H. D.-VERTELLINGEN FLITSEN KUSSENS FEUILLETON De Gestolen Diadeem STADSNIEUWS HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 26 NOVEMBER 1929 (Nadruk verboden; &u><rar*recht voorbehoudenJ door WILLY VAN DER TAK. Adolphus. Ergons achter uit het huis stegen wilde kreten op. „Adolphus", zeiden wij rustig tegen el kaar. „Meneer John neemt een bad", legde de «ude gedienstige vertrouwelijk aan den rheumatischen tuinman uit, die trachtte met een roestige grasmachine van de bulten en bullen van het grasveld in den achter tuin wat hooi te schrapen. De tuinman zette zijn pet eens wat verder op zijn linkeroor en krabde achter zijn rech ter, trok toen de pet weer in zijn oorspron- kelijken stand terug en zei: „Zoo". Hij be greep het niet goed, maar wilde op zijn te kort aan begrip niet te zeer de aandacht vestigen. Mogelijk ook voelde hij geen be hoefte om naderen uitleg te ontvangen om trent de gedragingen van de inwoners van een huis, dat „Three Cheers" heette. Hij was een nette tuinman. Eigenlijk had hij gelijk. Van de inwoners van „Three Cheers" kon je alles verwach ten. Toch waren we ook wel nette menschen. Daar was ten eerste Pam. Heel netjes. Dan Nesta. Buitengewoon netjes zelfs. Dan ik. Vervelend van netheid. Verder John, Harold en Diok. Bijzonder- daas, maar zulke nette jongens. Dan Adolphus en Tantalus. En Annie en ik. Tantalus was de auto. Ging nooit als hij moest gaan, maar altijd als hij niet moest. Vereenigde bovendien de eigenschappen van gramofoon en fluitketel in zich. Want als je hem op de eerste versnelling liet loopen, ging hij „God save the King" zingen, en op de tweede kookte de radiator over en kon jc thee zetten. Annie was degene, die het huishouden deed en Pam zuurzoet toeglimlachte, als die zei, dat zij het deed. Annie was ons aller vader en moeder en kinderjuffrouw en gedienstige. Als we 's avonds om 11 uur in Tantalus uit -wilden, omdat het zoo gezellig regende, slo pen er twee op hun teenen de voordeur uit, één klom door het eetkamerraam naar bui ten, één ging via de badkamer en de regen pijp, en de twee anderen sprongen van Pam's balkon op het dak van de garage en ont voerden Tantalus. Annie vond elf uur te laat en kon ronduit voor haar meening uitkomen. Als Pam logé's had gevraagd en het tot den laatsten dag had uitgesteld om Annie hiervan te verwittigen (vanwege het hu meur, ziet u) belegden we na het ontbijt al- gemeene vergadering en werd er een afge zant naar de keuken gezonden, terwijl wij allen met hartkloppingen het onweer zaten af te wachten. De eerste kwam verslagen te rug. „Ik heb het niet gedurfd." De tweede stralend. „Ze vond het niets erg." En de alge- meene vergadering voerde een Indianen krijgsdans uit, terwijl Annie boven zingend bedden klopte. En dan had Je Adolphus. De afgod, het idool, De Hoofdpersoon. Hij hield bezoekers uren lang bezig, zonder dat het hem de min ste moeite scheen te kosten. Adolphus was een beeld van een goudvisch. Zoo goud als een vurig oranje visch maar zijn kan en tierig als een kangeroe. Adolphus was mijn goudvisch, en ik had hem ten koste van vele pennies gewonnen op de ingetogen soort van kermis, die in Engeland aan de meeste liefdadigheidsfeesten vastzit. Nesta en Pam en Harold en Dick en John hadden plechtig besloten, dat het hospital fête niet aan mijn opvoeding mocht ontbreken, de inhoud van hun zakken nageteld, bedenke lijk gekeken, en mij als een willoos slacht offer in de armen van een rijken ouden oom en een rijken jongen neef gevoerd. Aldus gepantserd verdween ik, en ik had mijn netste mantelpak aangetrokken van wege den oom, en mijn neus extra gepoeierd vanwege den neef en de heele familie hing uit alle ramen en jubelde me in verschillen de toonaarden na: „Denk aan de goudvis- schen! Anders kom je er niet meer in! I want a goldfish! Go-o-o-ldfish!" INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct». per regel. hano-geweven llO50lgJQ li.SO niet opgemaakt ArLUlwA *.