De KonLuchtvaart Maatschappij
Het tienjarig bestaan.
KINADRUPPELS
HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 7 OCTOBER 1929
VIERDE BLAD
Vele moeilijkheden met energie overwonnen.
De K.L.M. en de regeering.
Enorme ontwikkeling van het bedrijf.
Vandaag bestaat de K.L.M.de Neder-
landsche Luchtverkeers Maatschappij
10 jaar. De K. L. M. heeft zich in die
10 Jaren van hard werken zulk
een plaats veroverd, dat het jubileum tot
een terugblfk noopt. Zij is één van die in
stellingen geworden, die nationaal bezit mo
gen en moeten geacht worden en die een
brok volkskracht beteekenen, één van die
instellingen, waarvoor ieder warm loopt.
gelijkschen, zelfs tot een tweemaal dagelijk-
schen uitgebreid. De luchtlijn Amsterdam
Londen is de oudste der K.L.M. Vervolgens
werd de exploitatie in den loop der jaren
uitgebreid tot lijnen op Bremen, Hamburg,
Kopenhagen, Brussel, Parijs, Malmö, Bazel,
Zurich en Berlijn. De lijn AmsterdamLon
den groeide intusschen uit tot een lijn met
5 maal daagschen dienst.
Welk een verschil tusschen 19191920 en
nu! In 1920 gehuurde toestellen met vreemd
personeel, thans een uitgebreide eigen vloot
van 21 vliegtuigen, (op vernieuwing, verrui
ming en comfort-verbetering is men steeds
uit!), met eigen piloten bemand en in het
geheel een personeel van 400 man! De K.L.M.
is een groot-werkgever.
Schiphol uit de lucht gezien. (Luchtfoto K. L. M.)
Gelukkig voor de positie van de K.LM.
als commercieel lichaam en voor haar positie
in het vaderlandsch leven is de K.L.M.
steeds ons eenig luchtverkeerslichaam ge
weest, waardoor de ontwikkeling regelmatig
werd, maar waardoor ook de aandacht van
het publiek zich ongestoord tot blijvende be
langstelling heeft kunnen ontwikkelen. Nu
zal allicht de vraag op de lippen komen:
„Bracht dit nu ook geen nadeelen mede
concurrentie houdt toch frisch?" Welnu op
deze vraag gaf de directeur der K.L.M., toen
hij ons, persmenschen, het een en ander
mededeelde over de jonge historie van het
bedrijf, waarvan hij de krachtige stuwer is,
een overtuigend antwoord: „De verslapping-
tegenhoudende kracht, die in concurrentie
zit, werkt bij de K.L.M. heel sterk, wijl zij
steeds op haar hoede moet zijn voor de bui-
tenlandsche lijnen, die in ons land vrijen toe
gang hebben.
De K.L.M. heeft zich zonder stoornis van
blnnenlandsche concurrentie kunnen ontwik
kelen.
Be teekent dit nu, dat alles van een leien
dakje liep?
Geenszins!
De 10 jaar K.L.M., die achter ons liggen,
zijn buitengewoon moeilijk geweest cn in het
bestaan van de K.L.M. heeft menigmaal een
ernstige crisis gedreigd. Immers, hoeveel ste
viger werden dikwijls de buitsnlandsche
maatschappijen door hare regeeringen ge
steund. Een vergelijking der subsidies toont
aan, dat de meeste der buitenlandsche maat
schappijen van ecnigen naam drie tot vijf
maal hooger steun genieten, dan de K.L.M.
en daarvoor in vele gevallen niet hetzelfde
baanbrekende werk verrichten.
Wij constateeren slechts een feit, om en
kele moeilijkheden te verklaren.
Want onbetuigd heeft de regeering zich
niet gelaten, van den aanvang af is de groote
beteekenis van de K.L.M. gezien en werd dien
overeenkomstig gehandeld.
De verhouding tusschen de regeering en de
K.L.M. is van den aanvang af, uitmuntend
geweest.
De regeering heeft in 1919 oogenblikkelijk
de organisatie van vliegvelden den draadloo-
zen dienst, de weerberichlgeving ter hand
genomen en verklaarde zich bereid om tot
een zekere grens 2/3 van' de verliezen der
maatschappij te dekken. Sedert 1927 is het
Rijk zelf groot-aandeelhouder in de maat
schappij.
