FOTOGRAFISCH ATELIER „RICHE" ST. NILOLAAS GESCHENKEN HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 26 NOVEMBER 1929 VIERDF BLAD LETTEREN EN KUNST HET TOONEEL. HET OOST-NEDERLANDSCH TOONEEL VOLPONE. EEN BELANGRIJKE GEBEURTENIS. Wanneer wij, Nederlanders, een tooneel- lievenö volk waren, dan moest het eiken avond bij de voorstellingen van Volpone storm loopen, even goed als dit het geval is geweest te Parijs, toen Dullïn er zijn opvoe ringen gaf van deze oude Engelsche comedie. Welk een schat werd er met dit stuk van Ben Jonson opgegraven en welk een boeien de, praalvolle en levendige voorstelling van Volpone heeft Van Dalsum ons gebracht! „Deze voorstelling heeft mij nog meer ge boeid dan die van Dullin!" zei mij na afloop geestdriftig een tot oordeelen alleszins be voegde dame, die het stuk te Parijs had ge zien en haar woorden haal ik hier met te meer vreugde aan, omdat wij, Hollanders, maar al te gauw geneigd zijn als een axioma aan te nemen, dat het goede alleen maar van het buitenland kan komen. De voorstellingen van Volpone door Dullin waaraan oa. de te Haarlem van de tournee der Russen be kende en later tijdens een repetitie ge storven toonellspeler Serow in de rol van Corbaccio medewerkte was het evenement van een vorig Parijseh tooneelseizoen! De lof van de zeer critisch aangelegde dame voor Van Dalsum's opvoering krijgt er te meer waarde om. Ja, het was een prachtige avond Zondag in onzen StadsschouwburgDit was weer eens tooneel in den besten zin van het woord! Welk een vreugde is het zoo'n avond criti cus te mogen zijn! Hoe is het mogelijk, vroe gen wij ons af, dat dit aan handeling over- rijke stuk zoo lang onder de stof van biblio theken kon blijven liggen en niet veel eerder opnieuw op het tooneel tot leven werd ge bracht! Had de schittering van Shakespeare ae wereld dan geheel blind gemaakt voor de schoonheid van het werk zijner tijdgenoo- ten? Het moge waar zijn, dat Stefan Zweig en Jules Romains Volpone met hun bewer king voor den modernen tijd gefatsoeneerd en pasklaar hebben gemaakt, de rijke stof heeft het oude, Engelsche stuk hun daarvoor toch maar geboden! Ben Jonson, die behalve acteur en too- neelschrijver ook soldaat is geweest en o.a. tijdens den tachtigjarigen oorlog met de Engelsche troepen onder Leicester in Hol land tegen de Spanjaarden heeft gevochten moge in zijn terecht liefdeloos genoem de comedie minder blijmoedig, minder zonnig en dichterlijk zijn dan zijn beroemde tijdgenoot was in zijn blijspelen, hij moge in zijn kijk op de menschen een grooter pessi mist zijn geweest, zijn comedie is van een zoo sterke kleur, zoo breed en forsch van tee- kening, zoo fel-levend en menschelijk, dat het even goed van alle eeuwen is als het werk van Shakespeare, Molière en de andere groote blijspeldichters. Dat is tooneel, dat. over alle tijden heengaat, dat even frisch aandoet en gelijkelijk boeit als het meest moderne werk. In dit stuk is niets verouderd, Ben Jonson geeft den mensch in zijn heb zucht zooals hij was is en altijd blijven zal! O, vleiend is de schildering allerminst! Ben Jonson is van een gallige bitterheid, die sterk contrasteert met den blijmoedigen, zon- nigen geest, die de meeste van Shakespeare's blijspelen beheerscht, maar hij is er niet minder waar om! En welk een sterk, boeiend tooneel is dit, hoe geniaal is het stuk van bouw! Geen oogenblik laat het onze aandacht los, er is een voortdurende stijging in de handeling, tot het laatst toe is het vol verrassingen! Volpone, de rijke vrek, die zich ziek houdt om zijn op zijn rijke erfenis azende vrienden en kennissen nog meer te kunnen plunderen, is een figuur, die voor een Harpagon, een Warnar niet onderdoet, ja die zelfs op som mige oogenblikken een Shylock