H. D.-VERTELLINGEN
FLITSEN
CR)
De Mantel der Duisternis
FEUILLETON
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 17 OCTOBER 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehoudenJ
Uit het Engelsch door
Behalve als beschutting tegen den regen
zijn parapluies voornamelijk gemaakt om
"uitgeleend, gevonden of verloren, maar zel
den om betreurd te worden.
Onder een stortvloed van tranen, haar
hoofd voorovergebogen, was Valerie bezig de
waterdichtheid van haar nieuwe zwartzijden
parapluie op den proef te stellen.
Jüén traan bevlekte de mooie zijde; een
♦weede traan bespatte den verguld-zilveren
band op den stok, terwijl een derde op den
ivoren haak viel.
Het was een mooie parapluie, lang, dun,
zwart, gedistingeerd, een parapluie voor een
koningin, maar niet de parapluie voor Va
lerie Meredith.
Door haar betraande oogen zag Valerie
het voorwerp liarer droomen zóó helder voor
zich, of ze voor de etalage van Madden
stond; een gezellige, dikke parapluie van
roode zijde, zoo rood als een veld vol klap
rozen, met ivoren knopjes aan de baleinen
en een ivoren haak, waarin de beeltenis was
gesneden van een grijnzend en Chinees.
Zij had met tante Emily over deze para
pluie gesproken, wel twee keer, voor alle ze
kerheid. Zoo vlak tegen haar verjaardag zou
dit zijn uitwerking zeker niet missen.
En toen, op den morgen van haar geboor
tedag, vond zij bij het openen van de lange
smalle doos, waarin alleen maar een para-
nluie verpakt kon zijn, deze dunne, lange,
m. zijde bekleede Indringster.
,,ïk weet, dat je over rood gesproken hebt",
had tante Emily gezegd, „maar lk vond dat
deze veel meer cachet had".
„Mijn nieuwe regenjas is ook rood", zeide
Valerie, terwijl ze trachtte haar «teleurstel
ling te verbergen.
„Des te beter om dan een zwarte parapluie
te hebben, dat breekt nog wat", zei tante
Emily op beslisten toon. „Het spijt me, als je
teleurgesteld bent, mijn lieve kind, temeer
daar ik bang ben, dat je hem niet meer kunt
inruilen; ik heb namelijk je initialen op den
zilveren band laten graveeren".
Omdat tante Emily per slot van rekening
toch wel lief was, alleen wat ouderwetsch op
t punt van dameskleeding (ze ging ook nooit
uit zonder handschoenen), gaf Valerie haar
een zoen en zei, dat de parapluie prachtig
was, juist zoo een als ze graag had en dat
ze er niet aan dacht haar in te ruilen.
„Toch geloof ik vast", zei tante Emily, „dat
je haar vóór de week om is, wel verloren zult
hebben. Dan kun je zelf een andere koopen
desnoods met strepen of ruiten".
Zuchtend zette Valerie haar roode hoedje
op, versierd met een bos roode en paarse
anemonen.
Van boven klonk de stem van tante Emily:
„Een pond gemalen koffie van 1.40 en
vergeet ook niet even aan te loopen bij Jo-
nesworth voor die lampekap; als je nog tijd
over hebt, kun je mijn bibliotheekboek rui
len; het ligt op de tafel in de hall. Valerie,
vergeet niet je parapluie mee te nemen, we
krijgen vast regen".
De lange, dunne, zwarte parapluie bengelde
aan haar arm; zij hoorde nèt zooveel bij
haar, als overschoenen in een balzaal.
Het begeerde exemplaar was reeds lang
verdwenen uit de etalage, 'maar. schuin over
een bruine namiddagjapon lag daar een keu
rige, roode tompouce, geprijsd voor 8.—
Het was geen zijde; de knop was niet van
ivoor, maar toch was het een fijn ding, en
kostte bovendien maar 8.
Valerie keek er begeering naar. Ze dacht
snel na en haar besluit stond vast.
„Vandaag wil ik mijn parapluie absoluut
kwijt", zei ze vastberaden,
Het is moeilijker om een parapluie te ver
liezen met een ivoren haak, dan een gewone;
bovendien, als men er af wil zijn lukt het
meestal niet gemakkelijk.
