ATIRDAGAVO
BIETT
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
UIT VERGEELDE PAPERASSEN.
H. D. VERTELLING
ZATERDAG 9 NOVEMBER 1929
VIJFDE BLAD
door P. J. ZüRCHER.
VUL
Oderint dum metuant!" De doode-
lijke haat van Banda en de Molukken.
Natuur komt hun te hulp. Een der
vele doodvonnissen, i- En hoe het afliep
Jacatra was weggevaagd en ongeveer te
zelfder plaatse was. aan de monding van de
Tji-Liwoeng, of Kali Besar (groote rivier),
het embryo van een nieuwe stad verrezen.
Batavia. En hiermede was het gezag van de
Hollanders gelijktijdig gevestigd. Zij hadden
nu vasten voet op Java gekregen, behoefden
geen gunsten meer af te wacnten van In-
landsche vorsten, regenten en andere hoof
den, die zij als lastige parasieten zich van
het lijf hadden geschud en van toen af kon
den zij zich met man en macht toeleggen
Deze afbeelding geeft een denkbeeld van de
moeilijkheden bij het schieten in de eerste
jaren van de Oost-Indische compagnie. De
zware „bus" moest bij het richten, op de
„vork" worden gelegd. Dan werd de bran
dende lont bij het kruit op de pan gebracht.
op de verdediging vjm dit nieuw bevestigde
gebied. Het was nog maar weinig; een klein
stukje van dat groote eiland Java, dat eerst
veel later geheel onder onze heerschappij zou
worden gebracht, mochten we nog slechts als
ons „bezit" beschouwen, maar gróót was het,
enorm groot, bezien in het licht van onze
oorspz-onkelijke bedoeling: „de Moluques het
eigenlijke wit waernaer wij schieten" en één
sterkte op Java als „centraal punt". En in
de toevoeging van dat bezit aan ons rijk in
Europa waren wij volkomen geslaagd.
Doch we werden van alle zijden doodelijk
gehaat, maar ook gevreesd. Maar, lieve Jon
gens als wij waren, wisten we precies hóe
de zaken stonden en sloten wij ons kracht
dadig aan bij het bewaard gebleven, gevleu
gelde woord van den derden Romeinschen
keizer Caligula (37.41 n. Chr.) die om zijn
monsterachtige wreedheid en wellust, alom
doodelijk gehaat was en ten slotte door zijn
lijfwacht werd gedood, „Oderint dum
metuant!" „dat ze mij haten, mits zij mij
yreezen!"
De heele wereld was tegen ons. Op alle zee-
en werd op <?ns geloerd. In de „Moluques",
het lang begeerde land, dat verrukkelijke
..Paradijs-eiland" dat wij in den loop van
slechts luttele jaren, gevloekt en voor eeuwig
gebrandmerkt hebben, was een ontzaglijke
haat tegen ons opgelaaid, een haat, die de
kiem van afschuwelijke misdaden verborgen
hield welke aan de eene zijde uit „haat" ge
boren werden en bij ons aan zelfverdediging
en represaille ontsproten.
Men was van den kant der Bandaneezen
Ijverig in de weer om met behulp der En-
gelschen, die in het geheim wapens en mu
nitie leverden, voor ons een „potje op het
vuur" te zetten. Dit beloofde heel wat te
zullen worden en het móest ook „heel wat"
zijn, wilde men ons, wat in de bedoeling lag,
voor goed uit de Molukken Jagen. Want wij
hadden ons geducht versterkt en konden een
stootje velen. Niettemin verdroot de houding
van de Bandaneezen ons, wat blijken moge
uit hetgeen een Lid van den Raad van Indië
schreef: „Mijns bedunkens en hoorde men
niet naec enighen Vrede ofte Handel te
trachten, voor ende aleere, datte men dit
schelmachtig gedrocht (dat was N.B. Banda!)
geheelik overwonnen ende met goede ver-
seeckeringen tot redenen gebracht, ofte
gansch uitgeroeid hadden."
Opnieuw dus een doodvonnis. Hoe vele zijn
er niet over dat mooie Banda uitgesproken!