<22 LAGER GR.HOUT5TR i63 HAARLEM.TEL 12393 Uit het Engelsch van ARCHIBALD EYRE. 3> „In de gevangenis". Er kwamen tranon in Lilian's oogrn. „Ze hebben hem gearres teerd, ik zag hem tusschen twee agenten wegvoeren. Hij was druk bezig ze iets uit Ie leggen, maar zij glimlachten spottend en ongeloovig. 1-Iet was ccn oogenblik stil; toen stond Tommy verontwaardigd op. „Dit, is geen plaats voor mij", zei hij som ber. „Je bent zijn medeplichtige: met een mis dadigster wil ik niets te maken hebben. He laas. mijn arme zuster!" „Jij spot ook overal mee." zei Lilian boos. Zij wendde zich naar Greville. „Helpt u mij! Het gezicht van dien armen jongen vervolgt mij gewoon. Misschien heeft hij een moeder. Wat een verschrikkelijke ge volgen kunnen onnadenkendheid en een booze' bui toch hebben! Ik heb er vreeselijk berouw van. want hij bedoelde het zoo ver bazend goed. Lilian stond op en liep op Greville toe. Hij scheen over haar verzoek na te denken. „Ik stel een voorwaarde", zei hij eindelijk. En ik ga er mee accoord", antwoordde Lillian. „Zelfs voor ik weet wat u van mij verlangt". „De voorwaarde is dat jij het als je plicht zult beschouwen om dezen jongeman op te voeden". Ik deed gewoon of ik het niet hoorde. Mij stuurden ze erop uit om goudvisschen te van gen, eenzaam een verlaten, en de oom was leuk, maar oud, en de neef jong. maar verve lend. Hij vond het waarschijnlijk niet eens netjes, dat ik mijn neus poeierde. Het hospitaal fête wercl gehouden op het uitgestrekte grasveld, dat in zijn kwaliteit van complex tennisbanen, cricketveld voor de county matches de vreugdigste herinne ringen bij mij opwekte. Cricketmatches van drie dagen in de brandende zon, met een heftig geïnteresseerd en kansen berekend publick, en schreeuwende venters met „Scorecaxds!" En het interesseerde me niets, ik ging mee omdat er niemand thuisbleef, en tot groote verontwaardiging van de lief hebbers las ik er het eene boek na het an dere uit. En liet me waarschuwen, als er een free-hitter in het veld kwam, die boundaries mepte en drie straten verder de ramen in gooide. Ik begreep niet in het minst, hoe ik daar goudvisschen zou moeten vangen. Maar ik heb er ervaringen voor mijn heele leven op gedaan. We draafden van de eene attractie naar de andere, mikten met ringen, aan schouwden de waschechte zeemeermin, lieten ons de toekomst voorspellen, en vingen nee, geen bot, maar Adolphus. In een kom. waarin hij zich niet om kon draaien, en ten koste van een fortuin aan pennies, voor bal letjes, die in leege goudvisschenkommen ge mikt moesten worden. Pam en Nesta en Dick en Harold en John en de oude oom en de jonge neef en Annie dromden om me heen toen ik thuis kwam, en het was jammer, dat Tantalus niet ook binnen kon komen om de algemeene bewon dering te deelen. Misschien zou hij overge kookt zijn van jalouzie. Maar Pam, die een zacht hart had, begon Adolphus onmiddellijk te beklagen wegens de bekrompenheid van zijn woonstee, en John haalde de afwaschteil en Annie bracht hem weer terug omdat ze hem niet missen kon, en het slot was, dat we hem in het bad de poneerden. Hij zwom erin rond alsof het de Groote Oceaan was, en dook op en neer, en klapte met zijn staart, en het duurde lang voor we van onze ontroering bekomen wa ren. Tegen Adolphus konden geen tennisba nen en golflinks concurreeren en er zat al tijd minstens één man publiek op een stoel naast het bad in stille verrukking naar hem te kijken. Hij