FILM. Russische" films uit Hollywood - Hoe de Russische filmkunst stimuleerend werkt op de Amerikaansche filmproductie. - De Kozakken: een der beste films van den laatsten tijd. Sedert langen tijd heb ik eindelijk weer eens een f^oede Amerikaansche fiim gezien, de eerste in dit nieuwe seizoen die bijzondere aandacht verdient en die hopelijk door vele films van dergelijk gehalte gevolgd zal wor den. I'i Amerikaansche films zijn meestal en kele algemeene fouten te vinden. De scena rio's zijn niet zelden verwrongen om een happy end te krijgen; de hoofdrolspelers, de beste acteurs worden doorloopend zoo gun stig mogelijk voor de lens gebracht terwijl de anderen achter blijven: de belichting is te overdadig, de lieve meisjes krijgen telkens belichting van achter-boven, zoodat het licht een witte krans in d'r haren vlecht, de scha melste hut, de donkerste spelonk is vol licht, en 't hindert niets of er schaduwen vallen in verschillende richtingen om een- lichtbron heen. Dit zijn technische fouten, van de aesthetische spreken we niet. Maar Amerika is vooruitstrevend, probeert telkens beter te werken als het een tijd lang films-volgens-cliché gemaakt heeft, én do menschen in Hollywood willen nog wel wat leeren. Eerder, schrijvende over „Het laatste commando", heb ik er al op gewezen dat, toen de Russische films opgang maak ten. toen „Potemkin" en „Sint-Petersburg" tot Broadway doordrongen, men zich in Ame rika en in Duitschland plotseling op Russi sche scenario's geworpen heeft, men gaf zoet sappige revoluties, schurkachtige opstande lingen, moedige officieren m^t edele inborst, enfin het werd een Russische revolutie in het genre van de films die spelen aan de grenzen van Mexico waar dappere cowboys vechten tegen lage veedieven. En hetgeen Russische films tot kunstwer ken maakte: de prachtige beeldkeus, de uit muntende montage, het rhythme in de op eenvolging der scènes, ziet, dat miste je in die Amerikaansche Russische films. Maar in „De Grootste Vijand" viel te bespeuren, dat- de regisseur den Russen knap de kunst had afgekeken; door de beelden van de laatste acte ging steeds het eentonig-eindelooze. sterk rhythmische aanmarcheeren der troe pen, een vondst die sterk denken deed aan het in gesloten gelederen, dreigend oprukken der kozakken in „Potemkin". Ook later, in tal van Amerikaansche rolprenten die in den loop der maanden draaiden, waren er telkens weer van die tafereelen die je kénde, die Rus sische regisseurs geschapen hadden. Nu is dat in zekeren zin niet te veroordeelen, Molière zei al dat hij het goede nam waar hij het vond; het kan de Amerikaansche film op hooger peil brengen, tenzij men slaafs na volgt, de goede ideeën gapt. de scènes vrij wel zuiver copieert en inlascht. Lang is het wachten geweest op een dui delijk resultaat van den stimuleerenden in vloed van de Russische filmkunst op de Ame rikaansche film. In „Underworld" was daar indirect wel iet-s van te bemerken, maar het was pas in „De Kozakken", regie George Hill, dat zij goed was te zien. En zoo werd het be kijken van deze film mij een groote vreugde, want wie nog gelooft in een toekomst van Een der vele goede scènes uit de film „De Kozakken de film, wie nog gelooven kan. dat zij eens op een bepaald, hooger artistiek niveau dan thans tsd komen te staan, ziet soms wel heel lang uit naar verbetering, naar nieuwe vor deringen. Toch is deze film direct te herkennen als een Amerikaansch product. Het scenario vertoont er de duidelijke kenteekenen van, het is in het begin wel goed, maar draait dan plotseling vrij sterk naar het typisch Ameri kaansche, omdat men natuurlijk de ncodige sensatie van gevangenneming en redding- op-het-allerlaatste-nippertje plus happy end niet durfde missen. En er komt in de laatste acte ook een vrij drakerig tafereel John Gilbert als Kozak. voor, als