I. D.-VERTELUNGEN FLITSEN Wat bof 5 5 NT- NS CO LAAS ANDRÉA' STADSNIEUWS FEUILLETON een HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 14 NOVEMBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden.) door HANS VAN ZIJL. Het bosch Laag dreef de nevel over de Newa. Nog rustte Mltia Koschka in het lange gras van den oever en peinsde. Het werk was af. Drie maanden was Koschka niet thuis geweest, had hij zijn Tania, zijn bloemetje moeten missen, maar nu was het gebeurd. Zijn beurs was goed gevuld, er waren geen zorgen te maken voor den naderenden winter. Toen in het prille voorjaar de opzichters van een Duitsche houtzagerij, die het donkere bosch, aan de andere zijde der Newa, dan waar Mitia woonde, had aangekocht, de rivier kwamen afzakken om hakkers te werven, was Mitia Koschka een der eersten, die zich meldden. Wel hadden de menschcn, van de vlek waar hij en Tania woonden het hoofd ge schud en gevraagd of hij gek was: „Zoo kort pas getrouwd en nu al aan een karwei, die maanden scheiding zou elschen", maar Mi tia had geglimlacht, hij wilde geld verdienen voor den winter. De buren en vrienden hadden niet begre pen waarom Mitia niet tevreden was met het klein inkomen van zijn visscherjj en het weefwerk van Tania. Maar 's avonds, toen de deur gegrendeld en de luiken gesloten waren, had Mitia Koschka zijn bleeke vrouwtje dicht bij zich genomen en gevraagd: „Tania, waarom denk je dat ik wegga?" en Tania had geantwoord: „Niet om geld te verdienen Mitia, daarvoor ken je te goed, zou je mij zoo lang niet al leen laten. Ik weet het niet, we hebben elkaar lief en zijn gelukkig zoo". En toen had Mitia haar verteld hoe hij als kleine jongen eens een droom had ge had, die hij nooit vergeten zou. Hij woonde toen met zijn vader en moeder aan den rand van het bosch. Koortsig was hij misschien wel toen hij droomde, dat hij alleen liep in het groote donkere bosch; het stormde en de boomen, werden ontworteld en vielen met donderend geraas om hem neer; hoewel geen hem raakte was het hem toch alsof ze allen stuk voor stuk neersmakten op zijn hart, dat brak. En toen hij verwonderd om zich heen gekeken had, waarom deze boo men hem niet het lichaam, maar wel het hart verbrijzelden had hij een stem gehoord door den storm: „Niet gij, .knaap, maar slechts uw hart zal getroffen worden door het woud. De sombere kracht van het bosch zal treffen wat u dierbaar is, maar u zelf ongemoeid laten". Jaren daarna toen hij de droom al lang weer vergeten was en hij op een middag speelde met makkers aan de rivier, kwam er een hevige storm opzetten. En de jon gens, niet door het ruischende bosch durf den gaan, wachtten tot deze bedaard was en gingen toen pas naar huis. Thuis gekomen hoorde Mitia van zijn va der, dat moeder het bosch was ingegaan, om hem te zoeken. Opeens herinnerde hij zich zijn droom; bevend volgde hij zijn va der het bosch in en diep in den nacht von den ze haar.... midden in het woud, ge troffen door een vallenden boom. Wanhopig van verdriet was zijn vader ge weest en sinds dien nacht had Mitia hem niet meer hooren lachen. Veel jaren later toen de oude man eenzelviger en stiller werd en Mitia wel eens uit was met vrienden uit de stad, vonden ze hem op een somberen morgen hangende aan een kalen boom stam. „De oude man was levensmoe", zeiden de vrienden, maar Mitia wist wel beter: het woud, het verschrikkelijke woud had geroe pen. En daarom, zoo had hij, fluisterend bijna, vervolgd aan het oor van zijn bleek vrouw tje Tania, ben ik besloten mee te gaan met hen. Al vestigde