De beurs van New* York. Haar romantische geschiedenis. VOOR DE LUISTERVINKEN PUROL LANGS DE STRAAT HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 30 OCTOBER 1929 VIERDE BLAD Hoe effecten worden gekocht en verkocht. Door GILBERT C. LAYTON, Directeur van „The Economist". Hoewel wij gewoon zijn te spreken van den snellen groei van de Vereenigde Staten realisseeren wij ons niet altijd geheel hoe snel die groei geweest is. Het is weinig meer dan anderhalve eeuw geleden, dat de onaf hankelijkheidsverklaring werd geteekend, en toentertijd waren de Vereenigde Staten slechts eenige koloniën aan de Atlantische kust en een paar nederzettingen aan de Mis sissippi. Zelfs ten tijde van den burgeroorlog, reeds in de tweede helft der negentiende eeuw, was de helft van het gebied, dat nu zoo intensief geëxploiteerd wordt nog maagdelijk prairieland-, of onbekend- Bij de ontwikkeling van dit groote land had de Amerikaansche industrie het groote voordeel te kunnen bouwen op de ervaring van oudere staten. Een van de lessen, die de Amerikaansche Industrieelen zeker ter harte genomen heb ben is het belang van gezamenlijke kapi taalsvorming. In oudere handeldrijvende sta ten had men een belangrijke ontwikkelings geschiedenis moeten doormaken voor de voordeelen van dezen vorm van organisatie, behalve voor bijzondere doeleinden en dan alleen in een primitieven vorm, verwezenlijkt werden. Toen hun industrieën in haar eerste ontwikkeling waren, werden zij benadeeld door het beperkte kapitaal, dat te verkrijgen was, wanneer gehandeld werd onder één firmanaam. Bijna van het begin af aan heb ben de Amerikaansche industrieelen zich echter vereenigd in vennootschappen ten einde de wonderlijke natuurlijke voordeelen van hun land te exploiteeren en zij konden profijt trekken van de opeenhooping van ka pitaal, die door vennootschapsvorming mo gelijk is. De beteekenis van de vennootschapsvor ming in Amerika heeft natuurlij kei-wij ze ge leid tot een groote rol, die de fondsenmarkt in het Amerikaansche leven is gaan spe len, want de belegger zal er niet toe komen om zijn spaarduiten ter beschikking van industrieelen te stellen wanneer hij niet de wetenschap heeft dat er een goed-georgani- soerde markt bestaat, waar hij zijn fondsen kan te gelde maken, indien hij zulks zou wenschen. Zooals ook in andere landen lag het begin van de New-Yorksche effecten beurs in den handel meer in staatsfondsen, dan in industriewaarden. Men had geen be hoefte aan een geregelde markt voor de Re volutie, want er werd weinig handel gedre ven in effecten, maar het eerste Congres vond het noodzakelijk om bij het publiek te leenen en in 1790 werd de eerste staatslee- ning door de Vereenigde Staten geplaatst, een uitgifte van 80 millioen dollar in obliga ties, die bij de beleggers zeer populair bleek te zijn. Ongeveer terzelfder tijd werden drie bank-associaties gevormd en zeer spoedig had zich een fondsenmarkt ontwikkeld, die eerst onder een wilden vijgenboom gehouden werd op de plaats, waar nu in Wallstreet perceel 68 staat. In deze onofficieele samen komsten in de schaduw van een boom vond de New-Yorksche effectenbeurs met haar tegenwoordige uitgebreide organisatie, die noodig is wegens haar ledental van 2000, welker handel de omzet van millioenen aan deden dagelijks omvat, haar oorsprong. Slechts twee jaar na de uitgifte van de eerste leening werd reeds een formeele organisatie noodig- In 1792 kwamen 24 makelaars overeen om zich te houden aan bepaalde regels ten opzichte van hun onder linge betrekkingen, cn de tarieven van de commissie, die zij berekenden. Het zou eerst 25 jaar later zijn. dat de eerste fondsenmarkt binnenshuis werd gesticht, toen men in 1817 een kamer huurde Wallstreet no. 40. Ter zelfder tijd werd een officieel reglement vast gesteld. Deze veranderingen waren een ge volg van den toenemenden handel, die weer een gevolg was van den noodzaak om de staatsschuld gedurende den oorlog van 1812 te vergrooten, maar de gestadige groei van