II. D.-VERTELUNGEN De Mantel der Duisternis FLITSEN FEUILLETON STADSNIEUWS HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 22 OCTOBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehoudend De Druiventros. EEN JEUGDHERINNERING. Naar het Fransch van ANATOLE FRANCE. Tk was gelukkig, heel gelukkig Mijn ouders en ook mijn kinderjuffrouw waren altijd even goed en hartelijk voor me, en ik kon me niet voorstellen, dat ze ooit dood zouden gaan. Er konden geen betere ouders op de wereld bestaan. Ik hield veel van bloemen, van heerlijke geuren van een mooi gedekte tafel en ook van mooie kleeren. Mijn fluweelen baret met veertjes opzij, en mijn kousen, in verschillen de kleuren wol maakten me wat trotscïi. Ik hiekl eigenlijk van al wat mooi was; van het huis, van de prachtige luchten, van het zon licht. Ik was omringd door vele zachte en lieve dingen Een vogeltje zou zich geen warmer nestje kunnen denken. Ik was gelukkig, heel gelukkigen toch was ik afgunstig op een ander kind. Hij heette Alphonse. Z'n moeder was waschvrouw en moest dagelijks naar de stad. Alphonse zwierf clan den geheelen dag op de binnenplaats of op de kade rond; ik kon hem uit mijn venster goed gadeslaan met z'n vuile gezicht, z'n vlaskop, z'n gaten in z'n broek, en z'n doorweekte schoenen, waarmee hij altijd door de plassen liep. Het verlangen kwam dikwijls bij me op om ook eens vrij te kunnen ronddwalen en zoo door de plassen te loopen. Alphonse beide wel bij cle hulzen aan. om oud brood te vragen en liep dan dikwijls van de keukenmeisjes een stevigen oorvijg op. Ook vroegen de koetsiers hem wel eens een emmer water te willen pompen en dan bracht hij dezen vol trots en met een kleur van inspanning terug. En ik benijdde hem werkelijk..^. Ilij behoefde geen fabelen van la Fontaine te leeren: hij was niet bang voor straf, wan neer hij z'n blouse had vuil gemaakt: hij hoefde niet den geheelen dag „dag mijnheer" en „dag mevrouw" te zeggen tegen menschen die op visite kwamen en waarvan je de meesten toch niet aardig vondt. En ai had hij ook niet een arke Noachs en geen paard dat opgewonden kon worden, hij speelde toch ook met de musschen^dic hij ving, met zwer vende honden, en zelfs met de paarden in den stal, totdat de koetsier er genoeg van had, en hem met den bezemstok wegjoeg. Hij was vrij en brutaal, en keek, wanneer hij op de plaats was altijd naar mijn venster op als naar een vogeltje in een kooi. Eens moest de plaats opgebroken en oo- nieuw bestraat worden, maar omdat het tij dens die werkzaamheden geregend had was het er erg modderig en Alphonse, die nu eens recht z'n hart kon ophalen, zat dan ook van onder tot boven onder cle modder. Hij gooide de steenen met alle kracht op en door elkan der en toen hij zag dat ik naar hem keek, beduidde hij mij, dat ik bij hem moest ko men. Nu ik had ook wel lust om zoo'n beetje met die sleenen te gooien en in mijn kamer kon ik dit niet doen. Het trof, dat cle deur open stond cn ik naar beneden kon gaan. j „Daar ben ik", zei ik tot Alphonse. „Breng jij me dien steen eens hier", zei hij. Ik deed het dadelijk want hij keek me hier bij eenigszins dreigend aan en zei het op ru wen toon. Op eens werd me dien steen uit mijn handen gerukt en wercl ik van den grond opgetild. Het was de kinderjuffrouw, die me verontwaardigd meenam. Ze waschte me dadelijk met zeep weer schoon en vond het schande, dat ik aan 't spelen was met een straatjongen, een zwerver en een deug niet. En heel zacht zei mijn moeder daarop tegen me: „Alphonse is slecht opgevoed mijn jongen, maar dat is zijn schuld niet, dat is zijn lot; maar voor de goed opgevoede kinderen is het betor niet met zulke jongens om te gaan". Ik dacht als kind reeds veel en lang over de dingen na. De woorden van mijn moeder bleven mij in de gedachten. Van