H. D.-VERTELLINGEN FLITSEN CR) De Mantel der Duisternis FEUILLETON HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 17 OCTOBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehoudenJ Uit het Engelsch door Behalve als beschutting tegen den regen zijn parapluies voornamelijk gemaakt om "uitgeleend, gevonden of verloren, maar zel den om betreurd te worden. Onder een stortvloed van tranen, haar hoofd voorovergebogen, was Valerie bezig de waterdichtheid van haar nieuwe zwartzijden parapluie op den proef te stellen. Jüén traan bevlekte de mooie zijde; een ♦weede traan bespatte den verguld-zilveren band op den stok, terwijl een derde op den ivoren haak viel. Het was een mooie parapluie, lang, dun, zwart, gedistingeerd, een parapluie voor een koningin, maar niet de parapluie voor Va lerie Meredith. Door haar betraande oogen zag Valerie het voorwerp liarer droomen zóó helder voor zich, of ze voor de etalage van Madden stond; een gezellige, dikke parapluie van roode zijde, zoo rood als een veld vol klap rozen, met ivoren knopjes aan de baleinen en een ivoren haak, waarin de beeltenis was gesneden van een grijnzend en Chinees. Zij had met tante Emily over deze para pluie gesproken, wel twee keer, voor alle ze kerheid. Zoo vlak tegen haar verjaardag zou dit zijn uitwerking zeker niet missen. En toen, op den morgen van haar geboor tedag, vond zij bij het openen van de lange smalle doos, waarin alleen maar een para- nluie verpakt kon zijn, deze dunne, lange, m. zijde bekleede Indringster. ,,ïk weet, dat je over rood gesproken hebt", had tante Emily gezegd, „maar lk vond dat deze veel meer cachet had". „Mijn nieuwe regenjas is ook rood", zeide Valerie, terwijl ze trachtte haar «teleurstel ling te verbergen. „Des te beter om dan een zwarte parapluie te hebben, dat breekt nog wat", zei tante Emily op beslisten toon. „Het spijt me, als je teleurgesteld bent, mijn lieve kind, temeer daar ik bang ben, dat je hem niet meer kunt inruilen; ik heb namelijk je initialen op den zilveren band laten graveeren". Omdat tante Emily per slot van rekening toch wel lief was, alleen wat ouderwetsch op t punt van dameskleeding (ze ging ook nooit uit zonder handschoenen), gaf Valerie haar een zoen en zei, dat de parapluie prachtig was, juist zoo een als ze graag had en dat ze er niet aan dacht haar in te ruilen. „Toch geloof ik vast", zei tante Emily, „dat je haar vóór de week om is, wel verloren zult hebben. Dan kun je zelf een andere koopen desnoods met strepen of ruiten". Zuchtend zette Valerie haar roode hoedje op, versierd met een bos roode en paarse anemonen. Van boven klonk de stem van tante Emily: „Een pond gemalen koffie van 1.40 en vergeet ook niet even aan te loopen bij Jo- nesworth voor die lampekap; als je nog tijd over hebt, kun je mijn bibliotheekboek rui len; het ligt op de tafel in de hall. Valerie, vergeet niet je parapluie mee te nemen, we krijgen vast regen". De lange, dunne, zwarte parapluie bengelde aan haar arm; zij hoorde nèt zooveel bij haar, als overschoenen in een balzaal. Het begeerde exemplaar was reeds lang verdwenen uit de etalage, 'maar. schuin over een bruine namiddagjapon lag daar een keu rige, roode tompouce, geprijsd voor 8.