den omvang van de ter beurze verhandelde zaken vond grootendeels zijn oorzaak in het net van spoorwegen, dat gelegd werd over wat tot nu toe bijna onbekend gebied was. Het groote aantal spoorwegfondsen, dat ontstond vond zijn weg doorgaans naar de New Yorksche beurs, sinds deze de eenige vrije markt in bet geheele land was. Naast spoorwegfondsen waren staatsleeningen en bankaandeelen van groot belang, maar de omvang van den handel in industrieele waarden was veel kleiner. Van tijd tot t-ijd maakte de toenemende omvang van de zaken liet noodzakelijk om de beurs te verplaatsen naar ruimer omgeving en in 1863, toen de naam werd veranderd van „The New York Stock Exchange and Board" in „The New York Stock Exchange" werd een Effecten beurs-bouwmaatschappij opgericht om de Beurs een parmanente huisvesting te ver schaffen. Spoedig kwamen nu de maatschappijen, die in het publiek belang werken op den voorgrond. De spoorwegen hadden de westelijke ge bieden ontsloten, deze begonnen nu bevolkt te worden en er was kapitaal noodig voor gas, electriciteit en later voor de telefoon. Tegen het eind van de negentiende eeuw be gonnen echter de waarden van industrieele maatschappijen in belang toe te nemen en zoo enorm breidden de zaken zich uit, dat opnieuw een nieuwe en grootere huisvesting vereischt was. Het snel toenemende aantal genoteerde fondsen en de uitbreiding van de dagelijksche verkoopen tot om en nabij het millioen aandeelen, terwijl m vroeger dagen het hoogste aantal was geveest. 70-000, had een zeer sterke uitwerking op de organisatie van de markt. De uitvindingen, die er zoo toe hebben bij gedragen dat de ondernomen zaken met zoo gunstig resultaat kunnen worden uitgevoerd, en de mechanische en electrische toepassin gen, die de hedendaagsche beurs zoo zeer kenmerken, kwamen in gebruik. De laatste jaren hebben zich nog wijder perspectieven geopend voor de affaire ten beurze van New York. Tot de tegenwoordige eeuw eischte de binnenlandsche economische ontwikkeling practisch bijna alle Amerikaan sche kapitaalsoverschotten op, en de rest vond gewoonlijk haar weg naar Canada en Zuid Amerika. Nu echter is er een surplus om te leenen aan andere landen en het is alge meen bekend op hoe uitgebreide schaal Amerikaansche leeningen aan Europeesche staten wotden verstrekt. Het gevolg is ge weest dat de markt voor buitcnlandsche fondsen in de Vereenigde Staten verruimd moest worden. Het aantal ter effectenbeurs van New York genoteerde buitenlandsche aandeelen is ge klommen tot 6.030.985 aan het eind van 1928, terwijl er nog talrijke bij kwamen in 1929, terwijl er natuurlijk tevens een uitgebreide affaire is in buitenlandsche obligaties, waar van meer den 18-000 worden genoteerd. Om tegemoet- te komen aan de moeilijkheden, veroorzaakt door verschil in beleggingswij ze tusschen de Vereenigde Staten en andere landen heeft de beurs in 1927 nieuwe regels vastgesteld om het ter markt brengen van Europeesche effecten in New-York te verge makkelijken. Wij hebben al gesproken over verkoop van aandeelen in fabrieken en electriciteitsmaat- schappijen aan de Beurs- Juist dank zij deze is de Beurs te New York veel meer een na tionale effectenmarkt dan de Beurzen in andere landen. Meer dan 100 van de leden der Beurs wonen buiten New York, maar de telephoon houdt hen in nauw contact met die Beurs. Filialen of agenten van de New-Yorksche effectenmakelaars worden in alle voornaam ste steden van de Vereenigde Staten gevon den en aan ieder van hen kan de belegger orders geven om op de Beurs te New-York te laten uitvoeren en hij kan het resultaat bijna even spoedig vernemen alsof hij in het kantoor van een makelaar te New York was. Laat ons het eenvoudig voorbeeld nemen van een belegger die, zeg te Los Angeles, honderd aandeelen Common Steel wil koo- pen. Op een "kantoor te Los Angeles vult hij een formulier in, waarin hij zijn makelaar order geeft 100 Steels te koopen tegen markt prijs. Deze order wordt per speciale telegraaf lijn