H. D.-VERTELLINGEN
FLITSEN
KUSSENS
FEUILLETON
De Gestolen Diadeem
STADSNIEUWS
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 26 NOVEMBER 1929
(Nadruk verboden; &u><rar*recht voorbehoudenJ
door WILLY VAN DER TAK.
Adolphus.
Ergons achter uit het huis stegen wilde
kreten op.
„Adolphus", zeiden wij rustig tegen el
kaar.
„Meneer John neemt een bad", legde de
«ude gedienstige vertrouwelijk aan den
rheumatischen tuinman uit, die trachtte met
een roestige grasmachine van de bulten en
bullen van het grasveld in den achter
tuin wat hooi te schrapen.
De tuinman zette zijn pet eens wat verder
op zijn linkeroor en krabde achter zijn rech
ter, trok toen de pet weer in zijn oorspron-
kelijken stand terug en zei: „Zoo". Hij be
greep het niet goed, maar wilde op zijn te
kort aan begrip niet te zeer de aandacht
vestigen. Mogelijk ook voelde hij geen be
hoefte om naderen uitleg te ontvangen om
trent de gedragingen van de inwoners van
een huis, dat „Three Cheers" heette. Hij was
een nette tuinman.
Eigenlijk had hij gelijk. Van de inwoners
van „Three Cheers" kon je alles verwach
ten. Toch waren we ook wel nette menschen.
Daar was ten eerste Pam. Heel netjes. Dan
Nesta. Buitengewoon netjes zelfs. Dan ik.
Vervelend van netheid. Verder John, Harold
en Diok. Bijzonder- daas, maar zulke nette
jongens. Dan Adolphus en Tantalus. En
Annie en ik.
Tantalus was de auto. Ging nooit als hij
moest gaan, maar altijd als hij niet moest.
Vereenigde bovendien de eigenschappen van
gramofoon en fluitketel in zich. Want als je
hem op de eerste versnelling liet loopen,
ging hij „God save the King" zingen, en op
de tweede kookte de radiator over en kon
jc thee zetten.
Annie was degene, die het huishouden deed
en Pam zuurzoet toeglimlachte, als die zei,
dat zij het deed. Annie was ons aller vader
en moeder en kinderjuffrouw en gedienstige.
Als we 's avonds om 11 uur in Tantalus uit
-wilden, omdat het zoo gezellig regende, slo
pen er twee op hun teenen de voordeur uit,
één klom door het eetkamerraam naar bui
ten, één ging via de badkamer en de regen
pijp, en de twee anderen sprongen van Pam's
balkon op het dak van de garage en ont
voerden Tantalus. Annie vond elf uur te laat
en kon ronduit voor haar meening uitkomen.
Als Pam logé's had gevraagd en het tot
den laatsten dag had uitgesteld om Annie
hiervan te verwittigen (vanwege het hu
meur, ziet u) belegden we na het ontbijt al-
gemeene vergadering en werd er een afge
zant naar de keuken gezonden, terwijl wij
allen met hartkloppingen het onweer zaten
af te wachten. De eerste kwam verslagen te
rug. „Ik heb het niet gedurfd." De tweede
stralend. „Ze vond het niets erg." En de alge-
meene vergadering voerde een Indianen
krijgsdans uit, terwijl Annie boven zingend
bedden klopte.
En dan had Je Adolphus. De afgod, het
idool, De Hoofdpersoon. Hij hield bezoekers
uren lang bezig, zonder dat het hem de min
ste moeite scheen te kosten.
Adolphus was een beeld van een goudvisch.
Zoo goud als een vurig oranje visch maar
zijn kan en tierig als een kangeroe. Adolphus
was mijn goudvisch, en ik had hem ten koste
van vele pennies gewonnen op de ingetogen
soort van kermis, die in Engeland aan de
meeste liefdadigheidsfeesten vastzit. Nesta
en Pam en Harold en Dick en John hadden
plechtig besloten, dat het hospital fête niet
aan mijn opvoeding mocht ontbreken, de
inhoud van hun zakken nageteld, bedenke
lijk gekeken, en mij als een willoos slacht
offer in de armen van een rijken ouden oom
en een rijken jongen neef gevoerd.
