II. D.-VERTELUNGEN
De Mantel der Duisternis
FLITSEN
FEUILLETON
STADSNIEUWS
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 22 OCTOBER 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehoudend
De Druiventros.
EEN JEUGDHERINNERING.
Naar het Fransch van ANATOLE FRANCE.
Tk was gelukkig, heel gelukkig
Mijn ouders en ook mijn kinderjuffrouw
waren altijd even goed en hartelijk voor me,
en ik kon me niet voorstellen, dat ze ooit dood
zouden gaan. Er konden geen betere ouders
op de wereld bestaan.
Ik hield veel van bloemen, van heerlijke
geuren van een mooi gedekte tafel en ook
van mooie kleeren. Mijn fluweelen baret met
veertjes opzij, en mijn kousen, in verschillen
de kleuren wol maakten me wat trotscïi. Ik
hiekl eigenlijk van al wat mooi was; van het
huis, van de prachtige luchten, van het zon
licht.
Ik was omringd door vele zachte en lieve
dingen Een vogeltje zou zich geen warmer
nestje kunnen denken. Ik was gelukkig, heel
gelukkigen toch was ik afgunstig op een
ander kind. Hij heette Alphonse. Z'n moeder
was waschvrouw en moest dagelijks naar de
stad. Alphonse zwierf clan den geheelen dag
op de binnenplaats of op de kade rond; ik
kon hem uit mijn venster goed gadeslaan
met z'n vuile gezicht, z'n vlaskop, z'n gaten
in z'n broek, en z'n doorweekte schoenen,
waarmee hij altijd door de plassen liep. Het
verlangen kwam dikwijls bij me op om ook
eens vrij te kunnen ronddwalen en zoo door
de plassen te loopen. Alphonse beide wel bij
cle hulzen aan. om oud brood te vragen en
liep dan dikwijls van de keukenmeisjes een
stevigen oorvijg op. Ook vroegen de koetsiers
hem wel eens een emmer water te willen
pompen en dan bracht hij dezen vol trots en
met een kleur van inspanning terug.
En ik benijdde hem werkelijk..^.
Ilij behoefde geen fabelen van la Fontaine
te leeren: hij was niet bang voor straf, wan
neer hij z'n blouse had vuil gemaakt: hij
hoefde niet den geheelen dag „dag mijnheer"
en „dag mevrouw" te zeggen tegen menschen
die op visite kwamen en waarvan je de
meesten toch niet aardig vondt. En ai had
hij ook niet een arke Noachs en geen paard
dat opgewonden kon worden, hij speelde toch
ook met de musschen^dic hij ving, met zwer
vende honden, en zelfs met de paarden in
den stal, totdat de koetsier er genoeg van
had, en hem met den bezemstok wegjoeg.
Hij was vrij en brutaal, en keek, wanneer
hij op de plaats was altijd naar mijn venster
op als naar een vogeltje in een kooi.
Eens moest de plaats opgebroken en oo-
nieuw bestraat worden, maar omdat het tij
dens die werkzaamheden geregend had was
het er erg modderig en Alphonse, die nu eens
recht z'n hart kon ophalen, zat dan ook van
onder tot boven onder cle modder. Hij gooide
de steenen met alle kracht op en door elkan
der en toen hij zag dat ik naar hem keek,
beduidde hij mij, dat ik bij hem moest ko
men.
Nu ik had ook wel lust om zoo'n beetje met
die sleenen te gooien en in mijn kamer kon
ik dit niet doen. Het trof, dat cle deur open
stond cn ik naar beneden kon gaan.
j „Daar ben ik", zei ik tot Alphonse.
„Breng jij me dien steen eens hier", zei hij.
Ik deed het dadelijk want hij keek me hier
bij eenigszins dreigend aan en zei het op ru
wen toon. Op eens werd me dien steen uit
mijn handen gerukt en wercl ik van den
grond opgetild. Het was de kinderjuffrouw,
die me verontwaardigd meenam. Ze waschte
me dadelijk met zeep weer schoon en vond
het schande, dat ik aan 't spelen was met
een straatjongen, een zwerver en een deug
niet.