En volgens dit eerste schrikkelijke plan
moesten alle eilanden in de Molukken door
ons totaal worden veroverd, bezet en voor
goed lam geslagen. Av stond voorop, déar
zouden alle boomen worden verbrand, 611e
leven zou worden uitgeroeid
Toen er plotseling iets gebeurde....
Het was in 1615 en de Meimaand was Juist
aangebroken, toen er een siddering door de
natuur ging. Alle geluid verstomde, de hemel
verduisterde, een stilte trad in, die verlam
deNiemand wist nog precies wat er te
gebeuren stond, doch een leder bereidde
zich op het ergste voor. toen plotseling een
vlammenzee hemel en aarde in feilen gloed
zette. Oo een der eilandjes van de Banda-
groep was de Goenoeng Ani tot uitbarsting
gekomen De berg scheen geheel in vlam te
staan; alle horizonten' waren rood gekleurd
en in snelle vaart gleed de rood-gloeiende
lava den berg af om in het nauwe Zonnegat,
Rissend en dampend, de doorvaart te strem
men en dit stukje van de zee tot een heksen
ketel cm te vormen. Alles brandde: de hui
zen, de notentuinen met hun kostbaar ge
was (en „goddelijk aroom") en het gieren en
loeien van de vlammen vermengde zich met
het gedonder van ae vulkaan tot één helschc
simfonie. Het geleek wel ot de aarde op het
punt stond van-een te scheuren en of ze
wankelde door de titanische macht van het
al-verterende vulkaan vuur. De liechtste ge
bouwen scheurden en vielen in puin en een
Jammerlijke verwoesting werd aangericht.
In de forten Belgica en Nassau, geweldige
versterkingen van de Hollanders, was alles
onbruikbaar geworden en de verdedigings
werken zelf werden zwaar beschadigd.
Dit nu bracht den Bandaneezen den kop
op hol. Zij dachten niet meer, maar zégen
nog slechts. En wat zij aanschouwden, al
dat puin en die asch, de geheele troostelooze
ontreddering, deed bij hen de meening post
vatten, dat nü het oogenblik gekomen was
om zich op die „hulpelooze Blanda's" te
wreken. Van dezen toestand wild/a zij pro
fijt trekken en van Lonthor uit staken zij in
groote getale over naar Neira ten einde de
Hollanders te vermoorden en voor de zóó-
veelste maal hun verloren vrijheid te her
winnen. En hun priesters, die in dit natuur
verschijnsel een gunstig teeken van Allah
zagen, bliezen het vuurtje aan. Want Allah
wachtte reeds lang op een gunstige gelegen
heid om de Hollanders met één slag te ver
pletteren. En inmiddels bliksemde het vul-
kaanvuur onverpoosd over het water en
stegen inktzwarte rookzuilen aan den hori
zont op, die als donkere schaduwen over het
water voortkropen en zich om de eilanden
nestelden, als lag het in de bedoeling de
komende, afschuwelijke, doch „rechtvaardige"
terechtstelling aan het oog van de Natuur te
onttrekken.
En te midden van het hevige noodweer, dat
de vulkaan-eruptie, met wolkbreuken en
stormvlagen begeleidde, flitste het als een
biksemstraal door het brein der Bandaneezen
om nü Neira aan te vallen en de gehate Hol
landers, die zich in doodsangst op den heu
vel van het fort Belgica hadden terug ge
trokken, uit te moorden. Dit leek hun een
schoone kans. Allen bijeen in doodsnood, met
huilende vrouwen en kinderen, half gekleed
en, natuurlijk, wéérloos. Een prachtig doel:
hen allen overvallen en doodslaan. En geen
enkelen „Christenhond" zou het leven ge
spaard worden, waarop Banda weer vrij zou
zijn.
Zoo gingen van Lonthor uit tientallen
prauwen, goed bemand en zwaar bewapend,
ln zee. Zelfs hadden enkele klein kaliber
Engelsch geschut aan boord.
