I. D.-VERTELUNGEN
FLITSEN
Wat
bof
5 5 NT- NS CO LAAS
ANDRÉA'
STADSNIEUWS
FEUILLETON
een
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 14 NOVEMBER 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.)
door HANS VAN ZIJL.
Het bosch
Laag dreef de nevel over de Newa. Nog
rustte Mltia Koschka in het lange gras van
den oever en peinsde.
Het werk was af. Drie maanden was
Koschka niet thuis geweest, had hij zijn
Tania, zijn bloemetje moeten missen, maar
nu was het gebeurd. Zijn beurs was goed
gevuld, er waren geen zorgen te maken voor
den naderenden winter. Toen in het prille
voorjaar de opzichters van een Duitsche
houtzagerij, die het donkere bosch, aan de
andere zijde der Newa, dan waar Mitia
woonde, had aangekocht, de rivier kwamen
afzakken om hakkers te werven, was Mitia
Koschka een der eersten, die zich meldden.
Wel hadden de menschcn, van de vlek
waar hij en Tania woonden het hoofd ge
schud en gevraagd of hij gek was: „Zoo kort
pas getrouwd en nu al aan een karwei, die
maanden scheiding zou elschen", maar Mi
tia had geglimlacht, hij wilde geld verdienen
voor den winter.
De buren en vrienden hadden niet begre
pen waarom Mitia niet tevreden was met het
klein inkomen van zijn visscherjj en het
weefwerk van Tania.
Maar 's avonds, toen de deur gegrendeld
en de luiken gesloten waren, had Mitia
Koschka zijn bleeke vrouwtje dicht bij zich
genomen en gevraagd: „Tania, waarom denk
je dat ik wegga?" en Tania had geantwoord:
„Niet om geld te verdienen Mitia, daarvoor
ken je te goed, zou je mij zoo lang niet al
leen laten. Ik weet het niet, we hebben
elkaar lief en zijn gelukkig zoo".
En toen had Mitia haar verteld hoe hij
als kleine jongen eens een droom had ge
had, die hij nooit vergeten zou. Hij woonde
toen met zijn vader en moeder aan den rand
van het bosch. Koortsig was hij misschien
wel toen hij droomde, dat hij alleen liep in
het groote donkere bosch; het stormde en
de boomen, werden ontworteld en vielen
met donderend geraas om hem neer; hoewel
geen hem raakte was het hem toch alsof ze
allen stuk voor stuk neersmakten op zijn
hart, dat brak. En toen hij verwonderd om
zich heen gekeken had, waarom deze boo
men hem niet het lichaam, maar wel het
hart verbrijzelden had hij een stem gehoord
door den storm: „Niet gij, .knaap, maar
slechts uw hart zal getroffen worden door
het woud. De sombere kracht van het bosch
zal treffen wat u dierbaar is, maar u zelf
ongemoeid laten".
Jaren daarna toen hij de droom al lang
weer vergeten was en hij op een middag
speelde met makkers aan de rivier, kwam
er een hevige storm opzetten. En de jon
gens, niet door het ruischende bosch durf
den gaan, wachtten tot deze bedaard was
en gingen toen pas naar huis.
Thuis gekomen hoorde Mitia van zijn va
der, dat moeder het bosch was ingegaan,
om hem te zoeken. Opeens herinnerde hij
zich zijn droom; bevend volgde hij zijn va
der het bosch in en diep in den nacht von
den ze haar.... midden in het woud, ge
troffen door een vallenden boom.
Wanhopig van verdriet was zijn vader ge
weest en sinds dien nacht had Mitia hem
niet meer hooren lachen. Veel jaren later
toen de oude man eenzelviger en stiller werd
en Mitia wel eens uit was met vrienden uit
de stad, vonden ze hem op een somberen
morgen hangende aan een kalen boom
stam.
„De oude man was levensmoe", zeiden de
vrienden, maar Mitia wist wel beter: het
woud, het verschrikkelijke woud had geroe
pen.
En daarom, zoo had hij, fluisterend bijna,
vervolgd aan het oor van zijn bleek vrouw
tje Tania, ben ik besloten mee te gaan met
hen. Al vestigde ik me met jou op vele kilo
meters afstand van liet gehate bosch, toch
zou de angst niet overgaan. Ik zal hakken
en vellen de vreeselijke boomen; mij zullen
ze niet dooden, heb geen vrees, alles zal
spoedig voorbij zijn".