ik me met jou op vele kilo meters afstand van liet gehate bosch, toch zou de angst niet overgaan. Ik zal hakken en vellen de vreeselijke boomen; mij zullen ze niet dooden, heb geen vrees, alles zal spoedig voorbij zijn". En zoo was hij gegaan en had, drie maan- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cta. per regel. GE5CH ENKEN» LEDER, HOUTlai BRONS, TIN,™ WEEFWERK. ENZ. TELER -12393 GR.H0UT5T R.163 den gewerkt. Zijn handen, niet aan zulken zwaren arbeid gewend, waren vereelt, lang waren de dagen geweest en onrustig de nachten. Slechts kort waren de berichten welke hij door vrienden, ontvangen had van zijn liefste, maar nu was 't af. Hij wist, dat op 't uur, waarop hij vertrok, kameraden aan de andere zijden van 't woud dat nu kaal veld geworden was, de bijl sloegen in de laatste groep boomen en daarom was hij weggegaan, tevreden. De nevel dreef zeer zwaar over de Newa, toen Mitia opstond. De weg was lang en donker was 't reeds toen hij het dorp be reikte, de straten waren stil, maar achter de ramen brandde veel licht: allemaal be kenden die met hem gewerkt hadden in het woud en nu hun vrouw aan het hart druk ten. O, hoe verlangde hij plotseling naar zijn Tania, zijn kleine bleeke bloem! Toen hij den hoek van de smalle straat, waar ze woonden, omsloeg speurde hij met een. Misschien was Tania wel ingelicht door vrienden, die voor hem afgereisd waren en stond ze aan de deur Maar wat was dat? Zelfs geen licht! Als een donker gat viel hun huisje uit, achter de helverlichte ramen der buren. Mitia holde plotseling, beangst, lichtte de grendel van de deur, niets te zien, geen Ta nia in de keuken, in de woonkamer, in de slaapkamer en op den zolder. Mitia's hart zwol als een zeepbel, hij was bang dat 't kapot springen zou in zijn bin nenste. Driftig klopte hij aan bij zijn buur en vriend Wasil, die ook aan 't werk was ge weest, maar een dag voor Mitia naar huis was gegaan. Wasil deed zelf open en Mi^tia ziende, voor de deur met wil gelaat en speurende oogen, riep hij: „Groote God, Mitia kom binnen, wat heb jij?" Maar Mitia, niet merkende Wasil's schrik kon niet anders uitbrengen dan: „Tania? waar is mijn vrouw?" „Ik ben bij haar geweest vanmorgen, om te zeggen, dat je vanavond hier zou zijn, want dat je wou wachten tot de laatste boo men gekapt werden. En toen is ze je tege moet gegaan, den linkerkant van de rivier ging ze af; Teodor zette haar over met zijn vlot". „Wasil, ik heb haar niet gezien, ik ben de andere zijde der Newa afgekomen. Kom mee, dan gaan we haar zoeken". En Wasil, trouwe vriend, niet meer den kend aan de lange scheiding welke ook voor hem voorbij was, vergezelde Mitia. Kleine lantarens dicht bij den grond hou dend liepen 'ze langs het pad, ?-at ook Tania gevolgd moest hebben. Uren duurde hun tocht. Mitia bedacht somber hoe hij haar tegen gekomen zou zijn als hij 's ochtends ook de zen weg genomen had. Waarom, waarom nu juist had hij den anderen kant der rivier ge houden? Tegen den ochtend toen de nevel langzaam optrok naderden ze het gekapte woud. en zagen een man komen uit de keet waar de laatstgebleven hakkers nog overnacht had den. ,IIeb je mijn vrouw gezien?" vroeg Mitia onmiddellijk. „Kom maar binnen, Koschka", antwoord de de man. Zwaaiend, alsof het zijn naam dag was en de wodka hem nog in het bloed woog, trad Mitia Koschka de lage hut bin nen. Daar lag Tania op een veldbed, haar gezichtje nog bleeker dan anders, haar schouders en armen in stijf verband. „Mitia", fluisterde ze zachtjes, „ik wist dat Ik jc nog zien zou. Het is