De KonLuchtvaart Maatschappij Het tienjarig bestaan. KINADRUPPELS HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 7 OCTOBER 1929 VIERDE BLAD Vele moeilijkheden met energie overwonnen. De K.L.M. en de regeering. Enorme ontwikkeling van het bedrijf. Vandaag bestaat de K.L.M.de Neder- landsche Luchtverkeers Maatschappij 10 jaar. De K. L. M. heeft zich in die 10 Jaren van hard werken zulk een plaats veroverd, dat het jubileum tot een terugblfk noopt. Zij is één van die in stellingen geworden, die nationaal bezit mo gen en moeten geacht worden en die een brok volkskracht beteekenen, één van die instellingen, waarvoor ieder warm loopt. gelijkschen, zelfs tot een tweemaal dagelijk- schen uitgebreid. De luchtlijn Amsterdam Londen is de oudste der K.L.M. Vervolgens werd de exploitatie in den loop der jaren uitgebreid tot lijnen op Bremen, Hamburg, Kopenhagen, Brussel, Parijs, Malmö, Bazel, Zurich en Berlijn. De lijn AmsterdamLon den groeide intusschen uit tot een lijn met 5 maal daagschen dienst. Welk een verschil tusschen 19191920 en nu! In 1920 gehuurde toestellen met vreemd personeel, thans een uitgebreide eigen vloot van 21 vliegtuigen, (op vernieuwing, verrui ming en comfort-verbetering is men steeds uit!), met eigen piloten bemand en in het geheel een personeel van 400 man! De K.L.M. is een groot-werkgever. Schiphol uit de lucht gezien. (Luchtfoto K. L. M.) Gelukkig voor de positie van de K.LM. als commercieel lichaam en voor haar positie in het vaderlandsch leven is de K.L.M. steeds ons eenig luchtverkeerslichaam ge weest, waardoor de ontwikkeling regelmatig werd, maar waardoor ook de aandacht van het publiek zich ongestoord tot blijvende be langstelling heeft kunnen ontwikkelen. Nu zal allicht de vraag op de lippen komen: „Bracht dit nu ook geen nadeelen mede concurrentie houdt toch frisch?" Welnu op deze vraag gaf de directeur der K.L.M., toen hij ons, persmenschen, het een en ander mededeelde over de jonge historie van het bedrijf, waarvan hij de krachtige stuwer is, een overtuigend antwoord: „De verslapping- tegenhoudende kracht, die in concurrentie zit, werkt bij de K.L.M. heel sterk, wijl zij steeds op haar hoede moet zijn voor de bui- tenlandsche lijnen, die in ons land vrijen toe gang hebben. De K.L.M. heeft zich zonder stoornis van blnnenlandsche concurrentie kunnen ontwik kelen. Be teekent dit nu, dat alles van een leien dakje liep? Geenszins! De 10 jaar K.L.M., die achter ons liggen, zijn buitengewoon moeilijk geweest cn in het bestaan van de K.L.M. heeft menigmaal een ernstige crisis gedreigd. Immers, hoeveel ste viger werden dikwijls de buitsnlandsche maatschappijen door hare regeeringen ge steund. Een vergelijking der subsidies toont aan, dat de meeste der buitenlandsche maat schappijen van ecnigen naam drie tot vijf maal hooger steun genieten, dan de K.L.M. en daarvoor in vele gevallen niet hetzelfde baanbrekende werk verrichten. Wij constateeren slechts een feit, om en kele moeilijkheden te verklaren. Want onbetuigd heeft de regeering zich niet gelaten, van den aanvang af is de groote beteekenis van de K.L.M. gezien en werd dien overeenkomstig gehandeld. De verhouding tusschen de regeering en de K.L.M. is van den aanvang af, uitmuntend geweest. De regeering heeft in 1919 oogenblikkelijk de organisatie van vliegvelden den draadloo- zen dienst, de weerberichlgeving ter hand genomen en verklaarde zich bereid om tot een zekere grens 