De eerste vliegdienst werd geopend op 18
Mei 1920, toen het eerste gecharterde vlieg
tuig van Amsterdam naar Londen vertrok.
Oorspronkelijk een dienst om den anderen
dag, werd deze later in het jaar tot een da-
Thans: geen vliegtuig zonder dubbele be
sturing, velerlei nagiatie-instrumenten, waar
door het den piloten mogelijk is „blind" te
vliegen, d.w.z. zonder eenig uitzicht, als in
mist; aanmerkelijke vooruitgang ih de con
structie der vliegtuigen, een rijksexamen voor
eiken piloot, regelmatige tests, op de piloten
en een lange oefeningstijd. En dan: de ra
dio, die in elk vliegtuig aanwezig is en waar
door informatie na informatie gegeven kan
worden.
Luchthavens de grondorganisatie in
K.L.M.-term zijn van het grootste belang.
Op den weg naar Indië ontbreekt daaraan
nog het een en ander. In ons land is de toe
stand bevredigend.
Hoe het luchtverkeer zich ontwikkeld
heeft in 10 jaar, moge uit enkele cijfers blij
ken.
Het aantal gevlogen K.M. bedroeg in 1920:
82000, in 1921: 350.000: in 1922: 397.000; in
1923; 540.000: in 1924 790.000: in 1925: 965.000;
in 1926: 895.000; in 1927: 1.310.000; in 1928:
1.623.060 en in de eerste 8 maanden van 1929
(dus 2/3 jaar) reeds 1.644.800 K.M.
Het aantal passagiers bedroeg in 1920: 345,
in 1921: 1664, in 1922: 1414; in 1923: 3937,
in 1924: 3648, in 1925: 5729; in 1926: 6275; in
1927 12916; in 1928: 17007 en in de eerste
acht maanden van dit jaar 18258.
De aantallen vervoerde K.G. goederen en
briefpost en pakketpost vertoonen even merk
waardig groote stijgingen. Bloemen en tuin
bouwproducten gaan herhaaldelijk door de
lucht.
Niet vergeten mag worden de afdeeling, die
de K.L.M. reeds in 1921 stichtte, de afdeeling
voor luehtphotografie, die als zooveel, dat de
K.L.M. ondernam en succes is gebleken.
Maar evenmin mag vergeten worden te me-
moreeren, wat nog bij ieder in levendige her
innering is, de tochten naar Indië. Na de
groep-v. d. Hoop voor een aport-comité
ging in '27 van Lear Black met de K.L.M.
heen en weer naar Indië, en weer later de
vier vliegtuigen voor de dochtermaatschappij
in Indië, de K.N.I.L.M. En thans, 12 Septem
ber, is de regelmatige dienst op Indië ge
opend de KI.M. besteedde daaraan veel
zorg!
Nauwe samenwerking, nauw contact is er
tusschen de K.L.M. en de K.N.I.L.M. Zeggen
wij te veel, wanneer wij de organisatie door
een vastgewortelde K.L.M. van de lijnen op
en in Indië, die ook daar in gestadigen groei
zijn, de kroon noemen op het dapper initia
tief der stichters van de K.L.M.?
Aardbtiënvervoer per K. L. M.
TIEN JAAR K. L. M.
Kijk, het huidig jubileum,
Hing al tien jaar in de lucht,
Tien jaar gaan de Ka-el-emmers,
Nu reeds dagelijks op de vlucht;
Even stilstaan, zij het vluchtig,
Bij dit vliegend jubilé,
Tien jaar zien we ze nu vliegen.
Tja, de tijd vliegt met hen mee;
Bij millioenen kilometers,
Wordt de afstand reeds geteld,
Die door K.L.M -machines,
In de lucht is afgesneld.
Zoo betrouwbaar als geen tweede,
Op en boven onze aard',
Maakte zij de Flying Dutchmen,
In de wereld wijdvermaard;
Hulde aan de sterke leiding,
Van dit luchtige bedrijf,
Vliegt zij niet op onze wenschen,
Zonder vrees voor 't veege lijf?