gedaan liefste, het is niemands schuld, niet van hen en ook niet van mij. Zij zullen het je wel vertellen. Ik kan het niet meerkus me nog eens, jongen". Schreiend kuste Mitia het strakwitte voor hoofd, de bleeke lippen, toen lichtte er een stille lach in haar oogen, haar hoofd zakte en zij stierf. Onbewegelijk lag Mitia geknield, starend naar het kalme gezichtje en Teodor vroeg fluisterend aan de zwijgende mannen: „hoe is 't gebeurd? vertel het hem". En de hakkers die de bijl sloegen in de laatste groep boomen, toen Mitia Koschka aan den anderen kant het woud verliet, ver telden in korte zinnen, soms elkander on derbrekend hoe alles geschied was. Hoe Tania aankomend tegen den avond aan het woud, waar zij bezig waren den laatsten boom om te halen „den laatsten boom, Mitia Koschka, mijn God, hoe is 't mogelijk?" Hoe zij gedacht had ln een der mannen Mitia te herkennen, aan was komen hollen en gestruikeld was over een tak van een omgehakten boom. 1-Ioe zij den boom, hoe wel ze het afgrijselijke aan zagen komen niet meer konden houden. Hij zakte vlugger, vlugger Mitia stond op, zijn gebalde vuisten naar omhoog richtend schreeuwde hij„God, mijn moeder, vader, Tania, het woud!" KANTONGERECHT. Het plaatsen van schuttingen te Wijk aan Zee. Te Wijk aan Zee en Duin bestaat een ver ordening waarbij het verboden is een hek of schutting aan den weg te hebben wan neer deze naar het oordeel van B. en W. ge vaar oplevert voor het verkeer. Een inwoner van deze gemeente was verbaliseerd omdat hij een schutting bij zijn huis had staan, die het uitzicht in een bocht wegnam. Tegen over den burgemeester had de man zich reeds bereid verklaard om de schutting over een lengte van 2 M. weg te nemen. De zaak kan dus zeer in gemoede behandeld worden. Verschil van opvatting bestond echter om trent de strekking van de verordening. Dit was namelijk een schutting, die niet langs, maar loodrecht op den weg stond. Be doelt de verordening nu alleen zulke schut tingen, die langs den weg staande wegens bouwvalligheid voor de voorbijgangers ge-, vaar opleveren? De ambtenaar van het O. M., mr. B. v. d. Burg meende van niet en vroeg een geld boete. Hij wilde deze slechts stellen op 1 of 1 dag omdat de eigenaar indien hij niet in overtreding wil blijven toch kosten zal hebben door het inkorten van de schutting. De kantonrechter was evenwel van oor deel, dat volgens den geest der verordening de schutting zou moeten staan langs den weg en sprak verdachte vrij. De strenge arbeidswet. Het was de tweede herhaling van een ar beidswetovertreding, waarvoor de Haarlem- sche slager terecht stond. Drie arbeiders wa ren in zijn slagerij bezig geweest met het uitbeenen van vleesch, terwijl de overuren, die zij maakten niet waren aangeteekend op de arbeidslijst. Op herhaling van arbeidswetovertredingen staat hechtenis en hoe de slager ook hoopte er nog genadig af te komen, hij hoorde 3 dagen tegen zich eischen. De kantonrechter wilde zijn bevoegdheid om een uitzondering te maken laten gelden en veroordeelde den slager tot een boete van 25 of 25 dagen. Voor den laatsten keer. Als de grootste moordenaar. „Moet ik nu zitten als de grootste moor denaar?" vroeg de IJmuidensche vader, die volhard had in de verkeerde gewoonte om zijn dochtertje van school te houden. Het delict was gepleegd ter wille van de huishouding, die bij deze verdachte zeer uit gebreid is. Er werd twee dagen hechtenis geëischt. „Dat kost mij minstens tien gulden", zei de vader van het omvangrijke gezin. Het O. M. wist er wat op. „Als u dat uit zit