2/3 van' de verliezen der maatschappij te dekken. Sedert 1927 is het Rijk zelf groot-aandeelhouder in de maat schappij. De eerste vliegdienst werd geopend op 18 Mei 1920, toen het eerste gecharterde vlieg tuig van Amsterdam naar Londen vertrok. Oorspronkelijk een dienst om den anderen dag, werd deze later in het jaar tot een da- Thans: geen vliegtuig zonder dubbele be sturing, velerlei nagiatie-instrumenten, waar door het den piloten mogelijk is „blind" te vliegen, d.w.z. zonder eenig uitzicht, als in mist; aanmerkelijke vooruitgang ih de con structie der vliegtuigen, een rijksexamen voor eiken piloot, regelmatige tests, op de piloten en een lange oefeningstijd. En dan: de ra dio, die in elk vliegtuig aanwezig is en waar door informatie na informatie gegeven kan worden. Luchthavens de grondorganisatie in K.L.M.-term zijn van het grootste belang. Op den weg naar Indië ontbreekt daaraan nog het een en ander. In ons land is de toe stand bevredigend. Hoe het luchtverkeer zich ontwikkeld heeft in 10 jaar, moge uit enkele cijfers blij ken. Het aantal gevlogen K.M. bedroeg in 1920: 82000, in 1921: 350.000: in 1922: 397.000; in 1923; 540.000: in 1924 790.000: in 1925: 965.000; in 1926: 895.000; in 1927: 1.310.000; in 1928: 1.623.060 en in de eerste 8 maanden van 1929 (dus 2/3 jaar) reeds 1.644.800 K.M. Het aantal passagiers bedroeg in 1920: 345, in 1921: 1664, in 1922: 1414; in 1923: 3937, in 1924: 3648, in 1925: 5729; in 1926: 6275; in 1927 12916; in 1928: 17007 en in de eerste acht maanden van dit jaar 18258. De aantallen vervoerde K.G. goederen en briefpost en pakketpost vertoonen even merk waardig groote stijgingen. Bloemen en tuin bouwproducten gaan herhaaldelijk door de lucht. Niet vergeten mag worden de afdeeling, die de K.L.M. reeds in 1921 stichtte, de afdeeling voor luehtphotografie, die als zooveel, dat de K.L.M. ondernam en succes is gebleken. Maar evenmin mag vergeten worden te me- moreeren, wat nog bij ieder in levendige her innering is, de tochten naar Indië. Na de groep-v. d. Hoop voor een aport-comité ging in '27 van Lear Black met de K.L.M. heen en weer naar Indië, en weer later de vier vliegtuigen voor de dochtermaatschappij in Indië, de K.N.I.L.M. En thans, 12 Septem ber, is de regelmatige dienst op Indië ge opend de KI.M. besteedde daaraan veel zorg! Nauwe samenwerking, nauw contact is er tusschen de K.L.M. en de K.N.I.L.M. Zeggen wij te veel, wanneer wij de organisatie door een vastgewortelde K.L.M. van de lijnen op en in Indië, die ook daar in gestadigen groei zijn, de kroon noemen op het dapper initia tief der stichters van de K.L.M.? Aardbtiënvervoer per K. L. M. TIEN JAAR K. L. M. Kijk, het huidig jubileum, Hing al tien jaar in de lucht, Tien jaar gaan de Ka-el-emmers, Nu reeds dagelijks op de vlucht; Even stilstaan, zij het vluchtig, Bij dit vliegend jubilé, Tien jaar zien we ze nu vliegen. Tja, de tijd vliegt met hen mee; Bij millioenen kilometers, Wordt de afstand reeds geteld, Die door K.L.M -machines, In de lucht is afgesneld. Zoo betrouwbaar als geen tweede, Op en boven onze aard', Maakte zij de Flying Dutchmen, In de wereld wijdvermaard; Hulde aan de sterke leiding, Van dit luchtige bedrijf, Vliegt zij niet op onze wenschen, Zonder vrees voor 't veege lijf? D' arbeid richte zich op vluchten, Vluchtig wordt er niets gedaan, Haar taak ligge in de luchten, Luchtig wordt zij niet verstaan: Plesman heeft met zijn getrouwen, Tien