D' arbeid richte zich op vluchten,
Vluchtig wordt er niets gedaan,
Haar taak ligge in de luchten,
Luchtig wordt zij niet verstaan:
Plesman heeft met zijn getrouwen,
Tien jaar prachtig werk gedaan
En wij hopen dat zijn vlieger,
Nog veel jaren op mag gaan.
LETTEREN EN KUNST.
MUZIEK.
KINDERKOOR „JONG EXCELSIOR".
OPERETTEKOOR „EXCELSIOR".
Men kent de aardige kinderoperette „Eén
dag Khalif". Als men de vaderlandsche ge
schiedenis mag gelooven, is onze Philips de
Goede de Urheber van de aardigheid, een
armen stumperd, die op een of andere ma
nier een keivasten slaap slaapt, te kleeden
in het vorstelijk gewaad, hem bij zijn ont
waken vorstelijke eer te bewijzen en door
goed volgehouden spel den stumper in den
waan te brengen, dat zijn armoe van voor
heen stellig een lange, bange droom is ge
weest. 't Ontwaken geeft dan natuurlijk aan
leiding tot alle mogelijke situaties, prettig
voor den omstander, alles behalve plezierig
voor het slachtoffer.
In de operette, die Zaterdagavond door
„Jong Excelsior" werd opgevoerd, het kinder
koor dat onder leiding staat van den heer
Jan Overhuys, is het de jonge Hassan, die
de eer zal genieten, één dag Khalif te zijn.
Nu, op dien éénen dag doen zich zóóveel
amusante gevallen voor, dat het onbegonnen
en heel onvolledig werk zou zijn, er eenige
van te vertellen. Maar, wat elk begrijpt, ze
zijn alle een gevolg van het optreden van
den pseudo-khalif, waaraan alle étikette
vreemd is. En wat we kunnen voorzien: als
den volgenden dag de harde werkelijkheid is
gekeerd, is het optreden van het slachtoffer
heel wat meer gesoigneerd dan den dag dat
behoorlijke manieren geëischt werden van
hem. Hij wordt dan uitgelachen, geplaagd en
gesard, en dan komt, als bij Don Quichotte,
ten leste het heldere oogenblik, en ook bij
deze operette is dit het moment, waarin we
als in een goed geschreven tooneelstuk het
evenwicht terugvinden. Bij den pseudo-khalif
is het de stem van zijn moeder, die allen
waan verbant.
Jan Overhuys had naar zijn gewoonte de
rollen zóó heivast ingestudeerd bij zijn jonge
discipelen, dat alreeds het luisteren naar, het
letten op die goede creatie een genot was op
zichzelf.
De solopartijen, de koren, het was een lieve
lust om te hooren hoe dit alles klopte als
een bus, en 't verwonderde me meermalen,
hoe zelfs op kritieke plaatsen er geen wolkje
aan de lucht was.
Valsch werd er nergens gezongen; dat mag
een prestatie heeten voor een kinderkoor en
daarvoor hebben de Jong-Excelsiort-jes een
flinke pluim verdiend. Maar 't was beschaafd
van klank ook, en zoo was het aanhooren
van deze moeilijke koren een dubbel genot.
De kinderen deden natuurlijk hun best even
mooi te zingen als de drager van de titelrol.
Draagster moet ik eigenlijk zeggen, want
Hassan, de aardige frissche jongen, werd ge
speeld door mej. J. Keizer, die met haar hel
dere welluidende zangstem alle harten ver
overde. Moeder en zuster werden weergege
ven door de dames Scheffer en Van der
Horst; khalif en grootvizier door de heeren
H. Steenkist, die zich een prachtigen kop
had gemaakt en T. van Soelen, uitblinkend
in zijn schitterend gewaad. De gierige huis
heer was de jonge W. Piepenbrink, die al
aardig saamgroeit met de tooneelplanken.
En naast mej. Hirs zou ik nog heel wat
namen moeten noemen van meewerkenden,
die flink bijdroegen tot welslagen van 't ge
heel. Jan Overhuys mocht men nog een flink
orkest toewenschen, hij verdient het allerze-
kerst.