Aldus gepantserd verdween ik, en ik had
mijn netste mantelpak aangetrokken van
wege den oom, en mijn neus extra gepoeierd
vanwege den neef en de heele familie hing
uit alle ramen en jubelde me in verschillen
de toonaarden na: „Denk aan de goudvis-
schen! Anders kom je er niet meer in! I want
a goldfish! Go-o-o-ldfish!"
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Ct». per regel.
hano-geweven
llO50lgJQ li.SO
niet opgemaakt
ArLUlwA *.<22 LAGER
GR.HOUT5TR i63 HAARLEM.TEL 12393
Uit het Engelsch van
ARCHIBALD EYRE.
3>
„In de gevangenis". Er kwamen tranon in
Lilian's oogrn. „Ze hebben hem gearres
teerd, ik zag hem tusschen twee agenten
wegvoeren. Hij was druk bezig ze iets uit
Ie leggen, maar zij glimlachten spottend en
ongeloovig.
1-Iet was ccn oogenblik stil; toen stond
Tommy verontwaardigd op.
„Dit, is geen plaats voor mij", zei hij som
ber. „Je bent zijn medeplichtige: met een mis
dadigster wil ik niets te maken hebben. He
laas. mijn arme zuster!"
„Jij spot ook overal mee." zei Lilian boos.
Zij wendde zich naar Greville.
„Helpt u mij! Het gezicht van dien armen
jongen vervolgt mij gewoon. Misschien heeft
hij een moeder. Wat een verschrikkelijke ge
volgen kunnen onnadenkendheid en een
booze' bui toch hebben! Ik heb er vreeselijk
berouw van. want hij bedoelde het zoo ver
bazend goed.
Lilian stond op en liep op Greville toe. Hij
scheen over haar verzoek na te denken.
„Ik stel een voorwaarde", zei hij eindelijk.
En ik ga er mee accoord", antwoordde
Lillian. „Zelfs voor ik weet wat u van mij
verlangt".
„De voorwaarde is dat jij het als je plicht
zult beschouwen om dezen jongeman op te
voeden".
Ik deed gewoon of ik het niet hoorde. Mij
stuurden ze erop uit om goudvisschen te van
gen, eenzaam een verlaten, en de oom was
leuk, maar oud, en de neef jong. maar verve
lend. Hij vond het waarschijnlijk niet eens
netjes, dat ik mijn neus poeierde.
Het hospitaal fête wercl gehouden op het
uitgestrekte grasveld, dat in zijn kwaliteit
van complex tennisbanen, cricketveld voor
de county matches de vreugdigste herinne
ringen bij mij opwekte. Cricketmatches van
drie dagen in de brandende zon, met een
heftig geïnteresseerd en kansen berekend
publick, en schreeuwende venters met
„Scorecaxds!" En het interesseerde me niets,
ik ging mee omdat er niemand thuisbleef,
en tot groote verontwaardiging van de lief
hebbers las ik er het eene boek na het an
dere uit. En liet me waarschuwen, als er een
free-hitter in het veld kwam, die boundaries
mepte en drie straten verder de ramen in
gooide.
Ik begreep niet in het minst, hoe ik daar
goudvisschen zou moeten vangen. Maar ik
heb er ervaringen voor mijn heele leven op
gedaan. We draafden van de eene attractie
naar de andere, mikten met ringen, aan
schouwden de waschechte zeemeermin, lieten
ons de toekomst voorspellen, en vingen
nee, geen bot, maar Adolphus. In een kom.
waarin hij zich niet om kon draaien, en ten
koste van een fortuin aan pennies, voor bal
letjes, die in leege goudvisschenkommen ge
mikt moesten worden.