kreeg miereneieren tot het bad bijna gedempt was, en behield niettegen staande dit teveel van de genietelijkheden des levens zijn onverstoorbaar humeur. Adol phus werd onze glorie. Alleen.... alleen Waar heeft men een bad voor? Om er in te baden. Wij waren met zijn zessen en er zat altijd wel niemand in bad. We waren nette menschen. Alzoo, wie een bad wilde nemen, moest of Adolphus op den koop toe nemen 'maar dat deed niemand), of hem er eerst uit vangen. En Adolphus wilde niet. Adol phus wilde heelemaal niet. Adolphus liet zich niet dan na uren van jacht vangen, en van daar dat wij rustig zeiden: „Adolphus", als er wilde kreten uit de badkamer opstegen, en dat Annie verontschuldigend tegen den tuinman zei: „Mr. Dick neemt een bad." Mr. Dick nam nog geen bad. Mr. Dick ging nog maar een bad nemen. Het duurde altijd minstens een half uur en Adolphus verbe terde steeds zijn eigen records. Hoewel ik geloof, dat anderhalf uur wel zijn grootste prestatie is geweest. Dat was Adolphus. Mijn Adolphus. Adol phus zaliger. Want Adolphus is dood, gestor ven ver van mij, ginds over de zee. Hoe kon ik hem meenemen? Stel, dat hij zeeziek ge worden was, stel dat iemand boven op hem was gaan zitten, stel dat zijn element te on gelegener tijd was leeg geloopen Ik heb Adolphus achter moeten laten. We- kelijksche bulletins hielden mij van zijn toe stand op de hoogte. Van den zomer is hij zacht en kalm ontslapen. Pam en Nesta en Dick en Harold kunnen weer een bad nemen zonder eerst een extra post uit te moeten trekken: „Vangen van Adolphus: minstens één uur extra." Ik kan v/eer een bad nemen zonder een half uur extra hoeven te berekenen voor het vangen van mijn Adolphus. Mijn Adolphus was een sponzen surrogaat Adolphus, die ik met een kleinen goudvisschenkom achterna joeg voor ik een bad nam. Ook hij is van den zomer zacht en kalm ontslapen. GEMEENTERAAD. VOORTZETTING BEGROOTINGSDEBAT. De burgemeester heeft vergaderingen van den Raad der Gemeente Haarlem ter voort zetting van de behandeling der ontwerpbe- grooting voor 1930 uitgeschreven op Woens dag 27 November 1929 's namiddags te 1.3') uur, te vervolgen 's avonds te 8.15 uur en zoo noodig Donderdag, 28 November te 1.30 uur en te 8.15 uur en Vrijdag 29 November te 1.30 uur. Omdat de Prov. Statdn in de Statenzaal vergaderen, komt de gemeenteraad samen in de oude (kleine) raadszaal in het Stad huis. PROV. WATERLEIDINGBEDRIJF. Ged. Staten van Noord-Holland stellen voor ter beschikking van het Prov. Water leidingbedrijf te stellen de volgende credieten: f 100.000 voor uitbreiding van plaatselijke buizennetten en f 8.000 voor de vebbindings- leiding Spanbroek—Abbekerk. DE JONGEREN EN DE VREDE. NOG EENS: MOBILISATIE! Men schrijft ons: Op 30 November en 1 December zal in Am sterdam in bet Centraal gebouw der A. M. V. J. het Nederlandsc.he Congres van Jongeren voor den Vrede gehouden worden. Wij Jongeren bedoelen met dit congres niet ln de eerste plaats een getuigenis te geven van onze vredesgezindheid! Immers, wanneer dit alléén onze drijfveer zou zijn voor derge lijke samenkomsten, dan zouden ongeveer alle Nederlanders bij voortduring aanleiding hebben „voor den Vrede" te congresseeren. Wie is er in onze omgeving, in ons volk niet „tegen den oorlog"? Ieder die in de vredesbe weging werkzaam is kent van nabij de tal- looze vriendelijke belangstellenden die u har telijk verzekeren, hoezeer ze den oorlog ver foeien en hoe sympathiek de actie daartegen toch is. Natuurlijk is het prettig, wanneer men zich gedragen weet door zooveel sympathie, maar het is zoo jammer, dat het al te dikwijls bij het betuigen blijft. Wanneer iedereen zich er toe beperkt, de vredesactie moreel en des noods