En zoo was hij gegaan en had, drie maan-
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cta. per regel.
GE5CH ENKEN»
LEDER, HOUTlai
BRONS, TIN,™
WEEFWERK. ENZ.
TELER -12393
GR.H0UT5T R.163
den gewerkt. Zijn handen, niet aan zulken
zwaren arbeid gewend, waren vereelt, lang
waren de dagen geweest en onrustig de
nachten. Slechts kort waren de berichten
welke hij door vrienden, ontvangen had van
zijn liefste, maar nu was 't af. Hij wist, dat
op 't uur, waarop hij vertrok, kameraden
aan de andere zijden van 't woud dat nu
kaal veld geworden was, de bijl sloegen in
de laatste groep boomen en daarom was hij
weggegaan, tevreden.
De nevel dreef zeer zwaar over de Newa,
toen Mitia opstond. De weg was lang en
donker was 't reeds toen hij het dorp be
reikte, de straten waren stil, maar achter
de ramen brandde veel licht: allemaal be
kenden die met hem gewerkt hadden in het
woud en nu hun vrouw aan het hart druk
ten. O, hoe verlangde hij plotseling naar
zijn Tania, zijn kleine bleeke bloem!
Toen hij den hoek van de smalle straat,
waar ze woonden, omsloeg speurde hij met
een. Misschien was Tania wel ingelicht door
vrienden, die voor hem afgereisd waren en
stond ze aan de deur
Maar wat was dat? Zelfs geen licht! Als
een donker gat viel hun huisje uit, achter
de helverlichte ramen der buren.
Mitia holde plotseling, beangst, lichtte de
grendel van de deur, niets te zien, geen Ta
nia in de keuken, in de woonkamer, in de
slaapkamer en op den zolder.
Mitia's hart zwol als een zeepbel, hij was
bang dat 't kapot springen zou in zijn bin
nenste.
Driftig klopte hij aan bij zijn buur en
vriend Wasil, die ook aan 't werk was ge
weest, maar een dag voor Mitia naar huis
was gegaan.
Wasil deed zelf open en Mi^tia ziende, voor
de deur met wil gelaat en speurende oogen,
riep hij: „Groote God, Mitia kom binnen,
wat heb jij?" Maar Mitia, niet merkende
Wasil's schrik kon niet anders uitbrengen
dan: „Tania? waar is mijn vrouw?"
„Ik ben bij haar geweest vanmorgen, om
te zeggen, dat je vanavond hier zou zijn,
want dat je wou wachten tot de laatste boo
men gekapt werden. En toen is ze je tege
moet gegaan, den linkerkant van de rivier
ging ze af; Teodor zette haar over met zijn
vlot".
„Wasil, ik heb haar niet gezien, ik ben de
andere zijde der Newa afgekomen. Kom mee,
dan gaan we haar zoeken".
En Wasil, trouwe vriend, niet meer den
kend aan de lange scheiding welke ook voor
hem voorbij was, vergezelde Mitia.
Kleine lantarens dicht bij den grond hou
dend liepen 'ze langs het pad, ?-at ook Tania
gevolgd moest hebben. Uren duurde hun
tocht.
Mitia bedacht somber hoe hij haar tegen
gekomen zou zijn als hij 's ochtends ook de
zen weg genomen had. Waarom, waarom nu
juist had hij den anderen kant der rivier ge
houden?
Tegen den ochtend toen de nevel langzaam
optrok naderden ze het gekapte woud. en
zagen een man komen uit de keet waar de
laatstgebleven hakkers nog overnacht had
den.
,IIeb je mijn vrouw gezien?" vroeg Mitia
onmiddellijk.
„Kom maar binnen, Koschka", antwoord
de de man. Zwaaiend, alsof het zijn naam
dag was en de wodka hem nog in het bloed
woog, trad Mitia Koschka de lage hut bin
nen. Daar lag Tania op een veldbed, haar
gezichtje nog bleeker dan anders, haar
schouders en armen in stijf verband.
„Mitia", fluisterde ze zachtjes, „ik wist dat
Ik jc nog zien zou. Het is gedaan liefste, het
is niemands schuld, niet van hen en ook
niet van mij. Zij zullen het je wel vertellen.