een halve berg opgeblazen wordt om neer te storten op de toesnellende Ko zakken, die hun aanvoerders komen redden. Maar enfin, dat is ook alles wat er aan te merken valt. Deze film is een openbaring, er wordt on barmhartig geranseld, er wordt fel gevoch ten en dat is opgenomen zoo zuiver, zoo fil misch dat je de filmmaatschappij die deze rolprent liet vervaardigen geluk mag wen- schen met haar operateurs en regisseur. De camera beweegt zich tusschen 't gewoel der vechtenden, vangt hier een flits, daar een snelle schim op, het is niet meer het minu- tieuse fotografeeren dat verfilmd tooneel op levert, gelukkig. En hoe is niet het „feest van de 100 heili gen" met de woest galoppeerende paarden geworden tot een heel knap stukje zeer sug gestieve film, het zijn beelden van sterke filmische schoonheid, zooals we er zoo op merkelijk vele vinden in -deze rolprent. Het is alsof de regisseur alles en allen be zield heeft, de landschappen die de camera- men wisten te nemen zijn op een enkele uit zondering fraai, de belichting is wonderlijk mooi, sober, geeft soms 'n prachtige werking van donker cn licht, en doet soms zelfs den ken aan een film als de „Nibelungen". En John Gilbert is goed, Renée Adoré gaat, de andere spelers passen in hun rol. Een heel gelukkige film dus. Eén, die we ons laiig zullen herinneren. C. G. B. BIJGELOOF IN HET DAGELIJKSCH LEVEN. Het getal dertien wordt in de geheele we reld als een ongeluksgetal beschouwd. Vrijdag is de dag van het ongeluk. De dag is aan Freia of Frlgg gewijd, de godin van de verdelging. Wanneer een spiegel breekt, heeft men ze- \<*n jaar ongeluk in huis. Het hoefijzer moet boven de deur met beide einden naar beneden hangen, anders gaat het geluk het huis uit. Wanneer men een naald niet van den vloer opneemt, prikt de engel van den vrede zich daaraan. Messen en scharen mag men niet ten ge schenke geven, want dan snijdt men den band van de vriendschap door- De linkerpoot van een haas en ook het borstbeengeraamte van een kip moeten als gelukaanbrengers worden bewaard. Aan één lucifer mogen niet meer dan twee sigaren of sigaretten worden aangestoken. Wanneer zout is gemorst, dan moet men, om ruzie te voorkomen een paar graan korrels over de schouders werpen. Bij het spel kan degene, die verliest., het lot veranderen als hij een stoel één keer om draait of wanneer hij opstaat en één keer om zijn stoel loopt. Geen tooneelspeler mag in de kleedkamer fluiten, anders blijft hij op het. tooneel on herroepelijk steken. Opalen brengen dengene die ze draagt, on geluk. Wie onder een steiger, zelfs onder een lad der doorgaat, roept de booze geesten op. Wanneer drie lampen in huis branden dan is er gauw een bruid. Wie het laatste stuk koek van een schotel neemt, trouwt nooit. Wanneer men een schimmel of een schoor steenveger ziet-, dan kan men gelukkige ge beurtenissen verwachten. Ook een schaap herder brengt geluk, doch men moet hem aan den linkerkant zien. OP DEN WEG. In een Engelsch tijdschrift filosofeert Sid ney Low over het automobilisme en over dc groote vlucht, die het in den laatsten tijd heeft genomen, zoowel op het gebied van het vracht- en passagiersvervoer als op het terrein der luxe-auto's. Autorijden, zegt hij, ls een uitstekende proef voor humeur, karakter en beleefdheid Een goed chauffeur bijvoorbeeld zal, bij moeilijkheden met anderen op den weg, zich beschaafd en met zelfbeheersching blijven gedragen en er vooral voor zorgen, dat hij den weg voor anderen niet verspert. Bij kalm rijden behoeven er eigenlijk geen onaange naamheden of ongelukken meer voor te ko men want de wagens worden steeds beter: zij kunnen snel rijden en door de krachtige en zeker werkende remmen toch bijna onmid dellijk stil staan; zij zijn beter verlicht en veel gemakkelijker te besturen dan de vroe gere auto's. Op den man of de vrouw