financieel een weinig te steunen wie moeten die actie ten slotte dan voeren? Het is waar, het gebeurt ons hier in Nederland maar zelden, dat we het geluk hebben een geharnast tegenstander te ontmoeten, die ons op alle punten bestrijdt. Zeker gebeurt dat nieU wanneer we in het algemeen (dus afgezien van speciale kwesties als dienstwei gering, ontwapening en dergelijke) tegen den oorlog ageeren. Maar het is oneindig veel moeilijker, steeds het besef te hebben, dat bijna allen het met ons eens zijn, maar dat bijna niemand bereid is in werkelijkheid iets tegen den oorlog te dóen! Kunnen wij wat tegen den oorlog doen? Ongetwijfeld al was het alleen maar: er over nadenken. In de eerste plaats doen wat Ha- senclever tijdens den oorlog dichtte ergens in een stal in België temidden van alle ellen de: „Houdt wakker den haat, houdt wakker het lijden" laat de herinnering aan deze hel niet verbleeken zoolang die afschuw haar taak heeft in de wereld. Maar daarenboven: mogen wij jongeren ons onttrekken aan de plicht om ons rekenschap te geven van de omstandigheden die ook nu de kiemen van nieuwe verschrikkingen in zich dragen? Wij weten dat de maatschappelijke oorlogs factoren veelvuldig en moeilijk te doorgron den zijn. Wij weten ook dat wij tegenover al deze dingen staan met een massa goeden wil en ontstellendweinig inzicht. Maar wij zijn er ons diep van bewust, dat het toch in de toekomst op óns zal aankomen, dat wij toch onze rol zullen hebben te spelen, voor bereid of niet. Durft er iemand zich dan te onttrekken aan zijn taak? Is er dan één ernstige jonge mensch, die den moed heeft zich tot een vage instemming te bepalen en zich afzijdig te houden als anderen samen streven naar inzicht en vastheid? Wij gelooven dat er veel vredesgezindheid en ook wel vredeswil is, maar dat het bovena'. noodig is de jongeren op te wekken tot sa mengaan en bezinning, om zoo te komen tot een doelbewusten vredesstrijd. Daarom wordt het aanstaande congres ge houden onder het parool: mobiliseeren! Dat wil zeggen: in beweging brengen! Die massa goede wil, dat enorme vredespotentieel moet gemobiliseerd worden, moet tot een levende activiteit worden gebracht. Toen in 1914 onder den druk van velerlei dreiging de mobilisatie werd afgekondigd za gen wij, die nu de „jongeren" zijn, met groo te verbaasde oogen treinen en treinen vol gepakt met soldaten vertrekken waarheen? De onzekerheid tegemoet. Wij verbaasden ons Had onze streek, had ons land zóóvee' jonge mannen ineens beschikbaar voor een doel, dat niemand precies wist te zeggen? En later onderwees men ons over het verbazing wekkende feit, dat Engeland b.v. in zoo kor ten tijd een leger „uit den erond stamute". VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1516 SINTNICO LAAS-GEHEIMEN. Jantje ziet van het bovenportaal, hoe va der de huisdeur bin nenkomt en wordt weggestuuid, omdat hij niet mag kijken gaat naar zijn kamer zich afvragende of het een paai- schaat sen wasdat vader trachtte te verbergen hoort dat het pakje in de gangkast wordt weggestopt, die in de ze dagen voor hem verboden is hij hengelt er niet naar, maar als je niet doof en blind bent kun je toch al tijd wel te weten ko men wat je krijgt gaat zijn kamer uit, I wacht, peinzende over I hoort de mededeeling. maar moet weer te- I de verschillende ca- liat nu alles veilig is rug op kreten van I deaux, die hü nu al I „nee, nog niet" als I zeker weet dat hij zal I moeder zijn spoor- I krijgen trein wegstopt 1 besluit om niet te laten merken. dat •hij alles weet, ouders moeten er toch ook wat plezier van heb ben (Nadruk verboden). Welnu zal het ons gelukken om thans zonder leugens en zonder massapsychose de Nederlandsche