overgebracht naar New-York. Uit het kantoor daar wordt zij weer, per eigen tele foonlijn overgebracht naar de Beursverdie- ping. Hier wordt de order door den telefoon- bediende aan den makelaar doorgegeven, die naar den „hoek" gaat, waar de Steels.ver handeld worden en de aandeelen koopt van een van de makelaars die order hebben om te verkoopen. Tusschen de makelaars wordt de transactie alleen mondeling geregeld, maar de makelaar geeft een memorandum aan zijn telefoonbediende, inhoudende den prijs waar voor de transactie is tot stand gekomen en van wien de aandeelen gekocht werden. Deze mededeelingen worden dan naar het make laarskantoor getelefoneerd, waarvandaan het bericht van den koop wordt getelegrafeerd naar Los Angeles. Het is voorgekomen dat orders, gegeven in centra aan de kust van de Stille Zuidzee op de beurs aan de andere zijde van het vasteland werden uitgevoerd en het bericht van aankoop door den principaal werd ontvangen, alles binnen één minuutl Intusschen zal een officieel „reporter" heb ben genoteerd dat 100 aandeelen Common Steels verkocht zijn tegen een zekeren prijs en hij zal een nota, vermeldende het aantal aandeelen en den prijs hebben overhandigd aan een van de bedienaars van de automa tische druktelegraaf. Door de automatische druktelegraaf op de Beursverdieping wordt deze mededeeling onmiddellijk overgebracht naar de machines in de makelaarskantoren in New York, maar door de Western United Telegraph Service wordt zij ook met zeer weinig tijdverlies overgebracht naar de ma kelaarskantoren in alle voornaamste kanto ren van de Vereenigde Staten. Door middel van de automatische druktelegraaf zijn dus de beleggers in staat de beweging van de markt van nabij te volgen en zij hebben ook controle over hun makelaars, daar de prijzen waarvoor elke transactie tot stand komt, er bij vermeld worden. Uit een technisch oogpunt zijn de kenmer ken van de New Yorksche Effectenbeurs: dat er contant moet betaald worden de trans acties moeten geheel zijn afgehandeld om 2.15 uur van den volgenden dag en dat alle leden makelaars zijn. Er zijn geen handelaars in aandeelen, die overeenkomen met de beun hazen van de Londensche Effectenbeurs, welke zaken doen voor zichzelf. Twee speciale klassen van leden moeten genoemd worden. In de eerste plaats zijn daar de odd-lot men", die geen zaken doen voor het publiek maar die voor andere makelaars orders ver handelen van minder dan 100 aandeelen en tegen prijzen die, van het standpunt van den belegger gezien, slechter zijn dan de marktprijs. En dan zijn er de „specialisten" die, zooals hun naam reeds aanduidt, slechts in een bepaald soort aandeelen handelen in een bepaalden „hoek". De orders die aan deze makelaars gegeven worden, blijven in hun boeken staan totdat zij herroepen wor den of totdat de prijs de opgegeven limiet bereikt, waarna zij worden uitgevoerd en de makelaar in quaestie wordt gewaarschuwd. Evenals bij andere beurzen is het lidmaat schap van de New-Yorksche Effectenbeurs een waardevol recht en er is zelfs wel eens 83.000 pond sterling voor betaald. Ofschoon het lidmaatschap verkoopbaar is, moeten de leden zich onderwerpen aan het Beursregle- ment- Het bestuur berust bij een President penningmeester en een commissie van vier leden. Dit lichaam houdt zich echter alleen bezig met belangrijke quaestiés en klachten tegen de leden- Het detailwerk wordt gedaan door 13 commissie, die bij voorbeeld belast zijn met het maken van effectenlijsten, de pu bliciteit, de borgen enz. Dank zij het werk van deze lichamen worden de Beursregle- menten gewijzigd wanneer dit noodig mocht blijken in het belang van het publiek en zijn altijd inlichtingen te krijgen betreffende alle effecten waarin gehandeld wordt. (Nadruk verboden). Ironie. „Urbs Antiqua ruït" schreef Vondel als zinspreuk boven zijn Gijsbrecht. „De oude stad gaat te gronde". Nóg gaat de oude stad te gronde, nog vele malen, op vele plaatsen. Wie in de hoofdstad de oude „Lastage", het stadsdeel