dit oogen- blik af veranderden mijn gevoelens ten op zichte van Alphonse geheel en al. Ik be nijdde hem geenszins meer en had diep mede lijden met hem, want het was zijn schuld niet, dat hij zóó was; het was zijn lot. Steeds moest ik aan die woorden van m'n moeder denken. Ja, moecler ik ben u dank baar dat ge deze woorden tot me gesproken hebt; ik ben u dankbaar clat ge op dien leef tijd waarop de ziel nog aan 't ontluiken is. bij mij het gevoel hebt doen ontwaken, dat de misdeelden meestal onschuldig zijn aan hun toestand. Dezen keer tenminste hadden uw woorden hun uitwerking niet gemist en ik begreep dat ik iets moest doen voor Alphonse. Eens op een dag, terwijl hij op de plaats den papegaai van een oude vrouw, die bij hen in huis woonde, aan 't plagen was. peinsde Ik op een middel om hem mijn medelijden te toonen. Ik dacht er eerst over om hem een kus te 25) Uit het Engelsch van SIR WILLIAM MAGNAY. De beide broers lieten de detectives verder hun gang gaan, en vervolgden hun weg. „Een athletischo gestalte.'", merkte Johnson op, terwijl hij George nakeek. George Conway? Ja, zeker", beaamde Rolt. „Toen hij nog op de universiteit was, was hU een bekend sportman". Daarna zetten beide het onderzoek van den auto voort. Dien middag werd het stoffelijk overschot van de gravin naar de laatste rustplaats in het dorp overgebracht. Zooals dit bij zulke gelegenheden steeds het geval is, had zich op het kerkhof een groote menigte verzameld die slechts zeer ten deele werkelijk begaan was met het lot van cle vermoorde, maar voor het grootste deel slechts op sensatie be lust was. De halve bevolking van Fulborough scheen uitgeloopen te zijn, zoodat tezamen met vrijwel alle inwoners van het dorpje Temple Westford en een menigte verslag gevers den stoet den geheelen weg van het buiten tot aan het kerkhof besloeg. Alle gasten van de familie Conway waren bij de teraardebestelling tegenwoordig, terwijl mevrouw Zamow als bij stilzwijgende over eenkomst een der voorste plaatsen was af gestaan. Nadat de plechtigheid was afgeloopen. be gaven de bewoners van het. buiten en hun gasten zich langs een particulier voetpad, dat den afstand naar de kerk aanmerkelijk geven, maar z'n ruw gezicht zag er me toch wel wat al te vuil uit. Ik dacht er lang over na, wat ik hem dan wel zou kunnen geven Het was een moeilijk geval. Mijn paard te geven, dat noch staart noch manen meer had, scheen me geheel en al verkeerd toe. En zou het geven van een paard wel als oen blijk van medelijden beschouwd kunnen worden? Neen, aan zoo'n misdeelden jongen moest een passender geschenk gegeven worden. Bloemen misschien? Er stonden nog bouquet- ten in den salon. Maar misschien hield hij niet eens van bloemen. En niet wetend wat voor hem te doen, liep ik de eetkamer eens rond. Opeens had ik iets geschikts gevonden en ik klapte van blijd schap in m'n handen. Daar lagen op een schaal op het buffet prachtige druiven. Ik klom op een stoel en nam den grootsten en zwaarsten tros er af. Ze hadden een bleek-groene tint en ze zouden hem zeker heerlijk smaken. Ik haalde vlug een klosje garen uit mijn moecler's werktafeltje, hoewel ze me verboden had daaraan te komen, maar ik was nu ook eens even ongehoorzaam. Ik maakte den tros druiven aan een langen draad vast en terwijl ik zoover als mogelijk was, uit het venster ging hangen, riep ik Alphonse en liet den tros langzaam naar beneden zakken. Om beter te kunnen zien, wat daar naar beneden kwam, schoof hij de lokk-t'n van z'n voorhoofd weg en toen hij den tros bijna kon grijpen, trok hij dezen ruw met draad en al uit mijn handen, keek naar boven, stak z'n tong tegen me uit en maakte zich zoo gauw mogelijk met z'n tros uit de voeten. Van mijn vriendjes had ik zooiets nog nooit ondervonden en ik was er dan ook in 't