Terwijl Vajerie wachtte tot de koffie ge
malen was, hing zij de parapluie aan een
stoel, nam haar pakje mee en liep naar de
deur, toen een stem riep: „Ik geloof dat u
uw parapluie vergeet!"
Zij bedankte den witgejasten bediende,
hing de parapluie aan haar arm en besloot
een andere poging te wagen.
Zij nam een bus naar Jonesworth met
het plan het vervelende ding in de bus ach
ter te laten.
Bij Oxford Circus maakte zij aanstalten
om uit te stappen, maar zij had buiten den
waard, of liever bulten den conducteur ge
rekend. „Hé, juffrouw", riep deze haar na,
„u vergeet dit ding!"
Zij liet haar staan bij Jonesworth en kreeg
haar met een beleefde buiging terug: „Als
't u blieft, mevrouw, uw parapluie".
Hierop vergat ze hem in de bibliotheek en
werd achterna gehold door een welmeenen-
De Parapluie
SYLVIA THORN—DRURY
de, buiten adem zijnde oude dame, die ge
zien had, dat zij haar regenscherm noncha
lant tegen een stapel nieuwe romans had
gezet.
Nu dacht ze dat ze haar eens voor al
kwijt zou raken in de gramofoon-afdeeling
van Harrods. Helaas, een kleine jongen
bracht haar de parapluie achterna, zoodat
zij nog genoodzaakt was hem een fooitje te
geven bovendien.
Valerie keek op haar horloge. Het was half
vier. Zij zou door Kensington Gardens naar
huis gaan. Op dezen somberen middag zou
het daar wel stil zijn. Zij nam een zijpaadje,
waar kleurige chrysanten groeiden.
Met het schuldige gevoel van iemand, die
een misdaad begaat nam zij de parapluie,
die haar maar niet verlaten wilde en legde
haar voorzichtig op een bank, zonder haar
een blik waardig te keuren liep ze vlug door.
Plotseling klonken snelle voetstappen ach
ter haar.
„Hallo!" riep een stem.
Valerie keek niet om.
De stappen kwamen steeds nader; zij werd
ingehaald.
„Pardon, is dit niet uw parapluie?"
Er was geen ontkomen aan; het leek wel,
of het ding betooverd was. De parapluie, die
zij in stille eenzaamheid had achtergelaten,
werd haar mi overhandigd door een jong-
mensch. Dat was te veel. Valerie voelde dat
zij vuurrood werd.
„Och", riep ze geprikkeld uit, „ik ben nu
al den heelen dag bezig om dat ding kwijt
te raken!"
„Neem me niet kwalijk", zei de jonge man
beleefd maar niet begrijpend.
„Ik zeg toch dat ik er af wil zijn!"
Zij greep de parapluie en in een plotselinge
opwelling van woede brak zij haar op haar
knie door midden. Met wreede hand trok zij
de zijde aan flarden.
„Daar!", riep ze woest uit, „nu is het einde
lijk gebeurd!"
Ja, 't was gebeurd.
„Wat wat heb ik gedaan?" vroeg Va
lerie.
,.Het schijnt dat u uw parapluie gebroken
hebt," zei de jonge man kalmppjes.
„Het kwam door mijn booze bui", zei Va
lerie bij wijze van uitlegging.
„Ik houd meer van driftige menschen,
dan van humeurige", hernam hij.
„Ik ben nooit uit mijn humeur", zei Vale
rie. en plotseling glimlachte zij. Welk een
glimlach! Als zonneschijn op 'n triesten mor
gen, als een zonsondergang op een zomer
avond, als De jonge man, die uitstekend
op de hoogte was van den verkoop van
auto's, maar geen verstand had van glim
lachjes, wist geen vergelijkingen meer te
maken.
,,'t Kan niet meer gerepareerd worden", zei
Valerie op wanhopigen toon.
„Mag ik 't eens probeeren?" vroeg de
jonge man.
Samen zaten zij op de bank, de Ivoren
haak op zijn knieën en de stok op Valerie's
schoot.
„Eigenlijk", zei Valerie, „wil ik liever dat
zij niet gemaakt wordt. Ziet u, deze para
pluie is heelemaal geen gewone
„Natuurlijk niet, het is de uwe", zei de
jonge man zoo eenvoudig, dat Valerie er niet
boos om kon worden.
„Ik bedoel dat hij mij maar niet wil ver
laten".
„Dat bewijst zijn goeden smaak".