Na de pauze kwamen de grooten. Het ope
rettekoor voerde verschillende treffende
momenten uit bekende opera's uit, waarin
o.m. de heeren J. Wikke, T. van Soelen,
mej. Joke v. d. Horst zich solistisch verdien
stelijk maakten. Maar er waren ook al weer
meerdere namen, die eveneens op 't pro
gramma hadden mogen staan. Hoe tref
fend was het spel in de scène uit de opera
Martha, het bekende tooneeltje op de markt
te Richmond, waar de jonge gedienstigen
vóór 't aangaan der huur een opsomming
doen van de vaardigheden waarover zij be
schikken. Daar mogen we zeker den heer H.
Steenkist wel prijzen om zijn los en levendig
spel en ook hier droeg hij evenals bij de ope
rette een goed deel van het succes.
Maar noemen we namen, dan zou het on
dankbaar zijn, alleen te reppen van de spe
lenden. *t Is waar, men weet het wie bij Ex
celsior de stille werker is die immer achter
de schermen blijft-, en wie zijn naam niet
kent, mag er naar raden, 't Best is, dat hij
eens kennis maakt met Excelsior, zoo hij
speel- of zangtalent bezit. Dan hoort hij
vanzelf, wie naast Jan Overhuys de stuwende
kracht is, die met- den dirigent alles in leven
h0Udt' G. J. KALT.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct«. per regel.
KLOKZEEPDAG.
Moeder heeft elke weck minstens een pak KLOK-
ZEEP noodig. Zaterdag is KLOKZEEPsdag en we
wc vechten cr bijna om, wie de KLOKZEEP bij
den kruidenier om den hoek mag halen. Vroeger
hadden wij. jongens, er een hekel aan zeep tc halen.
Zeepzeepwc kochten liever een reep
maar met de KLOKZEEP is dat wat anders. „Die
is niet tc vergelijken met andere soorten,"' zegt mijn
moeder en als die het zegt, gelooven wij het graag.
Moeder doet zelf de wasch zij kan over zeep
meepraten. Maar mijn broers en ik vinden het zoo
fijn, dat cr in elk pak zoo'n mooi cadeau zit. Teb
kens weer wat anders dat is juist zoo lollig.
KrtOKZEEP kost 42 cent per pak.
308 (Adv.).
HET TOONEEL.
FILM-MANIAKKEN.
door
ONS GENOEGEN
Henk Bakker beleeft pleizier van zijn
„Filmmaniakken", Slok en Zwijntje, de lusti
ge Vagebonden achterneven van Robert
en Bertram zwerven genoegelijk het land
door en worden overal door het liefhebberij -
tooneel met open armen ontvangen. Wanneer
het Bureau van Auteursrecht over eenige ja
ren weer eens een statistiek mocht publicee-
ren van door dilettanten gespeelde Neder-
landsche stukken, dan zou het mij niets ver
wonderen, als Filmmaniakken van onzen
stadgenoot boven aan stond.
Die voorliefde voor Slok en Zwijntje is zeer
begrijpelijk. Zoodra zij hun boeventronies
maar boven den rand van de haverkist ver
toonen hebben zij gewonnen spel. Men heeft
volstrekt geen eerste rangs auteurs en actri
ces noodig om met deze Filmmaniakken suc
ces te hebben. Bakker heeft Slok en Zwijntje
in zoo'n malle situatie geplaatst, hij heeft
zooveel „gijn en nonsens" door zijn stuk
heen gestrooid, dat zelfs een zaal vol droog
stoppels er plezier in moet krijgen, ook al
blijven de pseudo Watt en half Watt ook
zooals Zaterdag een 75 proeent beneden
de oorspronkelijke vertolkers dezer dankbare
maar daarom nog niet gemakkelijke
speelrollen.