— Het was geen zijde; de knop was niet van ivoor, maar toch was het een fijn ding, en kostte bovendien maar 8. Valerie keek er begeering naar. Ze dacht snel na en haar besluit stond vast. „Vandaag wil ik mijn parapluie absoluut kwijt", zei ze vastberaden, Het is moeilijker om een parapluie te ver liezen met een ivoren haak, dan een gewone; bovendien, als men er af wil zijn lukt het meestal niet gemakkelijk. Terwijl Vajerie wachtte tot de koffie ge malen was, hing zij de parapluie aan een stoel, nam haar pakje mee en liep naar de deur, toen een stem riep: „Ik geloof dat u uw parapluie vergeet!" Zij bedankte den witgejasten bediende, hing de parapluie aan haar arm en besloot een andere poging te wagen. Zij nam een bus naar Jonesworth met het plan het vervelende ding in de bus ach ter te laten. Bij Oxford Circus maakte zij aanstalten om uit te stappen, maar zij had buiten den waard, of liever bulten den conducteur ge rekend. „Hé, juffrouw", riep deze haar na, „u vergeet dit ding!" Zij liet haar staan bij Jonesworth en kreeg haar met een beleefde buiging terug: „Als 't u blieft, mevrouw, uw parapluie". Hierop vergat ze hem in de bibliotheek en werd achterna gehold door een welmeenen- De Parapluie SYLVIA THORN—DRURY de, buiten adem zijnde oude dame, die ge zien had, dat zij haar regenscherm noncha lant tegen een stapel nieuwe romans had gezet. Nu dacht ze dat ze haar eens voor al kwijt zou raken in de gramofoon-afdeeling van Harrods. Helaas, een kleine jongen bracht haar de parapluie achterna, zoodat zij nog genoodzaakt was hem een fooitje te geven bovendien. Valerie keek op haar horloge. Het was half vier. Zij zou door Kensington Gardens naar huis gaan. Op dezen somberen middag zou het daar wel stil zijn. Zij nam een zijpaadje, waar kleurige chrysanten groeiden. Met het schuldige gevoel van iemand, die een misdaad begaat nam zij de parapluie, die haar maar niet verlaten wilde en legde haar voorzichtig op een bank, zonder haar een blik waardig te keuren liep ze vlug door. Plotseling klonken snelle voetstappen ach ter haar. „Hallo!" riep een stem. Valerie keek niet om. De stappen kwamen steeds nader; zij werd ingehaald. „Pardon, is dit niet uw parapluie?" Er was geen ontkomen aan; het leek wel, of het ding betooverd was. De parapluie, die zij in stille eenzaamheid had achtergelaten, werd haar mi overhandigd door een jong- mensch. Dat was te veel. Valerie voelde dat zij vuurrood werd. „Och", riep ze geprikkeld uit, „ik ben nu al den heelen dag bezig om dat ding kwijt te raken!" „Neem me niet kwalijk", zei de jonge man beleefd maar niet begrijpend. „Ik zeg toch dat ik er af wil zijn!" Zij greep de parapluie en in een plotselinge opwelling van woede brak zij haar op haar knie door midden. Met wreede hand trok zij de zijde aan flarden. „Daar!", riep ze woest uit, „nu is het einde lijk gebeurd!" Ja, 't was gebeurd. „Wat wat heb ik gedaan?" vroeg Va lerie. ,.Het schijnt dat u uw parapluie gebroken hebt," zei de jonge man kalmppjes. „Het kwam door mijn booze bui", zei Va lerie bij wijze van uitlegging. „Ik houd meer van driftige menschen, dan van humeurige", hernam hij. „Ik ben nooit uit mijn humeur", zei Vale rie. en plotseling glimlachte zij. Welk een glimlach! Als zonneschijn op 'n triesten mor gen, als een zonsondergang op een zomer avond, als De jonge man, die uitstekend op de hoogte was van den verkoop van auto's, maar geen verstand had van glim lachjes, wist geen vergelijkingen meer te maken. ,,'t Kan niet meer gerepareerd worden", zei Valerie op wanhopigen toon. „Mag ik 't eens probeeren?" vroeg de jonge man. Samen zaten zij op de bank, de Ivoren haak op zijn knieën en de stok op Valerie's schoot. „Eigenlijk", zei Valerie, „wil ik liever dat zij niet gemaakt wordt. Ziet u, deze para pluie is heelemaal geen gewone „Natuurlijk niet, het is de uwe", zei de jonge man zoo eenvoudig, dat Valerie er niet boos om kon worden. „Ik bedoel dat hij mij maar niet wil ver laten". „Dat bewijst