„Ik meen het heusch ernstig. Die para
pluie
En zij vertelde hem van de roode para
pluie, van haar verjaardag en tante Emily
en van haar pogingen om het ding kwijt te
raken.
Had Valerie een onweerstaanbaren glim
lach, de jonge man had prachtige blauwe
oogen. De betoovering duurde voort. De pa
rapluie lag tusschen hen in als een magere,
afgeleefde chaperone. Een grijze mist hing
rondom hen.
Valerie dacht niet meer aan de goede raad
gevingen van tante Emily, die haar steeds
had gewaarschuwd voor onbekende jongelui,
zelfs al brengen ze een verloren parapluie
terug en vertellen, dat ze Toby Arrowsmith
hecten en in Notting Hill Gate wonen. Daar
was nu tijd noch gelegenheid voor.
Een regendruppel viel op zijn grijze pak.
Een andere druppel spatte uiteen op Vale
rie's rooden hoed.
Nu was de betoovering verbroken. Valerie
stond haastig op; zij begreep, dat het nu
toch heusch tijd werd om naar huis te gaan.
Het is soms gemakkelijker je hart te ver
liezen, dan je parapluie.
„Tk moet gaan", zei ze .„Goedendag en nog
wel bedankt".
„Goeden middag", zei Toby Arrowsmith
aarzelend.
Hij stak zijn parapluie op.
Valerie trachtte de hare te openen. Door
één der banen zag zij de grauwe lucht, door
een andere loodgrijze wolken, terwijl door
een derde de regen op haar hoed viel.
Toby's gezicht klaarde merkbaar op.
„Kijk eens hier, dat is bespottelijk. U zult
doornat worden. Wil ik mag ik u naar
huis brengen?"
„Heel graag", zei Valerie.
Voor de laatste maal legde zij haar para
pluie op de bank en nu deed zij het met een
zekere teederheid.
Toby hielcl zijn regenscherm boven hen
beiden en, ofschoon het maar een zwart ka
toenen parapluie was, opgehouden door een
jongen auto-verkooper, die van nauwelijks
f ïooo.— 's jaars moest rondkomen leek het
Valerie de gouden pajong, die eerbiedig bo
ven het hoofd van een Oostersche prinses
werd gehouden.
Pas vele jaren later konden zij er eindelijk
toe komen de parapluie weg te doen.
ONZE VERANTWOORDELIJK
HEID VOOR DEN OORLOG.
DR. A. K. KUIPER SPREEKT TE
HEEMSTEDE.
De reeks van winterlezingen te Heemstede
is Woensdagavond begonnen met een lezing
in de Wilhelminakerk van dr. A. K. Kuiper,
predikant te Amsterdam over „Onze verant
woordelijkheid ten opzichte van het oorlogs-
Dr° Kuiper begon met uiteen te zetten hoe
zijn standpunt ten opzichte hiervan sinds
1914 geheel veranderd is, zij het met veel
strijd. Spreker, die zijn zoons in dat jaar met
voldoening zag dienst nemen schaart zich
thans aan de zijde van prof. Heering en is
hoofdbestuurslid van „Kerk en Vrede". Mis
schien is dit een gevolg van zijn Doopsgezin
de afkomst.
De vraag is niet, of de oorlog pijnlijk is of
akelig, doch: Is hij geoorloofd? Dan vraagt
spreker: Zijn wij verantwoordelijk? En ten'
tweede: Indien ja. wat moeten wij dan doen?
Ter beantwoording van de eerste vraag ci
teert spreker een Duitsch auteur: „Tenslotte
bestaat er eigenlijk geen schuld, slechts al
leen noodwendigheid". Verre van dit te wil
len toepassen op het persoonlijk leven
wenscht spreker dit toch wel te doen op het
maatschappelijke. De oorlog Is een botsing
van oerkrachten, hij mag een natuurwet zijn
of een gevolg van de zonde, maar mag men
daarom <5od's water over God's akker laten
loopen? Mogen wij die natuurkracht, die
zonde niet beteugelen?
Zijn wij in Nederland wel zoo pacifistisch?'
De verkiezingen hebben toch bewezen, dat
de meerderheid voelt voor een verdedigings
oorlog. En waarin verschilt die eigenlijk van
den gewonen oorlog? Bleef België door zijn
sterk leger buiten een krijg? En al is het
mogelijk door een leger buiten den oorlog te
blijven, is het dan geoorloofd? Hebben wij nu
in dezen als leeken te buigen voor de des
kundigen, de diplomaten en militairen?