De auteur, die Zaterdagavond een gedeelte
van de voorstelling van Ons Genoegen bij
woonde, zal zeker en daarvoor is hij ten
slotte de schrijver wel heel veel anders
hebben gewenscht, maar hij kon weer tevre
den zijn over het succes. De klucht „ging er
in als koek"; er is gelachen, dat de wanden
van den Schouwburg aan den Jansweg er
van trilden. Toch moeten de werkende leden
van Ons Genoegen zich door dit succes niet
van de wijs laten brengen. De voorstelling
van „Op Hoop van Zegen" stond ondanks
haar gebreken op een hooger peil. Veie di
lettanten denken, dat zij in een klucht er
maar op los kunnen spelen; het komt er im
mers zoo veel niet op aan, de menschen
lachen toch wel! Maar een klucht eischt ook
wel degelijk van de spelers ernst bij het spel;
zelfs in zoo'n stuk van „gijn en nonsens"
moet het spel wel overwogen zijn.
In het eerste bedrijf mankeerde daar Za
terdag nog al het een en ander aan. Het
tempo was door onvoldoende rolkennis
voor een klucht irriteerend langzaam, de
spelers stonden over het algemeen in hun
spel te veel naast elkaar, de personen waren
behalve Van Panderen eigenlijk geen
van allen, wat ze precies moesten zijn al
waren grime en costuum van den langen
Slok zeer goed en aan de regie ontbrak
heel wat. Zoo was er in het spel zoo goed als
geen tegenstelling tusschen de twee vagebon
den, waarvan Slok de droog-komieke en niet
al te snuggere en Zwijntje, de pientere en
gladde moet zijn. Van Swieteren sprak wel
met een „Haègsch" accent, maar hij vermocht
toch niet de illusie te geven van een oplich
ter. die den titel „jonkheer" voor zijn naam
durft plaatsen, Jan en Aagje spraken hun
tekst,alsof zij him rollen en dan nog niet
eens goed lazen en alleen van Panderen
toonde het ware begrip van zijn rol en wist
het tooneel te vullen. En waarom had rie re
gisseur het aanplakbiljet van Watt en half
Watt pas bij het tweede bedrijf opgehangen,
terwijl het juist in het eerste noodig was om
Van Swieteren op het idee te brengen Slok
en Zwijntje voor de twee beroemde filmac
teurs te doen doorgaan.
Zoo konden wij na het eerste bedrijf on
mogelijk nog enthousiast zijn over de opvoe
ring, maar laten wij dadelijk zeggen, dat
het met II al veel beter ging en dat er een
stijgende lijn in de opvoering was. Het da
verend gelach moedigde de spelers blijkbaar
aan, zij kwamen er veel meer in, de malle
situatie pakte ook dezen Slok en Zwijntje, het
spel werd losser, het tempo vlugger en zoo
kwam er meer gang in het geheel. De omme
keer kwam met de komst van Miss Bella
Blackhead. Miss Bella die van boven een
negerin en daar beneden een opgebleekte mu
lattin was bracht leven in de brouwerijzij
was verreweg de beste van het gezelschap.
Slok en Zwijntje de heeren G. Sernée
en C. Baan kregen er na de komst van
hun kamenier blijkbaar al schik in en al
bleven zij nog heel ver van de heeren Bakker
en Serodino, die ik oorspronkelijk in deze
rollen heb gezien, zij hielden toch ook door
hun spel den lach in de zaal. Van Panderen
de'n heer van Delden noemde ik reeds
Van de pensiongasten bleek Palm een
hinderlijk spraakgebrek te hebben, maar zijn
spel was niet slecht. Mej. Korselius die
mevrouw Palm speelde, sprak beschaafd en
het lijkt mij toe, dat onder flinke leiding
wel iets van deze dilettanten te maken is.
Van de jonge meisjes won Dolly mej. Hoog-
lugt het van de anderen in losheid en
uitspraak.
Zooals gezegd had „Ons Genoegen" met
Filmmaniakken een groot succes welk succes
de spelers voornamelijk aan Henk Bakker
te danken hadden. Wij zullen de Filmmaniak
ken nog wel dikwijls op de planken zien.
J. B. SCHUIL.
BIJ JUSHNY.
Men schrijft ons:
Nu Jushny's bekende Russische Theater
„Der Blaue Vogel" weer naar Haarlem komt,
om ons publiek zijn fijne theater-miniaturen
voor te zetten, doemen eensklaps herinnerin
gen op aan de interessante uren, die wij aan
gene zijde van het voetlicht, achter de zwaar
sluitende ijzeren tooneeldeuren doorbrach
ten.