zijn goeden smaak". „Ik meen het heusch ernstig. Die para pluie En zij vertelde hem van de roode para pluie, van haar verjaardag en tante Emily en van haar pogingen om het ding kwijt te raken. Had Valerie een onweerstaanbaren glim lach, de jonge man had prachtige blauwe oogen. De betoovering duurde voort. De pa rapluie lag tusschen hen in als een magere, afgeleefde chaperone. Een grijze mist hing rondom hen. Valerie dacht niet meer aan de goede raad gevingen van tante Emily, die haar steeds had gewaarschuwd voor onbekende jongelui, zelfs al brengen ze een verloren parapluie terug en vertellen, dat ze Toby Arrowsmith hecten en in Notting Hill Gate wonen. Daar was nu tijd noch gelegenheid voor. Een regendruppel viel op zijn grijze pak. Een andere druppel spatte uiteen op Vale rie's rooden hoed. Nu was de betoovering verbroken. Valerie stond haastig op; zij begreep, dat het nu toch heusch tijd werd om naar huis te gaan. Het is soms gemakkelijker je hart te ver liezen, dan je parapluie. „Tk moet gaan", zei ze .„Goedendag en nog wel bedankt". „Goeden middag", zei Toby Arrowsmith aarzelend. Hij stak zijn parapluie op. Valerie trachtte de hare te openen. Door één der banen zag zij de grauwe lucht, door een andere loodgrijze wolken, terwijl door een derde de regen op haar hoed viel. Toby's gezicht klaarde merkbaar op. „Kijk eens hier, dat is bespottelijk. U zult doornat worden. Wil ik mag ik u naar huis brengen?" „Heel graag", zei Valerie. Voor de laatste maal legde zij haar para pluie op de bank en nu deed zij het met een zekere teederheid. Toby hielcl zijn regenscherm boven hen beiden en, ofschoon het maar een zwart ka toenen parapluie was, opgehouden door een jongen auto-verkooper, die van nauwelijks f ïooo.— 's jaars moest rondkomen leek het Valerie de gouden pajong, die eerbiedig bo ven het hoofd van een Oostersche prinses werd gehouden. Pas vele jaren later konden zij er eindelijk toe komen de parapluie weg te doen. ONZE VERANTWOORDELIJK HEID VOOR DEN OORLOG. DR. A. K. KUIPER SPREEKT TE HEEMSTEDE. De reeks van winterlezingen te Heemstede is Woensdagavond begonnen met een lezing in de Wilhelminakerk van dr. A. K. Kuiper, predikant te Amsterdam over „Onze verant woordelijkheid ten opzichte van het oorlogs- Dr° Kuiper begon met uiteen te zetten hoe zijn standpunt ten opzichte hiervan sinds 1914 geheel veranderd is, zij het met veel strijd. Spreker, die zijn zoons in dat jaar met voldoening zag dienst nemen schaart zich thans aan de zijde van prof. Heering en is hoofdbestuurslid van „Kerk en Vrede". Mis schien is dit een gevolg van zijn Doopsgezin de afkomst. De vraag is niet, of de oorlog pijnlijk is of akelig, doch: Is hij geoorloofd? Dan vraagt spreker: Zijn wij verantwoordelijk? En ten' tweede: Indien ja. wat moeten wij dan doen? Ter beantwoording van de eerste vraag ci teert spreker een Duitsch auteur: „Tenslotte bestaat er eigenlijk geen schuld, slechts al leen noodwendigheid". Verre van dit te wil len toepassen op het persoonlijk leven wenscht spreker dit toch wel te doen op het maatschappelijke. De oorlog Is een botsing van oerkrachten, hij mag een natuurwet zijn of een gevolg van de zonde, maar mag men daarom <5od's water over God's akker laten loopen? Mogen wij die natuurkracht, die zonde niet beteugelen? Zijn wij in Nederland wel zoo pacifistisch?' De verkiezingen hebben toch bewezen, dat de meerderheid voelt voor een verdedigings oorlog. En waarin verschilt die eigenlijk van den gewonen oorlog? Bleef België door zijn sterk leger buiten een krijg? En al is het mogelijk door een leger buiten den oorlog