nabijkomt. En Ben Jonson wint het van Molière en Hooft verre in de schildering van de omge ving van Volpone. Molière en Hooft concentreerden hun aan dacht bijna uitsluitend op den vrek; bij Ben Jonson krijgt heel de omgeving kleur en leven! Welke prachtige figuren worden niet Mosca, de parasiet, Corbaccio, de oude woe keraar, Corvino, de koopman, die zijn vrouw „uitleent" in de hoop om daarmee de erfenis te bemachtigen, Canina, de wufte courtisane, Voltore, de hebzuchtige notarishet is alles vol kleur en leven! Met welk een mees terschap is de rechtzitting geschreven! Ik zou alleen maar de beroemde rechtzitting uit De Koopman van Venetië kunnen aanwijzen, die daar boven uitgaat. Het is een tooneel, waarin de spanning tot het laatst wordt op gevoerd en daarbij zonder eenige gefor ceerdheid zoo verrassend van oplossing, dat men zich telkens vol verbazing afvraagt, hoe Ben Jonson zoo laat pas opnieuw mocht worden ontdekt. En na dat voortreffelijke tafereel, wist deze schrijver zoowaar nog een climax aan te brengen in het laatste bedrijf, waarin Volpone zich dood houdt om zijn wraak op zijn vijanden, die hij allen tot zijn erfgenamen heeft benoemd om ze daarna weer te onterven, volkomen te genieten, maar ten slotte het slachtoffer wordt van de door hem gestelde listen en lagen als een „vos, die zich zelf in zijn staart bijt." Hoe dikwijls is deze „truc" door latere blijspelschrijvers her haald wij herinneren maar aan Zola's „Erfgenamen van Rabourdin" maar wie deed het met zoo'n meesterschap als Ben Jonson? In de vernedering van den rijken Levantijn zien wij gelijkenis met de vernedering van den rijken jood in „De Koopman van Vene tië". Het is dezelfde geest, dezelfde spot, de zelfde wreedheid van dien tijd, al is Ben Jonson, die Volpone tenminste nog een paar hulzen en een land laat, menschlievend en goedertierend vergeleken bij Shakespeare, die aan Shylock alles ontnam en hem zelfs onder het Christelijke juk liet doorgaan. Een avond van sterk, boelend, groot tooneel ook in de opvoering, een voorstelling die een stamp- en stampvolle zaal verdiend had! In de decors en de costumes waren de praal, de rijkdom en de kleur uit den tijd der renaissance! Hoe knap van bouw al was zij wat klein was de rechtzaal met tegen het zwarte fond hoog in het midden den heel het tooneel domineerenden zetel van den rech ter! En hoe Zuidelijk licht Volpone's kamer in dit Venetïaansch paleis! De rol van Volpone is er een voor een ac teur van groote, breede allure! Wij zagen er Jn onze gedachte telkens Louis Bouwmeester in! Wat zou hij van dezen vrek, die als een gier op het aas van zijn slachtoffers wacht, iets geweldigs hebben gemaakt! Een rol, die een mengeling is van Harpagon, Shylock en een Argan en tot voortdurend rijke schakee ring en groot spel gelegenheid biedt! Maar een Bouwmeester zou misschien te sterk in zulk een voorstelling hebben gedomineerd, men zou dan waarschijnlijk alleen Volpone hebben gezien. Met allen eerbied voor het spel van Van Dalsum meen ik, dat de rol nog meer kanten heeft, dan hij naar voren bracht. Van Dal sum speelde de komedie der ziekte het sterk ste uit, terwijl de kern van deze rol toch in het vrekachtige van den schurk Volpone ligt! Zijn lust en vreugde om het vermeerderen van zijn schatten, maar bovenal zijn wan hoop over zijn nederlaag en het verlies van zijn goud en edelsteenen aan het slot had ik mij feller en sterker gedacht. Men denke zich eens. hoe Bouwmeester dat gespeeld zou hebben! Maar er waren in het spel van Van Dalsum prachtige en onvergetelijke momen ten. In zijn angst voor de folteringen, wan neer hij naar den rechter zal worden gedra gen, zijn zinnelijk spel met Colomba, en bovenal het verrijzen uit den dood welk een moment werd dat was