jaar prachtig werk gedaan En wij hopen dat zijn vlieger, Nog veel jaren op mag gaan. LETTEREN EN KUNST. MUZIEK. KINDERKOOR „JONG EXCELSIOR". OPERETTEKOOR „EXCELSIOR". Men kent de aardige kinderoperette „Eén dag Khalif". Als men de vaderlandsche ge schiedenis mag gelooven, is onze Philips de Goede de Urheber van de aardigheid, een armen stumperd, die op een of andere ma nier een keivasten slaap slaapt, te kleeden in het vorstelijk gewaad, hem bij zijn ont waken vorstelijke eer te bewijzen en door goed volgehouden spel den stumper in den waan te brengen, dat zijn armoe van voor heen stellig een lange, bange droom is ge weest. 't Ontwaken geeft dan natuurlijk aan leiding tot alle mogelijke situaties, prettig voor den omstander, alles behalve plezierig voor het slachtoffer. In de operette, die Zaterdagavond door „Jong Excelsior" werd opgevoerd, het kinder koor dat onder leiding staat van den heer Jan Overhuys, is het de jonge Hassan, die de eer zal genieten, één dag Khalif te zijn. Nu, op dien éénen dag doen zich zóóveel amusante gevallen voor, dat het onbegonnen en heel onvolledig werk zou zijn, er eenige van te vertellen. Maar, wat elk begrijpt, ze zijn alle een gevolg van het optreden van den pseudo-khalif, waaraan alle étikette vreemd is. En wat we kunnen voorzien: als den volgenden dag de harde werkelijkheid is gekeerd, is het optreden van het slachtoffer heel wat meer gesoigneerd dan den dag dat behoorlijke manieren geëischt werden van hem. Hij wordt dan uitgelachen, geplaagd en gesard, en dan komt, als bij Don Quichotte, ten leste het heldere oogenblik, en ook bij deze operette is dit het moment, waarin we als in een goed geschreven tooneelstuk het evenwicht terugvinden. Bij den pseudo-khalif is het de stem van zijn moeder, die allen waan verbant. Jan Overhuys had naar zijn gewoonte de rollen zóó heivast ingestudeerd bij zijn jonge discipelen, dat alreeds het luisteren naar, het letten op die goede creatie een genot was op zichzelf. De solopartijen, de koren, het was een lieve lust om te hooren hoe dit alles klopte als een bus, en 't verwonderde me meermalen, hoe zelfs op kritieke plaatsen er geen wolkje aan de lucht was. Valsch werd er nergens gezongen; dat mag een prestatie heeten voor een kinderkoor en daarvoor hebben de Jong-Excelsiort-jes een flinke pluim verdiend. Maar 't was beschaafd van klank ook, en zoo was het aanhooren van deze moeilijke koren een dubbel genot. De kinderen deden natuurlijk hun best even mooi te zingen als de drager van de titelrol. Draagster moet ik eigenlijk zeggen, want Hassan, de aardige frissche jongen, werd ge speeld door mej. J. Keizer, die met haar hel dere welluidende zangstem alle harten ver overde. Moeder en zuster werden weergege ven door de dames Scheffer en Van der Horst; khalif en grootvizier door de heeren H. Steenkist, die zich een prachtigen kop had gemaakt en T. van Soelen, uitblinkend in zijn schitterend gewaad. De gierige huis heer was de jonge W. Piepenbrink, die al aardig saamgroeit met de tooneelplanken. En naast mej. Hirs zou ik nog heel wat namen moeten noemen van meewerkenden, die flink bijdroegen tot welslagen van 't ge heel. Jan Overhuys mocht men nog een flink orkest toewenschen, hij verdient het allerze- kerst. Na de pauze kwamen de grooten. Het ope rettekoor voerde verschillende treffende momenten uit bekende opera's uit, waarin o.m. de heeren J. Wikke, T. van Soelen, mej. Joke