aan het stuur komt het overigens aan. Wie een auto be stuurt moet snel een toestand kunnen over zien en dienovereenkomstig weten te hande len. De thans opgroeiende generatie heeft in dit opzicht zeer veel voor op de ouderen, die in hun jeugd misschien nooit een auto ge zien hebben. De jongeren zijn als 't ware met de auto's en motoren opgegroeid cn voor hen is een auto. een vliegmachine, een radiotoestel, geen wonderding meer. maar iets wat zij eenvoudig aanvaarden, zooals al het be staande. En zoo komt het. dat tegenwoordig jongens en meisjes van een jaar ot zeventien met veel meer zelfvertrouwen aan het stuur van een auto en misschien straks van een vliegtuig! zitten dan menig sterk man van middelbaren leeftijd. Bij die jongeren ont wikkelt zich langzamerhand een nieuw zin tuig: het zintuig van den weg. Sidney Lok voorziet, dat het autoverkeer nog veel sneller en ook veiliger zal worden, want er zullen afzonderlijke wegen voor ko men. wellicht twee wegen boven elkaar voor twee verschillende richtingen. Maar dit neemt niet weg. dat voor den chauffeur kalmte, zelfbeheersching. hoffelijkheid en grondige vakkennis noodzakelijke vereisch- ten blijven. EEN MAAND LANGER ZOMER. We hebben pas in do hoofdstad een lichfc- week gehad, die een buitengewoon succes was. Het is In verband hiermede wel interes sant te vernemen welk een groot voordeel de Engelsche stad Blackpool van haar illumi natie heeft gehad. Men ging daar van de niet onjuiste ver onderstelling uit, dat de menschen graag verblind worden. Zij houden van vuurwerk, van stroomen licht, van lichtfiguren. Van dezen smaak van het publiek werd een zeer handig gebruik gemaakt. Een van de din gen waarmede men ln alle badplaatsen te kampeto heeft is dat het seizoen in Juni be gint cn in net midden van September ein digt. Na 15 September wil niemand meer aan zee blijven. Wanneer wij nu, zoo rede neerde hc'; gemeentebestuur van Blackpool, gedurende September en October onze stad zóó illumineeren dat ledereen in Engeland er over spreekt, zou het ons dan niet ge lukken den zomer met minstens een maand te verlengen? Vier of vijf Jaar geleden heeft men op groote schaal te Blackpool een proef genomen met een buitengewone verlichting. En het had succes! Een groot aantal menschen stroomde naar de stad en toonde zich zeer ingenomen met- de illuminatie. De opvolgende Jaren brachten steeds grooter menschen menigten, totdat ten laat ste in 1928 meer dan een mllüoen vacant ie- gangers tusschen 21 September en 21 October te Blackpool aanwezig waren. Men heeft berekend dat. door Blackpool op feeërieke wijze te verlichten van zons ondergang tot 12 uur 's nachts, de stad elk jaar minstens 60 millioen gulden meer ver diend heeft dan anders het geval was. Pensions, die anders eind September slo ten, hebben nu nog gasten tot midden- November. Het ls te begrijpen dat dit, be halve voor de pensionhouders, ook voor de winkeliers en vele anderen groote voordeelen oplevert. Niet alleen de stad zelve en de openbare en andere gebouwen worden op schitteren de wijze verlicht, maar ook de drie pieren, hetgeen een tooverachtigen aanblik op leverde. Ongetwijfeld zal het voorbeeld van Black pool nu ook door vele andere plaatsen aan zee, die „het van den zomer moeten heb ben", worden gevolgd. HAARLEMMER HALLETJES EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. Toen Teunis Kloek 35 jaar lang zijn groot handel in thee en koffie had gedreven, had hij geld genoeg verzameld om met zijn vrouw de rest van zijn dagen als rentenier gelukkig en tevreden te leven. Teunis was een beetje zonderling, althans dat vonden zijn vrienden en zij grondden dat vonnis op zijn gewoonte om te zeggen, dat zijn naam hem had voorbestemd tot den handel in thee en koffie. „De T. van Teunis, zei hij dan, „is de eerste letter van het artikel thee en de K