hij geweldig. En bij een nog sterker en doordringender spel van Volpone zou de figuur van Mosca, den parasiet, allicht op den achtergrond zijn gedrongen, wat thans allerminst het geval was. Ja, Mosca werd, dank zij het lenige, gladde en sluwe spel van Cruys Voorbergh een acteur, die in den laatsten tijd ontzag lijke vorderingen maakt een figuur, die het stuk van Ben Jonson bijna even sterk beheerschte als Volpone. Een verrassend knappe creatie van dezen jongen acteur, een verheugenis voor ons tooneellief hebbers! Cruys Voorbergh gaf niet alleen de sluwheid, maar ook de melancholie van den ra rasiet, den aan den rijken Levantijn verkochten jongen man! Zijn spel werd geen moment op dringerig, hij bleef aldoor op het plan, waar op hij behoorde, maar hij speelde zijn rol met zulk een lichte elegance, zulk een «zoet- gevooysde" stem en in zulk een fijnen blij- speltoon, dat het een genot was het te volgen- Heel de vertooning stond op een hoog pen. Welk een prachtigen woekeraar gaf La Chapelle te zien! Nooit zagen wij La Chapede beter dan in deze rol! Wat werd dat tooneel tusschen Corbaccio en Canina, de courtisane met verbluffende knapheid en in grooten stijl gespeeld door Wilhelmlna Duymaer van Twist tot iets heel bijzonders, zooals zij tweeën het gaven! Een tooneel, dat wij ons na jaren nog dankbaar zullen herinneren. Mien Duymaer van Twist, bleek nog niets van haar groote gaven te hebben ingeboet. Henri Eerens als Corvino, de koopmian, Arbous als Voltore, de notaris, Carpentier Aling als Leone, de kapitein van de vloot, allen gaven zij kleur en leven aan hun mooie rollen. En vergeten wij ook niet Sara Heyblom, die het kuische, ietwat onnoozele vrouwtje voor treffelijk speelde. Marl van Warmelo was een wel heel fijn en modern rechter, voor een rechter uit dien tijd misschien wat te fijn. Een robuster, krachtiger figuur zou daar in dien rechtzetel wellicht meer op zijn plaats geweest zijn. Eerst „De Komedie van het Geluk", daarna De Drie Stuivers Opera en thans Volpone, waarlijk Het Oost-Nederlandsch Tooneel heeft zich met deze drie groote voorstellingen vooraan in de rij van onze Nederlandsche gezelschappen geplaatst. Het publiek was buitengewoon geestdriftig. Na het vierde en vijfde tafereel had het applaus reeds een op een ovatie gelijkend en vorm aangenomen, maar aan het slot kwam de zaal eerst vol komen los. Luide bravo's weerklonken en het doek moest telkens en telkens weer om hoog. Welk een aan belangrijke gebeurtenis sen rijk tooneelseizoen mogen wij dit jaar meemaken! Moge het Nederlandsche publiek dit beseffen en het tooneel den steun geven, dien het thans in zoo ruime mate verdient. Wanneer Van Dalsum nog eens met Volpor.e terugkomt, dan zij de schouwburg tot de laatste plaats bezet. Als dit niet zoo is, dan ja, dan bewijzen de Haarlemmers, dat zij dezen heerlijken opbloei van het tooneel niet waard zijn. J. B. SCHUIL. ROTTERDAMSCH HOFSTAD TOONEEL. ZOOEVEN VERSCHENEN. Een Fransch-geestig stuk, Fransch-geestig gespeeld, een stampvolle zaal abonnements voorstelling prettige, vroolijke stemming succesziedaar in telegramstijl het verslag over den avond van Maandag. Aangezien ik vermoed, dat noch de redactie noch mijn lezers genoegen zouden nemen met deze kritiek in zakformaat, volgt hier de inhoud van Bourdet's blijspel „Zooeven Verschenen!" Wij staan op den vooravond van den uit slag van den Prix Zola! Moscat, de giroote uitgever heeft er alle belang bij, dat Maréchal de mode-schrijver, den letterkundigen prijs krijgt! Hij heeft al zijn relaties er voor aan het werk gesteld en de jury is zoodanig be- invloed, dat Maréchal zeker is van z'n Prix Zola. Maar dan hoort Moscat dat Maréchal een contract heeft gesloten met zijn con current voor de uitgave van zijn