op Zaterdag en Zóndag niet", zei de amb tenaar. De vader bleef er bij, dat hij niet te over tuigen was van het gemotiveerde eener hech- tenisstraf in dit geval. Een uitgebreid gezin stelt uitgebreide eischen. Een lichtpunt in de zaak is, dat het oudste kind spoedig van school komt en een gedeelte van de uitgebreidheid kan over nemen. Dat wilde de kantonrechter ditmaal het zwaarste laten wegen en na de toezeg ging dat het andere meisje weer naar school zal worden gestuurd behoedde hij den vader voor het lot van „den grootsten moordenaar" door hem een boete op te leggen van 3 of 3 dagen. DE RECDASSERÏNG IN HET ARRONDISSE MENT nAARLEM. Naar aanleiding van vragen uit de Tweede Kamer zegt in zijn Memorie van Antwoord Minister Donner: 'dat in het arrondissement Haarlem de reclasseering geheel werkt onder het toezicht van het Openbaar Ministerie is niet juist. Te Haarlem werkt een reclassee- ringsambtenaar in gemeenschappelijken dienst van een aantal reclasseeringsinstel- lingen; er is eene commissie uit deze instel lingen, onder wier leiding en gezag deze ambtenaar staat. Dat er tusschen deze com missie en het Openbaar Ministerie een nauwe samenwerking bestaat, waarbij het Openbaar Ministerie ook af en toe wel rechtstreeks contact met bedoelden ambtenaar heeft, kan de ondergeteekende slechts toejuichen. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1510 NAAR DE POST Gaat op weg om moeder's brief op den hoek te posten besluit om den an deren kant om te loopen in de hoop Kees Kommer te ont moeten hoort dat Kees een boodschap is gaan doen en gooit met Keesje's broertje met den bal besluit dan om Kees in te halen kan Kees niet vinden maar troost zidh met de vliegtuig-uitstalling in een speelgoedwin kel beseft dat het 'hem weinig tüd zal kosten om nog even te gaan kijken of de jongens op het grasveld spe len vindt ze niet en loopt door om een afspraak te maken met Henk van Stui teren komt tenslotte bij de bus en post den brief (Nadruk verboden). SPOORWEGPERSONEEL. In het verslag van het in begin October gehouden congres der Nederlandsche Ver- eeniging van Spoor-- en Tramwegpersoneel hebben we reeds mededeeling gedaan van het besluit, om de leden van de comité's van Actie, welke comité's vanwege de communis tische partij waren opgericht, buiten het or- ganisatieverband te zetten. Naar wij vernemen heeft het hoofdbestuur der Nederlandsche Vereeniging thans een aanvang met de uitvoering van dit besluit gemaakt en is het te verwachten, dat leden dezer organisatie welke actief aan de acties van de genoemde comité's deelnemen van het lidmaatschap vervallen zullen worden verklaard. Ook te Haarlem zal dit het gevolg zijn en zijn we wel ingelicht, dan heeft een bespre king tusschen het hoofdbestuur en eenige le den van genoemd comité reeds vorige week plaats gevonden, waarbij deze leden zouden hebben geweigerd voor het lidmaatschap dezer communistische comité's te bedanken. VAN DE STOEP GEVALLEN Bij het verlaten van het Gemeentelijk Concertgebouw, waar zij het Bach-concert had aangehoord, had Mevrouw E. M. het on geluk van de stoep te vallen en haar linker been te breken. Zij werd door een dokter be handeld en daarna naar haar woning aan de Nieuwe Gracht 62 vervoerd. VISSCHERIJ-OPBRENGST. DE BESOMMINGEN. In de week van 7 t/m 13 November kwa men te IJmuiden de volgende vaartuigen aan den afslag: -07 Stoomtrawlers, 5 Stoom- haringloggers, 21 Motorharingloggers, 2 Duitsche Stoomharingloggers, 4 Duitsche Motorharingloggers, 19 Engelsche Drifters, 2 Motortrawloggers, en 71 Kustvisschers. De besommingen waren als volgt: Stoom trawlers van 8448 tot 221. Stoomharing loggers van 9729 tot 3868. Motorharing loggers van 6413 tot 440. Stoomharing loggers (Duitsche) van 4475 tot 1205. Motorharingloggers (Duitsche) van f 2999 tot 1226. Engelsche Haringdrifters 7812 tot 1172. Motortrawloggers van f 1379 tot 487, terwijl de kustvisschers f 2835.59 be- somden. De aanvoer bestond uit 744420 K-G. Trawlvisch, 3898 kantjes Pekelharing en 13495 kisten Versche Haring. De totaalop brengst bedroeg 467797,33. