FOTOGRAFISCH ATELIER „RICHE"
ST. NILOLAAS GESCHENKEN
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 26 NOVEMBER 1929
VIERDF BLAD
LETTEREN EN KUNST
HET TOONEEL.
HET OOST-NEDERLANDSCH TOONEEL
VOLPONE.
EEN BELANGRIJKE GEBEURTENIS.
Wanneer wij, Nederlanders, een tooneel-
lievenö volk waren, dan moest het eiken
avond bij de voorstellingen van Volpone
storm loopen, even goed als dit het geval is
geweest te Parijs, toen Dullïn er zijn opvoe
ringen gaf van deze oude Engelsche comedie.
Welk een schat werd er met dit stuk van
Ben Jonson opgegraven en welk een boeien
de, praalvolle en levendige voorstelling van
Volpone heeft Van Dalsum ons gebracht!
„Deze voorstelling heeft mij nog meer ge
boeid dan die van Dullin!" zei mij na afloop
geestdriftig een tot oordeelen alleszins be
voegde dame, die het stuk te Parijs had ge
zien en haar woorden haal ik hier met te
meer vreugde aan, omdat wij, Hollanders,
maar al te gauw geneigd zijn als een axioma
aan te nemen, dat het goede alleen maar van
het buitenland kan komen. De voorstellingen
van Volpone door Dullin waaraan oa. de
te Haarlem van de tournee der Russen be
kende en later tijdens een repetitie ge
storven toonellspeler Serow in de rol van
Corbaccio medewerkte was het evenement
van een vorig Parijseh tooneelseizoen! De
lof van de zeer critisch aangelegde dame
voor Van Dalsum's opvoering krijgt er te
meer waarde om.
Ja, het was een prachtige avond Zondag
in onzen StadsschouwburgDit was weer eens
tooneel in den besten zin van het woord!
Welk een vreugde is het zoo'n avond criti
cus te mogen zijn! Hoe is het mogelijk, vroe
gen wij ons af, dat dit aan handeling over-
rijke stuk zoo lang onder de stof van biblio
theken kon blijven liggen en niet veel eerder
opnieuw op het tooneel tot leven werd ge
bracht! Had de schittering van Shakespeare
ae wereld dan geheel blind gemaakt voor de
schoonheid van het werk zijner tijdgenoo-
ten? Het moge waar zijn, dat Stefan Zweig
en Jules Romains Volpone met hun bewer
king voor den modernen tijd gefatsoeneerd
en pasklaar hebben gemaakt, de rijke stof
heeft het oude, Engelsche stuk hun daarvoor
toch maar geboden!
Ben Jonson, die behalve acteur en too-
neelschrijver ook soldaat is geweest en o.a.
tijdens den tachtigjarigen oorlog met de
Engelsche troepen onder Leicester in Hol
land tegen de Spanjaarden heeft gevochten
moge in zijn terecht liefdeloos genoem
de comedie minder blijmoedig, minder
zonnig en dichterlijk zijn dan zijn beroemde
tijdgenoot was in zijn blijspelen, hij moge in
zijn kijk op de menschen een grooter pessi
mist zijn geweest, zijn comedie is van een
zoo sterke kleur, zoo breed en forsch van tee-
kening, zoo fel-levend en menschelijk, dat
het even goed van alle eeuwen is als het
werk van Shakespeare, Molière en de andere
groote blijspeldichters. Dat is tooneel, dat.
over alle tijden heengaat, dat even frisch
aandoet en gelijkelijk boeit als het meest
moderne werk. In dit stuk is niets verouderd,
Ben Jonson geeft den mensch in zijn heb
zucht zooals hij was is en altijd blijven zal! O,
vleiend is de schildering allerminst! Ben
Jonson is van een gallige bitterheid, die
sterk contrasteert met den blijmoedigen, zon-
nigen geest, die de meeste van Shakespeare's
blijspelen beheerscht, maar hij is er niet
minder waar om!
En welk een sterk, boeiend tooneel is dit,
hoe geniaal is het stuk van bouw! Geen
oogenblik laat het onze aandacht los, er is
een voortdurende stijging in de handeling,
tot het laatst toe is het vol verrassingen!
Volpone, de rijke vrek, die zich ziek houdt om
zijn op zijn rijke erfenis azende vrienden en
kennissen nog meer te kunnen plunderen,
is een figuur, die voor een Harpagon, een
Warnar niet onderdoet, ja die zelfs op som
mige oogenblikken een Shylock nabijkomt.