eerst erg van onder den indruk, maar ik was toch blij, dat ik aan mijn eerste voornemen om hem een kus of bloempje to geven, geen gevolg had gegeven, want daar had ik bij hem zeker niet mee behoeven aan te komen. ONZE TORENS. TEGEN BRANDSCHADE VERZEKERD? Het eigenaardige is, dat verschillende kerktorens eigendom der gemeente zijn. Niet alleen van de St. Bavo, maar ook van de Bakenesserkerk en Nieuwe kerk. Dit stamt nog uit den tijd toen ons leger belang had bij het bezit van de torens als uitkijkposten. De kerken bleven toen wel eigendom der kerke lijke gemeenten, maar de torens werden eigendo mvan de stedelijke overheden. Op deze eigenaardige omstandigheid is gewezen bij de behandeling der gemeentebegrooting in de afdeelingen van den gemeenteraad. Daarbij werd cle vraag gesteldHoe zit het nu met cle verzekering der torens tegen brand schade? Zorgt de kerk of de gemeente daar voor? Wij kunnen mededeelen. dat de kerkelijke gemeente de torens n i e t heeft verzekerd, al leen cle kerkgebouwen. Niet alleen dat de to ren van de St. Bavo eigendom der stad is, maar ook het uurwerk en het carillon, die in den toren staan. Ook het orgel in de St. Bavo-kerk is niet door het kerkbestuur ver zekerd, omdat ook dat op naam van het stadsbestuur staat. Uit de gemeentebegrooting is niet na te gaan of de gemeente de torens en het orgel verzekerd heeft, omdat alleen een totaal bedrag van alle verzekeringen tegen brand is opgegeven. AFKOOP VAN ERFPACHT De Coöperatieve Bouwvereeniging „Ons Huis" heeft bij akte d.d. 10 September 1925 van cle gemeente Bloemendaal in erfpacht ontvangen eenige perceelen groncl aan de Hospeslaan en de Lambrecht van Dalelaan. Op deze gronden zijn 41 huizen gebouwd. Een achttal bewoners dezer huizen wen- schen gebruik te maken van de bij de erf pachtsuitgifte voorbehouden bevoegdheid om den grond, waarop de door hen bewoonde woningen zijn gebouwd, tegen 4.per c.A. van de gemeente te koopen onder verplich ting van aflossing van het restant van hun aandeel in het door de vereeniging van de gemeente ontvangen bouwvoorschot. B. en W. stellen voor daartoe over te gaan. DE AUTOBUSDIETfST BLOEMEN DAAL—O VERVEEN— VOGELENZANG. VOOR DE GEMEENTE BLOEMENDAAL EEN SCHIP VAN BIJLEGGEN. Onze Bloemen daalsche correspondent schrijft: We hebben eenigen tijd geleden de vrees geuit, dat de B. A. D. (de volksmond maakt er „het Bad" van) voor de gemeente een schip van bijleg zou worden en dit ook zou blijven, omdat nu eenmaal weinig Bloemendalers zich behoeven te verplaat sen in de gemeente zelf. In de daarna gehouden raadszitting bleek dat de gemeente voor de eerste maand (15 Juli15 Augustus) f 1800 moest bijpassen. Als we dit als een gemiddelde aannemen naast het feit dat de bus meer ingeburgerd zal raken, staan de ongunstige wintermaan den wordt de busdienst voor de gemeente een jaarlijksche strop van pl.m. f 20.000. De samensteller van de begrooting zal wel met zijn raming van f 30.000 voor 1930 aan den veiügen kant zijn. Velen vinden f 20.000 trouwens al welletj.es en achten dit offer eigenlijk veel te groot, in aanmerking geno men het gering aantal personen, dat er van profiteert. Onze burgers uit Vogelenzang en Aerden- hout, die zonder bus inderdaad een moei lijke reis moeten maken, zoo zij op het ge meentehuis te Overveen moeten zijn, behoe ven zich voorloopig nog niet ongerust te ma ken over een opheffing van den dienst. De heer Olie heeft een contract met de gemeente voor 5 jaren en twee op tie jaren. De gemeente garandeert een ontvangst van 13 cent per afgelegden K.M. Wat hierboven ontvangen wordt, wordt door exploitant en gemeente eerlijk gedeeld. Wij zullen onze bussen nog langen tijd zien rijden van Bloemendaal tot Overveen met een enkele passagier, vandaar naar Aerden- hout gemeenlijk totaal leeg. Eigenlijk