drie eerst volgende romans! De telefoons komen in werking. Ma scat laat de jury weten, dat hij absoluut geen belang meer heeft bij een be kroning van Maréchal en als de schrijver even later verschijnt, moet hij hooren dat niet hij, maar 'n geheel onbekend auteur met den prijs gaat strijken. Wie is de nieuwe man? Niemand weet het! Geen mensch heeft zelfs ooit van het boek gehoord! Moscat stuurt ijlbode op ijlbode! Een bescheiden eenvoudig klerkje van het ministerie, dat al eenige malen vergeefs is komen aankloppen wordt in de drukte bijna omver geloopen tot men tot aller verbazing en niet het minst tot zijn eigen verwon dering hoort, dat het eenvoudige klerkje de schrijver is! Zijn vrouw had zijn boek zonder zijn voorkennis ingezonden en hij is bekroond! Moscat koopt alle rechten en Marc Fournier is plotseling een beroemd man! Maar het blijkt ook hier weer, dat het dikwijls gmakkelijker is beroemd te worden dan het te blijven! Mare Fournier, de jonge schrijver heeft met Moscat gecontracteerd, dat hij zijn eerstvolgenden roman bij hem zal uitgeven! Moscat wacht en wacht, maar er verschijnt niets! Eindelijk is het met het geduld van den uitgever gedaan! Hij som meert Fournier om hem binnen twee maan den de copy van zijn nieuwen roman te brengen! Dan bekent Fournier dat hij is uit geput! „Uitgeput? Hoe is dat mogelijk? Na dat succes met je Hart, dat Ontwaakt?" „Dat heb ik zelf beleefd! Of liever m'n vrouw!" „Je vrouw?" „Ja, zij had haar avontuur in een dagboek opgeteekend! Daar heb ik m'n roman naar gemaakt! Maar iets zelf bedenken kan ik niet!" Moscat weet onmiddellijk raad. „Wel, m'n lieve mevrouwtje, beleef dan weer wat!", zegt hij tot Jacqueline. Maar Jacqueline heeft haar man te lief voor 'n avontuur! „Des te beter", roeptMoscat uit en de zaal ontploft in gelach, „dan krijgen wij de roman van 'n Fatsoenlijke Vrouw! Hebben we in jaren niet gehad!" Moscat is 'n voortvarend man! Hij houdt van vlug zaken doen en hij heeft den man voor het „avontuur onmiddellijk bij de de hand. Het is Maréchal, de modeschrijver, met wien hij zich verzoend heeft. „Maar ik houd van mijn man!" zegt Jaqueline nog eens in verweer. „Ja, lieve kind, als je zoo doorgaat blijft je dagboek leeg en schrijft Fournier nooit z'n nieuwen roman!" en de man, die voor de stof moet zorgen treedt binnen! Wat wij vermoeden, gebeurt! Het onschul dig avontuurtje wordt 'n avontuur! Het. geeft stof niet voor één maar wel voor twee ro mans! Maréchal zelf heeft het in een novelle bewerkt! Ontgoocheld hoort Jacqueline hem aan, als hij het haar vertelt! Wat voor haar bittere ernst is geworden is voor hemstof voor 'n novelle! Ook de bezadigde vriend van 50 jaar is verontwaardigd! Hoe heeft Maré chal dat kunnen doen? Een novelle? Nee, er was stof voor 'n tooneelstuk in en hij heeft het al geschreven ook! Jacqueline heeft nu nog maar alleen ver trouwen in haar man. Die schrijft tenminste niet meer, die is weer klerk op het ministe rie. „Voor jou is ons verdriet tenminste geen literatuur!" snikt zij. Hm!, hm! Ja, ja!" en dan komt het er ver legen uit: „Kind, dat is nou juist m'n nieuwe roman?" „Wat?" „Die heb ik op 't ministerie geschreven! Nergens en je hoort den lach in het Pa rij- sche theater! kun je zoo rustig schrijven als op 't ministerie!" Jacqueline is er mee verzoend! Een nieuwe roman, dat be tee kent voorschot van den uit gever Moscat, geen geldzorgen, roemMos cat heeft zijn doel bereikt: over een maand zal de nienwe roman het vervolg op „Het Hart dat Ontwaakt!" in de winkelkasten liggen met het blauwe band: „Vient de Pa- raitre!" In lichten geestigen toon heeft Bourdet deze spotternij geschreven. Men moet wel Franschman zijn voor zoo'n luchtige badina ge, waarin eigenlijk niemand gekwetst wordt! Ieder