jonge menschen bij duizend tallen te mobiliseeren voor den vrede? Er zou aanleiding genoeg voor zijn. Wij we ten, dat „alarm blazen" niet altijd op de fijn ste manier gebeurt en wij willen het interna tionaal wantrouwen niet graag versterken. Maar wie de dagbladberichten objectief leest, die weet, dat de nieuwe Fransche duikboot „Surcouf" nog 500 ton grooter is dan een dei- grootste Britsche kruisers, dat de Britsche studenten vliegonderricht krijgen met ballis tiek en bommenwerpen, dat Mussolini „bereid is wederom de overwinning te behalen", dat Afghanistan groote bestellingen wenscht te doen bij Fransche en Britsche wapenfabrie ken, dat de Chineesche opstandige generaal Feng voorzien Is van de modernste strijdmid delen, gifgassen incluis (wie leveren die?>. dat Hoover den oorlog wil „humaniseeren", kortom dat velen over den vrede spreken maar met den oorlog rekenen! Wat zullen wij daartegenover stellen? Wat anders, dan het beste dat wij hebben: onze idealen en onze levenskracht! Maar laten wij dan één ding eerst bedenken: dat alleen ge zamenlijk iets valt te bereiken. Niet indivi dueel iets zeggen, maar samen iets doen! Daarom gaan wij naar het Congres, daarom, willen wij meewerken aan een Jongeren Vre- des Federatie, omdat wij voelen de worsteling van dezen tijd en onze plicht als jonge men schen. Zoo hopen wij dat de Nederlandsche vre desbeweging binnenkort kan melden, wat de Duitsche 't vorig jaar al schreef: „lm Westen doch Neues: die Jugend geht in Front!" KINDEROPERETTE-VEREENIG ING „DILIGENTLY". Op Zondag 17 November werd er door de Kinderoperettevereeniging „Diligentia" in den Stadsschouwburg een middagvoorstel ling gegeven van twee kinderoperettes, een éénactertje: „Een visite in het Poppenhuis", zangspel voor meisjes, woorden en muziek van Clementine Ward en „Goudhaartje en de Troubadour", een kinderoperette in drie bedrijven, woorden en muziek van Geertrui- da van Vladeracken. Beide spelen muntten uit door uitstekende aankleeding en muzikale verzorging. Ook de sprookjessfeer werd voortdurend goed vast gehouden. De directeur, de heer van Duffelen,, die het accompagnement op de piano verzorgde, heeft aan 't bestuur van den Ned. Vrouwen bond tot Verhooging van het Zed. Bewustzijn afdeeling Haarlem, aangeboden deze voor stelling nog eenmaal te geven ten bate van het Babyhuisje van den Vrouwenbond in de Cruquiusstraat, welk aanbod dankbaar aan vaard is. Deze tweede voorstelling zal plaats hebben op Zondagmiddag 1 December in den Stads schouwburg. NASPEL DER LOODGIETERSSTAKING. De Hooge Raad behandelde Maandag dë aanvrage om revisie, ingediend, door J. F, M. van O. te Haarlem, die wegens mishan deling, in Augustus van het vorige jaar, den werkwilligen loodgieter E., door den Politierechter veroordeeld was tot 2 maan den gevangenisstraf, welke straf in hooge? beroep tot drie maanden verzwaard was. Het verzoek steunde op een mededeeling, na de vroegere behandeling der zaak door de mishandelde aan meer personen gedaan, dat hij zeker wist, niet door dezen ver dachte te zijn r ishandeld. Het werd toege licht door Mr. A. A. Huizenga, advocaat al hier. Het O.M. concludeerde tot het instellen van een nader onderzoek, waarna de uit spraak bepaald werd op 23 December. HET ST.