ten Oosten van de burgwallen der „Oude Zijde" bezoekt, beseft het pijnlijk. Daar waar de straten en de stegen en de grachten, ja de grachten vooral, karakteristieke namen dragen, tus schen de Oude Waal en de Recht Booms Sloot, de Kromme Waal en de Oude Schans en de Geldersche Ka, in de Ridder- en Jon kerstraten, doorleeft ge er al de misère van. De uitgeleefde stad is stervend. Zij vindt er den dood te midden en zelfs dóór het klop pende, het voortgaande leven van de stads gemeenschap zelf. Op sommige plaatsen her stelt de vitale stad zich zelfs reeds op de plaats waar zij sterft. Waar op den eenen straathoek de steenklompen loslaten van de seniele onttakelde huizen en bij hun aanra king met den grond verpulveren, rijst aan den anderen torenhoog een kantoorgebouw op, in tartend roode baksteen, met solide stalen ramen. Daar is geen plaats en geen tijd meer zelfs voor een elegie. Aan den wal kant, op de schepen in de Waalseilands- gracht, zwoegt het leven, op de „Numarkt" bruist het en bij de pakhuizen aan -de Recht Booms Sloot en de Snoekjesgracht Is het daverend bezig. Maar in de Ridder- en Jonkerstraten sterft het. Het eindigt er in brokkelend steen, in splijtend hout, in stui vende kalk. Het vliedt er onder den moker en het pikhouweel, den voorhamer en het breekijzer en er blijft niets dan de vale troosteloosheid, van een leege vlakte. Of, nog onbarmhartiger, blijven de huizen half geplunderd, half gesloopt staan. De gevelsteenen zijn er uit- gehakt en de pot huizen zijn gesloopt, de houten trapjes, die naar de voordeuren leidden, weggenomen, omdat ze toch niet meer betreden werden. Dezen huizen is hun eigen voortbestaan een raadsel. Van al het 17de eeuwsche leven, dat zij nu al eeuwen intens voortleefden, dat zij bewaarden in het prachtig perspectief van een straat met zóó rijke gevels, is niets ge bleven dan wat uitbuigende en voorover hangende muren en wat vermolmd, versplin terd hout. Er slaat een duffe lucht op uit de gapende raamopeningen van die huizen. Alleen het frissche rood van de bloemen op de behangsels verzekert, dat het zoo lang nog niet geleden is, dat de hole-kamertjes bewoond waren. En toch, al zal 't niet lang meer zijn, dra gen ze nog den zuiver Amsterdamschen stempel. Ze hebben nog den zwarten steen, waarvan in Amsterdam de smalle gevels zijn met de witte raamkozijnen en de blanke rijke kroonlijsten en gebeeldhouwde dak friezen, die er fel mee contrasteeren. De Ridderstraat heeft er meer van behouden dan de Jonkerstraat, waar de lijn gebroken Onze Radio Rubriek. Hallo! Hallo! Selectiviteit versus ontvang- kwaliteit. Twee tegenstrijdige eischen. Tegenwoordig is het zeer lastig, zoo niet onmogelijk om op sommige golflengte berei ken de stations voldoende vrij van elkaar te ontvangen. Een en ander geldt b.v. wel in heel sterke mate voor de lange-golfstations Da- vent-ry, Zeesen, en Parijs en voor de korte- golfstations Daventry-experimental en Lan- genberg. Een ontvangkwaliteit, die mogelijk zou zijn wanneer de stations wat golflengte betreft verder van elkaar zouden liggen, is tegenwoordig dan ook onmogelijk en niet te bereiken. Dat is zeer te betreuren maar niet temin: we ondervinden het eiken dag weer. Ik kan mij tenminste nog wel tijden herin neren dat de ontvangkwaliteit van sommige stations veel en veel beter was, niet omdat de stations toen technisch beter waren maar omdat de selectiviteit bij het toen geringere aantal stations niet zoo hoog behoefde te worden opgevoerd en daardoor de ontvang kwaliteit veel beter werd. Want wij weten allen nu zoo langzamerhand wel (ik heb er in deze rubriek dikwijls op gewezen) dat een groote selectiviteit (d.w.z. het vermogen om „dicht bij elkaar gelegen'" stations vrij van elkaar dus vrij van onderlinge storing te kunnen ontvangen) en een goede ontvang kwaliteit niet met elkaar kurmen samengaan. Theoretisch zijn er misschien wel oplossin gen te geven, maar practisch kan dit niet of nog niet worden uitgevoerd. Het is dan ook niet te