lacht en is ontwapend! Het le vendige eerste bedrijf, dat op het kantoor van Moscat speelt, is wel het beste! Daar zat vaart en spirit in en het werd met een ver rukkelijk brio door Gimberg in de rol van Mosca gespeeld! Hij beheerschte het tooneel, vulde het met zijn bedrijvigheid, was van top tot teen zakenman zonder scrupules! En hij heeft de rol prachtig volgehouden, aldoor in dienzelfden lichten, echt Franschen toon! Geen oogenblik werd zijn spel zwaar, het bleef luchtige, geestige badinage. Een vreugde was het de heer en mevrouw FrenkelBouwmeester in dit milieu terug te zien. Zij pasten er weer volkomen in. Het scheen mij toe, of het spel van Lily Frenkel zich in deze jaren nog meer verdiept heeft! Het stille spel is het groote geheim en de kracht der Bouwmeesters! Wij zagen het ook nu weer van Lily! Hoe weet zij haar mo menten in haar stiltes te maken! Haar spel was licht, gracieus, elegant, In één woord Fransch en het voegde zich volkomen aan dat van Gimberg! Theo Frenkel had zijn beste momenten ln het eerste bedrijf! Dat schuchtere binnen komen, dat verlegen rondkijken, het overal te veel zijn, het was kostelijk! En het bleef aldoor toch van prettige distinctie! Louis van Gasteren was Maréchal! Dat deze rol hem volkomen lag, zou ik niet dur ven beweren! Aan de zelfingenomenheid van dezen mode-schrijver geloofde men onmid dellijk, maar niet aan zijn macht over de vrouwen. Van Gasteren ging meer in de rich ting van den niais dan van den Don Juan! Als geheel een alleraardigste voorstelling van een alleraardigst stuk. De houders van de abonnementskaarten eerste serie kunnen tevreden zijn! J. B. SCHUIL. HET NEDERLANDSCH-INDISCH TOONEEL LEVEN Men kan moeilijk beweren, dat Bernard Flürschheim en Loïc le Couriadèc niet vol van nobele bedoelingen waren, toen zij „Vivre" schreven. Hun stuk wil één groote waarschuwing zijn tegen het besmettingsge vaar van de tuberculose. Een stuk dus voor menschen, die willen, dat het tooneel hun iets „leert!" Men kan ook bezwaarlijk zeg gen, dat wij Zaterdag niet van goed spel hebben genoten! Ik behoef hier de namen van twee der hoofdpersonen, Tilly Lus en Nico de Jong, slechts te noemen. Hoe komt het dan, dat „Leven" mij niets heeft gedaan? De toestand, waarin Simone en Robert kwamen, doordat zij het advies van den dokter om wegens het besmettings gevaar gescheiden te leven in den wind sloe gen. was toch tragisch genoeg. En Tilly Lus speelde de jonge moeder, die haar kind na veel strijd eerst afstaat, nadat zij gehoord heeft, dat zij haar man door haar onver stand heeft besmet, toch met al het talent, waarover zij beschikt! Daaraan lag het dus werkelijk niet. Het was alles wel heel droevig, maar ont roering ging van dat stuk zoo goed als niet uit. Het bleef voor ons enkel een „geval", de schrijvers hebben er geen drama van weten te maken. Veel hebben zij bedorven met het bij-tntrigetje van Marcel en Edith, dat zij er tusschendoor hebben gevlochten. Inplaats van het drama te houden en te verdie pen tusschen de drie hoofdpersonen moeder, dochter en schoonzoon en den dokter, vulden zij het aan met bijkomstige, niets met de eigenlijke handeling te maken hebbende dingen, die ondanks het so'cerr, beschaafde spel van Louis Borel en Dolly Boumeester eer in een Duitsche klucht dan in een zoo ernstig bedoeld drama pasten. Hierdoor werd de stemming telkens cn INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts rxr r*«el. GROOTE HOUTSTRAAT 169 TELEFOON 13472 HAARLEM soms, zooals ln het. tweede bedrijf, wanneer Robert en dc moeder zitten te wachten op den uitslag van het onderzoek van Dr. Fayette op de meest ongelegen oogenblik ken. verstoord! En deze brombeer van een dokter hoe hartelijk en menschelijk dan ook gespeeld door Nico