van Kloek de eerste letter van het artikel koffie," en om dat nog duidelijker te laten uitkomen, had hij op de zakjes van de waar zijn naam aldus laten drukken: Teunis V loek nee IVoffie Dit aardigheidje ging op tot één van zijn vrienden hem vroeg, wat hij dan wel gedaan zou hebben, wanneer hij Xavier Quintus ge- heeten zou hebben, waarop onze Teunis on vervaard antwoordde, dat zooiets niet denk baar v/as, maar dat hij zich desnoods in dat geval op de wiskunde zou hebben toegelegd, die gewoon is met vreemde teekens te wer ken. In ieder geval hij had al die 35 jaar van thee en koffie geleefd en was voornemens de rest van zijn dagen van de rente daarvan te bestaan. Natuurlijk had hij vele benijders, die het hem een beetje kwalijk namen, dat hij geld had oververdiend, ofschoon Teunis zich daar nooit op liet voorstaan. „De han del", placht hij te zeggen, „is een heel een voudig bedrijf; als je maar zorgt, dat je de waar 20 pet duurder verkoopt dan je ze hebt Ingekocht, kun je verder rustig slapen." Evenwel moest hij toegeven, dat die 20 pet en uog wel netto in onzen tegenwoordigen aan concurrentie meer dan aan winst rijken tijd niet meer te behalen is; een winstje van 10 of zelfs van 5 pet. moest iemand in deze dagen al tevreden stemmen. Teunis erkende dat en noemde het een ontaarding van den eerlijken handel. Het gaf hem aanleiding zijn zaak (volgens den meer en meer gebruike- lijken weg op afbetaling) over te doen aan een neef, die zich met de moderne begrip pen beter kon vereenigen. Daarop ging hij met den dogcart, waarop hij al die jaren de provincie had afgereden om koffie en thee te verkoopen, voor de laatste maal zijn klantjes rond, stelde zijn opvolger voor, nam afscheid van iedereen en overhandigde ten- slótte met een edelmoedig gebaar paard en wagen aan neef, die zich haastte om zoodra Oom de hielen gelicht had, deze eerbied waardige overblijfselen van een vroegeren tijd aan den meestbiedende te verkoopen. Deze laatste uitdrukking is geloof ik minder juist, want er kan geen meestbiedende zijn, wanneer je niet minstens twee liefhebbers hebt en de eenige, die er wat voor geven wou was een oude dame, die de snelheid van de auto verafschuwde en een dogcart met- een oud paardje veiliger vond. Vervolgens kocht de neef een Fordje om daarmee voortaan de klanten rond te rijden. Toen dat nieuws tot oom Teunis doordrong was hij al lang op het rentenierspad gegaan en daarvoor ver dokken. naar de mooiste stad, die hij vin den kon in da mooiste omstreken, die hem bekend waren, bij de prettigste badplaats gelegen, die hij wel eens bezocht had en in de onmiddellijke nabijheid van de grootste stad van Nederland. Ik bedoel natuurlijk Haarlem. In het begin van zijn renteniersschap ging alles goed, hij genoot ervan, dat de kwellin gen die aan het leveren van koffie en thee onafscheidelijk verbonden zijn, zooals aan merkingen maken op de qualiteit, niet re gelmatig betalen, chicanes maken over het gewicht en dergelijke meer, voorgoed voorbij waren. Maar na drie maanden voelde hij zich toch niet zoo gelukkig als hij verwacht had; de mensch is nu eenmaal zoo, dat wan neer hij streeft naar een doel en dat bereikt heeft, de illusie hem minder groot toeschijnt dan hij had vermoed. Dit is ook de reden waarom menschen, die rijk willen worden en één ton bezitten, hun ideaal verplaatsen naar 2 ton en als ze 2 ton bezitten, hun hoop vestigen op 3 en wanneer ze het tot 3 hebben gebracht, al weer uit zien naar een half millioen. Om misver stand te voorkomen, mag ik er wel aan her inneren, dat verreweg de meeste menschen, die eerste ton nooit bereiken. Teunis Kloek was dus niet voldaan; hij had wel naar zijn zin geld genoeg en streefde niet naar meer, maar van achteren bekeken leek hem het levensdoel van thee en koffie inkoop en en voor meer geld verkoopen geen ideaal