v. d. Horst zich solistisch verdien stelijk maakten. Maar er waren ook al weer meerdere namen, die eveneens op 't pro gramma hadden mogen staan. Hoe tref fend was het spel in de scène uit de opera Martha, het bekende tooneeltje op de markt te Richmond, waar de jonge gedienstigen vóór 't aangaan der huur een opsomming doen van de vaardigheden waarover zij be schikken. Daar mogen we zeker den heer H. Steenkist wel prijzen om zijn los en levendig spel en ook hier droeg hij evenals bij de ope rette een goed deel van het succes. Maar noemen we namen, dan zou het on dankbaar zijn, alleen te reppen van de spe lenden. *t Is waar, men weet het wie bij Ex celsior de stille werker is die immer achter de schermen blijft-, en wie zijn naam niet kent, mag er naar raden, 't Best is, dat hij eens kennis maakt met Excelsior, zoo hij speel- of zangtalent bezit. Dan hoort hij vanzelf, wie naast Jan Overhuys de stuwende kracht is, die met- den dirigent alles in leven h0Udt' G. J. KALT. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct«. per regel. KLOKZEEPDAG. Moeder heeft elke weck minstens een pak KLOK- ZEEP noodig. Zaterdag is KLOKZEEPsdag en we wc vechten cr bijna om, wie de KLOKZEEP bij den kruidenier om den hoek mag halen. Vroeger hadden wij. jongens, er een hekel aan zeep tc halen. Zeepzeepwc kochten liever een reep maar met de KLOKZEEP is dat wat anders. „Die is niet tc vergelijken met andere soorten,"' zegt mijn moeder en als die het zegt, gelooven wij het graag. Moeder doet zelf de wasch zij kan over zeep meepraten. Maar mijn broers en ik vinden het zoo fijn, dat cr in elk pak zoo'n mooi cadeau zit. Teb kens weer wat anders dat is juist zoo lollig. KrtOKZEEP kost 42 cent per pak. 308 (Adv.). HET TOONEEL. FILM-MANIAKKEN. door ONS GENOEGEN Henk Bakker beleeft pleizier van zijn „Filmmaniakken", Slok en Zwijntje, de lusti ge Vagebonden achterneven van Robert en Bertram zwerven genoegelijk het land door en worden overal door het liefhebberij - tooneel met open armen ontvangen. Wanneer het Bureau van Auteursrecht over eenige ja ren weer eens een statistiek mocht publicee- ren van door dilettanten gespeelde Neder- landsche stukken, dan zou het mij niets ver wonderen, als Filmmaniakken van onzen stadgenoot boven aan stond. Die voorliefde voor Slok en Zwijntje is zeer begrijpelijk. Zoodra zij hun boeventronies maar boven den rand van de haverkist ver toonen hebben zij gewonnen spel. Men heeft volstrekt geen eerste rangs auteurs en actri ces noodig om met deze Filmmaniakken suc ces te hebben. Bakker heeft Slok en Zwijntje in zoo'n malle situatie geplaatst, hij heeft zooveel „gijn en nonsens" door zijn stuk heen gestrooid, dat zelfs een zaal vol droog stoppels er plezier in moet krijgen, ook al blijven de pseudo Watt en half Watt ook zooals Zaterdag een 75 proeent beneden de oorspronkelijke vertolkers dezer dankbare maar daarom nog niet gemakkelijke speelrollen. De auteur, die Zaterdagavond een gedeelte van de voorstelling van Ons Genoegen bij woonde, zal zeker en daarvoor is hij ten slotte de schrijver wel heel veel anders hebben gewenscht, maar hij kon weer tevre den zijn over het succes. De klucht „ging er in als koek"; er is gelachen, dat de wanden van den Schouwburg aan den Jansweg er van trilden. Toch moeten de werkende leden van Ons Genoegen zich door dit succes niet van de wijs laten brengen. De voorstelling van „Op Hoop van Zegen" stond ondanks haar gebreken op