verwonderen dat de electrische gra- mofoonweergave tegenwoordig zooveel op gang begint te maken omdat daar een meer natuurgetrouwe weergave mogelijk is zonder lucht- en tramstoringen en zonder st-oringen van nabij gelegen stations! Hoewel ook bij de electrische gramofoonweergave helaas enkele omstandigheden zijn die een ongunstigen in vloed hebben op de weergavekwaliteit vooral in de hooge tonen! Maar daarover zullen we het nu niet hebben. Wij staan tegenwoordig bij onze keuze voor een toestel of bij den bouw van een toestel voor een lastige vraag. Moet het een zeer se lectief toestel zijn, dus met geen of zoo min mogelijk storingen van in golflengte nabij gelegen stations? Dat is te verwezenlijken maar de ontvangkwaliteit zal zeer slecht zijn. De hooge tonen namelijk zullen zeer zwak worden weergegeven en wel des te zwakker naarmate de toon in de muziek of in het ge sproken woord hooger is. Of moet het een toestel zijn met een zoo natuurlijk, dus zoo goed mogelijke weergave kwaliteit? Ook dat is tegenwoordig met goe de onderdeelen en goede luidsprekers te ver wezenlijken. Maar nu zal juist de selectiviteit zeer slecht zijn. We hooren bij afstemming op het te ontvangen station muziek van een ander of van andere stations er tusschen door, de bekende blazende en sissende bijge luiden en hinderlijke interferent-ietonen met een frequentie van 8000 a 11.000. Wij moeten dus helaas een compromis zien te vinden tusschen deze twee tegenstrijdige eischen en dat compromis kunnen we bij voorbaat al vastleggen zooals enkele fabrie ken dat doen. Er is dan geen regeling aan wezig voor de selectiviteit en de kwaliteit van de ontvangst is dan dus ook al bij voorbaat bepaald. We kunnen echter ook een anderen weg inslaan nl. dat compromis tusschen selecti viteit en kwaliteit door den luisteraar zelf laten instellen. Iedereen kan dan instellen volgens zijn persoonlijken smaak. Dit kan dus groote voordeelen hebben Het blijkt ech ter dat vele luisteraars met deze regelingen niet goed overweg kunnen en ze verkeerd ge bruiken. Bovendien vinden zij een groot aan tal „knoppen" op het toestel leelijk en ook lastig. Er zijn dan ook fabrikanten die er van af zien om een selectiviteitsregeling op hun toestel aan te brengen. Het is een opvatting die natuurlijk afhankelijk is van het tech nisch kunnen van den fabrikant- en van do mentaliteit van de meeste luisteraars of aan staande luisteraars. Wij zullen ons hier bezig moeten houden met de selectiviteitsregelingen die den ama teur ter beschikking staan. Een volgenden keer zullen wij hierover het een en ander ver tellen. INTERFERENTIETONEN EN HOE DIE TE ONDERDRUKKEN ZIJN. Het komt tegenwoordig zeer veel voor, dat bij afstemming op een station b.v Daventry een hinderlijke toon hoorbaar blijft. In dit geval is het een interferentietoon van pl.m. 9500 afkomstig van het station Zeesen. Deze twee stations (onder andere!) liggen nL in golflengte zoo dicht bij elkaar dat de in bo venstaand artikel genoemde hinderlijke bij geluiden eri interferentietoon hoorbaar zijn wanneer op één van de twee stations wordt afgestemd. Dit is ook het geval bij Zeesen en Parijs. Een eenvoudig middel om zoo'n hin derlijke hooge toon te onderdrukken is het volgende. Schakel in serie met het rooster van de eindlamp (of bij een 2-lamps laagfre- quentversterker van de eerste laagfrequent- lamp) een vasten weerstand van 20.000 a 50.000 ohm (Zie teekening). toovao eUÏ De hooge tonen (ook in de muziek enz. na tuurlijk, daaraan is niet te ontkomen!) wor den dan vanaf een bepaalde frequentie hoe langer hoe zwakker weergegeven. Het hangt van de hoogte van den weg te werken toon en van eenige andere omstandigheden af hoe groot de weerstand genomen moet worden. Zelf probeeren wat in uw geval het beste is!. E. W. OTT. RADIOVRAGEN. ANTWOORD aan den heer J. v. d. N.: Met 100 volt plaatspanning kan de B 443 niet zoo veel verwerken als met 150 volt. Maar hij levert toch in ieder geval meer dan de B 406 bij 100 volt. De