meer toe. Hij gevoelde behoefte aan een nieuw en daar hij in zijn koffie- en theetijd geen gelegenheid had gehad om vèel te le zen, schafte hij zich een bibliotheek aan en begon zich vooral te verdiepen in de levens beschrijving van groote mannen, hopende, dat hij daarin een nieuw ideaal voor de jaren, die hem nog restten, zou kunnen vin den. Gemakkelijk was de keus niet: Napo leon, dien hij zeer bewonderde, was een vechtersbaas, en Teunis Kloek vóór alles een man des vredes, die het denkbeeld van oorlog terecht beschouwde als een ouder- wetsch en dus overwonnen standpunt. Boe ken over Edison vervulden hem met groote waardeering, maar hij had zelfkennis ge noeg om te begrijpen, dat hij naar een derge lijk heldendom maar liever niet moest stre ven. Dagenlang verdiepte hij zich in de le vensbeschrijving van vermaarde uitvinders op vlieggebied en een tijd lang stelde hij zich voor dat wat een Haarlemsche jongen in dit opzicht tot stand had gebracht, niet onbereik baar kon wezen voor een Haarlemschen ren tenier, die door zijn 55 jaar in elk geval meer ervaring had dan Tonny Fokker. Er was maar één ding, dat hem van de practijk van de vliegkunst weerhield en dat was het vliegen zelf. Theoretisch vliegen gaat minder goed dan zoogenaamd droog zwem men en ook de zwemmer moet op een oogen- blik de theoretische bewegingen laten varen en zich wagen in het zilte nat zelf: zoo zou Teunis ook op den duur na de schitterende uitvindingen, die hij hoopte te doen, moeten komen tot het probeeren van zijn vernuftig samengestelde machines en de gedachte al leen. dat hij van een hoogte van 1000 Meter uit de lucht op de aarde zou kunnen vallen en wat een smak dat geven zou, vervulde hem met angst en vreeze. Hij nam dus af scheid van deze illusie, zooals hij het van het militairisme had gedaan en besloot om nu hij in dc aviatiek geen held zou kunnen zijn. zich met de borst op de ethiek toe tc lecgen. Ik weet, dat dit woord aanleiding kan ge ven tot misverstand. Ethiek is namelijk niet de kunst van eten, maar omvat tal van deug den, die den mensch kunnen sieren, onder andere deze, dat men zich opoffert voor het welzijn van anderen, er zooveel mogelijk naar streeft om hen goed te doen, kortom dat men de deugd der zachtmoedigheid, der vriende lijkheid en der barmhartigheid met alle kracht beoefent. ..Dit kan", zei Teunis Kloek tot zichzelf, „iedereen bereiken, wanneer hij er maar volhardend naar streeft en zich oefent in de kunst van zelfbeheersching". Het nieuwe leven zou dan beginnen op Dinsdag 15 October. Als naar gewoonte stond Teunis om zeven uur op en deed zijn eersten gang. zooals hij 35 jaar iang gedaan had. naar het kippenhok. In de verte hoorde hij al, dat de kippen zenuwachtig kakelden, als of er iets bijzonders aan de hand was en toen hij dichterbij kwam. bleek duidelijk de reden van die onrust: zijn mooiste kip, de beste eierenlegster van het geheele hok, lag met een afgebeten keel en uitgestrekte poot jes stijf op den grond. Op datzelfde oogen- blik hoorde hij den hond van zijn buurman, een Duitschen herder, aan den anderen kant van de schutting luid blaffen. „Dat heeft die ellendige hond gedaan", zei Teunis in zich zelf. Hij hoorde, hoe zijn buurman den hond floot en begreep, dat ook deze al bij de hand en in zijn tuin aan het wandelen was. In weerwil van zijn 55 jaar was Teunis vlot op de schutting geklommen en keek weldra als ruiter te paard in den tuin van zijn buurman neer. De Duitsche herder, meenende dat er onraad was, sprong tegen de schutting op en hapte naar zijn beenen, zoodat Teunis met moeite en veel schoppen het dier van zich afhield. De buurman floot het dier te rug en vroeg: „hoe zoo vlug op den vroegen morgen, buurman?" „Jouw hond", zei Teunis, „heeft mijn mooi ste kip doodgebeten". „Hoe weet je dat?" zei buurman. „Heeft hij er zijn