te blijven, is het dan geoorloofd? Hebben wij nu in dezen als leeken te buigen voor de des kundigen, de diplomaten en militairen? Volgens de 19e eeuwsche pbilosofen is de Staat het allerhoogste, en gerechtigd zich te wapenen tot zijn instandhouding. Maar bij een volgenden oorlog zal elke Staat te gron de gaan. Voor de onderworpenheid aan den Staat als God's dienaar is gekomen een on derworpenheid aan het geweten, aan God. Boeken als van Remarque en pater Stratt- mann ..Wereldkerk en Wereldvrede" vestigen de aandacht op de zedelijke gevaren van den oorlog. Wat betreft onze verhouding tot de over heid zijn wij in een geweldig conflict geko men. Verantwoordelijkheid is niet iets persoon lijks. Men kan niet volstaan met verantwoor delijkheid voor enkel eigen daden. De oorlog is niet alleen den laatsten tijd zoo afschuwelijk geweest, hij was het bij de Geuzen bijvoorbeeld al. Hoe konden hoog staande menschen en goede Christenen er dan eeuwen lang aan deelnemen? Dr. Kuiper gelooft, dat het Christendom zoo diep en rijk van inhoud is, dat het slechts bepaalde punten tegelijk naar voren kan brengen. Gelijk met de slavernij en sociale misstanden, hoewel de kerk niet de eerste was om die te verbeteren, gelooft spreker, dat het ook met den oorlog is. De aandacht is er nu op gevallen. En wij zijn verantwoordelijk om mede te werken aan de oplossing van dat geweldige vraagstuk. Bij de beantwoording van de tweede vraag ziet spr. twee uitersten, dat der Christelijk- anarchisten, het irreëele, en dat der realis ten, welke den mensch beschouwen als een beest. Spreker staat daar tusschen. Hij citeerde de bekende motie aangenomen in de oprich tingsvergadering van „Kerk en Vrede", waar in de oorlog als zonde gedefinieerd wordt, die VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1500 JAM Jantje neemt zelf jam heeft juist den lepel vol, als moeder waarschuwt: pas op, je morst houdt den lepel halfweg tusschen de jampot en zijn bord om te informeeren, wat moeder zei moeder roept dat het drup pelde en Jantje onderzoekt het tafellaken, maar kan niet vinden waar dan het heele gezin alarmeert: nee. maar van den lepel, dadelijk rolt het eraf Jantje onderzoekt den le pel en zegt: Oi raakt geheel in de war door uitroepen als: leg het neer, hou het boven je bord, doe hem terug in de pot enz. deponeert de jam tenslotte rustig op zijn bord knabbelt tevreden aan zijn brood, terwijl het geheele gezin zuchten van verlich ting slaakt. (Nadruk verboden.)' het recht en het zedelijk bewustzijn krenkt op een niet meer te verdragen wijze. Omdat oorlog en recht niets met elkaar te maken hebben moet gesteund worden het Hof van Internationale Justitie, moeten de oorlogsmiddelen beperkt worden tot de pro porties van een politie-leger. Dit kan door het steunen van den Volkenbond en de per soonlijke dienstweigering. Tot het laatste er kent de grondwet het recht op grond van gewetensbezwaren, doch dit recht wordt vol gens spreker wel al te zeer beperkt. Het is wel heel noodig, dat alle waarachtige Chris tenen alle waarachtige dienstweigeraars steu nen, want machtige lichamen voeren een te genactie. Spreker hecht groot gewicht juist aan de persoonlijke dienstweigering, want iedere waarachtige gewetensdaad komt aan de geheele menschheid ten goede. Toch be weegt spreker niet tot dienstweigering, op zijn catechisaties getuigt hij slechts van zijn eerbied er voor. De beslissing er over is iets individueels. De afschaffing van den persoonlijken dienst plicht heeft dit nadeelig gevolg, dat het een beroepsleger schept. Wat tenslotte de nationale ontwapening