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TELEFOON 10756 HOBBY VLOERWRIJVERS f 125.— JUBILEUM J. DERKS. Woensdag vierde de heer J. Derks feest, want veertig jaar geleden trad hij in het huwelijk en kwam hij in dienst van de wasscherij „De Vlijt", bij den vader van den tegeixwoordigen eigenaar den heer H. A. J. Kimmenaede. De heer Derks is thans wag-snknecht bij de stoomwasscherij Woensdag had de jubilaris den geheelen dag vrij. 's Avonds heeft de heer Kimme naede hem een geschenk onder enveloppe overhandigd en werden hem bloemen aan geboden namens het personeel. JUBILEUM L. KLEEFSTRA Vrijdag 15 November herdenkt de bestuurder L. Kleefstra den dag dat hij vóór 25 jaren in dienst trad bij de N.Z.H.T.M. alhier. KENNEMER FOTOKRING Op Woensdag 20 November a.s. houdt de „Kennemer Fotokring" een vergadering in de Sociëteit „Vereeniging". Als nummers 2 en 5 staan op de agenda: „Iets over Röntgenfotografie" door Ir. G. M. Uitermark en projectie uit de collectie van den heer J. P. Strijbos te Heemstede. PERSONALIA De onderstaande gediplomeerden van de Middelbare Technische School te Haarlem zijn geplaatst in de navolgende betrek kingen: Af deeling Bouwkunde: de heer H. van 't Hag als technisch ambtenaar 2e klasse bij Bouw- en Woningtoezicht te Leiden. Afdeeling Electrotechniek: de heer Ch. L. van Berkel als bedrijfstechnicus bij de N.V. Hazemeyer's Signaalapparatenfabriek te Hengelo (O.); de heer W. Marsman als be- drijfsassistent bij de Heemaf te HengeloCO.) Afdeeling' Scheepsbouwkundede heer C. II. Meeuwisse als scheepsteekenaar bij de N.V. Scheepswerf en Machinefabriek De Lies bosch te Jutphaas. IIAARLEMSCHE HANDELSVEREENI- GING Vrijdag 15 November a.s. zal Jhr. J. C- Mol- lerus voor de leden der Haarl. Handelsver- eeniging in de Tuinzaal van Café-restaurant Brinkmann spreken over het Werktijden besluit in winkels. Na de inleiding van den heer Mollerus zal er gelegenheid zijn tot onderlinge bespreking. Uit hot Amerikaansoh door NINA WILCOX PUTMAN Vertaald door CHRISTINE KAMP. (Verhaal ln Briefvorm). 2) „Hallo, Laddio", zei mr. Ledwell. „Zeker op reis naar je moeders landgoed ln Cornwal, nietwaar? Mag ik je voorstellen aan mijn heer en mevrouw Brooks. Het is hun eerste reis naar Europa". „Zoo?" zei Laddie ons aankijkend met oen uitdrukking alsof WJ dat een misdaad vond, minstens een bewijs van Idiotisme. „U weet zeker ook niets van carburateurs, vermoed ik". „Misschien wel", zei Dickey. „Wat voor een merk van auto heeft u?" „Een Europe", zei Laddie minachtend. „Die slijten nooit, moet u weten. De mijne wordt niet genoeg gebruikt om te kunnen slijten. Nu. het zal mij benieuwen of u er beweging ln krijgt. Er schijnt iets vast te zitten.... ik weet niet, hoe ze dat noemen". Nu hadden de Ledwells hun eigen auto ln Londen, die hen was komen halen en zouden wij met hen meè gaan, zoodat wij niet op den boottrein te wachten hadden. Alleen al de naam Carburateur was als muziek voor Dickey's ooren en voor ik wist. wat er ge beurde, waren hij en Laddie