Ik kan het niet meerkus me nog eens,
jongen".
Schreiend kuste Mitia het strakwitte voor
hoofd, de bleeke lippen, toen lichtte er een
stille lach in haar oogen, haar hoofd zakte
en zij stierf.
Onbewegelijk lag Mitia geknield, starend
naar het kalme gezichtje en Teodor vroeg
fluisterend aan de zwijgende mannen: „hoe
is 't gebeurd? vertel het hem".
En de hakkers die de bijl sloegen in de
laatste groep boomen, toen Mitia Koschka
aan den anderen kant het woud verliet, ver
telden in korte zinnen, soms elkander on
derbrekend hoe alles geschied was.
Hoe Tania aankomend tegen den avond
aan het woud, waar zij bezig waren den
laatsten boom om te halen „den laatsten
boom, Mitia Koschka, mijn God, hoe is 't
mogelijk?"
Hoe zij gedacht had ln een der mannen
Mitia te herkennen, aan was komen hollen
en gestruikeld was over een tak van een
omgehakten boom. 1-Ioe zij den boom, hoe
wel ze het afgrijselijke aan zagen komen niet
meer konden houden. Hij zakte vlugger,
vlugger
Mitia stond op, zijn gebalde vuisten naar
omhoog richtend schreeuwde hij„God, mijn
moeder, vader, Tania, het woud!"
KANTONGERECHT.
Het plaatsen van schuttingen
te Wijk aan Zee.
Te Wijk aan Zee en Duin bestaat een ver
ordening waarbij het verboden is een hek
of schutting aan den weg te hebben wan
neer deze naar het oordeel van B. en W. ge
vaar oplevert voor het verkeer. Een inwoner
van deze gemeente was verbaliseerd omdat
hij een schutting bij zijn huis had staan, die
het uitzicht in een bocht wegnam. Tegen
over den burgemeester had de man zich
reeds bereid verklaard om de schutting over
een lengte van 2 M. weg te nemen. De zaak
kan dus zeer in gemoede behandeld worden.
Verschil van opvatting bestond echter om
trent de strekking van de verordening.
Dit was namelijk een schutting, die niet
langs, maar loodrecht op den weg stond. Be
doelt de verordening nu alleen zulke schut
tingen, die langs den weg staande wegens
bouwvalligheid voor de voorbijgangers ge-,
vaar opleveren?
De ambtenaar van het O. M., mr. B. v. d.
Burg meende van niet en vroeg een geld
boete. Hij wilde deze slechts stellen op 1
of 1 dag omdat de eigenaar indien hij niet
in overtreding wil blijven toch kosten zal
hebben door het inkorten van de schutting.
De kantonrechter was evenwel van oor
deel, dat volgens den geest der verordening
de schutting zou moeten staan langs den
weg en sprak verdachte vrij.
De strenge arbeidswet.
Het was de tweede herhaling van een ar
beidswetovertreding, waarvoor de Haarlem-
sche slager terecht stond. Drie arbeiders wa
ren in zijn slagerij bezig geweest met het
uitbeenen van vleesch, terwijl de overuren,
die zij maakten niet waren aangeteekend op
de arbeidslijst.
Op herhaling van arbeidswetovertredingen
staat hechtenis en hoe de slager ook hoopte
er nog genadig af te komen, hij hoorde 3
dagen tegen zich eischen.
De kantonrechter wilde zijn bevoegdheid
om een uitzondering te maken laten gelden
en veroordeelde den slager tot een boete van
25 of 25 dagen. Voor den laatsten keer.
Als de grootste moordenaar.
„Moet ik nu zitten als de grootste moor
denaar?" vroeg de IJmuidensche vader,
die volhard had in de verkeerde gewoonte
om zijn dochtertje van school te houden.
Het delict was gepleegd ter wille van de
huishouding, die bij deze verdachte zeer uit
gebreid is.
Er werd twee dagen hechtenis geëischt.
„Dat kost mij minstens tien gulden", zei de
vader van het omvangrijke gezin.
Het O. M. wist er wat op. „Als u dat uit
zit op Zaterdag en Zóndag niet", zei de amb
tenaar.
De vader bleef er bij, dat hij niet te over
tuigen was van het gemotiveerde eener hech-
tenisstraf in dit geval.