En heel zacht zei mijn moeder daarop tegen
me: „Alphonse is slecht opgevoed mijn jongen,
maar dat is zijn schuld niet, dat is zijn lot;
maar voor de goed opgevoede kinderen is het
betor niet met zulke jongens om te gaan".
Ik dacht als kind reeds veel en lang over
de dingen na. De woorden van mijn moeder
bleven mij in de gedachten. Van dit oogen-
blik af veranderden mijn gevoelens ten op
zichte van Alphonse geheel en al. Ik be
nijdde hem geenszins meer en had diep mede
lijden met hem, want het was zijn schuld
niet, dat hij zóó was; het was zijn lot.
Steeds moest ik aan die woorden van m'n
moeder denken. Ja, moecler ik ben u dank
baar dat ge deze woorden tot me gesproken
hebt; ik ben u dankbaar clat ge op dien leef
tijd waarop de ziel nog aan 't ontluiken is.
bij mij het gevoel hebt doen ontwaken, dat
de misdeelden meestal onschuldig zijn aan
hun toestand.
Dezen keer tenminste hadden uw woorden
hun uitwerking niet gemist en ik begreep dat
ik iets moest doen voor Alphonse. Eens op
een dag, terwijl hij op de plaats den papegaai
van een oude vrouw, die bij hen in huis
woonde, aan 't plagen was. peinsde Ik op een
middel om hem mijn medelijden te toonen.
Ik dacht er eerst over om hem een kus te
25)
Uit het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY.
De beide broers lieten de detectives verder
hun gang gaan, en vervolgden hun weg.
„Een athletischo gestalte.'", merkte Johnson
op, terwijl hij George nakeek.
George Conway? Ja, zeker", beaamde
Rolt. „Toen hij nog op de universiteit was,
was hU een bekend sportman".
Daarna zetten beide het onderzoek van den
auto voort.
Dien middag werd het stoffelijk overschot
van de gravin naar de laatste rustplaats in
het dorp overgebracht. Zooals dit bij zulke
gelegenheden steeds het geval is, had zich
op het kerkhof een groote menigte verzameld
die slechts zeer ten deele werkelijk begaan
was met het lot van cle vermoorde, maar
voor het grootste deel slechts op sensatie be
lust was. De halve bevolking van Fulborough
scheen uitgeloopen te zijn, zoodat tezamen
met vrijwel alle inwoners van het dorpje
Temple Westford en een menigte verslag
gevers den stoet den geheelen weg van
het buiten tot aan het kerkhof besloeg.
Alle gasten van de familie Conway waren
bij de teraardebestelling tegenwoordig, terwijl
mevrouw Zamow als bij stilzwijgende over
eenkomst een der voorste plaatsen was af
gestaan.
Nadat de plechtigheid was afgeloopen. be
gaven de bewoners van het. buiten en hun
gasten zich langs een particulier voetpad,
dat den afstand naar de kerk aanmerkelijk
geven, maar z'n ruw gezicht zag er me toch
wel wat al te vuil uit. Ik dacht er lang over
na, wat ik hem dan wel zou kunnen geven
Het was een moeilijk geval.
Mijn paard te geven, dat noch staart noch
manen meer had, scheen me geheel en al
verkeerd toe.
En zou het geven van een paard wel als
oen blijk van medelijden beschouwd kunnen
worden?
Neen, aan zoo'n misdeelden jongen moest
een passender geschenk gegeven worden.
Bloemen misschien? Er stonden nog bouquet-
ten in den salon. Maar misschien hield hij
niet eens van bloemen.
En niet wetend wat voor hem te doen, liep
ik de eetkamer eens rond. Opeens had ik iets
geschikts gevonden en ik klapte van blijd
schap in m'n handen.
Daar lagen op een schaal op het buffet
prachtige druiven. Ik klom op een stoel en
nam den grootsten en zwaarsten tros er af.