En Ben Jonson wint het van Molière en
Hooft verre in de schildering van de omge
ving van Volpone.
Molière en Hooft concentreerden hun aan
dacht bijna uitsluitend op den vrek; bij Ben
Jonson krijgt heel de omgeving kleur en
leven! Welke prachtige figuren worden niet
Mosca, de parasiet, Corbaccio, de oude woe
keraar, Corvino, de koopman, die zijn vrouw
„uitleent" in de hoop om daarmee de erfenis
te bemachtigen, Canina, de wufte courtisane,
Voltore, de hebzuchtige notarishet is
alles vol kleur en leven! Met welk een mees
terschap is de rechtzitting geschreven! Ik
zou alleen maar de beroemde rechtzitting uit
De Koopman van Venetië kunnen aanwijzen,
die daar boven uitgaat. Het is een tooneel,
waarin de spanning tot het laatst wordt op
gevoerd en daarbij zonder eenige gefor
ceerdheid zoo verrassend van oplossing,
dat men zich telkens vol verbazing afvraagt,
hoe Ben Jonson zoo laat pas opnieuw mocht
worden ontdekt. En na dat voortreffelijke
tafereel, wist deze schrijver zoowaar nog een
climax aan te brengen in het laatste bedrijf,
waarin Volpone zich dood houdt om zijn
wraak op zijn vijanden, die hij allen tot zijn
erfgenamen heeft benoemd om ze daarna
weer te onterven, volkomen te genieten, maar
ten slotte het slachtoffer wordt van de door
hem gestelde listen en lagen als een „vos, die
zich zelf in zijn staart bijt." Hoe dikwijls is
deze „truc" door latere blijspelschrijvers her
haald wij herinneren maar aan Zola's
„Erfgenamen van Rabourdin" maar wie
deed het met zoo'n meesterschap als Ben
Jonson?
In de vernedering van den rijken Levantijn
zien wij gelijkenis met de vernedering van
den rijken jood in „De Koopman van Vene
tië". Het is dezelfde geest, dezelfde spot, de
zelfde wreedheid van dien tijd, al is Ben
Jonson, die Volpone tenminste nog een paar
hulzen en een land laat, menschlievend en
goedertierend vergeleken bij Shakespeare, die
aan Shylock alles ontnam en hem zelfs onder
het Christelijke juk liet doorgaan.
Een avond van sterk, boelend, groot tooneel
ook in de opvoering, een voorstelling die
een stamp- en stampvolle zaal verdiend had!
In de decors en de costumes waren de
praal, de rijkdom en de kleur uit den tijd der
renaissance! Hoe knap van bouw al was zij
wat klein was de rechtzaal met tegen het
zwarte fond hoog in het midden den heel het
tooneel domineerenden zetel van den rech
ter! En hoe Zuidelijk licht Volpone's kamer
in dit Venetïaansch paleis!
De rol van Volpone is er een voor een ac
teur van groote, breede allure! Wij zagen er
Jn onze gedachte telkens Louis Bouwmeester
in! Wat zou hij van dezen vrek, die als een
gier op het aas van zijn slachtoffers wacht,
iets geweldigs hebben gemaakt! Een rol, die
een mengeling is van Harpagon, Shylock en
een Argan en tot voortdurend rijke schakee
ring en groot spel gelegenheid biedt! Maar
een Bouwmeester zou misschien te sterk in
zulk een voorstelling hebben gedomineerd,
men zou dan waarschijnlijk alleen Volpone
hebben gezien.
Met allen eerbied voor het spel van Van
Dalsum meen ik, dat de rol nog meer kanten
heeft, dan hij naar voren bracht. Van Dal
sum speelde de komedie der ziekte het sterk
ste uit, terwijl de kern van deze rol toch in
het vrekachtige van den schurk Volpone ligt!
Zijn lust en vreugde om het vermeerderen
van zijn schatten, maar bovenal zijn wan
hoop over zijn nederlaag en het verlies van
zijn goud en edelsteenen aan het slot had ik
mij feller en sterker gedacht. Men denke
zich eens. hoe Bouwmeester dat gespeeld zou
hebben! Maar er waren in het spel van Van
Dalsum prachtige en onvergetelijke momen
ten. In zijn angst voor de folteringen, wan
neer hij naar den rechter zal worden gedra
gen, zijn zinnelijk spel met Colomba, en
bovenal het verrijzen uit den dood welk
een moment werd dat was hij geweldig.