Volgens de 19e eeuwsche pbilosofen is de
Staat het allerhoogste, en gerechtigd zich te
wapenen tot zijn instandhouding. Maar bij
een volgenden oorlog zal elke Staat te gron
de gaan. Voor de onderworpenheid aan den
Staat als God's dienaar is gekomen een on
derworpenheid aan het geweten, aan God.
Boeken als van Remarque en pater Stratt-
mann ..Wereldkerk en Wereldvrede" vestigen
de aandacht op de zedelijke gevaren van den
oorlog.
Wat betreft onze verhouding tot de over
heid zijn wij in een geweldig conflict geko
men.
Verantwoordelijkheid is niet iets persoon
lijks. Men kan niet volstaan met verantwoor
delijkheid voor enkel eigen daden.
De oorlog is niet alleen den laatsten tijd
zoo afschuwelijk geweest, hij was het bij de
Geuzen bijvoorbeeld al. Hoe konden hoog
staande menschen en goede Christenen er
dan eeuwen lang aan deelnemen?
Dr. Kuiper gelooft, dat het Christendom
zoo diep en rijk van inhoud is, dat het slechts
bepaalde punten tegelijk naar voren kan
brengen. Gelijk met de slavernij en sociale
misstanden, hoewel de kerk niet de eerste was
om die te verbeteren, gelooft spreker, dat
het ook met den oorlog is. De aandacht is er
nu op gevallen.
En wij zijn verantwoordelijk om mede te
werken aan de oplossing van dat geweldige
vraagstuk.
Bij de beantwoording van de tweede vraag
ziet spr. twee uitersten, dat der Christelijk-
anarchisten, het irreëele, en dat der realis
ten, welke den mensch beschouwen als een
beest.
Spreker staat daar tusschen. Hij citeerde
de bekende motie aangenomen in de oprich
tingsvergadering van „Kerk en Vrede", waar
in de oorlog als zonde gedefinieerd wordt, die
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1500
JAM
Jantje neemt zelf jam
heeft juist den lepel vol,
als moeder waarschuwt:
pas op, je morst
houdt den lepel halfweg
tusschen de jampot en zijn
bord om te informeeren,
wat moeder zei
moeder roept dat het drup
pelde en Jantje onderzoekt
het tafellaken, maar kan
niet vinden waar dan
het heele gezin alarmeert:
nee. maar van den lepel,
dadelijk rolt het eraf
Jantje onderzoekt den le
pel en zegt: Oi
raakt geheel in de war
door uitroepen als: leg het
neer, hou het boven je
bord, doe hem terug in de
pot enz.
deponeert de jam tenslotte
rustig op zijn bord
knabbelt tevreden aan zijn
brood, terwijl het geheele
gezin zuchten van verlich
ting slaakt.
(Nadruk verboden.)'
het recht en het zedelijk bewustzijn krenkt
op een niet meer te verdragen wijze.
Omdat oorlog en recht niets met elkaar te
maken hebben moet gesteund worden het
Hof van Internationale Justitie, moeten de
oorlogsmiddelen beperkt worden tot de pro
porties van een politie-leger. Dit kan door
het steunen van den Volkenbond en de per
soonlijke dienstweigering. Tot het laatste er
kent de grondwet het recht op grond van
gewetensbezwaren, doch dit recht wordt vol
gens spreker wel al te zeer beperkt. Het is
wel heel noodig, dat alle waarachtige Chris
tenen alle waarachtige dienstweigeraars steu
nen, want machtige lichamen voeren een te
genactie. Spreker hecht groot gewicht juist
aan de persoonlijke dienstweigering, want
iedere waarachtige gewetensdaad komt aan
de geheele menschheid ten goede. Toch be
weegt spreker niet tot dienstweigering, op
zijn catechisaties getuigt hij slechts van zijn
eerbied er voor. De beslissing er over is iets
individueels.
De afschaffing van den persoonlijken dienst
plicht heeft dit nadeelig gevolg, dat het een
beroepsleger schept.