Ze hadden een bleek-groene tint en ze zouden
hem zeker heerlijk smaken.
Ik haalde vlug een klosje garen uit mijn
moecler's werktafeltje, hoewel ze me verboden
had daaraan te komen, maar ik was nu ook
eens even ongehoorzaam.
Ik maakte den tros druiven aan een langen
draad vast en terwijl ik zoover als mogelijk
was, uit het venster ging hangen, riep ik
Alphonse en liet den tros langzaam naar
beneden zakken.
Om beter te kunnen zien, wat daar naar
beneden kwam, schoof hij de lokk-t'n van z'n
voorhoofd weg en toen hij den tros bijna kon
grijpen, trok hij dezen ruw met draad en al
uit mijn handen, keek naar boven, stak z'n
tong tegen me uit en maakte zich zoo gauw
mogelijk met z'n tros uit de voeten.
Van mijn vriendjes had ik zooiets nog
nooit ondervonden en ik was er dan ook in 't
eerst erg van onder den indruk, maar ik was
toch blij, dat ik aan mijn eerste voornemen
om hem een kus of bloempje to geven, geen
gevolg had gegeven, want daar had ik bij hem
zeker niet mee behoeven aan te komen.
ONZE TORENS.
TEGEN BRANDSCHADE VERZEKERD?
Het eigenaardige is, dat verschillende
kerktorens eigendom der gemeente zijn. Niet
alleen van de St. Bavo, maar ook van de
Bakenesserkerk en Nieuwe kerk. Dit stamt
nog uit den tijd toen ons leger belang had bij
het bezit van de torens als uitkijkposten. De
kerken bleven toen wel eigendom der kerke
lijke gemeenten, maar de torens werden
eigendo mvan de stedelijke overheden. Op
deze eigenaardige omstandigheid is gewezen
bij de behandeling der gemeentebegrooting
in de afdeelingen van den gemeenteraad.
Daarbij werd cle vraag gesteldHoe zit het nu
met cle verzekering der torens tegen brand
schade? Zorgt de kerk of de gemeente daar
voor?
Wij kunnen mededeelen. dat de kerkelijke
gemeente de torens n i e t heeft verzekerd, al
leen cle kerkgebouwen. Niet alleen dat de to
ren van de St. Bavo eigendom der stad is,
maar ook het uurwerk en het carillon, die
in den toren staan. Ook het orgel in de St.
Bavo-kerk is niet door het kerkbestuur ver
zekerd, omdat ook dat op naam van het
stadsbestuur staat.
Uit de gemeentebegrooting is niet na te
gaan of de gemeente de torens en het orgel
verzekerd heeft, omdat alleen een totaal
bedrag van alle verzekeringen tegen brand is
opgegeven.
AFKOOP VAN ERFPACHT
De Coöperatieve Bouwvereeniging „Ons
Huis" heeft bij akte d.d. 10 September 1925
van cle gemeente Bloemendaal in erfpacht
ontvangen eenige perceelen groncl aan de
Hospeslaan en de Lambrecht van Dalelaan.
Op deze gronden zijn 41 huizen gebouwd.
Een achttal bewoners dezer huizen wen-
schen gebruik te maken van de bij de erf
pachtsuitgifte voorbehouden bevoegdheid om
den grond, waarop de door hen bewoonde
woningen zijn gebouwd, tegen 4.per c.A.
van de gemeente te koopen onder verplich
ting van aflossing van het restant van hun
aandeel in het door de vereeniging van de
gemeente ontvangen bouwvoorschot.
B. en W. stellen voor daartoe over te gaan.
DE AUTOBUSDIETfST BLOEMEN
DAAL—O VERVEEN—
VOGELENZANG.
VOOR DE GEMEENTE BLOEMENDAAL
EEN SCHIP VAN BIJLEGGEN.
Onze Bloemen daalsche correspondent
schrijft:
We hebben eenigen tijd geleden de vrees
geuit, dat de B. A. D. (de volksmond maakt
er „het Bad" van) voor de gemeente een
schip van bijleg zou worden en dit ook
zou blijven, omdat nu eenmaal weinig
Bloemendalers zich behoeven te verplaat
sen in de gemeente zelf.