En bij een nog sterker en doordringender
spel van Volpone zou de figuur van Mosca,
den parasiet, allicht op den achtergrond zijn
gedrongen, wat thans allerminst het geval
was. Ja, Mosca werd, dank zij het lenige,
gladde en sluwe spel van Cruys Voorbergh
een acteur, die in den laatsten tijd ontzag
lijke vorderingen maakt een figuur, die
het stuk van Ben Jonson bijna even sterk
beheerschte als Volpone. Een verrassend
knappe creatie van dezen jongen acteur, een
verheugenis voor ons tooneellief hebbers!
Cruys Voorbergh gaf niet alleen de sluwheid,
maar ook de melancholie van den ra rasiet,
den aan den rijken Levantijn verkochten
jongen man! Zijn spel werd geen moment op
dringerig, hij bleef aldoor op het plan, waar
op hij behoorde, maar hij speelde zijn rol
met zulk een lichte elegance, zulk een «zoet-
gevooysde" stem en in zulk een fijnen blij-
speltoon, dat het een genot was het te volgen-
Heel de vertooning stond op een hoog pen.
Welk een prachtigen woekeraar gaf La
Chapelle te zien! Nooit zagen wij La Chapede
beter dan in deze rol! Wat werd dat tooneel
tusschen Corbaccio en Canina, de courtisane
met verbluffende knapheid en in grooten
stijl gespeeld door Wilhelmlna Duymaer van
Twist tot iets heel bijzonders, zooals zij
tweeën het gaven! Een tooneel, dat wij ons
na jaren nog dankbaar zullen herinneren.
Mien Duymaer van Twist, bleek nog niets van
haar groote gaven te hebben ingeboet. Henri
Eerens als Corvino, de koopmian, Arbous als
Voltore, de notaris, Carpentier Aling als
Leone, de kapitein van de vloot, allen gaven
zij kleur en leven aan hun mooie rollen.
En vergeten wij ook niet Sara Heyblom, die
het kuische, ietwat onnoozele vrouwtje voor
treffelijk speelde. Marl van Warmelo was
een wel heel fijn en modern rechter, voor
een rechter uit dien tijd misschien wat te
fijn. Een robuster, krachtiger figuur zou daar
in dien rechtzetel wellicht meer op zijn plaats
geweest zijn.
Eerst „De Komedie van het Geluk", daarna
De Drie Stuivers Opera en thans Volpone,
waarlijk Het Oost-Nederlandsch Tooneel
heeft zich met deze drie groote voorstellingen
vooraan in de rij van onze Nederlandsche
gezelschappen geplaatst. Het publiek was
buitengewoon geestdriftig. Na het vierde en
vijfde tafereel had het applaus reeds een op
een ovatie gelijkend en vorm aangenomen,
maar aan het slot kwam de zaal eerst vol
komen los. Luide bravo's weerklonken en
het doek moest telkens en telkens weer om
hoog. Welk een aan belangrijke gebeurtenis
sen rijk tooneelseizoen mogen wij dit jaar
meemaken! Moge het Nederlandsche publiek
dit beseffen en het tooneel den steun geven,
dien het thans in zoo ruime mate verdient.
Wanneer Van Dalsum nog eens met Volpor.e
terugkomt, dan zij de schouwburg tot de
laatste plaats bezet. Als dit niet zoo is, dan
ja, dan bewijzen de Haarlemmers, dat
zij dezen heerlijken opbloei van het tooneel
niet waard zijn.
J. B. SCHUIL.
ROTTERDAMSCH HOFSTAD
TOONEEL.
ZOOEVEN VERSCHENEN.
Een Fransch-geestig stuk, Fransch-geestig
gespeeld, een stampvolle zaal abonnements
voorstelling prettige, vroolijke stemming
succesziedaar in telegramstijl het
verslag over den avond van Maandag.
Aangezien ik vermoed, dat noch de redactie
noch mijn lezers genoegen zouden nemen
met deze kritiek in zakformaat, volgt hier
de inhoud van Bourdet's blijspel „Zooeven
Verschenen!"
Wij staan op den vooravond van den uit
slag van den Prix Zola! Moscat, de giroote
uitgever heeft er alle belang bij, dat Maréchal
de mode-schrijver, den letterkundigen prijs
krijgt! Hij heeft al zijn relaties er voor aan
het werk gesteld en de jury is zoodanig be-
invloed, dat Maréchal zeker is van z'n Prix
Zola. Maar dan hoort Moscat dat Maréchal
een contract heeft gesloten met zijn con
current voor de uitgave van zijn drie eerst
volgende romans! De telefoons komen in
werking. Ma scat laat de jury weten, dat hij
absoluut geen belang meer heeft bij een be
kroning van Maréchal en als de schrijver
even later verschijnt, moet hij hooren dat
niet hij, maar 'n geheel onbekend auteur
met den prijs gaat strijken.