een zielig gezicht. Want nu moge Bloemendaal zich een dergelijke luxe mogen veroorloven, het prikkelt altijd min of meer als de belastingpenningen zoo weinig nut afwerpen. Misschien voelt men dit ten gemeente huize ook wel en komt men met een betere oplossing. Wij hopen het van harte. AANBESTEDING. Het verbouwen van school 39 te Spaarndam. Ten raadhuize werd door B. en W. van Haarlem Maandagmorgen aanbesteed het verbouwen en uitbreiden van school no. 39 aan de Pol in voormalig Spaarndam (perceel I) en het verrichten ven glas- en verfwerken ten behoeve van het in perceel I genoemde werk (perceel II). Voor perceel I werd ingeschreven door: B. Boerrigter te Haarlem: 15550; G. W. Polderman te Spaarndam: 15879; Gebr. P. en W. Botbijl te Heemstede: 14863; Gebr. van Schoepen te Haarlem 19600; N. J. Tromp te Overveen; 14979; E. Bellaert te Haarlem: 16200; P. de Boer te Santport: 14065; N.V. Van der Zijp en Hamburg te IJmuiden: 15450; J. de Waard te IJmui- den: 15.380; J. Kes te IJmuiden: 18000; N. Cobelens en Zonen te Haarlem: 15200; M. Zwaan te Nieuwendam: 15993; J. Buis te Heemstede: 14857; Fa. Bleeker en Co. te Assendelft: 12888; F. Philips te Haarlem: 15130; en A. Krok en C. Zuidevaart te Assendelft: 13680. Voor perceel II werd ingeschreven door: N. J. Th. Heemskerk te Haarlem: 950; P. M. van den Bosch en Zonen te Heemstede: 825; P. Barend te Heemstede: 900; J. Lukas te Spaarndam: f 824; A. de Laat te Haarlem: 940; Chr. Klomp te Haarlem: 835; IJ. de Jong te Haarlem: 578: Fa. 't. Hart en gin- necker te Haarlem: 840; en Fa. Binsbergen en Van Doorn te Zaandam: 830. De laagste inschrijvers waren dus; voor perceel I: Fa. Bleeker en Co. te Assendelft voor 12888, en voor perceel II: IJ. de Jong te Haarlem voor 578. BOUWTERREIN. B. en W. stellen aan den gemeenteraad voor te verkoopen aan: J. P. Hartogh 408 M2. grond aan de Bra kenburgstraat (tegen f 15) om daarop drie woonhuizen te bouwen. G. Kamminga 6.40 M2. grond aan de Duin oordstraat (tegen f 15) om daarop vier woon huizen te bouwen. C. Vrugt Sr. 175 M2. grond aan de Jacob Geelstraat (tegen f 15) om daarop een win kelhuis met bovenwoning to bouwen. L. J. Winnubst 1500 M2. grond aan de Zon nebloemstraat (tegen f 14) om daarop 10 woonhuizen te bouwen. S. Feenstra 1440 M2. grond aan de Dr. Schaepmanstraat (tegen f 11) om daarop 14 woonhuizen te bouwen. S. L. Blom 2270 M2. grond aan de Decker straat (tegen f 15) om daarop 16 woonhuizen te bouwen. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1501 DE WERELD OP HAAR ERGST Wanneer je je net voorgenomen hebt om nu eens in extra korten tijd den afstand te rijden en moeder komt met het idee om hier en daar te stoppen voor het mooie uitzicht en de kinderen vragen om onderweg bij een bekend café aan te leggen om limonade te drinken. (Nadruk verboden.) DE ONDERWIJZERS EN HET GEORGANISEERD OVERLEG. DE HOUDING VAN DEN BOND VAN NED. ONDERWIJZERS. Men schrijft ons: Zaterdag hield de afd. Haarlem van boven- genoemden bond een vergadering. De bonds voorzitter de heer J. J. Lamers uit Amster dam behandelde het onderwerp: Het georga niseerd Overleg. Uitvoerig ging hij het ont staan en de werking van dit instituut na. Was men vóór 1918 van meening, dat de overheid met haar ambtenaren over de ar beidsvoorwaarden niet kon overleggen, onder den invloed van de gebeurtenissen in. dat Jaar werd dit standpunt prijsgegeven. Er werd een salariscommissie ingesteld, die in 1919 het eerste bezoldigingsbesluit bracht. Overleg was echter niet gemakkelijk. Er wa ren niet minder dan 200 vereenigingen van rijksambtenaren. Daarom bepaalde de re geering, dat ze voortaan alleen zou overleg gen met centrales. Volgens de statuten van de Centr. commissie van overleg is een cen trale een lichaam waarvan alle groepen amb tenaren lid kunnen