In de daarna gehouden raadszitting bleek
dat de gemeente voor de eerste maand (15
Juli15 Augustus) f 1800 moest bijpassen.
Als we dit als een gemiddelde aannemen
naast het feit dat de bus meer ingeburgerd
zal raken, staan de ongunstige wintermaan
den wordt de busdienst voor de gemeente
een jaarlijksche strop van pl.m. f 20.000.
De samensteller van de begrooting zal wel
met zijn raming van f 30.000 voor 1930 aan
den veiügen kant zijn. Velen vinden f 20.000
trouwens al welletj.es en achten dit offer
eigenlijk veel te groot, in aanmerking geno
men het gering aantal personen, dat er van
profiteert.
Onze burgers uit Vogelenzang en Aerden-
hout, die zonder bus inderdaad een moei
lijke reis moeten maken, zoo zij op het ge
meentehuis te Overveen moeten zijn, behoe
ven zich voorloopig nog niet ongerust te ma
ken over een opheffing van den dienst.
De heer Olie heeft een contract met de
gemeente voor 5 jaren en twee op tie jaren.
De gemeente garandeert een ontvangst van
13 cent per afgelegden K.M. Wat hierboven
ontvangen wordt, wordt door exploitant en
gemeente eerlijk gedeeld.
Wij zullen onze bussen nog langen tijd zien
rijden van Bloemendaal tot Overveen met
een enkele passagier, vandaar naar Aerden-
hout gemeenlijk totaal leeg.
Eigenlijk een zielig gezicht. Want nu moge
Bloemendaal zich een dergelijke luxe mogen
veroorloven, het prikkelt altijd min of meer
als de belastingpenningen zoo weinig nut
afwerpen.
Misschien voelt men dit ten gemeente
huize ook wel en komt men met een betere
oplossing. Wij hopen het van harte.
AANBESTEDING.
Het verbouwen van school 39
te Spaarndam.
Ten raadhuize werd door B. en W. van
Haarlem Maandagmorgen aanbesteed het
verbouwen en uitbreiden van school no. 39
aan de Pol in voormalig Spaarndam (perceel
I) en het verrichten ven glas- en verfwerken
ten behoeve van het in perceel I genoemde
werk (perceel II).
Voor perceel I werd ingeschreven door:
B. Boerrigter te Haarlem: 15550; G. W.
Polderman te Spaarndam: 15879; Gebr. P.
en W. Botbijl te Heemstede: 14863; Gebr.
van Schoepen te Haarlem 19600; N. J.
Tromp te Overveen; 14979; E. Bellaert te
Haarlem: 16200; P. de Boer te Santport:
14065; N.V. Van der Zijp en Hamburg te
IJmuiden: 15450; J. de Waard te IJmui-
den: 15.380; J. Kes te IJmuiden: 18000;
N. Cobelens en Zonen te Haarlem: 15200;
M. Zwaan te Nieuwendam: 15993; J. Buis
te Heemstede: 14857; Fa. Bleeker en Co.
te Assendelft: 12888; F. Philips te Haarlem:
15130; en A. Krok en C. Zuidevaart te
Assendelft: 13680.
Voor perceel II werd ingeschreven door:
N. J. Th. Heemskerk te Haarlem: 950; P. M.
van den Bosch en Zonen te Heemstede: 825;
P. Barend te Heemstede: 900; J. Lukas te
Spaarndam: f 824; A. de Laat te Haarlem:
940; Chr. Klomp te Haarlem: 835; IJ. de
Jong te Haarlem: 578: Fa. 't. Hart en gin-
necker te Haarlem: 840; en Fa. Binsbergen
en Van Doorn te Zaandam: 830.
De laagste inschrijvers waren dus; voor
perceel I: Fa. Bleeker en Co. te Assendelft
voor 12888, en voor perceel II: IJ. de Jong
te Haarlem voor 578.