Wie is de nieuwe man? Niemand weet het!
Geen mensch heeft zelfs ooit van het boek
gehoord! Moscat stuurt ijlbode op ijlbode!
Een bescheiden eenvoudig klerkje van het
ministerie, dat al eenige malen vergeefs is
komen aankloppen wordt in de drukte bijna
omver geloopen tot men tot aller verbazing
en niet het minst tot zijn eigen verwon
dering hoort, dat het eenvoudige klerkje
de schrijver is! Zijn vrouw had zijn boek
zonder zijn voorkennis ingezonden en hij is
bekroond! Moscat koopt alle rechten en
Marc Fournier is plotseling een beroemd
man!
Maar het blijkt ook hier weer, dat het
dikwijls gmakkelijker is beroemd te worden
dan het te blijven! Mare Fournier, de jonge
schrijver heeft met Moscat gecontracteerd,
dat hij zijn eerstvolgenden roman bij hem
zal uitgeven! Moscat wacht en wacht, maar
er verschijnt niets! Eindelijk is het met het
geduld van den uitgever gedaan! Hij som
meert Fournier om hem binnen twee maan
den de copy van zijn nieuwen roman te
brengen! Dan bekent Fournier dat hij is uit
geput!
„Uitgeput? Hoe is dat mogelijk? Na dat
succes met je Hart, dat Ontwaakt?"
„Dat heb ik zelf beleefd! Of liever m'n
vrouw!"
„Je vrouw?"
„Ja, zij had haar avontuur in een dagboek
opgeteekend! Daar heb ik m'n roman naar
gemaakt! Maar iets zelf bedenken kan ik
niet!"
Moscat weet onmiddellijk raad.
„Wel, m'n lieve mevrouwtje, beleef dan
weer wat!", zegt hij tot Jacqueline.
Maar Jacqueline heeft haar man te lief
voor 'n avontuur!
„Des te beter", roeptMoscat uit en de zaal
ontploft in gelach, „dan krijgen wij de roman
van 'n Fatsoenlijke Vrouw! Hebben we in
jaren niet gehad!"
Moscat is 'n voortvarend man! Hij
houdt van vlug zaken doen en hij heeft den
man voor het „avontuur onmiddellijk bij de
de hand. Het is Maréchal, de modeschrijver,
met wien hij zich verzoend heeft.
„Maar ik houd van mijn man!" zegt
Jaqueline nog eens in verweer.
„Ja, lieve kind, als je zoo doorgaat blijft je
dagboek leeg en schrijft Fournier nooit z'n
nieuwen roman!" en de man, die voor de
stof moet zorgen treedt binnen!
Wat wij vermoeden, gebeurt! Het onschul
dig avontuurtje wordt 'n avontuur! Het. geeft
stof niet voor één maar wel voor twee ro
mans! Maréchal zelf heeft het in een novelle
bewerkt! Ontgoocheld hoort Jacqueline hem
aan, als hij het haar vertelt! Wat voor haar
bittere ernst is geworden is voor hemstof
voor 'n novelle! Ook de bezadigde vriend van
50 jaar is verontwaardigd! Hoe heeft Maré
chal dat kunnen doen? Een novelle? Nee, er
was stof voor 'n tooneelstuk in en hij heeft
het al geschreven ook!
Jacqueline heeft nu nog maar alleen ver
trouwen in haar man. Die schrijft tenminste
niet meer, die is weer klerk op het ministe
rie. „Voor jou is ons verdriet tenminste geen
literatuur!" snikt zij.
Hm!, hm! Ja, ja!" en dan komt het er ver
legen uit: „Kind, dat is nou juist m'n nieuwe
roman?"
„Wat?"
„Die heb ik op 't ministerie geschreven!
Nergens en je hoort den lach in het Pa rij-
sche theater! kun je zoo rustig schrijven
als op 't ministerie!"
Jacqueline is er mee verzoend! Een nieuwe
roman, dat be tee kent voorschot van den uit
gever Moscat, geen geldzorgen, roemMos
cat heeft zijn doel bereikt: over een maand
zal de nienwe roman het vervolg op „Het
Hart dat Ontwaakt!" in de winkelkasten
liggen met het blauwe band: „Vient de Pa-
raitre!"