Aldus, krijgsliederen zingend, die door den
loeienden storm tóch niet gehoord zouden
worden, was Banda weldra bereikt en spoedig
de baai met snelvarende prauwen, den strijd-
wimpel in top, bezet.
Doch wederom hadden ze geen rekening
met den God van de Hollanders, die een
andere dan de hunne was, gehouden- Want
ziet, nog ternauwernood lag hun oorlogs
vloot verankerd, of daar doemt in de verte,
de elementen even moedig trotseerend als
zij het gedaan hadden, een vloot van elf
krachtig toegeruste schepen, onder com
mando van admiraal van der Dussen, op.
Aan boord van het admiraalschip bevindt
zich de gouverneur-generaal Gerart Reynst-,
die gekomen is om het eiland Ay te veroveren.
Zóó luidde immers het vonnis: Ay voorop,
uitmoorden en platbranden! En daar was
de vloot in snelle nadering.
Maar wat bezielde hen? Was er verraad in
het spel? Of wisten de onzen, dat er iets
broeide? In ieder geval vielen zij zonder
noodzaak de baai binnen, waar onmiddellijk
een moorddadig vuur op de inlandsche vloot
werd geopend, waarvan de wrak geschoten
vlootdeelen zonken of in brand geraakt uit
dreven naar de zee.
En van nu af zou de wanhoop der Ban
daneezen zich te meten hebben met het „los
gebroken" wraakgevoel van de Hollanders,
die haat en bitterheid in vlammen naar
buiten deed slaan. Nu zou het gaan: hard
tegen hard.
Maar Allah had de Bandaneezen toch nog
niet geheel verlaten. Want hoe stork on we
macht ook geweest moge zijn, dat kleine
eilandje Ay, had zich geducht in staat van
tegenweer gebracht en zoo doeltreffend, zoo
krachtig was deze. dat van der Dussen, op
14 Mei den aanval openend, met bloedige
verliezen werd afgeslagen. De aanval was
mislukt, veel dooden en gewonden werden
vermeld.
Natuurlijk was dit wapenfeit voor de In
landers een moreele versterking. Hun moed
steeg, bijna tot overmoed en de Engelschen
traden steeds driester tegen ons op, hetgeen
ze gemakkelijk konden doen nu ze in het
gevlei van de Bandaneezen waren gekomen en
het nabije eilandje Roen voor de Britsche
Kroon in bezit namen. De Inlanders daar be
groetten hen als bondgenooten. Zelfs bouw
den ze er op c-en klein rots-eiland in de
nabijheid, Nailaka geheeten, een versterking.
En ze hebben het ons érg lastig gemaakt.
Natuurlijk moest de nederlaag van Ay zoo
gauw mogelijk gewroken worden. Het hing
van „wraak" aan elkaar en de bindmiddelen
daartoe gebezigd, waren kruitdamp en bloed!
Een nieuw vonnis werd uitgesproken
„de bevolking uyt te roeyen ende te ver-
jaghen en het lant liever met Heydenens
weeder te peupleeren", een ver-strekkende
machtiging daarbij verleend, luidde: al
zoude men boomen moeten uyt roeyen ende
landen desert maken".
De man, die deze opdracht mqpht uitvoe
ren was: Jan Dirkz. 't Lam, commandeur-
Generael.
RECHTS OF LINKS?
Wanneer ooit de Vereenigde Staten van
Europa tot stand zullen komen zal een van
de eerste dingen waaraan aandacht moet
worden geschonken een internationale ver
keersregeling zijn.
Veronderstel dat ge een autotocht door
Europa maakt. Dan moet ge in ons land
overal rechts houden, maar zoodra ge in En
geland zijt, wordt van u geëischt, dat ge
links houdt. In Frankrijk houdt ge weer
rechts. Dit gaat zoo voort op uw tocht door
Duitschland, maar wanneer ge in Oostenrijk
zijt is het wachtwoord weer: links!
In Joego-Slavië, £at ge daarna bezoekt,
houden de voertuigen rechts, in Tsjecho-
Slowakije links, in Denemarken rechts, in
Zweden links en in het aangrenzende Noor
wegen weer rechts! Het is voor den globe
trotter-automobilist om duizelig van te wor
den.