BOUWTERREIN.
B. en W. stellen aan den gemeenteraad
voor te verkoopen aan:
J. P. Hartogh 408 M2. grond aan de Bra
kenburgstraat (tegen f 15) om daarop drie
woonhuizen te bouwen.
G. Kamminga 6.40 M2. grond aan de Duin
oordstraat (tegen f 15) om daarop vier woon
huizen te bouwen.
C. Vrugt Sr. 175 M2. grond aan de Jacob
Geelstraat (tegen f 15) om daarop een win
kelhuis met bovenwoning to bouwen.
L. J. Winnubst 1500 M2. grond aan de Zon
nebloemstraat (tegen f 14) om daarop 10
woonhuizen te bouwen.
S. Feenstra 1440 M2. grond aan de Dr.
Schaepmanstraat (tegen f 11) om daarop 14
woonhuizen te bouwen.
S. L. Blom 2270 M2. grond aan de Decker
straat (tegen f 15) om daarop 16 woonhuizen
te bouwen.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1501 DE WERELD OP HAAR ERGST
Wanneer je je net voorgenomen hebt om nu
eens in extra korten tijd den afstand te rijden
en moeder komt met het idee om hier en daar
te stoppen voor het mooie uitzicht en de kinderen
vragen om onderweg bij een bekend café aan
te leggen om limonade te drinken.
(Nadruk verboden.)
DE ONDERWIJZERS EN HET
GEORGANISEERD OVERLEG.
DE HOUDING VAN DEN BOND VAN
NED. ONDERWIJZERS.
Men schrijft ons:
Zaterdag hield de afd. Haarlem van boven-
genoemden bond een vergadering. De bonds
voorzitter de heer J. J. Lamers uit Amster
dam behandelde het onderwerp: Het georga
niseerd Overleg. Uitvoerig ging hij het ont
staan en de werking van dit instituut na.
Was men vóór 1918 van meening, dat de
overheid met haar ambtenaren over de ar
beidsvoorwaarden niet kon overleggen, onder
den invloed van de gebeurtenissen in. dat
Jaar werd dit standpunt prijsgegeven. Er
werd een salariscommissie ingesteld, die in
1919 het eerste bezoldigingsbesluit bracht.
Overleg was echter niet gemakkelijk. Er wa
ren niet minder dan 200 vereenigingen van
rijksambtenaren. Daarom bepaalde de re
geering, dat ze voortaan alleen zou overleg
gen met centrales. Volgens de statuten van
de Centr. commissie van overleg is een cen
trale een lichaam waarvan alle groepen amb
tenaren lid kunnen zijn. Er zijn 6 van die
centrales: 1 R-K„ 1 Prot. Chr., 1 moderne (het
A. C. O. P.), 2 neutrale en 1 centrale van
hoogere ambtenaren, die alle 1 lid en een
plaatsvervangend lid voor de centrale com
missie aanwijzen. Ook de regeering wijst een
gelijk aantal vertegenwoordigers aan. Krach
tens de statuten is categorale vertegenwoor
diging, bijv. alleen van onderwijzers, uitgeslo
ten. Spreker schetste de juistheid van dit
principe. Als de ambtenaren met de regeering
onderhandelen, moeten ze 't onderling reeds
eens zijn. Anders krijgt men in de centrale
commissie een gevecht over categorale be
langen met de regeering als lachende derde.
Wat men den onderwijzers toestaat, kan en
zal men andere groepen niet weigeren. Ge
volg zou dan zijn een commissie van over de
200 leden. Het streven van N. O. G. en hoof-
denvereeniging is dan ook zoo vervolgde
spreker hopeloos. Er is maar één weg: zich
aansluiten bij een centrale. De Bond heeft
dat al jaren begrepen. Het is voor de ande
ren noodzakelijk, dat ze hun achterlijke or
ganisatievormen prijsgeven, op straffe van
overal buiten te staan. Als typisch voorbeeld
noemde spreker de Ambtenaren wet. die door
de Tweede Kamer wordt behandeld. Reeds
twee jaar geleden werd ze in de centrale
commissie besproken en gewijzigd. De Bond
nam aan die bespreking deel de andere on-
derwijs-organisaties kregen pas kennis van
de wet toen ze in staat van wijzen was. Met
de pensioenwet 1922, met haar prachtige be
palingen over uitgesteld en invaliditeitspen
sioen, zelfs voor niet meer in functie zijnde
ambtenaren (gehuwde onderwijzeressen bijv.)