In lichten geestigen toon heeft Bourdet
deze spotternij geschreven. Men moet wel
Franschman zijn voor zoo'n luchtige badina
ge, waarin eigenlijk niemand gekwetst
wordt! Ieder lacht en is ontwapend! Het le
vendige eerste bedrijf, dat op het kantoor
van Moscat speelt, is wel het beste! Daar zat
vaart en spirit in en het werd met een ver
rukkelijk brio door Gimberg in de rol van
Mosca gespeeld! Hij beheerschte het tooneel,
vulde het met zijn bedrijvigheid, was van
top tot teen zakenman zonder scrupules! En
hij heeft de rol prachtig volgehouden, aldoor
in dienzelfden lichten, echt Franschen toon!
Geen oogenblik werd zijn spel zwaar, het
bleef luchtige, geestige badinage.
Een vreugde was het de heer en mevrouw
FrenkelBouwmeester in dit milieu terug te
zien. Zij pasten er weer volkomen in.
Het scheen mij toe, of het spel van Lily
Frenkel zich in deze jaren nog meer verdiept
heeft! Het stille spel is het groote geheim en
de kracht der Bouwmeesters! Wij zagen het
ook nu weer van Lily! Hoe weet zij haar mo
menten in haar stiltes te maken! Haar spel
was licht, gracieus, elegant, In één woord
Fransch en het voegde zich volkomen aan
dat van Gimberg!
Theo Frenkel had zijn beste momenten ln
het eerste bedrijf! Dat schuchtere binnen
komen, dat verlegen rondkijken, het overal
te veel zijn, het was kostelijk! En het bleef
aldoor toch van prettige distinctie!
Louis van Gasteren was Maréchal! Dat
deze rol hem volkomen lag, zou ik niet dur
ven beweren! Aan de zelfingenomenheid van
dezen mode-schrijver geloofde men onmid
dellijk, maar niet aan zijn macht over de
vrouwen. Van Gasteren ging meer in de rich
ting van den niais dan van den Don Juan!
Als geheel een alleraardigste voorstelling
van een alleraardigst stuk. De houders van
de abonnementskaarten eerste serie kunnen
tevreden zijn!
J. B. SCHUIL.
HET NEDERLANDSCH-INDISCH
TOONEEL
LEVEN
Men kan moeilijk beweren, dat Bernard
Flürschheim en Loïc le Couriadèc niet vol
van nobele bedoelingen waren, toen zij
„Vivre" schreven. Hun stuk wil één groote
waarschuwing zijn tegen het besmettingsge
vaar van de tuberculose. Een stuk dus voor
menschen, die willen, dat het tooneel hun
iets „leert!" Men kan ook bezwaarlijk zeg
gen, dat wij Zaterdag niet van goed spel
hebben genoten! Ik behoef hier de namen
van twee der hoofdpersonen, Tilly Lus en
Nico de Jong, slechts te noemen.
Hoe komt het dan, dat „Leven" mij niets
heeft gedaan? De toestand, waarin Simone
en Robert kwamen, doordat zij het advies
van den dokter om wegens het besmettings
gevaar gescheiden te leven in den wind sloe
gen. was toch tragisch genoeg. En Tilly Lus
speelde de jonge moeder, die haar kind na
veel strijd eerst afstaat, nadat zij gehoord
heeft, dat zij haar man door haar onver
stand heeft besmet, toch met al het talent,
waarover zij beschikt! Daaraan lag het dus
werkelijk niet.
Het was alles wel heel droevig, maar ont
roering ging van dat stuk zoo goed als niet
uit. Het bleef voor ons enkel een „geval", de
schrijvers hebben er geen drama van weten
te maken. Veel hebben zij bedorven met het
bij-tntrigetje van Marcel en Edith, dat zij
er tusschendoor hebben gevlochten. Inplaats
van het drama te houden en te verdie
pen tusschen de drie hoofdpersonen
moeder, dochter en schoonzoon en den
dokter, vulden zij het aan met bijkomstige,
niets met de eigenlijke handeling te maken
hebbende dingen, die ondanks het so'cerr,
beschaafde spel van Louis Borel en Dolly
Boumeester eer in een Duitsche klucht
dan in een zoo ernstig bedoeld drama pasten.
Hierdoor werd de stemming telkens cn
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts rxr r*«el.