betreft, deze is gevaarlijk, maar zou zijn een daad van vertrouwen van geloof in het recht en een klein volk kan er een voorbeeld in geven. Spreker betreurt echter, dat die leuze bij vele partijen een anderen grondslag heeft dan door hem thans is besproken. De spreker beantwoordde nog talrijke vra gen. Daarin legde hij er nog den nadruk op, dat hij geen wereldvrede verwacht, maar dat wij er in elk geval niet aan mogen mee doen dien te verhinderen. De kerk was goed bezet. VERPLEEGSTER BIJ ZEIST AANGERAND. EEN 16-JARIGE JONGEN AAN GEHOUDEN. Op een rijwielpad in de omgeving van Zeist is een verpleegster door een onguur individu van haar rijwiel gerukt, meldt de Tel. De aanrander, een 16-jarige jongen, die gisteren kon worden aangehouden, greep haar met oneerbare bedoelingen vast, met het gevolg, dat een hevige worsteling ontstond, waarbij de verpleegster deerlijk werd toegetakeld. De aanrander sloeg op de vlucht, toen hij een wielrijder zag naderen. Het veelbelovend jongmensch bleek reeds straf ach ter den rug te hebben. (Onderstaande berichten zijn reeds in een deel van de vorige oplaag opgenomen.) POSTDUIVENSPORT TEN BATE DER TUBERCULOSE-BESTRIJDIN G. De heer G. van Waard, administrateur der Vereeniging tot Bestrijding der Tuberculose, schrijft ons: In den loop der maand Juli werd door den Haarl. Postduivenbond de thans jaarlij ksche tuberculose-wedvlucht gehouden. Dat bij vele postduivenliefhebbers groote sympathie bestaat voor deze wedvlucht, blijkt wel uit het groote aantal inschrijvers. Bijna 1400 duiven werden ingeschreven, terwijl door postduivenvrienden een 100-tal prijzen, be staande uit luxe voorwerpen, beschikbaar gesteld werden. Het financieel resultaat van de wedvlucht was evenals het aantal deelnemende duiven, schitterend te nemen, nl. f 162.75. Een bij zonder gewaardeerde bijdrage, nu de kas der Vereeniging zoodanig is uitgeput dat de Vereeniging de uitzending van patiënten, heeft moeten stopzetten. Een woord van dank aan het bestuur van den Haarlemschen Postduivenbond, de wed strijd-commissie en allen, die hebben mede gewerkt tot het doen slagen van deze wed vlucht is hier zeker op zijn plaats. U, geachte Redactie, onzen hartelijken dank voor de plaatsing. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN. Terug te bekomen bij; Bureau van politie Smedestraat boek, portemonnaie met in houd en rozenkrans; v. Goor, Bolhuizen 4, horloge; Kersthof, Koninginneweg 105, hon denzweep; Matzinger, Zijlstraat 77, zwart bruine hond; Carels, Barteljorfsstraat 35, zwarte hond; Kennel Haerlem, Groenenda- ler; Tollenaar, Tuinstraat 7, halsketting;1 Kennel Fauna: grijze kat en zwart-witte kat; Hubbert,- Busken Huetstraat 27, kinder- portemonnaie met inhoud; de Zeeuw, Lelie straat 19, rijwielbelastingmerk; v. Kouteren, L. Heerenvest 38, rijwielbelastingmerk; Reus, Emmastraat 26, rijwielsleutel; Visser, Brede- rodestraat 2, sleutels; Drupsteen, Colter- manstraat 14, zakboekje. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TELEFOON 10756 HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.— Uit het Engelsch van SIR WILLIAM MAGNAY. 