zijn. Er zijn 6 van die centrales: 1 R-K„ 1 Prot. Chr., 1 moderne (het A. C. O. P.), 2 neutrale en 1 centrale van hoogere ambtenaren, die alle 1 lid en een plaatsvervangend lid voor de centrale com missie aanwijzen. Ook de regeering wijst een gelijk aantal vertegenwoordigers aan. Krach tens de statuten is categorale vertegenwoor diging, bijv. alleen van onderwijzers, uitgeslo ten. Spreker schetste de juistheid van dit principe. Als de ambtenaren met de regeering onderhandelen, moeten ze 't onderling reeds eens zijn. Anders krijgt men in de centrale commissie een gevecht over categorale be langen met de regeering als lachende derde. Wat men den onderwijzers toestaat, kan en zal men andere groepen niet weigeren. Ge volg zou dan zijn een commissie van over de 200 leden. Het streven van N. O. G. en hoof- denvereeniging is dan ook zoo vervolgde spreker hopeloos. Er is maar één weg: zich aansluiten bij een centrale. De Bond heeft dat al jaren begrepen. Het is voor de ande ren noodzakelijk, dat ze hun achterlijke or ganisatievormen prijsgeven, op straffe van overal buiten te staan. Als typisch voorbeeld noemde spreker de Ambtenaren wet. die door de Tweede Kamer wordt behandeld. Reeds twee jaar geleden werd ze in de centrale commissie besproken en gewijzigd. De Bond nam aan die bespreking deel de andere on- derwijs-organisaties kregen pas kennis van de wet toen ze in staat van wijzen was. Met de pensioenwet 1922, met haar prachtige be palingen over uitgesteld en invaliditeitspen sioen, zelfs voor niet meer in functie zijnde ambtenaren (gehuwde onderwijzeressen bijv.) hetzelfde. Deze elementen zijn-in de wet ge bracht, door de centrale commissie. Wie er niet in zit, is bij voorbaat uitgeschakeld en mist het recht van critiek op de andere amb tenaren, van wie hij zich afzijdig houdt. Het is merkwaardig: Elke groep heeft haar cen trale weten te vinden, alleen de onderwijzers (behalve de Bond) niet. Een levendige discussie volgde op deze uit eenzetting. Daarna werd de vergadering met hartelijken dank aan den spreker gesloten. BAZAR IN T GEBOUW „CAECILIA". Zaterdag en Zondag werd in het gebouw „Caecilia" in de Jansstraat de bazar gehou den van den Alg- Ned. Bond van arbeiders (sters) in het bakkers-, chocolade- en suiker - bewerkingsbedrij f De opbrengst van dezen bazar komt ten goede aan het steun- en t.b.c-fonds van ge noemden bond, dat geheel door giften in stand moest worden gehouden en waaruit de kosten bestreden worden voor versterken de middelen voor herstellende patiënten, het uitzenden van patiënten naar Sanatoria enz. Er waren heel wat aardige en nuttige din gen te koop: speelgoed, parfumerieën, enfin, van alles wat, zooals men dat op eiken bazar vindt. Uit den aard der zaak waren voor dezen bazar heel wat taarten ingezonden. Voor amusement was in ruime mate ge zorgd. Er waren sjoelbakken, waarvoor veel liefhebberij aan den dag werd gelegd; verder waren er een grabbelton, een draaibord en een rad van avontuur. Ook was er gelegen heid voor „touwtrekken". Een radiotoestel, welwillend afgestaan doa» den heer N. L. van Schagen, zorgde voor muziek; des avonds was er een strijkje. Ver schillende bakkerspatroons, coöperaties en firma's hadden voor den bazar zeer op prijs gestelde medewerking verleend en diverse zaken afgestaan- Wij twijfelen niet of de bazar zal een druk bezoek hebben gehad en het fonds in quaes- tie zal er wel bij zijn gevaren. UITBREIDING VAN GEND EN LOOS Het bekende expeditiebedrijf van Gend en Loos dat feitelijk thans de naam A. T. O. (Al- gemeene Transport Onderneming) draagt zal binnenkort een groote uitbreiding ondergaan. De directie heeft niet minder dan 53 groote transportauto's besteld, waarvan er ook eenige te Haarlem zullen komen. Voorts zal aan den wensch van de organisaties der werk