een hooger peil. Veie di lettanten denken, dat zij in een klucht er maar op los kunnen spelen; het komt er im mers zoo veel niet op aan, de menschen lachen toch wel! Maar een klucht eischt ook wel degelijk van de spelers ernst bij het spel; zelfs in zoo'n stuk van „gijn en nonsens" moet het spel wel overwogen zijn. In het eerste bedrijf mankeerde daar Za terdag nog al het een en ander aan. Het tempo was door onvoldoende rolkennis voor een klucht irriteerend langzaam, de spelers stonden over het algemeen in hun spel te veel naast elkaar, de personen waren behalve Van Panderen eigenlijk geen van allen, wat ze precies moesten zijn al waren grime en costuum van den langen Slok zeer goed en aan de regie ontbrak heel wat. Zoo was er in het spel zoo goed als geen tegenstelling tusschen de twee vagebon den, waarvan Slok de droog-komieke en niet al te snuggere en Zwijntje, de pientere en gladde moet zijn. Van Swieteren sprak wel met een „Haègsch" accent, maar hij vermocht toch niet de illusie te geven van een oplich ter. die den titel „jonkheer" voor zijn naam durft plaatsen, Jan en Aagje spraken hun tekst,alsof zij him rollen en dan nog niet eens goed lazen en alleen van Panderen toonde het ware begrip van zijn rol en wist het tooneel te vullen. En waarom had rie re gisseur het aanplakbiljet van Watt en half Watt pas bij het tweede bedrijf opgehangen, terwijl het juist in het eerste noodig was om Van Swieteren op het idee te brengen Slok en Zwijntje voor de twee beroemde filmac teurs te doen doorgaan. Zoo konden wij na het eerste bedrijf on mogelijk nog enthousiast zijn over de opvoe ring, maar laten wij dadelijk zeggen, dat het met II al veel beter ging en dat er een stijgende lijn in de opvoering was. Het da verend gelach moedigde de spelers blijkbaar aan, zij kwamen er veel meer in, de malle situatie pakte ook dezen Slok en Zwijntje, het spel werd losser, het tempo vlugger en zoo kwam er meer gang in het geheel. De omme keer kwam met de komst van Miss Bella Blackhead. Miss Bella die van boven een negerin en daar beneden een opgebleekte mu lattin was bracht leven in de brouwerijzij was verreweg de beste van het gezelschap. Slok en Zwijntje de heeren G. Sernée en C. Baan kregen er na de komst van hun kamenier blijkbaar al schik in en al bleven zij nog heel ver van de heeren Bakker en Serodino, die ik oorspronkelijk in deze rollen heb gezien, zij hielden toch ook door hun spel den lach in de zaal. Van Panderen de'n heer van Delden noemde ik reeds Van de pensiongasten bleek Palm een hinderlijk spraakgebrek te hebben, maar zijn spel was niet slecht. Mej. Korselius die mevrouw Palm speelde, sprak beschaafd en het lijkt mij toe, dat onder flinke leiding wel iets van deze dilettanten te maken is. Van de jonge meisjes won Dolly mej. Hoog- lugt het van de anderen in losheid en uitspraak. Zooals gezegd had „Ons Genoegen" met Filmmaniakken een groot succes welk succes de spelers voornamelijk aan Henk Bakker te danken hadden. Wij zullen de Filmmaniak ken nog wel dikwijls op de planken zien. J. B. SCHUIL. BIJ JUSHNY. Men schrijft ons: Nu Jushny's bekende Russische Theater „Der Blaue Vogel" weer naar Haarlem komt, om ons publiek zijn fijne theater-miniaturen voor te zetten, doemen eensklaps herinnerin gen op aan de interessante uren, die wij aan gene zijde van het voetlicht, achter de zwaar sluitende ijzeren tooneeldeuren doorbrach ten. 