GROOTE HOUTSTRAAT 169
TELEFOON 13472 HAARLEM
soms, zooals ln het. tweede bedrijf, wanneer
Robert en dc moeder zitten te wachten op
den uitslag van het onderzoek van Dr.
Fayette op de meest ongelegen oogenblik
ken. verstoord! En deze brombeer van een
dokter hoe hartelijk en menschelijk dan
ook gespeeld door Nico de Jong leek mij
nu ook juist niet de aangewezen man om als
vertegenwoordiger van de wetenschap op :e
treden! Hij muntte niet bepaald uit door
tact, deze „paatje-dokter"! En de onbetee-
kenende mevrouw Gouthier was allerminst
de vrouw om ons ook maar één oogenblik
te kunnen interesseeren. En welk een groote
plaats zou juist deze moeder in het stuk heb
ben kunnen innemen.
Daarbij is het stuk zeer slecht van bouw!
Kom er maar eens „in", als een schrijver een
bedrijf zoo onbeholpen opzet als de tweede
acte! De menschen werden op zoo stuntelige
wijze van en op het tooneel gegoocheld, dat
de bedoeling van dit verdwijnen cn komen
telkens merkbaar was. De onbelangrijke dia
loog was ook al niet geschikt om ons te
boeien! Zoo kwamen wij niet veel verder dan
tot appreciatie van de edele gevoelens van de
schrijvers cn van het goede spel van eenige
leden van het Nederlandsch-Indisch Tooneel.
Het is altijd een vreugde Tilly Lus te zien
spelen, maar de rol van Simone bood haar
niet de gelegenheid haar groot vooral innig
speeltalent geheel te ontplooien. Wij zagen
Simone voornamelijk van den buitenkant
en Tilly Lus is juist de actrice om met tal
van fijne nuances het innerlijk van een
vrouw weer te geven. Nico de Jong speelde
den sanguinischen dokter met de warmte en
de robuste kracht, die wij in zulke rollen van
hem kennen! Hij had zich een prachtigen
kop gemaakt en het heeft zeker niet aan
zijn spel gelegen, dat het stuk zoo weinig
deed. Jan C. de Vos Jr. was Robert, een rol,
die hem nu juist niet bovenmatig goed lag.
In zijn spel waren zeer zeker mooie mo
menten, maar mimisch is hij in zulk een rol
al te nadrukkelijk. Het was soms of hij een
Grieksch noodlotsmasker droeg. Mevrouw
Cecile Spoor-Carelsen, die wij in lang niet
op onze planken hadden gezien, vond niet
een bepaald dankbare taak in de onbeteeke-
nende mevrouw Gouthier. Dolly Bouw
meester en Louis Borel noemde ik reeds.
Louis Poolman speelde Boivln met een te
kluchtig accent, waardoor elke entree van
hem storend werkte.
De voorstelling ging voor het Tooneelver-
bond. Het publiek was slechts matig enthou
siast, wat mij bij dit zwakke stuk allerminst
verwonderde.
J. B. SCHUIL.
H. T. C.
In mijn kritiek over Mijn en Dijn, had ik
Joslne een jokkend en niet zooals er stond
een jankend kind-vrouwtje genoemd.
PUBERTEIT.
Donderdag komt het Nederlandsch-Indisch
Tooneel te Haarlem met Young Woodley,
welk stuk speelt onder den titel Puberteit.
De voorstelling van Puberteit was voor ons
met De Getemde Feeks de mooiste van
het vorige seizoen. Gaarne voldoe ik daarom
aan het verzoek dece voorstelling nog eens
speciaal onder de aandacht van "t publiek 'e
brengen. Men zal Tilly Lus en Jan C. de Vos
Jr. niet licht beter zien dan in dit teerc
tooneelstuk! En ook Louis Borel en Nico de
Jong geven er creaties in, die bij blijven! Men
weet het dus, dat Donderdag een avond van
voortreffelijke tooneelkunst te wachten is.
„KUNST AAN HET VOLK".
VOORDRACHTAVOND
HENRI DEKKING.
De naam van Henri Dekking heeft nog
toovorkracht en trekt altijd een groote schare
belangstellenden, waarmede wij niet- willen
zeggen dat de kunst van Henri Dekking die
belangstelling niet verdient. Integendeel: het
is altijd gaaf en „af", wat deze journalist
voordrachtkunstenaar te genieten geeft.