In zestig landen van de geheele wereld moet
ge met uw auto rechts houden en in drie
en veertig links.
In Canada gold oorspronkelijk als regel:
links houden, maar zooveel auto's rijden ge
regeld heen en weer tusschen Canada en Ame
rika waar rechts gehouden wordt, dat Canada
zich in dit opzicht bij Amerika aangesloten
heeft.
Het is niet met zekerheid meer na te gaan
wanneer er voor het eerst regels voor den
weg werden gemaakt maar men neemt aan
dat zij dateeren uit den tijd van de diligences.
DE ONTDEKKING VAN
AMERIKA.
Amerika werd, zooals we thans positief
weten niet door Columbus ontdekt, doch
slechts weer ontdekt. Reeds omstreeks het
jaar 1000 werd de omgeving van Massacliu-
sett door den Noorman Leif Ericson en zijn
lieden ontdekt en gekoloniseerd.
Christelijke zendelingen drongen reeds tot
deze streken door in 815, zooals documenten
in de bibliotheek van het Vaticaan bewijzen.
Maar nu komen geleerden en zeggen, dat
Amerika, veel, veel vroeger werd ontdekt en
wel ongeveer 2000 jaar voor Christus. De be
kende Braziliaansche geleerde Tozzi Calvap
is bijv. overtuigd, dat de Phoeniciërs om dien
tijd met de kolonisatie van een deel van
Brazilië zijn begonnen en hij wil nu, in niet
te langen tijd, de bewijzen van deze bewering
brengen. Indianen, die hij in de wildernis bij
den Aripuana, den grooten Centraal-Brazili-
aanschen stroom huizen, hebben hem her
haaldelijk verteld, van een eeuwen geleden
reeds verdwenen prachtige stad en hem nu
en dan voorwerpen gebracht, welke zonder
twijfel, van phoenicischen oorsprong zijn.
Calvao is nu met een grooten staf van mede
werkers opgebroken om de vroegere Phoeni-
cische stad op de graven en met belangstel
ling zullen zeker de resultaten van dit onder
zoek worden afgewacht.
De Messenwerper
door VICTOR v. CHOLNOCKY.
(Nadruk verboden, auteursrecht voorbe
houden).
„Neen", zeide Avodaka Higasi, de Japan
ner, „ik geloof niet aan de vrijheid van den
wil. Ik geloof niet, dat de mensch ook maar
een enkele van zijn bewegingen meester zou
kunnen zijn, want altijd is er iets. dat ds lij
nen voor hem aangeeft- Zoo kan ik U een
voorval vertellen, dat absoluut waar is, want
ik heb het van mijn vader-
In de stad Kiussin in Japan bestaat een
geheele wijk, waarvan de bewoners met
acrobaten- en goochelkunststukjes vertrouwd
zijn en van hun routine en lichamelijken
moed en bedrijf maken.
De beste goochelaars van Kiussin door
kruisen de geheele wereld en zijn op de po
diums en in de circussen zeer gewild, want
zij voeren ware gymnastische wonderen uit-
Ook Takaissivo en zijn vrouw Minamoto
waren beiden uit Kiussin afkomstig. In alle
landen manifesteerden zij hun durf en ver
dienden daarmede groote bedragen. Hun
sensationeele nummer bestond uit het vol
gende:
Gekleed in tricot ging Minamoto rechtop
en met uitgestrekte armen staan tegen een
houten schot. Op ongeveer tien passen af
stand posteerde Takaissivo zich tegenover
haar. Naast haar stond een mand met 47
vlijmscherpe messen, ongeveer van een hand
lengte, van zwaar staal met heften van edele
houtsoorten.
Glimlachend boog Minamoto voor de toe
schouwers zooals ge weet lacht geen vrouw
gracieuzer dan de Japansche en ging met
uitgestrekte armen tegen het houten schot
staan.