Een uitgebreid gezin stelt uitgebreide
eischen. Een lichtpunt in de zaak is, dat
het oudste kind spoedig van school komt en
een gedeelte van de uitgebreidheid kan over
nemen. Dat wilde de kantonrechter ditmaal
het zwaarste laten wegen en na de toezeg
ging dat het andere meisje weer naar school
zal worden gestuurd behoedde hij den vader
voor het lot van „den grootsten moordenaar"
door hem een boete op te leggen van 3 of
3 dagen.
DE RECDASSERÏNG IN HET ARRONDISSE
MENT nAARLEM.
Naar aanleiding van vragen uit de Tweede
Kamer zegt in zijn Memorie van Antwoord
Minister Donner: 'dat in het arrondissement
Haarlem de reclasseering geheel werkt onder
het toezicht van het Openbaar Ministerie is
niet juist. Te Haarlem werkt een reclassee-
ringsambtenaar in gemeenschappelijken
dienst van een aantal reclasseeringsinstel-
lingen; er is eene commissie uit deze instel
lingen, onder wier leiding en gezag deze
ambtenaar staat. Dat er tusschen deze com
missie en het Openbaar Ministerie een nauwe
samenwerking bestaat, waarbij het Openbaar
Ministerie ook af en toe wel rechtstreeks
contact met bedoelden ambtenaar heeft, kan
de ondergeteekende slechts toejuichen.
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1510
NAAR DE POST
Gaat op weg om
moeder's brief op den
hoek te posten
besluit om den an
deren kant om te
loopen in de hoop
Kees Kommer te ont
moeten
hoort dat Kees een
boodschap is gaan
doen en gooit met
Keesje's broertje met
den bal
besluit dan om Kees
in te halen
kan Kees niet vinden
maar troost zidh met
de vliegtuig-uitstalling
in een speelgoedwin
kel
beseft dat het 'hem
weinig tüd zal kosten
om nog even te gaan
kijken of de jongens
op het grasveld spe
len
vindt ze niet en
loopt door om een
afspraak te maken
met Henk van Stui
teren
komt tenslotte bij de
bus en post den brief
(Nadruk verboden).
SPOORWEGPERSONEEL.
In het verslag van het in begin October
gehouden congres der Nederlandsche Ver-
eeniging van Spoor-- en Tramwegpersoneel
hebben we reeds mededeeling gedaan van
het besluit, om de leden van de comité's van
Actie, welke comité's vanwege de communis
tische partij waren opgericht, buiten het or-
ganisatieverband te zetten.
Naar wij vernemen heeft het hoofdbestuur
der Nederlandsche Vereeniging thans een
aanvang met de uitvoering van dit besluit
gemaakt en is het te verwachten, dat leden
dezer organisatie welke actief aan de acties
van de genoemde comité's deelnemen van
het lidmaatschap vervallen zullen worden
verklaard.
Ook te Haarlem zal dit het gevolg zijn en
zijn we wel ingelicht, dan heeft een bespre
king tusschen het hoofdbestuur en eenige le
den van genoemd comité reeds vorige week
plaats gevonden, waarbij deze leden zouden
hebben geweigerd voor het lidmaatschap
dezer communistische comité's te bedanken.
VAN DE STOEP GEVALLEN
Bij het verlaten van het Gemeentelijk
Concertgebouw, waar zij het Bach-concert
had aangehoord, had Mevrouw E. M. het on
geluk van de stoep te vallen en haar linker
been te breken. Zij werd door een dokter be
handeld en daarna naar haar woning aan de
Nieuwe Gracht 62 vervoerd.
VISSCHERIJ-OPBRENGST.
DE BESOMMINGEN.
In de week van 7 t/m 13 November kwa
men te IJmuiden de volgende vaartuigen
aan den afslag: -07 Stoomtrawlers, 5 Stoom-
haringloggers, 21 Motorharingloggers, 2
Duitsche Stoomharingloggers, 4 Duitsche
Motorharingloggers, 19 Engelsche Drifters, 2
Motortrawloggers, en 71 Kustvisschers.
De besommingen waren als volgt: Stoom
trawlers van 8448 tot 221. Stoomharing
loggers van 9729 tot 3868. Motorharing
loggers van 6413 tot 440. Stoomharing
loggers (Duitsche) van 4475 tot 1205.