21) „Wc moeten nu maar teruggaan", zei het meisje zwakjes; verlegen en bevreesd door deze eerste uiting van liefde. „Moet het werkelijk?" vroeg hij spijtig. „Ja, het is heusch heter", drong zij aan met een gelukkigen glimlach op haar be koorlijk gezicht. Langzaam wandelden zij samen het voet pad af. Den eersten tijd spraken geen van beiden, omdat een alledaagsch gesprek ab surd van banaliteit zou zijn na de woerden van liefde van zooevcn. Maar tenslotte ver brak George Conway het stilzwijgen. „Ik ben toch zoo blij, dat nu alle mis verstand tusschen ons uit den weg is ge ruimd", zei hij. „Als jij er niet over begon nen was, had het wel voor altijd tusschen onfe kunnen staan." liet meisje keek hem onderzoekend aan. „Was er heusch niets tusschen jullie?" vroeg zij toen nog eens, doch nu op den vrij moediger! toon, waartoe hun nieuwe verhou ding haar het recht gafè „Op mijn woord van eer niets. Arme vrouw. Ik mocht haar graag, want zij was een vroolijke, prettige vriendin. Het myste rie van haar leven en van haar werkzaam heid prikkelde bovendien mijn nieuwsgierig heid. Maar dat was dan ook alles, heusch alles." „Maar het blijft toch heel goed mogelijk, dat zij wel van je heeft gehouden," hield Ro samund vol." „Daar was zij geen vrouw voor", klonk George's besliste antwoord. „Bij Cyrille Mor- nay heerscht het verstand over het hart, an ders had haar regeering haar niet de vetrou- welijke opdracht gegeven, die zij uitgevoerd heeft. Ik weet stellig, dat zij voor niemand gevoelens van teederen aard had. Kom, la ten we verder niet meer over haar praten, liefste. Het is toch al treurig te moeten be denken, dat ons geluk door haar dood werd ingeluid. Maar ik moest je daar straks over mijn liefde spreken, Rosa. Morgen zou je im mers vertrokken zijn en wie weet, hoe alles dan verder was geloopen. Misschien had ik je wel voorgoed verloren! Zou dat mogelijk zijn geweest?" „Mogelijk? Neen! Waarom zou het?" ant woordde het meisje hem op een bijna on verschilligen toon. De verrukking van zoo even was reeds weer door haar gewone koele stugheid gedempt. George zag haar aan, haar koelheid scheen hem pijn te doen. „Ik hoop ook, dat daarvoor geen aanlei ding bestond," antwoordde hij na een oogen- blik. „Nu is er In elk geval géén reden meer voor. En ga je nu morgen niet weg?" „Ik moet wel. We worden bij Lord Chester- ford verwacht." „Moet je daarheen? Maar Rosa, Je zult ons, toch niet terwille van hem in den steek la ten? Ik weet zeker, dat Marion je niet zal laten gaan, als zij van onze verloving hoort". „Veronderstel je dan, dat mijn vader en moeder zonder mij zullen gaan?" „Dat zou me bijna doen denken, dat ze mij niet als hun schoonzoon wenschen." Rosamund glimlachte. „Ik meen het in vollen ernst", voegde George er aan toe. „Het is toch wel mogelijk. Zou je jc door hun houding laten bewegen om van mij af te zien?" „Ik geloof niet, dat het waarschijnlijk is. dat ik voor een beslissing van dien aard zal worden gesteld." „Maar als dat nu toch eens het geval was?" drong hij aan. „Ik zal zelf mijn weg weten te kiezen als het noodig is," klonk het energiek. „Lieveling!" Hij nam haar in zijn armen, om haar te kussen, maar zij deed snel een stap achteruit. „Dat moet je niet doen", fluister de zij met een afkeurenden glimlach. „Er loopen hier zooveel menschen rond." „Ik mag het Marion toch wel direct ver tellen?" vroeg George. „Natuurlijk, maar we moeten onze verlo ving niet publiek maken, voor alle narig heid hier achter den rug is." „Dat spreekt vanzelf", beaamde George. „Maar Marion dient het wel te weten. Zij zal erop staan, dat je nog wat bij ons blijft lo- geeren. En je vader en moeder kunnen ge rust weer bij ons komen, zoodra ze vol doende.van den onvergelijkelijken lord Ches- terford hebben genoten.' Al pratend waren ze aan het eind van het voetpad gekomen en ze staken het grasveld over dat naar het heerenhuis voerde. Mevrouw Conway zat juist brieven te schrij ven, toen haar stiefzoon de kamer binnen kwam. „Zijn die afschuwelijke menschen van de justitie eindelijk vertrokken?" vroeg