Nu nam Takaissivo een mes in iedere hand
en terwijl hij ze aan elkaar scherpte, liet hij
ze de toeschouwers zien. Vervolgens slinger
de hij ze in de richting van zijn vrouw. Met
zacht gefluit kliefde de dolk de lucht en zeer
dicht bij Minamoto's lichaam drong de punt
in het hout. Met enorme snelheid volgde nu
de eene worp de andere en gelijk een zwerm
zoemende bijen vlogen de dolken naar de
levende doelschijf, zij volgden de omtrekken
van het lichaam en bleven dicht bij haar
huid steken in het hout.
Als hij 46 messen had geworpen, kwam het
laatste, de groote sabel van een arm lengte
met gebogen kling en een heft, dat met
slangenleer was bekleed en beslagen niet zil
veren nagels.
Zoo dikwijls Takaissivo dit verschrikkelijke
werktuig uit de mand nam, riep hij telkens
uit: „Haha! Zoo wierp hij hem!"
En dan suisde de lange sabel al door de
lucht en boorde zich met onveranderlijke
nauwkeurigheid naast Minamoto's linker
borst in het hout dicht bij het hart.
Dan liet Minamoto glimlachend de armen
zakken en ging weg van het schot met
een aangename huivering zagen de toe
schouwers, dat de vormen van haar lichaam
met alle gracieuze lijnen door de messen
waren afgeteekend.
Dat* was Takaissivo's nummer. Men kan
zich voorstellen, dat zij er .veel geld mede
verdienden, maar nergens zooveel als in San
Francisco.
Ofschoon aan dagelijksche zenuwprikkels
gewend, toonde de bevolking van het verre
Westen zich uiterst belust op dit buitenge
wone avontuur, zoodat Takaissivo rijkelijk
dollars incasseerde.
Op twee verschillende wijzen kan het geld
een goede duivel zijn, doch maar één maal
een booze. Ontbreekt het, dan spoort het
aan tot arbeid en soberheid. Bezit men het
in ruime mate, dan ontwikkelt het naasten
liefde en dringt den mensch, goed te doen
Beschikt men cr in middelmatige hoeveel
heden over, dan leidt het tot gierigheid of
verkwisting. Takaissivo werd een verkwister.
Maar waarvoor kon hij dan zijn geid uit
geven? Drinken mocht hij niet de onfeil
baarheid van zijn oog en van zijn hand zou
de daar onder hebben geleden. Evenmin kon
hij opium zwelgen of overdadig en in vreugde
leven. Voor het overige blijven wij, Japan
ners, matig, zelfs in rijkdom.
Dit was dus allemaal niets voor hem.
Maar in San Francisco zijn de geisha's van
.;Ny
v .A li -
Metselaar: „O nee. Ik kan niet goed wer
ken. als de menschen mij op dc vingers kij
ken!" tLife).
Een opperkoopman en zijn vrouw op de Ree
Een inlander houdt
van Batavia, naar de schilderij van Albert Cuyp in het Rijksmusei
de „pajong" (Sambreel) op. Op de Ree ligt een retourvloot, zeilklaar.
groote schoonheid en haar overstelpte Ta
kaissivo met. wijn, oesters en opium.
Na de voorstelling verboemelde hij de»
nachten in de theehuizen. Onverschillig
luisierde hij naar de stompzinnige muziek,
bewonderde de danserossen en wisselde het
eene vijftig-dollar-biljet na het andere.
Eerst bij het aanbreken van den dag keerde
hij huiswaarts.
Zoo kwam hij ook op een ochtend weer
naar huis, juist toen Minamoto afscheid nam
van een flinken Californischen goudzoeker.
Toen blies Takaissivo op het ijs. dat zijn
hart samentrok, zoodat hot nog kouder werd.
En verre van Minamoto ter plaatse te wor
gen, keerde hij om en ging slapen in een
hotol.
Koud en zwijgend gelijk een steen ging hij
des avonds naar het circus. Zij kwamen aan
de beurt. Glimlachend verscheen Minamoto
voor de toeschouwers; een salvo van toe
juichingen weerklonk.
Zij ging staan voor het houten schot.
Takaissivo stond al op zijn plaats en de
knecht bracht de mand vol dolken.