Motorharingloggers (Duitsche) van f 2999
tot 1226. Engelsche Haringdrifters 7812
tot 1172. Motortrawloggers van f 1379 tot
487, terwijl de kustvisschers f 2835.59 be-
somden.
De aanvoer bestond uit 744420 K-G.
Trawlvisch, 3898 kantjes Pekelharing en
13495 kisten Versche Haring. De totaalop
brengst bedroeg 467797,33.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTELJORISSTRAAT 16
TELEFOON 10756
HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.—
JUBILEUM J. DERKS.
Woensdag vierde de heer J. Derks feest, want
veertig jaar geleden trad hij in het huwelijk
en kwam hij in dienst van de wasscherij „De
Vlijt", bij den vader van den tegeixwoordigen
eigenaar den heer H. A. J. Kimmenaede. De
heer Derks is thans wag-snknecht bij de
stoomwasscherij
Woensdag had de jubilaris den geheelen
dag vrij. 's Avonds heeft de heer Kimme
naede hem een geschenk onder enveloppe
overhandigd en werden hem bloemen aan
geboden namens het personeel.
JUBILEUM L. KLEEFSTRA
Vrijdag 15 November herdenkt de bestuurder
L. Kleefstra den dag dat hij vóór 25 jaren in
dienst trad bij de N.Z.H.T.M. alhier.
KENNEMER FOTOKRING
Op Woensdag 20 November a.s. houdt de
„Kennemer Fotokring" een vergadering in de
Sociëteit „Vereeniging".
Als nummers 2 en 5 staan op de agenda:
„Iets over Röntgenfotografie" door Ir. G. M.
Uitermark en projectie uit de collectie van
den heer J. P. Strijbos te Heemstede.
PERSONALIA
De onderstaande gediplomeerden van de
Middelbare Technische School te Haarlem
zijn geplaatst in de navolgende betrek
kingen:
Af deeling Bouwkunde: de heer H. van 't
Hag als technisch ambtenaar 2e klasse bij
Bouw- en Woningtoezicht te Leiden.
Afdeeling Electrotechniek: de heer Ch. L.
van Berkel als bedrijfstechnicus bij de N.V.
Hazemeyer's Signaalapparatenfabriek te
Hengelo (O.); de heer W. Marsman als be-
drijfsassistent bij de Heemaf te HengeloCO.)
Afdeeling' Scheepsbouwkundede heer C.
II. Meeuwisse als scheepsteekenaar bij de
N.V. Scheepswerf en Machinefabriek De Lies
bosch te Jutphaas.
IIAARLEMSCHE HANDELSVEREENI-
GING
Vrijdag 15 November a.s. zal Jhr. J. C- Mol-
lerus voor de leden der Haarl. Handelsver-
eeniging in de Tuinzaal van Café-restaurant
Brinkmann spreken over het Werktijden
besluit in winkels.
Na de inleiding van den heer Mollerus zal
er gelegenheid zijn tot onderlinge bespreking.
Uit hot Amerikaansoh door
NINA WILCOX PUTMAN
Vertaald door CHRISTINE KAMP.
(Verhaal ln Briefvorm).
2)
„Hallo, Laddio", zei mr. Ledwell. „Zeker op
reis naar je moeders landgoed ln Cornwal,
nietwaar? Mag ik je voorstellen aan mijn
heer en mevrouw Brooks. Het is hun eerste
reis naar Europa".
„Zoo?" zei Laddie ons aankijkend met oen
uitdrukking alsof WJ dat een misdaad vond,
minstens een bewijs van Idiotisme. „U weet
zeker ook niets van carburateurs, vermoed
ik".
„Misschien wel", zei Dickey. „Wat voor een
merk van auto heeft u?"
„Een Europe", zei Laddie minachtend. „Die
slijten nooit, moet u weten. De mijne wordt
niet genoeg gebruikt om te kunnen slijten.
Nu. het zal mij benieuwen of u er beweging
ln krijgt. Er schijnt iets vast te zitten.... ik
weet niet, hoe ze dat noemen".