-NICOLAASFEEST EN DE WINKEL SLUITING. Wij herinneren er aan, dat de verorde ning op de winkelsluiting niet van toepas sing is de vijf laatste werkdagen, vooraf gaande aan den 5den December. De winkels moeten dan slechts gesloten zijn tusschen 12 uur 's nachts en 4 uur des morgens. STORING IN DE ELECTRICITEITSVOOR- ZIENING. Zaterdagavond tussschen 7 en 8 uur is op' het Verwulft een voorloopig gelegde kabel doorgeslagen, die het perceel van de firma Vroom en Dreesmann van eleetrischen stroom moest voorzien. Dientengevolge is de winkel een half uur in duister gehuld ge weest. Met kaarsen moest in de verlichting voorzien worden, tot het G. E. B. het euvel verholpen had. ZESTIG JAAR LID VAN „HAARLEM'S ZANGGENOT". Op 2 December a.s. zal de heer G. Brink man den dag herdenken, waarop hij vóór 60 jaar aan de liedertafel „Haarlem's Zang genot" als werkend lid verbonden werd. De laatste jaren is hij rustend lid, maar als heb hem mogelijk is bezoekt hij nog trouw de re petities. Wel een zeldzaam Jubileum, dat de heer Brinkman as. Maandag zal vieren. SLECHTHOORENDEN Wij ontvingen den zakkalender 1930 van de Vereeniging tot Bevordering der Belangen van Slechthoorenden. Behalve de gewone dingen die nu eenmaal in eiken kalender thuishooren, bevat het handige boekje de adressen van Hoofdbe stuur, afdeelingsbesturen en commissies van bovengenoemde vereeniging. Voorts kan ieder in het boekje zien wat de vereeniging voor de sle'*hfhoorOT"'en en dit is ze°r veel. „Op te voeden?" „Door hem aan zijn verstand te brengen dat hij veel te slaperig en te goedig is. t^er hem flinker te zijn, mannelijker, niet zoo kinderlijk". „Hoe kan Ik dat nu doen?" vroeg Lilian verbaasd. „Waarschijnlijk zal ik hem nooit :n mijn leven weer zien. En om u de waar heid te zeggen hoop ik ook dat dat niet het geval zal zijn". „Toch is dat mijn voorwaarde", hield Gre ville vol. „Waarom stelt u zoo'n voorwaarde?" mengde Tommy zich op eens in het gesprek „Ik ben er sterk tegen dat Lilian zich aan de opvoeding van vreemde jongelieden wijdt". „Zij is er al mee begonnen, laat ze er mee voortgaan", antwoordde Greville onverbid delijk. „Ik wil het niet hebben", stribbelde Tommy tegen. „Houd je bedaard, Tommy!" LUIan meng de zich nu weer in de discussie. „Meneer Greville heeft het volste recht aan zijn hulp elke voorwaarde te verbinden, die hij noo dig acht". Zij keerde zich naar den minister toe: „Ja, ik neem uw voorwaarde aan. hoewel ik niet begrijp, waarom u die stelt. Ik beloof u, dat ik wanneer ik dezen jongeman ooit weer mocht ontmoeten, mijn best zal doen om hem op te voeren. „Je zult hem weer ontmoeten", zei Gre ville, „daar zal ik wel voor zorgen!" Lilian schrok terug voor dit vooruitzicht. „Wat moet ik in vredesnaam tegen hem zeggen?" vroeg ze. „Vraag je aandeel in het tafelzilver dat hij gestolen heeft", opperde Tommy kwaad aardig. „Zorgt u alstublieft dat hij onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld," zei Lilian die door Tommy's opmerking weer aan den toestand van haar slachtoffer werd herinnerd, -mee- kend tegen Greville. „Terwille van zijn arme moeder". „Je weet niet eens of hij een moeder heeft", gromde Tommy. „Jawel", antwoordde de minister, „hij heeft een moeder. Toevallig is zc mijn zuster. En ik kan jullie tevens meedeelen dat mijn neef vanmorgen op mijn bevel is vrijgela ten". Lilian ging verschrikt zitten. „Wil iemand soms nog thee hebben", vroeg zij. „Wat een prachtig weer voor dezen tijd van het jaar. Jullie gebruikt toch allebei suiker, niet waar?" HOOFDSTUK III. „De mevrouw van slcn overkant". Josiah Turner, Lilian's vader, was een man van buitengewone bekwaamheid. Hij had een flinke zaak van zijn vader geërfd en op deze solide fundeering had hij een enorme onderneming opgebouwd. Hij was een onaan zienlijke, kleine man, die met een toonlooze stem stamelend sprak hij had aarzelende manieren en doffe oogen. Maar achter zijn onzeker optreden school een ijzeren energie, als hij iets begeerde, slaagde hij er steeds in om zijn wenschen te verwezenlijken. En wat hij dan verkreeg, was goed voor hem en voor degeen wiens belangen met de zijne samen liepen. Hij