Hij heeft al heel wat stukken van Ibsen
leven gegeven en door zijn uitmuntende
voordracht gepopulariseerd. Daarom was het
een goed denkbeeld van de Vereeniging
„Kunst aan het Volk", Dekking voor een
voordrachtavond uit te noodigen.
De zaal van het gebouw van den Protes
tantenbond was bijna geheel bezet, toen de
heer Dekking het podium betrad en begon
met uiteen te zetten dat Ibsen. in het door
Dekking voor te dragen „Brand", zijn levens
inzicht en levensdoel heeft gegeven. Som
migen zien „Brand" als een kille, steenharde
figuur; anderen vinden toch ook veel men-
schelijks in hem. Blijkens zijn voordracht
helt de heer Dekking naar deze laatste mee
ning over: hU liet ook het menschel!}kc dat
in Brand ongetwijfeld leeft-, tot volle uiting
komen. Treffend waren de oogenblikken.
waarin Brand aarzelt tusschen de liefde
voor zijn vrouw en zijn kind en wat hU zijn
plicht acht. Het is bewonderenswaardig, hce
vol schakeering Dekking een dialoog i. Ibsen
was een meester in het schrijven van
dialogen) weet weer te geven. En niet min
der bewondering verdient zijn ijzersierk ge
heugen dat hem zeer zelden en dan nog
maar voor een ondeelbaar oogenblik in
den steek laat»
In ademlooze stilte werd deze voordracht
waarmede Dekking weer een mooie pres-
statie gevoegd heeft bij de vele reeds door
hem geleverde aangehoord.
Het publiek blijve door zijn be Langstelling
te toonen en de vereenigingen door hem uit
te noodigen dezen kunstenaar, die zoo een
voudig het beste wat in hem is geeft, in eere
houden!
DE OVERVAL OP CURASAO
Tegenstand mocht niet meer
geboden worden.
HET OFFICIëELE RELAAS.
De commandant der
millitaire politie-
De Residentiebode schrijft:
„Hoewel de commissie Hoorweg, welke op
last van de Regeering naar Curasao is ge
zonden, nog niet terug is, heeft de Regeering
na de besprekingen met Ir. Fruytier, gemeend
den gouverneur in overweging te moeten
geven, eervol ontslag aan te vragen, wijl de
Regeering het niet gewenscht vond. dat hij
na het gebeurde naar Curasao terugkeer
de.
Naar wij vernamen, moet deze houding
van de Regeering voornamelijk steunen op
de overweging, dat de gouverneur verschil
lende bevelen aan zijn ondergeschikte amb
tenaren heeft gegeven, om elk verzet achter
wege te laten, op een moment, dat hij niet
meer vrij was, om zelfstandige beslissingen
te nemen.
Het moet n.l. gebleken zijn, dat de gouver
neur verschillende Ijevelen om geen verzet
te plegen, heeft gegeven telefonisch en mon
deling in het bijzijn van generaal Urbani,
wiens gevangene hij toen reeds was".
„Gebleken is, dat de gouverneur niet den
steun van de zijde der militaire politie heeft
gehad, als van den officier-commandant van
dit corps in die omstandigheden mocht wor
den verwacht.
Het zal daarom, naar wij vernemen, zeer
de vraag zijn, of aan den militairen com
mandant wel eervol ontslag zal kunnen wor
den verleend en of zelfs geen krijgstuchte-
lijke maatregelen tegen hem zullen worden
getroffen".
In de Memorie van Antwoord op het Voor-
loopig Verslag over het hoofdstuk Koloniën
der Rijksbegrooting 1930, zegt de minister
van Koloniën over den overval op Curasao,
dat de door vele leden gestelde vragen en
gemaakte opmerkingen volledig beantwoord
worden, in het als bijlage bij de Memone
van Antwoord gevoegde „Relaas betreffende
den overval op Willemstad".
Vele bijzonderheden over den overval zijn
reeds bekend genoeg. Wij geven slechts nog
de volgende:
Met behulp van een als tolk optredenden
burger deelde Urbina den troepencomman-
dant (die reeds overmand was) mede, dat
indien men hem en zijn menschen met de
wapens en munitie ongehinderd met het
stoomschip Maracaibo zou laten vertrekken,
er verder geen ongeregeldheden zouden
plaats hebben; zoo niet, dan zou hij order
geven tot plundering van de stad en tot het
in brandsteken van dc installaties der C. P.