neg. roosterspanning moet dan 10 volt bedragen ANTWOORD aan den heer K. W. Ik zal het schema voor u aanvullen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cu. per regel. KLENE's ZOUTEDROP een zalfje voor de keel en tevens lekkernij KLENE's TURKEY DROPS (met anijs) is door stijllooze en in de verhoudingen foute negentiende eeuwsche huizen. Van de Amsterdamsche interieurs, de grachtpaleizen daargelaten, is de trap het karakteristiekste. De trappen zijn altijd steil en altijd scheef gezakt en immer uitgeloo- pen en vei-sleten. Zij beginnen bijna lood recht op te rijzen vlak aan de voordeur en zij eindigen in een luik, een gat, waarachter in het donker niets lijkt te zijn dan weer een trap. Kijk de huizen binnen in de Jordaan of in de omgeving van de Ronde Luthersche Kerk of op het Bickerseiland of hier in de „Lastage". Bijna obsedeerend stellen deze trapjes altijd weer de onbewoonbaarheid van deze huizén tegenover het gevelschoon, van welks verdwijnen zij 'onverbiddelijk de oor zaak zullen zijn. Wie liefde heeft voor deze huizen en deze buurtjes, zooals ik, plaatsen zij met wreede hardnekkigheid voor dit ge- dachtenconflict: dit uiterlijk schoon moet tot eiken prijs behouden blijven, deze inner lijke woningellende dient ten spoedigste te verdwijnen. En vind daar nu eens een plau sibele oplossing voor. De Amsterdamsche woningdienst heeft in Als een onderdeel van hel groote sanecrinc/s plan van Amsterdam worden de Ridder- en Jonkerstraat met omgeving met den grond gelijk gemaakt. Bovenstaande foto is genomen van den Montelbaan storen. sommige gevallen een middenweg gevonden. Wij hebben al eens beschreven hoe de wo ningtoestanden in de hoofdstad hier en daar zich zelf saneeren. omdat oude huizen na de onbewoonbaarverklaring gebezigd worden ais pakhuizen, zoodat althans de complexen in stand blijven. Maar in de Ridder- en Jonker straat, in den oudsten uitleg van Amsterdam is de ouderdom te fnuikend, zijn de bouwsels te onsolide om nog stand te houden. Er is besloten om van beide straten één te maken, een breed en weg, ter plaatse van het blok, dat nu tusschen beide straten in ligt. En om dat het hier een onverbiddelijk einde is, zoo als het komen moet aan alle dingen, omdat het hier niet een geval betreft als van een prachtig grachtenhuis, welks solide muren men sloopen gaat om er een winkel van te maken, is er geen reden tot klagen. Zelfs voor „Heemschut" is hier geen taak wegge legd, of het zou moeten zijn er voor te waken, dat de stijl der nieuwe huizen zich zoover dit mogelijk is aanpasse bij de omgeving van oude pakhuizen en echt Amsterdamsche grachten. Hier en daar vond ik een ijzeren ijord tegen een in de ravage nog standhoudenden, wankelen muur deze woorden: Streng verboden dit pand te verontreinigen, te beschadi gen of er op aan te plakken. Er is een fijne, hoewel ongewilde ironie in de stervende stad. K. P. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN Jkuve schnaïz ■huid en springende lippên Oao# 3(W0 co 90 cc Tube 80 cc Bij Apolli. en Drogtsteiv GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN. Terug te bekomen bij: Prins, Schoteiweg 140, broche; de Munnik, Pieter Kiesstraat 20, bril; Sietsens, Ooster straat 11, étui met inhoud; v. Klaveren, Leid- scheplein 8 zw., garnituur v. koffer: Kennel Fauna, bruin hondje, geel-wit hondje, grijs witte kat, Schulte, Nauwe Geldeloozepad 28, kinderjasje; Lubbers, Heerensingel 67 rood, koffer met inhoud; Bur. van Pohtie. Smede- straat, lorgnet kinderschoen; Korstgens, Pr. Hendriklaan 120, Bloemendaal, muziekstukje; Cloe, Smedestraat 28, manden; Kuipers, Nachtegaalstraat 83. portefeuille met inhoud; Marchand, A. L. Dyserinckstraat 20, porte- monaie met inhoud; v. d. Meer, KI. Hout straat 40, parapluie; v. Gennip, Oranjestraat 66, rozenkrans, Rooze. Zomerkade 137, idem; Bregonje. Potgieterstraat 44, rijwieltaschje; Oenc, L. Heercnvest. 40, schoen; v. Veen, van 't Hoffstraat 81, sjaal.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 14