weg naar de garage als vrienden die jaren met elkander hadden omgegaan. Ja, zulke plotselinge vriendschappen ontstaan wel meer tusschen bezitters van auto's en lievelingshonden. In- tusschen werd ik achter gelaten om onze ba gage te declareeren. Feitelijk was ik er zeer verwonderd over, hoe Lord Gratham, alias Laddie zoo toevallig in de douaneloods kwam en kalm Dickey annexeerde. Ik voelde mij erg zenuwachtig en stond als op heete kolen, terwijl de handbagage in den auto werd gedragen, maar Dick kwam niet te voorschijn. Toen ten laatste mrs. Ledwell verwonderde blikken op mij sloeg en zinspelingen begon te maken op menschen, die zich niet bokommeren om hun gasthee- ren, kwam een prachtige sportauto om den hoek aanglljden met Laddie aan het stum- en Dickey triomfantelijk naast hem. Zij stopten naast ons en Dickey stapte bij ons over. „Zeg, ik dank je verschrikkelijk", zei de eigenaar van don sportcar, „nu kan ik thuis komen eer moeder weer een van haar ijs koude buien krijgt. Zij vindt het vreeselijk als ik beloof te komen en het dan vergeet en elders heenga". Daarmede gaf hij vol gas en reed weg op die grappige manier, alsof hij verwachtte ons na de thee weer te ontmoeten, maar wat gaf bet, het zou toc-h naar alle waar schijnlijkheid niet zoo wezen. Dickey was erg opgewonden terwijl wij naar Londen reden door een verrukkelijk landschap. „Natacha Brooks", riep Dickey uit, terwijl hij tamelijk hard op mijn knie sloeg, „Tacha, schat, weet je, wat dat voor een karretje van hem was?" „Een Europe", zei ik bang, want Dickey had zoo'n eigenaardige uitdrukking in zijn oogen. „Het is een 1913 chassis", viel Dick uit, „met een moderne carrosserie. Je kunt die dingen niet verslijten. En raad eens, wat hij ervoor betaalde? Nu dan?" „Ik geef het op". „Een honderd vijftig pond", schreeuwde hij. „Zeven honderd en vijftig dollars! Ver beeld je eens! Hij heeft mij het adres gege ven van den man, van wien hij het karretje gekocht heeft". „Geef het mij om het te bewaren", zei ik haastig. „Misschien zie ik er kans toe om het te verliezen. Ik weet wel goedkoopere auto's die in staat zijn in een oogenblik in een lan taarnpaal te klimmen". Maar Dickey luisterde niet eens naar mij. Hij keek uit het achterraam of hij de schit terende car niet nog te zien kon krijgen. Ik echter greep steviger mijn handtasch vast, waarin de credietbrief zich bevond, waarop al het geld, waarover wij nog konden beschik ken, vermeld stond. O, Rosamonde, liefste, je bent nooit bui tenslands geweest en daarom kun je je niet verbeelden, hoe opwindend en verbijsterend het in het begin is. Londen is niet mooi, lijkt zelfs niet erg op een stad, hoewel dat wel gek klinkt. Het is er erg bedompt en o. zoo Engelsch! Het lijkt hier en daar op Bridge port, Connecticut, maar de bedienden hier zijn uiterst beleefd. Maar hoe raak je hier in de war met de prijzen! Je ziet iets in een uitstalkast ge prijsd voor twee guineas en je denkt: Dat is voor niets! Maar lieve, als je het gekocht hebt, kom je tot de ontdekking, dat het tien dollars zijn. Dickey en ik hebben een heeleboel geld uitgegeven in die eerste dagen. Alles is hier veel duurder dan in New York, behalve heerenkleeding en bont. Daardoor was het dat lk mijn pelsmantel kreeg'. Natuurlijk, lieveling, hadden wij ons voorgenomen om niets te koopen, daar wij zoo weinig geld hadden. Maar zooals Dickey bemerkte, was het eigenlijk dwaasheid om niet een paar mooie dingen te koopen, die wij misschien' nooit zoo meer zouden te zien krijgen. En natuurlijk was ik verzot op