hetzelfde. Deze elementen zijn-in de wet ge
bracht, door de centrale commissie. Wie er
niet in zit, is bij voorbaat uitgeschakeld en
mist het recht van critiek op de andere amb
tenaren, van wie hij zich afzijdig houdt. Het
is merkwaardig: Elke groep heeft haar cen
trale weten te vinden, alleen de onderwijzers
(behalve de Bond) niet.
Een levendige discussie volgde op deze uit
eenzetting. Daarna werd de vergadering met
hartelijken dank aan den spreker gesloten.
BAZAR IN T GEBOUW „CAECILIA".
Zaterdag en Zondag werd in het gebouw
„Caecilia" in de Jansstraat de bazar gehou
den van den Alg- Ned. Bond van arbeiders
(sters) in het bakkers-, chocolade- en suiker -
bewerkingsbedrij f
De opbrengst van dezen bazar komt ten
goede aan het steun- en t.b.c-fonds van ge
noemden bond, dat geheel door giften in
stand moest worden gehouden en waaruit
de kosten bestreden worden voor versterken
de middelen voor herstellende patiënten, het
uitzenden van patiënten naar Sanatoria enz.
Er waren heel wat aardige en nuttige din
gen te koop: speelgoed, parfumerieën, enfin,
van alles wat, zooals men dat op eiken bazar
vindt. Uit den aard der zaak waren voor
dezen bazar heel wat taarten ingezonden.
Voor amusement was in ruime mate ge
zorgd. Er waren sjoelbakken, waarvoor veel
liefhebberij aan den dag werd gelegd; verder
waren er een grabbelton, een draaibord en
een rad van avontuur. Ook was er gelegen
heid voor „touwtrekken".
Een radiotoestel, welwillend afgestaan doa»
den heer N. L. van Schagen, zorgde voor
muziek; des avonds was er een strijkje. Ver
schillende bakkerspatroons, coöperaties en
firma's hadden voor den bazar zeer op prijs
gestelde medewerking verleend en diverse
zaken afgestaan-
Wij twijfelen niet of de bazar zal een druk
bezoek hebben gehad en het fonds in quaes-
tie zal er wel bij zijn gevaren.
UITBREIDING VAN GEND EN LOOS
Het bekende expeditiebedrijf van Gend en
Loos dat feitelijk thans de naam A. T. O. (Al-
gemeene Transport Onderneming) draagt zal
binnenkort een groote uitbreiding ondergaan.
De directie heeft niet minder dan 53 groote
transportauto's besteld, waarvan er ook
eenige te Haarlem zullen komen. Voorts zal
aan den wensch van de organisaties der werk
nemers, namelijk den Centralen Bond van
Transportarbeiders en den R.K. Bond van
Transportarbeiders, gehoor worden gegeven
door den werktijd niet te doen overschrijden.
Door de directie zullen daartoe alle maat
regelen getroffen worden.
GEMEENTELIJKE CONTROLE EN
ZUIVERINGSDIENST
Het gepleegde overleg tusschen B. en W.
en de besturen van de verschillende woning-
bouwvereenigingen en stichtingen betreffen
de het daar stellen van een gemeentelijken
controle en zuiveringsdienst op het wand
gedierte, heeft tot gevolg gehad dat een groot
aantal besturen der vereenigingen zich vóór
de aansluiting bij een dergelijke gemeente
lijke instelling heeft verklaard. Thans is door
B. en W. besloten geworden om deze nieuwe
gemeentelijke instelling met ingang van 1
November a.s. met de werkzaamheden te
doetn aanvangen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ctfl. per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJORISSTRA AT 16
TELEFOON 10756
VAMPYR STOFZUIGERS f98.—
bekorte, naar huis. Een deel van het terrein
van het landgoed grensde namelijk aan den
weg, die naar het kerkhof liep. Toen zij
na door een hek het pad te zijn ingegaan,
een tweede hek passeerden, op een dertig
meter afstand van den weg, zag George me
vrouw Zarnow staan. Ze was in diepen rouw.