visitekaartje naast gelegd?" „Hou je flauwe aardigheden maar voor je; ik eisch van jou een nieuwe kip en niet min der dan deze". „Dat zal niet gaan", zei buurman koeltjes. „Als je mij kunt bewijzen, dat mijn hond het gedaan heeft, zul je je kip hebben, maar eer der niet". „Dat o-o-ondier' zei Teunis stotterende van boosheid, „maakt de heele buurt onveilig. Ik zal hem laten muilbanden, versta je?" „Sommige menschen", zei de buurman ironisch, „zijn bang van honden en weten er niet mee om te gaan. En als je", zei hij plot seling in woede vervallende, „nu niet drom mels gauw maakt, dat je van mijn schutting afkomt, dan stuur ik Nero op je af". De vraag is altoos of een schutting, die den eenen tuin van den anderen scheidt, het eigendom van den eenen of van den ande ren man is. maar dat vraagstuk interesseer de Teunis Kloek op dat oogenblik weinig. Meer belangstelling had hij voor het ondier zelf, dat met groote sprongen in de richting van zijn beenen kwam aangesprongen en die zeker bereikt zou hebben, wanneer niet Teu nis met groote vlugheid zich aan zijn kant van de schutting had laten zakken. Een half uur naderhand begreep hij. dat de toepassing der ethiek niet geluk kig begonnen was en dat hij heel anders tegen den buurman had moeten optreden. ..Maar de kerel, zie je. was zelf ook zoo on beschaamd', zei hij by wijze van veront schuldiging tot zijn vrouw, niet bedenkende, dat de moeilijkheid om vriendelijk en zacht aardig te zijn tegenover anderen juist gele gen is in het feit, dat die anderen dat niet altijd zijn. Toch besloot hij van een poging, om den Duitschen herder gemuilband te krij gen, af te zien en het overige van den dag te wijden aan het verwezenlijken van de deugden, waarin hij een held dacht te wor den. Om daarover beter te kunnen naden ken, ging hij een wandeling doen, eerst in den Hout., daarna in de stad en beschouwde zijn medemensehen, die daar liepen of rond reden. met. vriendelijkheid en zachtaardig heid. Plotseling verloor hij het evenwicht en kwam in zijn volle lengte op het trottoir te recht: een knaapje, dat zich vermaakte met een vliegenden Hollander had hem tegen het rechterbeen gereden, juist op het moment, dat hij het linker optilde en daar, zooals ieder weet. de sterkste man in zoo'n geval niet kan blijven staan, was hij volgens de wetten der zwaartekracht omver getuimeld en onzacht neergekomen. Het jonngetje, onthutst over wat hij had aangericht, had zijn vaart- gestuit en keek hem verwezen aan. Hier had nu edelmoe digheid gepast, plus vriendelijkheid en zacht aardigheid; maar het is heel moeilijk cie deugden op hot juiste oogenblik toe te pas sen. zoodat Teunis Kloek zijn bezeerde heup wrijvende, losbarstte in een betoog, dat niets vriendelijks meer had. ja dat alle kleine jongetjes, alle vliegende Hollanders en alle politieagenten, die jongetjes met vliegende Hollanders niet van de trottoirs jagen, in één uitgebrulde verwenschïng omvatte. Eerst toen het knaapje verdwenen was, gevoelde Teunis, dat hij dien dag voor de tweede maal een gelegenheid had Ja ten voorbij gaan en somber gestemd, een beetje hin kende, vervolgde hij zijn weg en werd zich van de moeilijkheid van de taak, die hij zichzelf had opgelegd, wel bewust. Dien middag bij de thee was zijn vrouw buiten gewoon welsprekend ten opzichte van de ontdekkingen, die zij gedaan had omtrent de buren: Marietje van den overkant had een nieuwen hoed; de menschen van schuin- over hadden een radio gekocht, die pas be zorgd was. „Ze moesten liever de kwitanties niet zoo vaak va-n de deur sturen", zei moeder Kloek bitter. „En de man van no. 27 komt al weer zwaaiend thuis; daar komen nog rampen van". „Och zanik niet", zei Teunis, die het nog te kwaad had met zijn heup en de woorden nauwelijks had gesproken, of hij begreep, dat hij voor den derden keer aan zijn ideaal ontrouw