Wat tenslotte de nationale ontwapening
betreft, deze is gevaarlijk, maar zou zijn een
daad van vertrouwen van geloof in het recht
en een klein volk kan er een voorbeeld in
geven. Spreker betreurt echter, dat die
leuze bij vele partijen een anderen grondslag
heeft dan door hem thans is besproken.
De spreker beantwoordde nog talrijke vra
gen. Daarin legde hij er nog den nadruk op,
dat hij geen wereldvrede verwacht, maar dat
wij er in elk geval niet aan mogen mee doen
dien te verhinderen.
De kerk was goed bezet.
VERPLEEGSTER BIJ ZEIST
AANGERAND.
EEN 16-JARIGE JONGEN AAN
GEHOUDEN.
Op een rijwielpad in de omgeving van Zeist
is een verpleegster door een onguur individu
van haar rijwiel gerukt, meldt de Tel. De
aanrander, een 16-jarige jongen, die gisteren
kon worden aangehouden, greep haar met
oneerbare bedoelingen vast, met het gevolg,
dat een hevige worsteling ontstond, waarbij
de verpleegster deerlijk werd toegetakeld. De
aanrander sloeg op de vlucht, toen hij een
wielrijder zag naderen. Het veelbelovend
jongmensch bleek reeds straf ach
ter den rug te hebben.
(Onderstaande berichten zijn reeds in een
deel van de vorige oplaag opgenomen.)
POSTDUIVENSPORT TEN BATE DER
TUBERCULOSE-BESTRIJDIN G.
De heer G. van Waard, administrateur der
Vereeniging tot Bestrijding der Tuberculose,
schrijft ons:
In den loop der maand Juli werd door den
Haarl. Postduivenbond de thans jaarlij ksche
tuberculose-wedvlucht gehouden. Dat bij
vele postduivenliefhebbers groote sympathie
bestaat voor deze wedvlucht, blijkt wel uit
het groote aantal inschrijvers. Bijna 1400
duiven werden ingeschreven, terwijl door
postduivenvrienden een 100-tal prijzen, be
staande uit luxe voorwerpen, beschikbaar
gesteld werden.
Het financieel resultaat van de wedvlucht
was evenals het aantal deelnemende duiven,
schitterend te nemen, nl. f 162.75. Een bij
zonder gewaardeerde bijdrage, nu de kas
der Vereeniging zoodanig is uitgeput dat de
Vereeniging de uitzending van patiënten,
heeft moeten stopzetten.
Een woord van dank aan het bestuur van
den Haarlemschen Postduivenbond, de wed
strijd-commissie en allen, die hebben mede
gewerkt tot het doen slagen van deze wed
vlucht is hier zeker op zijn plaats.
U, geachte Redactie, onzen hartelijken
dank voor de plaatsing.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij; Bureau van politie
Smedestraat boek, portemonnaie met in
houd en rozenkrans; v. Goor, Bolhuizen 4,
horloge; Kersthof, Koninginneweg 105, hon
denzweep; Matzinger, Zijlstraat 77, zwart
bruine hond; Carels, Barteljorfsstraat 35,
zwarte hond; Kennel Haerlem, Groenenda-
ler; Tollenaar, Tuinstraat 7, halsketting;1
Kennel Fauna: grijze kat en zwart-witte
kat; Hubbert,- Busken Huetstraat 27, kinder-
portemonnaie met inhoud; de Zeeuw, Lelie
straat 19, rijwielbelastingmerk; v. Kouteren,
L. Heerenvest 38, rijwielbelastingmerk; Reus,
Emmastraat 26, rijwielsleutel; Visser, Brede-
rodestraat 2, sleutels; Drupsteen, Colter-
manstraat 14, zakboekje.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJORISSTRAAT 16
TELEFOON 10756
HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.—
Uit het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY.
21)
„Wc moeten nu maar teruggaan", zei het
meisje zwakjes; verlegen en bevreesd door
deze eerste uiting van liefde.
„Moet het werkelijk?" vroeg hij spijtig.
„Ja, het is heusch heter", drong zij aan
met een gelukkigen glimlach op haar be
koorlijk gezicht.
Langzaam wandelden zij samen het voet
pad af. Den eersten tijd spraken geen van
beiden, omdat een alledaagsch gesprek ab
surd van banaliteit zou zijn na de woerden
van liefde van zooevcn. Maar tenslotte ver
brak George Conway het stilzwijgen.