cn stond daar blijkbaar te wachtten. Hij
nam zijn hoed af en vervolgde toen tegelijk
met de anderen zijn weg, waarbij hij al spoe
dig naast Rosamund kwam to loopen.
„Wie was die eigenaardige vrouw?" vroeg
zij. „Een familielid van de gravin?"
„Neen", antwoordde George, „een intieme
vriendin. Een zekere mevrouw Zarnow".
„Ken je haar dan?" vroeg Rosamund ver
der. terwijl zij hem onderzoekend aanzag.
„Ze heeft mc gisternamiddag een bezoek
gebracht en vroeg mij om toestemming, om
de gravin voor de laatste maal nog eens te
mogen zien, daar zij, zooals ze zei. haar boe
zemvriendin was geweest. Vóór dien tijd had
ik nooit van haar bestaan gehoord. Zooals
je ziet, was ik heelemaal niet zoo erg intiem
met de gravin, want ik kende haar boezem
vriendin niet eens".
„Natuurlijk geloof ik dat niet meer, nu je
mij je eerewoord hebt gegeven".
Halfweg het heerenhuis ontmoetten zij mr.
Wallace, den minister, die van Drylaw kwam;
Wallace was een paar dagen in Londen ge
weest voor dringende ambtebezigheden, maar
hij was weer teruggekomen om zijn logeer
partij bij Lord Taverliam, evenals hij lid van
het kabinet, voort te zetten. Na het gezel
schap begroet te hebben, beduidde mr. Wal
lace 'aan George, oat hij hem wilde spreken
cn de beide heeren zonderden 'zich eén wei
nig van de rest van het gezelschap af.
„Ik zou wel eerder zijn gekomen, om wat
nieuws te hooren", leidde de minister het
gesprek in, „maar ik moest voor een paar
dringende zaken noodzakelijk op het depar
tement zijn. Rolt is nog altijd hier naar ik
hoor".
„Ja. Maar tot dusverre schijnt hij nog niet
veel wijzer te zijn geworden".
„Neen, het schijnt inderdaad nog altijd een
even groot mysterie te zijn als in het begin.
Ik vind de heele zaak eerlijk gezegd, buiten
gewoon onaangenaam. Het feit dat de ver
moorde een vreemdelinge van aanzienlijken
stand was. die hier tc lande bovendien een
delicate positie innam, maakt de zaak wnogal
gecompliceerd. De reden waarom de moord
werd gepleegd
„Maar waarom kan het geen gewone roof
moord zijn geweest", viel George den minister
ijverig in de rede. „Vrijwel alle sieraden wa
ren immers verdwenen".
„In ieder geval", wierp de minister tegen,
„deze meening wordt door het groote pu
bliek niet gedeeld. Trouwens het. juweelen-
kist-ie van de gravin op de voorste bank van
den auto heeft de moordenaar onaangeroerd
gelaten".
„Dat is zoo", erkende Conwav. „Maar het is
een bekend feit. dat misdadigers in hun
haast of hun engst vaak het beste deel van
den buit laten liggen".
„Tja", meende Wallace weifelend. „Ik moet
eerst eens hooren, wat Rolt te vertellen heeft.
Het hoofddoel van mijn komst hier ik
ben namelijk pas een paar uur op Drylaw te
rug was om eens met Rolt te praten, om
te hooren. hoever hij met zijn nasporingen is
gevorderd".
„Ik meen dat ik hem bij de begrafenis heb
gezien", berichtte George. „In eik geval kan
hij niet ver hier vandaan zijn. Ik zal*hem
onmiddellijk laten halen".