nemers, namelijk den Centralen Bond van Transportarbeiders en den R.K. Bond van Transportarbeiders, gehoor worden gegeven door den werktijd niet te doen overschrijden. Door de directie zullen daartoe alle maat regelen getroffen worden. GEMEENTELIJKE CONTROLE EN ZUIVERINGSDIENST Het gepleegde overleg tusschen B. en W. en de besturen van de verschillende woning- bouwvereenigingen en stichtingen betreffen de het daar stellen van een gemeentelijken controle en zuiveringsdienst op het wand gedierte, heeft tot gevolg gehad dat een groot aantal besturen der vereenigingen zich vóór de aansluiting bij een dergelijke gemeente lijke instelling heeft verklaard. Thans is door B. en W. besloten geworden om deze nieuwe gemeentelijke instelling met ingang van 1 November a.s. met de werkzaamheden te doetn aanvangen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ctfl. per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRA AT 16 TELEFOON 10756 VAMPYR STOFZUIGERS f98.— bekorte, naar huis. Een deel van het terrein van het landgoed grensde namelijk aan den weg, die naar het kerkhof liep. Toen zij na door een hek het pad te zijn ingegaan, een tweede hek passeerden, op een dertig meter afstand van den weg, zag George me vrouw Zarnow staan. Ze was in diepen rouw. cn stond daar blijkbaar te wachtten. Hij nam zijn hoed af en vervolgde toen tegelijk met de anderen zijn weg, waarbij hij al spoe dig naast Rosamund kwam to loopen. „Wie was die eigenaardige vrouw?" vroeg zij. „Een familielid van de gravin?" „Neen", antwoordde George, „een intieme vriendin. Een zekere mevrouw Zarnow". „Ken je haar dan?" vroeg Rosamund ver der. terwijl zij hem onderzoekend aanzag. „Ze heeft mc gisternamiddag een bezoek gebracht en vroeg mij om toestemming, om de gravin voor de laatste maal nog eens te mogen zien, daar zij, zooals ze zei. haar boe zemvriendin was geweest. Vóór dien tijd had ik nooit van haar bestaan gehoord. Zooals je ziet, was ik heelemaal niet zoo erg intiem met de gravin, want ik kende haar boezem vriendin niet eens". „Natuurlijk geloof ik dat niet meer, nu je mij je eerewoord hebt gegeven". Halfweg het heerenhuis ontmoetten zij mr. Wallace, den minister, die van Drylaw kwam; Wallace was een paar dagen in Londen ge weest voor dringende ambtebezigheden, maar hij was weer teruggekomen om zijn logeer partij bij Lord Taverliam, evenals hij lid van het kabinet, voort te zetten. Na het gezel schap begroet te hebben, beduidde mr. Wal lace 'aan George, oat hij hem wilde spreken cn de beide heeren zonderden 'zich eén wei nig van de rest van het gezelschap af. „Ik zou wel eerder zijn gekomen, om wat nieuws te hooren", leidde de minister het gesprek in, „maar ik moest voor een paar dringende zaken noodzakelijk op het depar tement zijn. Rolt is nog altijd hier naar ik hoor". „Ja. Maar tot dusverre schijnt hij nog niet veel wijzer te zijn geworden". „Neen, het schijnt inderdaad nog altijd een even groot mysterie te zijn als in het begin. Ik vind de heele zaak eerlijk gezegd, buiten gewoon onaangenaam. Het feit dat de ver moorde een vreemdelinge van aanzienlijken stand was. die hier tc lande bovendien een delicate positie innam, maakt de zaak wnogal gecompliceerd. De reden waarom de moord werd gepleegd „Maar waarom kan het geen gewone roof moord zijn geweest", viel George den minister ijverig in de rede. „Vrijwel alle sieraden wa ren immers verdwenen". „In ieder geval", wierp de minister tegen, „deze meening wordt door het groote pu bliek niet gedeeld. Trouwens het. juweelen- kist-ie van de gravin op de voorste bank van den auto heeft de moordenaar onaangeroerd gelaten". „Dat is zoo", erkende Conwav. „Maar het is een bekend feit. dat misdadigers in hun haast of hun engst vaak het beste deel van den buit laten liggen". „Tja", meende