„Ik ben toch zoo blij, dat nu alle mis
verstand tusschen ons uit den weg is ge
ruimd", zei hij. „Als jij er niet over begon
nen was, had het wel voor altijd tusschen
onfe kunnen staan."
liet meisje keek hem onderzoekend aan.
„Was er heusch niets tusschen jullie?"
vroeg zij toen nog eens, doch nu op den vrij
moediger! toon, waartoe hun nieuwe verhou
ding haar het recht gafè
„Op mijn woord van eer niets. Arme
vrouw. Ik mocht haar graag, want zij was
een vroolijke, prettige vriendin. Het myste
rie van haar leven en van haar werkzaam
heid prikkelde bovendien mijn nieuwsgierig
heid. Maar dat was dan ook alles, heusch
alles."
„Maar het blijft toch heel goed mogelijk,
dat zij wel van je heeft gehouden," hield Ro
samund vol."
„Daar was zij geen vrouw voor", klonk
George's besliste antwoord. „Bij Cyrille Mor-
nay heerscht het verstand over het hart, an
ders had haar regeering haar niet de vetrou-
welijke opdracht gegeven, die zij uitgevoerd
heeft. Ik weet stellig, dat zij voor niemand
gevoelens van teederen aard had. Kom, la
ten we verder niet meer over haar praten,
liefste. Het is toch al treurig te moeten be
denken, dat ons geluk door haar dood werd
ingeluid. Maar ik moest je daar straks over
mijn liefde spreken, Rosa. Morgen zou je im
mers vertrokken zijn en wie weet, hoe alles
dan verder was geloopen. Misschien had ik
je wel voorgoed verloren! Zou dat mogelijk
zijn geweest?"
„Mogelijk? Neen! Waarom zou het?" ant
woordde het meisje hem op een bijna on
verschilligen toon. De verrukking van zoo
even was reeds weer door haar gewone koele
stugheid gedempt.
George zag haar aan, haar koelheid
scheen hem pijn te doen.
„Ik hoop ook, dat daarvoor geen aanlei
ding bestond," antwoordde hij na een oogen-
blik. „Nu is er In elk geval géén reden meer
voor. En ga je nu morgen niet weg?"
„Ik moet wel. We worden bij Lord Chester-
ford verwacht."
„Moet je daarheen? Maar Rosa, Je zult ons,
toch niet terwille van hem in den steek la
ten? Ik weet zeker, dat Marion je niet zal
laten gaan, als zij van onze verloving hoort".
„Veronderstel je dan, dat mijn vader en
moeder zonder mij zullen gaan?"
„Dat zou me bijna doen denken, dat ze mij
niet als hun schoonzoon wenschen."
Rosamund glimlachte.
„Ik meen het in vollen ernst", voegde
George er aan toe. „Het is toch wel mogelijk.
Zou je jc door hun houding laten bewegen
om van mij af te zien?"
„Ik geloof niet, dat het waarschijnlijk is.
dat ik voor een beslissing van dien aard zal
worden gesteld."
„Maar als dat nu toch eens het geval was?"
drong hij aan.
„Ik zal zelf mijn weg weten te kiezen als
het noodig is," klonk het energiek.
„Lieveling!" Hij nam haar in zijn armen,
om haar te kussen, maar zij deed snel een
stap achteruit.
„Dat moet je niet doen", fluister
de zij met een afkeurenden glimlach.
„Er loopen hier zooveel menschen rond."
„Ik mag het Marion toch wel direct ver
tellen?" vroeg George.
„Natuurlijk, maar we moeten onze verlo
ving niet publiek maken, voor alle narig
heid hier achter den rug is."
„Dat spreekt vanzelf", beaamde George.
„Maar Marion dient het wel te weten. Zij zal
erop staan, dat je nog wat bij ons blijft lo-
geeren. En je vader en moeder kunnen ge
rust weer bij ons komen, zoodra ze vol
doende.van den onvergelijkelijken lord Ches-
terford hebben genoten.'
Al pratend waren ze aan het eind van het
voetpad gekomen en ze staken het grasveld
over dat naar het heerenhuis voerde.
Mevrouw Conway zat juist brieven te schrij
ven, toen haar stiefzoon de kamer binnen
kwam.
„Zijn die afschuwelijke menschen van de
justitie eindelijk vertrokken?" vroeg zij op
ongeduldigen toon, zonder van haar brief op
te zien.