Minamoto's glimlach was iets matter dan
gewoonlijk en Takaissivo's blik iets somber
der, maar beiden was het volmaakt duidelijk
wat nu zou volgen.
Minamoto aarzelde echter niet, voor den
houten wand te gaan staan, want do Ja
pansche vrouw weet wat zij to doen heeft
tot in den dood. En Takaissivo's hand bedde
niet, want ook de Japansche man weet den
dood zoowel te geven als te ontvangen.
Takaissivo nam den eersten dolle en wierp
hem met werktuigelijke kalmte. Minamoto
was ook heel kalm, want zij wist zeer goed:
zij had van de eerste worpen niets to
vreezen. Wie zou nu dadelijk bij het begin
van den maaltijd de ijspljp willen blazen?
Het twintigste mes kwam, het dertlgsto
en veertigste alle kwamen op hun plaats
met onfeilbare nauwkeurigheid.
Weldra waren er nog maar twee in de
mand, een klein en een groot. En toen begon
Takaissivo te zwelgen in het vooruitzicht,
wraak te nemen.
Hij kon haar bij voorbeeld ccn dolk met
zulk een kracht in het oog slingeren, dat
haar schedol schier aan don wand genageld
was. Hij kon haar ook het mes met de
kromme kling in de borst boren regel
recht in het hart. Wat zou hij kiezen? Alle
bei?....
Met een leenlge beweging greep Takaissivo
beide wapenen. Minamoto wist, wat er nu
zou komen.
Hebt ge ooit het gebrul gehoord, wanneer
een wild zwijn besluit, den Jager te lijf
te gaan? Nu, zoo brulde Takaissivo, toen
hij voor de worp zijn gebruikelijke „Haha!"
uitstootte.
En gelijk een flits schoten beide klingen
tegelijk uit zijn handen. Men zou gemeend
hebben: met één worp. En toch waren ze
beide goed gemikt. Een donderend gejuich
brak in het circus los en deed do wanden
beven. Nog nooit had Takaissivo zulk een
overmoedige worp gewaagd! Beide gelijk
tijdig geslingerde messen bereikten hun doel
op een haar breedte. Fluitend gierde dc kleine
dolk naast hot rechteroog van de jonge
vrouw, die geen wimper had vertrokken en de
sabel kwam 'n duimbreedte naast de linker
borst met geweldige kracht in het hout te
recht. En Minamoto verliet haar gevaar
lijke pose en de handen op de borst ge
kruist. grootte zij met haar meest stralenden
glimlach",
„Weet je. dat ik geen woord van je ver
haal geloof?" zeide ik na een lange pauze
tot Higasi.
„Ik zou het ook niet gelooven", gaf hij
ten antwoord, „wanneer het niet mijn vader
was
„O", viel ik hem in de rede. „ik begrijp
die vereering ten volle en ik vind het prach
tig, dat je aan de woorden van jc vader
geloof schenkt. Maar sta mij toe
Toen viel hij mij in de redo.
„Ziet u, hoeveel uw land toch van het
onze verschilt. Zooals gezegd heb ik deze
geschiedenis van mijn vader. En nu was
Takaissivo mijn vader en Minamoto mijn
moeder. Van den dag af. dat dit voorval
zich had afgespeeld, voegden zij deze at
tractie nog toe aan hun toch al sensationeel
nummer en mijn vader wierp ook verder
beide dolken tegelijk naar het menschelijk
doelwit. Zoo was het effect veel grooter en
hun werk nog gewaagder. En toen begreep ik,
dat er iets toch sterker was geweest dan de
Japansche kunstenmaker, iets geheimzin
nig-machtigs, dat hem verhinderd had. het
wrekend wapon te slingeren, waarheen hij
wilde. Of was het een nog verschrikkotoW
wraak....? Trof Takaissivo zijn vrouw op
zettelijk niet op de plaatsen, die hij wenschte
om ae ziele-angst van de ongelukkige tot <r<
het oneindige te verlengenMaar dat is
maar oen idee van mijzelf en misschien ie
zij niet eens zeer Japansch!