1. M.
Dit ultimatum heeft de troepencomman
dant aan den gouverneur overgebracht en
daarbij geadviseerd om het in te willigen,
aangezien militaire tegenstand, nu het fort-
met wapens en munitie in handen was van
de Venezolanen en er ook geen wapens in de
stad aanwezig waren voor verder verzet,
niet meer mogelijk was.
Dit advies opvolgend heeft de gouverneur
zich telefonisch in verbinding gesteld met
den scheepsagent van het stoomschip Mara
caibo. terzake van het tot vertrek gereed
maken van dien sloomer. Kort daarna heeft
de directeur der C.P.I.M. den gouverneur op
gebeld en hem een tiental geweren en een
aantal revolvers aangeboden,, welk aanbod
door den gouverneur werd afgeslagen, om
dat het te laat kwam. Beslist was toch reeds
dat de Venezolanen met de Maracaibo zouden
vertrekken en dat verder geen verset moor
tegen hen zou worden geboden.
Door de voormelde beslissing van den
gouverneur kwam de door een der luitenants
aan een militaire patrouille verstrekte op
dracht, om op de Isla hulp van menschen
en wapens te gaan halen, te mislukken, ook
de verzoeken van andere mllltaren die op de
Isla wapens en munitie hoopten te verkrij
gen om daarmede tegen de Venezolanen op
te treden, werden afgewezen. Al spoedig
werd de beslissing, aangevuld met de mede-
deeling, dat niet op de Venezolanen mocht
worden geschoten, in alle stadsdeelen bekend
waardoor de nog van verschillende zijden
beraamde pogingen om tegenaanvallen te
organiseeren in de kiem werden gesmoord.
Toen het Waterfort in handen van de
Venezolanen viel, waren buiten het fort
ruim 100 militairen verspreid aanwezig; aan
wapens werd in totaal beschikt over onge
veer 40 stuks pistolen en eenzelfde aantal
klewangs.
De eerste poging tot een tegenaanval had
plaats nog voordat bekend was gemaakt, dat
geen verder verzet mocht worden geboden.
Zij ging uit van de aan dc Fundazijde der
stad politiedienst verrichtende militairen;
een achttal, gewapend met pistool en klewang
later nog versterkt met drie gewapende mili
tairen, het geheel onder commando van een
sergeant-
In de gevangenis had zlhc een vrij groot
aantal militairen verzameld met inbegrip
van burger-agenten en gevangenbewaarders
waren hier tenslotte dertig man bijeen met
twaalf pistolen, 1 Jachtgeweer, minstens
zeven klewangs en één mitrailleur. De hier
aanwezige sergeant, die er met twee collega's
in geslaagd was om, na een mislukte poging
tot het in werking brengen van een mitrail
leur binnen het fort, met dit wapen uit het
fort te ontkomen, meldde telefonisch aan zijn
luitenant, dat hij zich met ongeveer zeven
tien man en den mitrailleur ln de gevangenis
had verzameld, zoodat van twee kanten zou
kunnen worden aangevallen. De luitenant
gaf hun eerst de order den mitrailleur naar
het gouvernementshuis te brengen, doch na
dat gebleken was, dat intusschen andere
militairen den mitrailleur hadden moegeno
men en een aanbod van den sergeant ,om
den tweeden mitrailleur uit de bergplaats in
het fort te gaan halen, was afgeslagen, volg
de het bevel om vooroloplg niet te schieten
en de militairen zooveel mogelijk in burger-
kleeding bijeen te brengen.
De procureur-generaal begaf zich toen
naar het politie-posthuis Roode Weg en deed
door midde! van de polltiesignaalfluit dc
militairen uit de omgeving bijeen komen. Ten
slotte waren op Mundinobo 16 militairen ver
zameld, beschikkende over 6 pistolen cn 12
klewangs, onder commando van een sergeant
majoor, die, terwijl de procureur-generaal
zich telefonisch in verbinding ging stellen
met het gouvernementshuis, zoowel dc uit
de richting van de stad komende, als da
daarheen rijdende auto's deed aanhouden
en doorzoeken.
Al spoedig kwam van den procureursgene
raal, die aan den luitenant ln het gouverne
mentshuis den toestand op Mundo-Nobo had
medegedeeld en gevraagd had, wat door de
ter plaatse verzamelde militairen moest wor
den verricht, de mededeellng dat alle tegen
stand verder nutteloos was. daar de Venezo
lanen alle wapens in het fort in handen had
den. dat dc gouverneur met de leiders der
Venezolanen in onderhandeling was cn dat
geen schot meer mocht worden gelost.