„Ik weet het niet", antwoordde George. „Ik
heb iets beters om aan te denken." Mevrouw
Conway keek snel op. „George" hijgde zij
met een plotseling voorgevoel. „Je bedoelt
toch niet
Hij knikte lachend. „Ja, Marion, dat be
doel ik wel. Je hartewensch staat op het punt
in vervulling te gaan. Ik vond het oogenbiik
gekomen dat ik spreken moest. Je schikt
het zeker wel zoo, dat Rosamund nog wat
kan blijven."
Haar gewone zelfbeheersching liet me
vrouw Conway even in den steek en ze was 'n
oogenbiik sprakeloos. „Beste George", zei ze
eindelijk, stralend van geluk, „maar dit is
een overwinning, die de kroon op mijn le
ven zet. Ik ben toch zoo blij, zoo vreeselijk
blij", vervolgde zij, terwijl ze hem impul
sief een kus gaf.
„Ik ben blij, Marlon, dat je
zoo verrukt bent en dat ik je liefsten wensch
heb kunnen vervullen", antwoordde George,
en hij voegde er aan toe: „Overigens zou het
niet heel delicaat zijn, om ons engagement
publiek te maken, zoolang die beroerde ge
schiedenis met gravin Mornay niet is afge-
loopen. Rosa wil dat evenmin als ik. Ik neem
aan, dat de arme gravin uiterlijk morgen of
overmorgen begraven wordt en dan is er
geen bezwaar meer tegen. Heeft mr. Rolt
misschien naar me gevraagd?"
„Voorzoover ik weet, niet, George. Overi
gens is Rolt volgens Guise een eigenaardig
personage, die hier op een geheimzinnige
manier ronddwaalt, zonder dat hij een be
paald doel schijnt te hebben. Zijn assistent
schijnt naar de stad teruggekeerd te zijn.'"
Conway keek verbaasd op. „Bedoel je
Shrewton?"
„Dat zal wel. Ik weet niet hoe hij heet."
„Is hij naar Londen terug? En weet je
misschien ook de reden?"
„Neen. Maar ik zou zoo zeggen om daar
de nasporingen voort te zetten naar dien
geheimzinnigen vreemdeling. Misschien weet
Guise de reden wel."
Op dat oogenbiik kwam de butler de ka
mer binnen en overhandigde George een vi
sitekaartje.
„Er is een dame, die u een oogenbiik zou
willen spreken, meneer", kondigde hij aan.
George nam het kaartje van hem aan en
bekeek het nieuwsgierig.
„Mevrouw Malva Zarnow, Ashley Mansions
118", las hij hardop. „Ik ken haar niet".
„Neen, meneer. Ik heb zoo'n idee, dat de
dame u wil spreken in verband metmet
de tragedie."
„O, best. Waar heb je haar gelaten?"
„Zij zit in de bibliotheek op u te wach
ten."
„Uitstekend, Murrell. Ik ga direct naar
haar toe."
HOOFDSTUK XV.
EEN VREEMD ONDERHOUD.
„Malva Zarnow".
Peinzend bekeek George 'nog eens het
kaartje, terwijl hij poogde zich den naam te
binnen te brengen, maar hij kwam tot de
conclusie, dat, voorzoover hij zich kon her
inneren, de dame hem absoluut onbekend
was. Nieuwsgierig wat de onbekende be
zoekster te vertellen kon hebben, ging hij
naar de bibliotheek.
Toen hij binnen kwam, stond de dame,
die bij den haard had zitten wachten, van
haar stoel op en terwijl hij haar de hand
drukte, zag George haar nieuwsgierig aan.
Op de een of andere wijze beantwoordde ze
heelemaal niet aan de voorstelling die hij
zich van zijn bezoekster had gemankt. Zij
was een kleine, gezette vrouw me strenge
gelaatstrekken, absoluut niet knap,
met een gezicht waaruit karakter sprak De
donkere oogen achter haar bril, haar g?h: e
verschijning trouwens, drukten onverzette
lijkheid en energie uit. Maar ongetwijfeld
was zij een dame en. wat haar naam al zei,
een vreemdelinge. Haar donker costuum was
vrijwel naar de laatste mode en in haar op
treden was geen spoor van verlegenheid te
bekennen, integendeel scheen zij iemand te
zijn, die recht op haar doel afging.
(Wordt vervolgd.)