de Jong leek mij nu ook juist niet de aangewezen man om als vertegenwoordiger van de wetenschap op :e treden! Hij muntte niet bepaald uit door tact, deze „paatje-dokter"! En de onbetee- kenende mevrouw Gouthier was allerminst de vrouw om ons ook maar één oogenblik te kunnen interesseeren. En welk een groote plaats zou juist deze moeder in het stuk heb ben kunnen innemen. Daarbij is het stuk zeer slecht van bouw! Kom er maar eens „in", als een schrijver een bedrijf zoo onbeholpen opzet als de tweede acte! De menschen werden op zoo stuntelige wijze van en op het tooneel gegoocheld, dat de bedoeling van dit verdwijnen cn komen telkens merkbaar was. De onbelangrijke dia loog was ook al niet geschikt om ons te boeien! Zoo kwamen wij niet veel verder dan tot appreciatie van de edele gevoelens van de schrijvers cn van het goede spel van eenige leden van het Nederlandsch-Indisch Tooneel. Het is altijd een vreugde Tilly Lus te zien spelen, maar de rol van Simone bood haar niet de gelegenheid haar groot vooral innig speeltalent geheel te ontplooien. Wij zagen Simone voornamelijk van den buitenkant en Tilly Lus is juist de actrice om met tal van fijne nuances het innerlijk van een vrouw weer te geven. Nico de Jong speelde den sanguinischen dokter met de warmte en de robuste kracht, die wij in zulke rollen van hem kennen! Hij had zich een prachtigen kop gemaakt en het heeft zeker niet aan zijn spel gelegen, dat het stuk zoo weinig deed. Jan C. de Vos Jr. was Robert, een rol, die hem nu juist niet bovenmatig goed lag. In zijn spel waren zeer zeker mooie mo menten, maar mimisch is hij in zulk een rol al te nadrukkelijk. Het was soms of hij een Grieksch noodlotsmasker droeg. Mevrouw Cecile Spoor-Carelsen, die wij in lang niet op onze planken hadden gezien, vond niet een bepaald dankbare taak in de onbeteeke- nende mevrouw Gouthier. Dolly Bouw meester en Louis Borel noemde ik reeds. Louis Poolman speelde Boivln met een te kluchtig accent, waardoor elke entree van hem storend werkte. De voorstelling ging voor het Tooneelver- bond. Het publiek was slechts matig enthou siast, wat mij bij dit zwakke stuk allerminst verwonderde. J. B. SCHUIL. H. T. C. In mijn kritiek over Mijn en Dijn, had ik Joslne een jokkend en niet zooals er stond een jankend kind-vrouwtje genoemd. PUBERTEIT. Donderdag komt het Nederlandsch-Indisch Tooneel te Haarlem met Young Woodley, welk stuk speelt onder den titel Puberteit. De voorstelling van Puberteit was voor ons met De Getemde Feeks de mooiste van het vorige seizoen. Gaarne voldoe ik daarom aan het verzoek dece voorstelling nog eens speciaal onder de aandacht van "t publiek 'e brengen. Men zal Tilly Lus en Jan C. de Vos Jr. niet licht beter zien dan in dit teerc tooneelstuk! En ook Louis Borel en Nico de Jong geven er creaties in, die bij blijven! Men weet het dus, dat Donderdag een avond van voortreffelijke tooneelkunst te wachten is. „KUNST AAN HET VOLK". VOORDRACHTAVOND HENRI DEKKING. De naam van Henri Dekking heeft nog toovorkracht en trekt altijd een groote schare belangstellenden, waarmede wij niet- willen zeggen dat de kunst van Henri Dekking die belangstelling niet verdient. Integendeel: het is altijd gaaf en „af", wat deze journalist voordrachtkunstenaar te genieten geeft. Hij heeft al heel wat stukken van Ibsen leven gegeven en door zijn uitmuntende voordracht gepopulariseerd. Daarom was het een goed denkbeeld van de Vereeniging „Kunst aan het Volk", Dekking voor een voordrachtavond uit te noodigen. De zaal van het gebouw van den Protes tantenbond was bijna geheel bezet, toen de heer Dekking het podium betrad en begon met uiteen te zetten dat Ibsen. in het door Dekking voor te dragen „Brand", zijn levens inzicht en levensdoel heeft gegeven. Som migen zien „Brand" als een kille, steenharde figuur; anderen vinden toch ook veel men- schelijks in hem. Blijkens zijn voordracht helt de heer Dekking naar deze laatste mee ning over: hU liet ook het menschel!