's Morgens treffen wij af en toe een ge heimzinnige samenkomst aan op het schaarsch verlichte tooneel, als de leege stoe len in de duistere zaal als sombere schimmen voor zich uit staren. Een kleine schaar zit rondom op het tooneel, op een stoel, een bankje, een brok décor en Jushny staat voor haar en spreekt. Duidelijk en vlot, al ver staan wij de taal niet, hooren wij hem op merkingen maken en instructies geven, ter wijl zijn acteurs en helpers eerbiedig toe luisteren en af en toe een aanteekening ma ken. Dan voelt men reeds welk een kracht er van hem uitgaat en wat het beteekent, dat „alle Anregungen, Inszenierungen und die Regie von J. Jushny stammen". Een andere maal is het repetitie. Eén hand gebaar wordt ingestudeerd. 10, 20, 30 maal overgedaan. Jushny gooit zijn jas uit, geeft zijn papier aan een ander en doet midden tusschen de groep het gebaar voor. En als wij reeds meenen dat er niets meer aan ont breekt, is hij nog lang niet tevreden. 's Avonds echter schijnt alles ook zonder hem gesmeerd te loopen. Ieder weet precies wat hij te doen heeft en wanneer een scène is afgeloopen, staan de tooneelknechts al met de handen aan de décors om ze weg te trekken, doeken vliegen omhoog en zakken, requisieten worden aangedragen, acteurs en actrices komen uit de kleedkamers en als Jushny, die inmiddels geconfereerd heeft, UNGS DE STRAAT Wat gebeurt. Zonder hoed met wapperende krullen, in een soepel lichtblauw jurkje kwam ze den weg afgereden, in de verkeerde richting, en aan den anderen kant stond als een wre kende dubbelgod de motorpolitie haar op te wachten. Zoo weinig was ze zich bewust van het kwaad dat ze bedreef, dat het autoritaire „Stap even af, jongejuffrouw!" haar zelfs niet van kleur deed verschieten. Maar ze gehoorzaamde, eenigszins verwonderd. „Ziet u dat bord daarginds bijgeval, juf fie?" informeerde de handhaver der orde op den ietwat lijmerig zoetsappigen toon, die op sommige menschen pleegt te werken als een roode lap op een stier. „Ja zeker", zei 't kind kortaf, en gooide haar halflange krullen met een zwaai in haar nek. „Nou en" op dat bord staat, dat je deze laan niet in deze richting af mag rijden", vervolgde geduldig doceerend de man der wet. Dus alleen menschen, die van dezen kant komen, mogen erlangs, begrijp je dat?" Het meisje schoot in een lach en zei eigen wijs: „Ja, dat kunnen mijn hersens nog wel bevatten." Veel te eigenwijs vond de politieman, ea hij stapte uit en zei streng: „Hoor es, zus, je bent hier niet om brutaal te wezen. Wat let me, of ik maak proces verbaal tegen je op?" „Tja, gaf het kind lakoniek toe, „natvur- lijk niets." „O, zoo", zeide agent, nog maar half tevre den over den indruk dien zijn dreigement maakte en hij overwoog weifelend, of zijn ponteneur niet een daadwerkelijke uitvoe ring ervan wenschte. En toen kwam uit het hekje van een tuin om den hoek een joch van een jaar of zes gehold met.den ontstellenden roep: „Zeg mammie, from kom je toch niet? Pappie zegt, dattie aan tafel gaat en alles opeet, als je niet gauw komt!" En met volslagen negeeren van den ver bluften politieman trok-ie „mammie" mee en mammie liet zich trekken en zei ondeu gend achterom: „Past u maar op, want mijn zoon vindt het vast niet goed, dat u mij met zussie aan spreekt! Maar ik zal voortaan zoet zijn!" En naar een ongeduldig roepende manne- stem riep ze terug: „Joehoe, ik köhom!" en verdween. Midden op den weg stond een politie-agent achter zijn oor te