dien mantel, op het oogenblik, dat ik dien in een magazijn op Leicester Square zag. Geen erg moderne winkel, maar de prijzen waren heel schappelijk! Verbeeld je eens, lieveling, die Nertz mantel voor één honderd pond! Wel zoo'n kleedingstuk zou bij ons in New York zeker tweeduizend dollars kosten! Ik wilde hem eerst niet aanpassen, maar Dick duwde mij den winkel in en deed met mij wat hij wilde. „Beslist, kind", riep hij bewonderend uit, terwijl ik voor een spiegel stond te paradee ren, „je ziet er uit als een millionaire! Dat is het soort van mantel, dat je behoort te dragen". „Maar, Dickey" protesteerde ik, beschaamd om zoo iets te zeggen in tegenwoordigheid van de verkoopster. „Het is zoo kostbaar!" „Komaan, laten wij eens zien, of het wer kelijk zoo is. Je koopt ieder jaar een gewo nen mantel, waarvoor je honderd dollars be taalt, niet waar? Nu zal deze mantel op z'n minst vijf of zes jaar het uithouden en dan heb je ook werkelijk iets goeds. Komaan, neem hem! Het is een belegging!" Och, wat hij zei, was natuurlijk waar. En als Dick nu eens een zeer goede betrekking kreeg, zou ik altijd er berouw over hebben, dat ik dien kans om een mooien pelsmantel te krijgen, had voorbij laten gaan. Dus na men wij hem en ik liep den winkel uit eruit ziende als een millionaire, maar met een raar gevoel heel diep in mij, dat ik altijd heb, als ik mezelf heb overtuigd, dat hetgeen ik deed, juist heel verstandig was. „Maak je niet bezorgd, klein meisje", zei Dick, „geniet er van! Wij krijgen nooit iets in deze wereld of wij moeten de kans waar nemen". Maar, Rosamonde, ik had eén troost; wij logeerden niet in een groot duur hotel. Geen van ons beiden had dat gewildvooral niet toen wij gelezen hadden, dat er zulke aar dige Engelsche pensions bestaan, waar de huisknecht juist is als jé eigen knecht en als je er nooit een hebt gehad, is het wel de moeite waard om dat te ondervinden. Je J kent dat soort van pensions: in den morgen thee, in den middag thee en op de rekening ....thee! De Ledwells hadden ons een adres gegeven in de Halvemaanstraat, die erg fat soenlijk is, hoewel ik je vooruit moet zeggen dat je die nooit zou vinden. Het huis zag er van buiten vreeselijk uit, maar vten binnen ging het wel. Wij hadden aardige kamers, de stoelen en divan over trokken met cretonne en een groot twee persoonsbed- De kamers waren ijskoud, maar er waren open haarden, waarvoor je per stuk een kwart pond extra moest betalen. Maar als vergoeding was er een schilder achtige badkuip; een tinnen ding, dat ik eerst meende bestemd te zijn om er dekens of honden in te wasschen. Hoe dan ook, de prijs was slechts tien guineas of vijftig dollar per week, zonder thee en dat is goedkoop voor Londen. Dus besloten wij een extra week te blijven of misschien twee en overal' eens rond te zien. Om tot dat besluit te komen was het Laddie, enz,, enz., enz., Whitfield uit te spreken als Whittle, die ons hielp. Op een avond ontmoetten wij Laddie in het Café Anglais, waar wij heen waren ge gaan om wat te bekomen van een operette- voorstelling in het Alhambra. Hij leek vaag eenzaam met die verloren uitdrukking, die de meest goed opgevoede Engelsche jonge lieden hebben, als zij met verlof zijn van hun regimenten. Toen hij ons bemerkte sprong hij op en kwam vlug naar ons tafeltje. „Hallo," riep hij uit, „de man van den Car burateur! Vervelende boel hier vanavond, niet waar? Ik probeer om mij te amuseeren, maar geen succes tot nu toe. Mag ik hier komen zitten?'- (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6