was geweest. Had hij niet vrien delijk en zachtmoedig zijn vrouw erop moeten wijzen, dat het niet goed is kwaad te spreken van de buren! Zoo ging de week voorbij; een paar maal lukte liet onzen Teunis om door een uiter ste inspanning van zelfbeheersching zijn ideaal naderbij te komen, maar helaas veel vaker liet hij zijn stemming den vrijen loop en raakte dan weer ver van zijn doel verwijderd. Dc» Zondag brak aan: het was mooi weer. Teunis ging uit wandelen. Wanneer je 35 jaar van je leven in een kleine provincie plaats woonde, heb je stilte genoeg genoten voor je heele volgende icven cn verlang je naar drukte. Dus wandelde hij op den Heerenweg. in gedachten verdiept. Plotse ling hoorde hy achter zich een geweldig ge toeter en geschreeuw en opkijkende had hij nog juist de gelegenheid om weg 1e springen voor een motorfiets, waarvan de bestuur der. duivelachtig grijnzend achter een greoten bril, hem woedend iets toeschreeuwde. Het werd Teunis koud om het hart toen hij bedacht-, hoe licht hij onder dit voort vliegend vehikel had kunnen raken en met opengescheurde ingewanden op den Heeren weg had kunnen liggen, wanneer hij zic'n niet op het laatste oogenblik door een kloeken sprong gered had. Een kwartier lang lette hij met groote aandacht op alles wat in het drukke verkeer gevaar kon opleveren en stak, als hij naar den anderen kant wou gaan, met allerlei voorzorgen voorzichtig den weg over. Toen zakte de ontsteltenis weer en droomerig ging hij verder, zonder al to veel te letten op de auto's, die elkaar in snelheid trachtten te overtreffen. Op een oogenblik, dat hij van het voetpad afge stapt was voor een kinderwagen, passeerden twee auto's elkaar toen juist een derdo, die een seconde te laat was voor de koffie, op zijn beurt deze twee voorbijschoot. ALs een spook dook die derde auto vlak voor Teunis' angstige blikken op en wanneer niet een voorbijganger hem bij zijn arm had weg getrokken, dan zou dezen keer zijn leven ontijdig afgesneden zijn. Trillende op zijn beenen wandelde hij verder- Kon hij weten dat vier leden van de fietsclub „Rennen is loven", te Aarlanderveen, achter hem aan kwamen? Men kan veel van een voetganger vergen, maar dat hij oogen in zijn rug heeft niet. Op een oogenblik was er voor deze renners op het asphalt geen ruimte, zoodat maar drie konden passeeren en de vierde op het voetpad raakte, waar hij door zijn snelheid onmogelijk stoppen kon. De twaalf voorbijgangers, die het ongeluk zagen aan komen, dat Teunis Kloek voor de derde maal het leven zou kunnen hebben kosten, slaak ten een gemeenschappolijken gil, maar gillen hielp niet, gillen helpt nooit, beter hielp de vuist van het Aarlandervecnsche rennertje, die uitschoot cn onzen Teunis zoodanig trof, dat hij omver tuimelde en juist vrij viel van de voorbijsnorrende flets. Nog vroeg vriend KloCk zich bevend af wat er met hem gebeurd was of wel had kunnen gebeuren, toen de vier uit Aarlanderveen al weer een kilo meter verder waren. Maar Teunis wreef zijn heup, waarop hij gevallen was (de andere) en sjokte toen hij weer zoowat kon gaan, naar huis, waar zijn vrouw hem wachtte met de koffie, de fijnste koffie van f 3 per pond, natuurlijk geleverd door noef en die het publiek nooit onder den neus kreeg. Deze godendrank bracht hem weer een beetje in orde en toon hij er ook een boterhammetje bij had ge geten en de spierpijn wat verminderd was, zei hij: „vrouw, ik heb gezocht naar middcicn om een held te worden: het is al eenige keeren mislukt, maar ik heb het nu gevon den. Een held ls, die op drukke Zondagen op den Heerenweg gaat wandelen". Mevrouw Kloek was door deze wijze woorden zoo ge troffen, dat zij vergat er rapport over +e doen, dat dc buurvrouw uit het hoekhuis al weer met een nieuwen mantel- thuisgekomen, was. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 17