krabben. Op de motorfiets zat zijn confrater smadelijk te grinniken. W. T, zijn hoofd uit het voordoek terugtrekt, wordt er gehaald. Men kijkt niet, of iedereen er is, men is er. Men kijkt niet, of alles op zijn plaats staat, het staat er. Alleraardigst is het, hoe af en toe met be perkte middelen gewoekerd wordt. In scènes met veel personen komt dezelfde acteur drie maal in verschillende costuums en in ver schillende grime op, terwijl hij met ongeloo- felijke handigheid kleeren, pruik, snor en baard tusschen de schermen verwisselt. Jushny zit in zijn kleedkamer, praat over allerlei onderwerpen met een kalmte en een geest, alsof hij thuis zit. Enkele seconden voor een nummer uit is, klinkt een korte tik op de deur, de lange inspeciënt Sjusin ver schijnt in de deuropening en Jushny loopt de kleedkamer uit en het tooneel op, om precies op de seconde zijn gezellig babbeltje met het publiek te hervatten. DE SCHOLENBOUW IN HAARLEM-NOORD. EEN NIEUWE GEREFORMEERDE SCHOOL. Bij raadsbesluit d.d. 2 Mei 1929 is besloten aan het bestuur der Vereeniging „Groen van Prinsterer" medewerking te verleenen tot de stichting en de eerste inrichting van een zevenklassige school (met gymnastieklokaal) voor gewoon lager onderwijs, bestemd voor hoogstens 280 leerlingen, doch welke voor- loopig ruimte zou moeten bieden voor 140 leerlingen, verdeeld over vier leslokalen op een terrein in het Noorden der gemeente- Genoemd schoolbestuur heeft thans aan B. en W. verzocht dat besluit te willen wijzi gen en wel in dien zin, dat de médewerking wordt verleend om direct tot stichting van eene school met zeven leslokalen te kunnen overgaan. B. en W. hebben tegen bedoelde wijziging geen bezwaar, omdat daarmede ook het oe- lang der gemeente wordt gediend, en mits de kosten hoogstens 150.550,zullen be dragen. In het ter zake betrekking hebbend advies wordt een bedrag genoemd van hoogstens 147-700,Bij die raming is gerekend op 22.000,als waarde van het bouwterrein. Wijl deze echter, na schatting door de des kundigen, officieel vast te stellen is op 24-843,moeten de kosten (rond) 2.850,— hooger, en dus op 150.550,worden ge raamd. Als plaats, waar de school zal worden ge bouwd, is de keuze gevallen op het terrein, groot ongeveer 1911 c-A., gelegen ten westen van den Rijksstraatweg en ten Zuiden van het bij het „Roode Kruis" in gebruik zijnde terrein. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN. Terug te bekomen bij: Tollenaar, Tuinstr. 7, abonnement; Klaassen, Kerkstraat 14rood, autoband; Hofmeïjer, Schoterweg 134, auto onderdeel; Weesman, Scheeperstraat 27 rd., bril; v. Looy, v. Marumstraat 40, idem; Bur. van politie, Smedestraat, ceintuur; v. Segge- len, Glasblazerstraat 41, donkerbruin hond je; Hammerveld, Leidschestraat 145, hon denhalsband; Kennel Fauna: grijze, zwart witte kat en zwarte kat; Linthout, Karei v. Manderstraat 36, zwarte kat; Nuijens, Lan ge Poellaan 40. legitlmatiekaart; Beumer, Eikenstraat 3, pakje met inhoud; Bureau v. politie, Smedestraat, portemonnaie; v. d. Putten, Telegraafkantoor Station, porte feuille; Ebbing, Linschoterstraat 4, rijwiel- belastfngmerk; Luyten, Kruistochtstraat 39, idem; Brugwachtershuisje Melkbrug, sleu- telmoer; de Jong, Wilhelminapark 7, sleu tel; Bronsting, Grebberstraat 32, vulpotlood. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Dr. H.MANNING'S EETIUST-OPWEKKEND. /l.30p.q

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 14