's Morgens treffen wij af en toe een ge
heimzinnige samenkomst aan op het
schaarsch verlichte tooneel, als de leege stoe
len in de duistere zaal als sombere schimmen
voor zich uit staren. Een kleine schaar zit
rondom op het tooneel, op een stoel, een
bankje, een brok décor en Jushny staat voor
haar en spreekt. Duidelijk en vlot, al ver
staan wij de taal niet, hooren wij hem op
merkingen maken en instructies geven, ter
wijl zijn acteurs en helpers eerbiedig toe
luisteren en af en toe een aanteekening ma
ken. Dan voelt men reeds welk een kracht er
van hem uitgaat en wat het beteekent, dat
„alle Anregungen, Inszenierungen und die
Regie von J. Jushny stammen".
Een andere maal is het repetitie. Eén hand
gebaar wordt ingestudeerd. 10, 20, 30 maal
overgedaan. Jushny gooit zijn jas uit, geeft
zijn papier aan een ander en doet midden
tusschen de groep het gebaar voor. En als wij
reeds meenen dat er niets meer aan ont
breekt, is hij nog lang niet tevreden.
's Avonds echter schijnt alles ook zonder
hem gesmeerd te loopen. Ieder weet precies
wat hij te doen heeft en wanneer een scène
is afgeloopen, staan de tooneelknechts al
met de handen aan de décors om ze weg te
trekken, doeken vliegen omhoog en zakken,
requisieten worden aangedragen, acteurs en
actrices komen uit de kleedkamers en als
Jushny, die inmiddels geconfereerd heeft,
UNGS DE STRAAT
Wat gebeurt.
Zonder hoed met wapperende krullen, in
een soepel lichtblauw jurkje kwam ze den
weg afgereden, in de verkeerde richting, en
aan den anderen kant stond als een wre
kende dubbelgod de motorpolitie haar op te
wachten. Zoo weinig was ze zich bewust van
het kwaad dat ze bedreef, dat het autoritaire
„Stap even af, jongejuffrouw!" haar zelfs
niet van kleur deed verschieten. Maar ze
gehoorzaamde, eenigszins verwonderd.
„Ziet u dat bord daarginds bijgeval, juf
fie?" informeerde de handhaver der orde op
den ietwat lijmerig zoetsappigen toon, die op
sommige menschen pleegt te werken als een
roode lap op een stier.
„Ja zeker", zei 't kind kortaf, en gooide
haar halflange krullen met een zwaai in
haar nek.
„Nou en" op dat bord staat, dat je deze
laan niet in deze richting af mag rijden",
vervolgde geduldig doceerend de man der
wet. Dus alleen menschen, die van dezen
kant komen, mogen erlangs, begrijp je dat?"
Het meisje schoot in een lach en zei eigen
wijs: „Ja, dat kunnen mijn hersens nog wel
bevatten."
Veel te eigenwijs vond de politieman, ea
hij stapte uit en zei streng:
„Hoor es, zus, je bent hier niet om brutaal
te wezen. Wat let me, of ik maak proces
verbaal tegen je op?"
„Tja, gaf het kind lakoniek toe, „natvur-
lijk niets."
„O, zoo", zeide agent, nog maar half tevre
den over den indruk dien zijn dreigement
maakte en hij overwoog weifelend, of zijn
ponteneur niet een daadwerkelijke uitvoe
ring ervan wenschte.
En toen kwam uit het hekje van een tuin
om den hoek een joch van een jaar of zes
gehold met.den ontstellenden roep:
„Zeg mammie, from kom je toch niet?
Pappie zegt, dattie aan tafel gaat en alles
opeet, als je niet gauw komt!"
En met volslagen negeeren van den ver
bluften politieman trok-ie „mammie" mee
en mammie liet zich trekken en zei ondeu
gend achterom:
„Past u maar op, want mijn zoon vindt het
vast niet goed, dat u mij met zussie aan
spreekt! Maar ik zal voortaan zoet zijn!"
En naar een ongeduldig roepende manne-
stem riep ze terug: „Joehoe, ik köhom!"
en verdween.