}kc dat in Brand ongetwijfeld leeft-, tot volle uiting komen. Treffend waren de oogenblikken. waarin Brand aarzelt tusschen de liefde voor zijn vrouw en zijn kind en wat hU zijn plicht acht. Het is bewonderenswaardig, hce vol schakeering Dekking een dialoog i. Ibsen was een meester in het schrijven van dialogen) weet weer te geven. En niet min der bewondering verdient zijn ijzersierk ge heugen dat hem zeer zelden en dan nog maar voor een ondeelbaar oogenblik in den steek laat» In ademlooze stilte werd deze voordracht waarmede Dekking weer een mooie pres- statie gevoegd heeft bij de vele reeds door hem geleverde aangehoord. Het publiek blijve door zijn be Langstelling te toonen en de vereenigingen door hem uit te noodigen dezen kunstenaar, die zoo een voudig het beste wat in hem is geeft, in eere houden! DE OVERVAL OP CURASAO Tegenstand mocht niet meer geboden worden. HET OFFICIëELE RELAAS. De commandant der millitaire politie- De Residentiebode schrijft: „Hoewel de commissie Hoorweg, welke op last van de Regeering naar Curasao is ge zonden, nog niet terug is, heeft de Regeering na de besprekingen met Ir. Fruytier, gemeend den gouverneur in overweging te moeten geven, eervol ontslag aan te vragen, wijl de Regeering het niet gewenscht vond. dat hij na het gebeurde naar Curasao terugkeer de. Naar wij vernamen, moet deze houding van de Regeering voornamelijk steunen op de overweging, dat de gouverneur verschil lende bevelen aan zijn ondergeschikte amb tenaren heeft gegeven, om elk verzet achter wege te laten, op een moment, dat hij niet meer vrij was, om zelfstandige beslissingen te nemen. Het moet n.l. gebleken zijn, dat de gouver neur verschillende Ijevelen om geen verzet te plegen, heeft gegeven telefonisch en mon deling in het bijzijn van generaal Urbani, wiens gevangene hij toen reeds was". „Gebleken is, dat de gouverneur niet den steun van de zijde der militaire politie heeft gehad, als van den officier-commandant van dit corps in die omstandigheden mocht wor den verwacht. Het zal daarom, naar wij vernemen, zeer de vraag zijn, of aan den militairen com mandant wel eervol ontslag zal kunnen wor den verleend en of zelfs geen krijgstuchte- lijke maatregelen tegen hem zullen worden getroffen". In de Memorie van Antwoord op het Voor- loopig Verslag over het hoofdstuk Koloniën der Rijksbegrooting 1930, zegt de minister van Koloniën over den overval op Curasao, dat de door vele leden gestelde vragen en gemaakte opmerkingen volledig beantwoord worden, in het als bijlage bij de Memone van Antwoord gevoegde „Relaas betreffende den overval op Willemstad". Vele bijzonderheden over den overval zijn reeds bekend genoeg. Wij geven slechts nog de volgende: Met behulp van een als tolk optredenden burger deelde Urbina den troepencomman- dant (die reeds overmand was) mede, dat indien men hem en zijn menschen met de wapens en munitie ongehinderd met het stoomschip Maracaibo zou laten vertrekken, er verder geen ongeregeldheden zouden plaats hebben; zoo niet, dan zou hij order geven tot plundering van de stad en tot het in brandsteken van dc installaties der C. P. 1. M. Dit ultimatum heeft de troepencomman dant aan den gouverneur overgebracht en daarbij geadviseerd om het in te willigen, aangezien militaire tegenstand, nu het fort- met wapens en munitie in handen was van de Venezolanen en er ook geen wapens in de stad aanwezig waren voor verder verzet, niet meer mogelijk was. Dit advies opvolgend heeft de gouverneur zich telefonisch in verbinding gesteld met den