Nu hadden de Ledwells hun eigen auto ln
Londen, die hen was komen halen en zouden
wij met hen meè gaan, zoodat wij niet op
den boottrein te wachten hadden. Alleen al
de naam Carburateur was als muziek voor
Dickey's ooren en voor ik wist. wat er ge
beurde, waren hij en Laddie weg naar de
garage als vrienden die jaren met elkander
hadden omgegaan. Ja, zulke plotselinge
vriendschappen ontstaan wel meer tusschen
bezitters van auto's en lievelingshonden. In-
tusschen werd ik achter gelaten om onze ba
gage te declareeren. Feitelijk was ik er zeer
verwonderd over, hoe Lord Gratham, alias
Laddie zoo toevallig in de douaneloods kwam
en kalm Dickey annexeerde.
Ik voelde mij erg zenuwachtig en stond
als op heete kolen, terwijl de handbagage in
den auto werd gedragen, maar Dick kwam
niet te voorschijn. Toen ten laatste mrs.
Ledwell verwonderde blikken op mij sloeg en
zinspelingen begon te maken op menschen,
die zich niet bokommeren om hun gasthee-
ren, kwam een prachtige sportauto om den
hoek aanglljden met Laddie aan het stum-
en Dickey triomfantelijk naast hem. Zij
stopten naast ons en Dickey stapte bij ons
over.
„Zeg, ik dank je verschrikkelijk", zei de
eigenaar van don sportcar, „nu kan ik thuis
komen eer moeder weer een van haar ijs
koude buien krijgt. Zij vindt het vreeselijk
als ik beloof te komen en het dan vergeet
en elders heenga".
Daarmede gaf hij vol gas en reed weg op
die grappige manier, alsof hij verwachtte
ons na de thee weer te ontmoeten, maar
wat gaf bet, het zou toc-h naar alle waar
schijnlijkheid niet zoo wezen. Dickey was erg
opgewonden terwijl wij naar Londen reden
door een verrukkelijk landschap.
„Natacha Brooks", riep Dickey uit, terwijl
hij tamelijk hard op mijn knie sloeg, „Tacha,
schat, weet je, wat dat voor een karretje
van hem was?"
„Een Europe", zei ik bang, want Dickey
had zoo'n eigenaardige uitdrukking in zijn
oogen.
„Het is een 1913 chassis", viel Dick uit,
„met een moderne carrosserie. Je kunt die
dingen niet verslijten. En raad eens, wat hij
ervoor betaalde? Nu dan?"
„Ik geef het op".
„Een honderd vijftig pond", schreeuwde
hij. „Zeven honderd en vijftig dollars! Ver
beeld je eens! Hij heeft mij het adres gege
ven van den man, van wien hij het karretje
gekocht heeft".
„Geef het mij om het te bewaren", zei ik
haastig. „Misschien zie ik er kans toe om het
te verliezen. Ik weet wel goedkoopere auto's
die in staat zijn in een oogenblik in een lan
taarnpaal te klimmen".
Maar Dickey luisterde niet eens naar mij.
Hij keek uit het achterraam of hij de schit
terende car niet nog te zien kon krijgen. Ik
echter greep steviger mijn handtasch vast,
waarin de credietbrief zich bevond, waarop al
het geld, waarover wij nog konden beschik
ken, vermeld stond.
O, Rosamonde, liefste, je bent nooit bui
tenslands geweest en daarom kun je je niet
verbeelden, hoe opwindend en verbijsterend
het in het begin is. Londen is niet mooi, lijkt
zelfs niet erg op een stad, hoewel dat wel
gek klinkt. Het is er erg bedompt en o. zoo
Engelsch! Het lijkt hier en daar op Bridge
port, Connecticut, maar de bedienden hier
zijn uiterst beleefd.
Maar hoe raak je hier in de war met de
prijzen! Je ziet iets in een uitstalkast ge
prijsd voor twee guineas en je denkt: Dat
is voor niets! Maar lieve, als je het gekocht
hebt, kom je tot de ontdekking, dat het
tien dollars zijn. Dickey en ik hebben een
heeleboel geld uitgegeven in die eerste dagen.
Alles is hier veel duurder dan in New York,
behalve heerenkleeding en bont.