Midden op den weg stond een politie-agent
achter zijn oor te krabben. Op de motorfiets
zat zijn confrater smadelijk te grinniken.
W. T,
zijn hoofd uit het voordoek terugtrekt, wordt
er gehaald. Men kijkt niet, of iedereen er is,
men is er. Men kijkt niet, of alles op zijn
plaats staat, het staat er.
Alleraardigst is het, hoe af en toe met be
perkte middelen gewoekerd wordt. In scènes
met veel personen komt dezelfde acteur drie
maal in verschillende costuums en in ver
schillende grime op, terwijl hij met ongeloo-
felijke handigheid kleeren, pruik, snor en
baard tusschen de schermen verwisselt.
Jushny zit in zijn kleedkamer, praat over
allerlei onderwerpen met een kalmte en een
geest, alsof hij thuis zit. Enkele seconden
voor een nummer uit is, klinkt een korte tik
op de deur, de lange inspeciënt Sjusin ver
schijnt in de deuropening en Jushny loopt de
kleedkamer uit en het tooneel op, om precies
op de seconde zijn gezellig babbeltje met het
publiek te hervatten.
DE SCHOLENBOUW IN
HAARLEM-NOORD.
EEN NIEUWE GEREFORMEERDE
SCHOOL.
Bij raadsbesluit d.d. 2 Mei 1929 is besloten
aan het bestuur der Vereeniging „Groen van
Prinsterer" medewerking te verleenen tot
de stichting en de eerste inrichting van een
zevenklassige school (met gymnastieklokaal)
voor gewoon lager onderwijs, bestemd voor
hoogstens 280 leerlingen, doch welke voor-
loopig ruimte zou moeten bieden voor 140
leerlingen, verdeeld over vier leslokalen op
een terrein in het Noorden der gemeente-
Genoemd schoolbestuur heeft thans aan
B. en W. verzocht dat besluit te willen wijzi
gen en wel in dien zin, dat de médewerking
wordt verleend om direct tot stichting van
eene school met zeven leslokalen te kunnen
overgaan.
B. en W. hebben tegen bedoelde wijziging
geen bezwaar, omdat daarmede ook het oe-
lang der gemeente wordt gediend, en mits
de kosten hoogstens 150.550,zullen be
dragen.
In het ter zake betrekking hebbend advies
wordt een bedrag genoemd van hoogstens
147-700,Bij die raming is gerekend op
22.000,als waarde van het bouwterrein.
Wijl deze echter, na schatting door de des
kundigen, officieel vast te stellen is op
24-843,moeten de kosten (rond) 2.850,—
hooger, en dus op 150.550,worden ge
raamd.
Als plaats, waar de school zal worden ge
bouwd, is de keuze gevallen op het terrein,
groot ongeveer 1911 c-A., gelegen ten westen
van den Rijksstraatweg en ten Zuiden van
het bij het „Roode Kruis" in gebruik zijnde
terrein.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij: Tollenaar, Tuinstr.
7, abonnement; Klaassen, Kerkstraat 14rood,
autoband; Hofmeïjer, Schoterweg 134, auto
onderdeel; Weesman, Scheeperstraat 27 rd.,
bril; v. Looy, v. Marumstraat 40, idem; Bur.
van politie, Smedestraat, ceintuur; v. Segge-
len, Glasblazerstraat 41, donkerbruin hond
je; Hammerveld, Leidschestraat 145, hon
denhalsband; Kennel Fauna: grijze, zwart
witte kat en zwarte kat; Linthout, Karei v.
Manderstraat 36, zwarte kat; Nuijens, Lan
ge Poellaan 40. legitlmatiekaart; Beumer,
Eikenstraat 3, pakje met inhoud; Bureau v.
politie, Smedestraat, portemonnaie; v. d.
Putten, Telegraafkantoor Station, porte
feuille; Ebbing, Linschoterstraat 4, rijwiel-
belastfngmerk; Luyten, Kruistochtstraat 39,
idem; Brugwachtershuisje Melkbrug, sleu-
telmoer; de Jong, Wilhelminapark 7, sleu
tel; Bronsting, Grebberstraat 32, vulpotlood.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Dr. H.MANNING'S
EETIUST-OPWEKKEND. /l.30p.q