scheepsagent van het stoomschip Mara caibo. terzake van het tot vertrek gereed maken van dien sloomer. Kort daarna heeft de directeur der C.P.I.M. den gouverneur op gebeld en hem een tiental geweren en een aantal revolvers aangeboden,, welk aanbod door den gouverneur werd afgeslagen, om dat het te laat kwam. Beslist was toch reeds dat de Venezolanen met de Maracaibo zouden vertrekken en dat verder geen verset moor tegen hen zou worden geboden. Door de voormelde beslissing van den gouverneur kwam de door een der luitenants aan een militaire patrouille verstrekte op dracht, om op de Isla hulp van menschen en wapens te gaan halen, te mislukken, ook de verzoeken van andere mllltaren die op de Isla wapens en munitie hoopten te verkrij gen om daarmede tegen de Venezolanen op te treden, werden afgewezen. Al spoedig werd de beslissing, aangevuld met de mede- deeling, dat niet op de Venezolanen mocht worden geschoten, in alle stadsdeelen bekend waardoor de nog van verschillende zijden beraamde pogingen om tegenaanvallen te organiseeren in de kiem werden gesmoord. Toen het Waterfort in handen van de Venezolanen viel, waren buiten het fort ruim 100 militairen verspreid aanwezig; aan wapens werd in totaal beschikt over onge veer 40 stuks pistolen en eenzelfde aantal klewangs. De eerste poging tot een tegenaanval had plaats nog voordat bekend was gemaakt, dat geen verder verzet mocht worden geboden. Zij ging uit van de aan dc Fundazijde der stad politiedienst verrichtende militairen; een achttal, gewapend met pistool en klewang later nog versterkt met drie gewapende mili tairen, het geheel onder commando van een sergeant- In de gevangenis had zlhc een vrij groot aantal militairen verzameld met inbegrip van burger-agenten en gevangenbewaarders waren hier tenslotte dertig man bijeen met twaalf pistolen, 1 Jachtgeweer, minstens zeven klewangs en één mitrailleur. De hier aanwezige sergeant, die er met twee collega's in geslaagd was om, na een mislukte poging tot het in werking brengen van een mitrail leur binnen het fort, met dit wapen uit het fort te ontkomen, meldde telefonisch aan zijn luitenant, dat hij zich met ongeveer zeven tien man en den mitrailleur ln de gevangenis had verzameld, zoodat van twee kanten zou kunnen worden aangevallen. De luitenant gaf hun eerst de order den mitrailleur naar het gouvernementshuis te brengen, doch na dat gebleken was, dat intusschen andere militairen den mitrailleur hadden moegeno men en een aanbod van den sergeant ,om den tweeden mitrailleur uit de bergplaats in het fort te gaan halen, was afgeslagen, volg de het bevel om vooroloplg niet te schieten en de militairen zooveel mogelijk in burger- kleeding bijeen te brengen. De procureur-generaal begaf zich toen naar het politie-posthuis Roode Weg en deed door midde! van de polltiesignaalfluit dc militairen uit de omgeving bijeen komen. Ten slotte waren op Mundinobo 16 militairen ver zameld, beschikkende over 6 pistolen cn 12 klewangs, onder commando van een sergeant majoor, die, terwijl de procureur-generaal zich telefonisch in verbinding ging stellen met het gouvernementshuis, zoowel dc uit de richting van de stad komende, als da daarheen rijdende auto's deed aanhouden en doorzoeken. Al spoedig kwam van den procureursgene raal, die aan den luitenant ln het gouverne mentshuis den toestand op Mundo-Nobo had medegedeeld en gevraagd had, wat door de ter plaatse verzamelde militairen moest wor den verricht, de mededeellng dat alle tegen stand verder nutteloos was. daar de Venezo lanen alle wapens in het fort in handen had den. dat dc gouverneur met de leiders der Venezolanen in onderhandeling was cn dat geen schot meer mocht worden gelost.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 13