Daardoor was het dat lk mijn pelsmantel
kreeg'. Natuurlijk, lieveling, hadden wij ons
voorgenomen om niets te koopen, daar wij
zoo weinig geld hadden. Maar zooals Dickey
bemerkte, was het eigenlijk dwaasheid om
niet een paar mooie dingen te koopen, die
wij misschien' nooit zoo meer zouden te zien
krijgen. En natuurlijk was ik verzot op dien
mantel, op het oogenblik, dat ik dien in een
magazijn op Leicester Square zag. Geen erg
moderne winkel, maar de prijzen waren heel
schappelijk! Verbeeld je eens, lieveling, die
Nertz mantel voor één honderd pond! Wel
zoo'n kleedingstuk zou bij ons in New York
zeker tweeduizend dollars kosten! Ik wilde
hem eerst niet aanpassen, maar Dick duwde
mij den winkel in en deed met mij wat hij
wilde.
„Beslist, kind", riep hij bewonderend uit,
terwijl ik voor een spiegel stond te paradee
ren, „je ziet er uit als een millionaire! Dat
is het soort van mantel, dat je behoort te
dragen".
„Maar, Dickey" protesteerde ik, beschaamd
om zoo iets te zeggen in tegenwoordigheid
van de verkoopster. „Het is zoo kostbaar!"
„Komaan, laten wij eens zien, of het wer
kelijk zoo is. Je koopt ieder jaar een gewo
nen mantel, waarvoor je honderd dollars be
taalt, niet waar? Nu zal deze mantel op z'n
minst vijf of zes jaar het uithouden en dan
heb je ook werkelijk iets goeds. Komaan,
neem hem! Het is een belegging!"
Och, wat hij zei, was natuurlijk waar. En
als Dick nu eens een zeer goede betrekking
kreeg, zou ik altijd er berouw over hebben,
dat ik dien kans om een mooien pelsmantel
te krijgen, had voorbij laten gaan. Dus na
men wij hem en ik liep den winkel uit eruit
ziende als een millionaire, maar met een raar
gevoel heel diep in mij, dat ik altijd heb, als
ik mezelf heb overtuigd, dat hetgeen ik deed,
juist heel verstandig was.
„Maak je niet bezorgd, klein meisje", zei
Dick, „geniet er van! Wij krijgen nooit iets
in deze wereld of wij moeten de kans waar
nemen".
Maar, Rosamonde, ik had eén troost; wij
logeerden niet in een groot duur hotel. Geen
van ons beiden had dat gewildvooral niet
toen wij gelezen hadden, dat er zulke aar
dige Engelsche pensions bestaan, waar de
huisknecht juist is als jé eigen knecht en als
je er nooit een hebt gehad, is het wel de
moeite waard om dat te ondervinden. Je J
kent dat soort van pensions: in den morgen
thee, in den middag thee en op de rekening
....thee! De Ledwells hadden ons een adres
gegeven in de Halvemaanstraat, die erg fat
soenlijk is, hoewel ik je vooruit moet zeggen
dat je die nooit zou vinden.
Het huis zag er van buiten vreeselijk uit,
maar vten binnen ging het wel. Wij hadden
aardige kamers, de stoelen en divan over
trokken met cretonne en een groot twee
persoonsbed- De kamers waren ijskoud, maar
er waren open haarden, waarvoor je per
stuk een kwart pond extra moest betalen.
Maar als vergoeding was er een schilder
achtige badkuip; een tinnen ding, dat ik
eerst meende bestemd te zijn om er dekens
of honden in te wasschen. Hoe dan ook, de
prijs was slechts tien guineas of vijftig dollar
per week, zonder thee en dat is goedkoop
voor Londen. Dus besloten wij een extra week
te blijven of misschien twee en overal' eens
rond te zien. Om tot dat besluit te komen
was het Laddie, enz,, enz., enz., Whitfield uit
te spreken als Whittle, die ons hielp.
Op een avond ontmoetten wij Laddie in
het Café Anglais, waar wij heen waren ge
gaan om wat te bekomen van een operette-
voorstelling in het Alhambra. Hij leek vaag
eenzaam met die verloren uitdrukking, die
de meest goed opgevoede Engelsche jonge
lieden hebben, als zij met verlof zijn van
hun regimenten.
Toen hij ons bemerkte sprong hij op en
kwam vlug naar ons tafeltje.
„Hallo," riep hij uit, „de man van den Car
burateur! Vervelende boel hier vanavond,
niet waar? Ik probeer om mij te amuseeren,
maar geen succes tot nu toe. Mag ik hier
komen zitten?'-
(Wordt vervolgd.).