„Graag Conway".
„Misschien weet u al dat Shrewton, die te
gelijk met hem hier kwam, naar Londen te
rug is en dat een andere detective, Johnson,
in zijn plaats is gekomen".
„Ja, dat is me bekend. Voor deze persoon
verwisseling bestond een reden. Natuurlijk
kan het absoluut geen kwaad, als ik jou in
vertrouwen op de hoogte breng. Die nieuwe
detective behoort niet tot onzen eigen staf,
evenmin als zijn ware naam Johnson is.
Als ik mij goed herinner, heet hij Steinmarck.
Hij is een der bekwaamste detectives van de
Hongaarsche regeering. Toevallig was hij
juist in Engeland in verband met een uitwij
zingskwestie. Om het geheimzinnige van den
moord en zijn uitgebreide' kennis van Oos-
tenrijksche en Hongaarsche politieke kwes
ties, hebben wij de Hongaarsche legatie ge
vraagd of hij Rolt een handje mocht komen
helpen. En dat vonden ze uitstekend".
Conway's gezicht drukte de grootste ver
bazing uit.
„Dus hij is een Hongaar?" riep hij uit. „Dat
had ik nooit kunnen denken. Hij spreekt En
gelsch zonder het minste accent".
„Dat- is juist zijn specialiteit", verklaarde
de minister glimlachend. „Hij is iemand, die
zich gerust voor een volbloed Engelschman
kan uitgeven".
„Dat is zeker zoo", mompelde Conway, op
wien de mededeeling van den minister blijk
baar groot-en indruk maakte.
„Natuurlijk mag niemand het weten", ver
volgde Wallace, „maar jou kan ik het gerust
toevertrouwen".
„Neen. neen, ik begrijp u volkomen", gaf
Conway ten antwoord. ..U leunt er op rekenen,
dat ik er geen woord over zal laten ontval
len. Het zou trouwens misschien aanleiding
geven tot critiek", voegde hij er glimlachend
aan toe.
„Hoezoo?" vroeg Wallace min of meer ver
wonderd.
„Ik bedoel, dat het feit dat men de hulp
van een vreemdeling inroept, in plaats van
iemand van onze eigen menschen".
„Geen sprake van", stelde de minister hem
gerust. „Het slachtoffer en vermoedelijk ook
de moordenaar zijn allebei vreemdelingen en
dat maakt het alleszins verdedigbaar, dat
wij, om dit drama op te helderen gebruik
maken van de diensten van een ambtenaar,
die beter dan wij hier in staat is om na te
gaan, wat de antecedenten van de vermoor
de en haar ware positie zijn geweest".
„U bedoelt de een of andere politieke in
trigue, waarin zij misschien verwikkeld is
geweest?"
„Juist", antwoordde de minister „en deze
Steinmarck schijnt nogal connecties te be
zitten in de kringen van spionnage en con-
traspionnagebureaux".
„Ja", gaf Conway toe-, „alles bij elkaar ge
nomen geloof ik ook wel dat hij goede dien
sten zal kunnen bewijzen. Maar het komt me
toch ook voor dat het logischer zou zijn om
hier een onderzoek in te stellen dan in Hon
garije. Als wij aannemen dat niet berooving
het motief voor de misdaad is geweest, moet
dat motief in verband staan met de een of
andere intrigue, die' zich hier heeft afge
speeld".
Mr. Wallace scheen het met deze opvat
ting niet- heelemaal eens te zijn.
„Dat hoeft nog niet", meende hij. „Maar
ongetwijfeld zullen we spoedig meer hooren".
Intusschen hadden zij het huis bereikt en
Conway stuurde iemand met een boodschap,
aan Rolt. Een paar minuten later wercl hem
meegedeeld, dat dc detective in de biblio
theek zat te wachten, waarna mr. Wallace
met een woord van verontschuldiging tot de
gastvrouw, clen salon verliet, om het onder
houd met den detective te hebben.
(Wordt vervolgd.);