi- eerd, zonder evenwel zijn vader in diens kunst te benaderen. De eskimos zullen binnenkort ook kunnen genieten van dé draadlooze. Wij hooren den aankondiger na het pro gramma op den avond voor den Poolnacht al zeggen: Goeden nacht en wel te rusten, wij sluiten nu tot over zes maanden,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 16