Wallace weifelend. „Ik moet eerst eens hooren, wat Rolt te vertellen heeft. Het hoofddoel van mijn komst hier ik ben namelijk pas een paar uur op Drylaw te rug was om eens met Rolt te praten, om te hooren. hoever hij met zijn nasporingen is gevorderd". „Ik meen dat ik hem bij de begrafenis heb gezien", berichtte George. „In eik geval kan hij niet ver hier vandaan zijn. Ik zal*hem onmiddellijk laten halen". „Graag Conway". „Misschien weet u al dat Shrewton, die te gelijk met hem hier kwam, naar Londen te rug is en dat een andere detective, Johnson, in zijn plaats is gekomen". „Ja, dat is me bekend. Voor deze persoon verwisseling bestond een reden. Natuurlijk kan het absoluut geen kwaad, als ik jou in vertrouwen op de hoogte breng. Die nieuwe detective behoort niet tot onzen eigen staf, evenmin als zijn ware naam Johnson is. Als ik mij goed herinner, heet hij Steinmarck. Hij is een der bekwaamste detectives van de Hongaarsche regeering. Toevallig was hij juist in Engeland in verband met een uitwij zingskwestie. Om het geheimzinnige van den moord en zijn uitgebreide' kennis van Oos- tenrijksche en Hongaarsche politieke kwes ties, hebben wij de Hongaarsche legatie ge vraagd of hij Rolt een handje mocht komen helpen. En dat vonden ze uitstekend". Conway's gezicht drukte de grootste ver bazing uit. „Dus hij is een Hongaar?" riep hij uit. „Dat had ik nooit kunnen denken. Hij spreekt En gelsch zonder het minste accent". „Dat- is juist zijn specialiteit", verklaarde de minister glimlachend. „Hij is iemand, die zich gerust voor een volbloed Engelschman kan uitgeven". „Dat is zeker zoo", mompelde Conway, op wien de mededeeling van den minister blijk baar groot-en indruk maakte. „Natuurlijk mag niemand het weten", ver volgde Wallace, „maar jou kan ik het gerust toevertrouwen". „Neen. neen, ik begrijp u volkomen", gaf Conway ten antwoord. ..U leunt er op rekenen, dat ik er geen woord over zal laten ontval len. Het zou trouwens misschien aanleiding geven tot critiek", voegde hij er glimlachend aan toe. „Hoezoo?" vroeg Wallace min of meer ver wonderd. „Ik bedoel, dat het feit dat men de hulp van een vreemdeling inroept, in plaats van iemand van onze eigen menschen". „Geen sprake van", stelde de minister hem gerust. „Het slachtoffer en vermoedelijk ook de moordenaar zijn allebei vreemdelingen en dat maakt het alleszins verdedigbaar, dat wij, om dit drama op te helderen gebruik maken van de diensten van een ambtenaar, die beter dan wij hier in staat is om na te gaan, wat de antecedenten van de vermoor de en haar ware positie zijn geweest". „U bedoelt de een of andere politieke in trigue, waarin zij misschien verwikkeld is geweest?" „Juist", antwoordde de minister „en deze Steinmarck schijnt nogal connecties te be zitten in de kringen van spionnage en con- traspionnagebureaux". „Ja", gaf Conway toe-, „alles bij elkaar ge nomen geloof ik ook wel dat hij goede dien sten zal kunnen bewijzen. Maar het komt me toch ook voor dat het logischer zou zijn om hier een onderzoek in te stellen dan in Hon garije. Als wij aannemen dat niet berooving het motief voor de misdaad is geweest, moet dat motief in verband staan met de een of andere intrigue, die' zich hier heeft afge speeld". Mr. Wallace scheen het met deze opvat ting niet- heelemaal eens te zijn. „Dat hoeft nog niet", meende hij. „Maar ongetwijfeld zullen we spoedig meer hooren". Intusschen hadden zij het huis bereikt en Conway stuurde iemand met een boodschap, aan Rolt. Een paar minuten later wercl hem meegedeeld, dat dc detective in de biblio theek zat te wachten, waarna mr. Wallace met een woord van verontschuldiging tot de gastvrouw, clen salon verliet, om het onder houd met den detective te hebben. (Wordt vervolgd.);

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6