was eerlijk en nauwgezet bij het over- drevene af, maar hij "liet. zich niet door on bereikbare idealen van de wijs brengen. Hij was lid van het parlement geworden omdat het met zijn belangen strookte en niet uit persoonlijke eerzucht of uit een verheven verlangen om het menschdom to dienen. Hij bezat in sterke mate de gaye wb de conse quenties van zijn daden en ondernemingen vooruit ten volle te kunnen overzien: den steen der wijzen van den modernen tijd! Hoewel buitengewoon gefortuneerd, was hij een eenvoudig man, niet trotsch op zijn geld en positie. Natuurlijk gaf hij voorkeur aan den omgang met menschen van zijn eigen, maatschappelijken stand, maar als de om standigheden het meebrachten, zou hij zon der een spoor van neerbuigendheid aan de zelfde tafel zijn gaan zitten met zijn be dienden. Vele jaren geleden had een jong meisje, die thee en taartjes verkocht in een kleinen winkel in "het stedeke Woollacombe, grooten indruk op hem gemaakt. Haar geestige ma nier van praten en haar vroolijke plagerijen vermaakten hem en hij vond het buitenge woon prettig om aan den anderen kant van de toonbank naar haar gebabbel te luiste ren. De lunchroom werd door deze jonge vrouw en haar oudere zuster gedreven en na zijn huwelijk met de jongste van de twee dames had hij er op aangedrongen dat zijn vrouw, ieder jaar haar zuster, die de zaak had voortgezet, ging bezoeken. Eigenaardig, of misschien juist niet eigen aardig, onttrok mevrouw Turner zich, als zij er maar eenigszlns kans toe zag, aan dezen plicht. Haar man echter had nooit begre pen waarom zij ongaarne aan haar vroegere broodwinning herinnerd werd; want hij was absoluut niet behept met dat gevoel van valsche schaamte dat zijn vrouw er toe bracht, om zich voor haar onberispelijk ver leden te schamen. Het was haar echter niet lang beschoren om het genoegen te smaken zich een „dame" te voelen. Een jaar of zes na haar huwelijk stierf ze en liet Lilian, een kind van drie jaar achter. Haar man had oprecht veel van haar gehouden en na haar dood werd liy stü en teruggetrokken en ging heelemaal op in zijn zaken. Zijn vermoeiende zakelijke beslomme ringen en misschien nog meer het clubleven, waartoe de eenzaamheid van zijn weduw- naarstaat hem bracht, waren oorzaak van een toenemende karakterzwakte, waaraan dikwijls de sterkste mannen niet ontkomen. Langen tijd had hij er met philosophische onbewogenheid in berust en daar het vrij wel geen invloed had op zijn helderheid van geest in zaken en politiek, had hij geen aan leiding gevonden om er zich ongerust over te maken. Maar kort geleden was hij toch tot de overtuiging gekomen dat het zwakke punt in zijn karakter geweldig lastig ging worden. Hij had zichzelf de gelofte gedaan dat hij zich, als zijn dochter van kostschool terug kwam en haar plaats als hoofd van zijn huis ging innemen, een strenger dicipüne zou opleggen. Maar toen het zoover was, kwam hij tot de conclusie dat zijn slechte gewoonte veel meer vat op hem had gekregen dan hij ooit gedacht had dat het geval zou zijn. Me nigmaal werd Josiah Turner 's morgens wak ker zonder dat hij zich herinneren kon hoe hij in zijn bed beland was! Hij sloeg zich dan in komische wanhoop tegen het voorhoofd en herhaalde dat het zoo niet ging. neen, dat het zoo niet e'ng. Lilian zag haar vader's zwakheid mef !ee- de oogen aan maar zij trachtte hem toch zoo goed zij kon te beschermen tegen de koude, critische oogen van de buitenwereld. Maar langzamerhand, na vruchtelooze pogingen om hem te verbeteren, legde zij zich met ge latenheid neer bij het feit dat deze zwakka stêe in zijn karakter er nu eenmaal was. (Wordt vervolgcH

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6