zij op ongeduldigen toon, zonder van haar brief op te zien. „Ik weet het niet", antwoordde George. „Ik heb iets beters om aan te denken." Mevrouw Conway keek snel op. „George" hijgde zij met een plotseling voorgevoel. „Je bedoelt toch niet Hij knikte lachend. „Ja, Marion, dat be doel ik wel. Je hartewensch staat op het punt in vervulling te gaan. Ik vond het oogenbiik gekomen dat ik spreken moest. Je schikt het zeker wel zoo, dat Rosamund nog wat kan blijven." Haar gewone zelfbeheersching liet me vrouw Conway even in den steek en ze was 'n oogenbiik sprakeloos. „Beste George", zei ze eindelijk, stralend van geluk, „maar dit is een overwinning, die de kroon op mijn le ven zet. Ik ben toch zoo blij, zoo vreeselijk blij", vervolgde zij, terwijl ze hem impul sief een kus gaf. „Ik ben blij, Marlon, dat je zoo verrukt bent en dat ik je liefsten wensch heb kunnen vervullen", antwoordde George, en hij voegde er aan toe: „Overigens zou het niet heel delicaat zijn, om ons engagement publiek te maken, zoolang die beroerde ge schiedenis met gravin Mornay niet is afge- loopen. Rosa wil dat evenmin als ik. Ik neem aan, dat de arme gravin uiterlijk morgen of overmorgen begraven wordt en dan is er geen bezwaar meer tegen. Heeft mr. Rolt misschien naar me gevraagd?" „Voorzoover ik weet, niet, George. Overi gens is Rolt volgens Guise een eigenaardig personage, die hier op een geheimzinnige manier ronddwaalt, zonder dat hij een be paald doel schijnt te hebben. Zijn assistent schijnt naar de stad teruggekeerd te zijn.'" Conway keek verbaasd op. „Bedoel je Shrewton?" „Dat zal wel. Ik weet niet hoe hij heet." „Is hij naar Londen terug? En weet je misschien ook de reden?" „Neen. Maar ik zou zoo zeggen om daar de nasporingen voort te zetten naar dien geheimzinnigen vreemdeling. Misschien weet Guise de reden wel." Op dat oogenbiik kwam de butler de ka mer binnen en overhandigde George een vi sitekaartje. „Er is een dame, die u een oogenbiik zou willen spreken, meneer", kondigde hij aan. George nam het kaartje van hem aan en bekeek het nieuwsgierig. „Mevrouw Malva Zarnow, Ashley Mansions 118", las hij hardop. „Ik ken haar niet". „Neen, meneer. Ik heb zoo'n idee, dat de dame u wil spreken in verband metmet de tragedie." „O, best. Waar heb je haar gelaten?" „Zij zit in de bibliotheek op u te wach ten." „Uitstekend, Murrell. Ik ga direct naar haar toe." HOOFDSTUK XV. EEN VREEMD ONDERHOUD. „Malva Zarnow". Peinzend bekeek George 'nog eens het kaartje, terwijl hij poogde zich den naam te binnen te brengen, maar hij kwam tot de conclusie, dat, voorzoover hij zich kon her inneren, de dame hem absoluut onbekend was. Nieuwsgierig wat de onbekende be zoekster te vertellen kon hebben, ging hij naar de bibliotheek. Toen hij binnen kwam, stond de dame, die bij den haard had zitten wachten, van haar stoel op en terwijl hij haar de hand drukte, zag George haar nieuwsgierig aan. Op de een of andere wijze beantwoordde ze heelemaal niet aan de voorstelling die hij zich van zijn bezoekster had gemankt. Zij was een kleine, gezette vrouw me strenge gelaatstrekken, absoluut niet knap, met een gezicht waaruit karakter sprak De donkere oogen achter haar bril, haar g?h: e verschijning trouwens, drukten onverzette lijkheid en energie uit. Maar ongetwijfeld was zij een dame en. wat haar naam al zei, een vreemdelinge. Haar donker costuum was vrijwel naar de laatste mode en in haar op treden was geen spoor van verlegenheid te bekennen, integendeel scheen zij iemand te zijn, die recht op haar doel afging. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6