Pam en Nesta en Dick en Harold en John
en de oude oom en de jonge neef en Annie
dromden om me heen toen ik thuis kwam,
en het was jammer, dat Tantalus niet ook
binnen kon komen om de algemeene bewon
dering te deelen. Misschien zou hij overge
kookt zijn van jalouzie.
Maar Pam, die een zacht hart had, begon
Adolphus onmiddellijk te beklagen wegens de
bekrompenheid van zijn woonstee, en John
haalde de afwaschteil en Annie bracht hem
weer terug omdat ze hem niet missen kon,
en het slot was, dat we hem in het bad de
poneerden. Hij zwom erin rond alsof het de
Groote Oceaan was, en dook op en neer, en
klapte met zijn staart, en het duurde lang
voor we van onze ontroering bekomen wa
ren. Tegen Adolphus konden geen tennisba
nen en golflinks concurreeren en er zat al
tijd minstens één man publiek op een stoel
naast het bad in stille verrukking naar hem
te kijken. Hij kreeg miereneieren tot het bad
bijna gedempt was, en behield niettegen
staande dit teveel van de genietelijkheden
des levens zijn onverstoorbaar humeur. Adol
phus werd onze glorie.
Alleen.... alleen
Waar heeft men een bad voor? Om er in
te baden. Wij waren met zijn zessen en er zat
altijd wel niemand in bad. We waren nette
menschen. Alzoo, wie een bad wilde nemen,
moest of Adolphus op den koop toe nemen
'maar dat deed niemand), of hem er eerst
uit vangen. En Adolphus wilde niet. Adol
phus wilde heelemaal niet. Adolphus liet zich
niet dan na uren van jacht vangen, en van
daar dat wij rustig zeiden: „Adolphus", als
er wilde kreten uit de badkamer opstegen, en
dat Annie verontschuldigend tegen den
tuinman zei: „Mr. Dick neemt een bad."
Mr. Dick nam nog geen bad. Mr. Dick ging
nog maar een bad nemen. Het duurde altijd
minstens een half uur en Adolphus verbe
terde steeds zijn eigen records. Hoewel ik
geloof, dat anderhalf uur wel zijn grootste
prestatie is geweest.
Dat was Adolphus. Mijn Adolphus. Adol
phus zaliger. Want Adolphus is dood, gestor
ven ver van mij, ginds over de zee. Hoe kon
ik hem meenemen? Stel, dat hij zeeziek ge
worden was, stel dat iemand boven op hem
was gaan zitten, stel dat zijn element te on
gelegener tijd was leeg geloopen
Ik heb Adolphus achter moeten laten. We-
kelijksche bulletins hielden mij van zijn toe
stand op de hoogte. Van den zomer is hij
zacht en kalm ontslapen.
Pam en Nesta en Dick en Harold kunnen
weer een bad nemen zonder eerst een extra
post uit te moeten trekken: „Vangen van
Adolphus: minstens één uur extra." Ik kan
v/eer een bad nemen zonder een half uur
extra hoeven te berekenen voor het vangen
van mijn Adolphus. Mijn Adolphus was een
sponzen surrogaat Adolphus, die ik met een
kleinen goudvisschenkom achterna joeg voor
ik een bad nam. Ook hij is van den zomer
zacht en kalm ontslapen.
GEMEENTERAAD.
VOORTZETTING BEGROOTINGSDEBAT.
De burgemeester heeft vergaderingen van
den Raad der Gemeente Haarlem ter voort
zetting van de behandeling der ontwerpbe-
grooting voor 1930 uitgeschreven op Woens
dag 27 November 1929 's namiddags te 1.3')
uur, te vervolgen 's avonds te 8.15 uur en zoo
noodig Donderdag, 28 November te 1.30 uur
en te 8.15 uur en Vrijdag 29 November te
1.30 uur.
Omdat de Prov. Statdn in de Statenzaal
vergaderen, komt de gemeenteraad samen
in de oude (kleine) raadszaal in het Stad
huis.
PROV. WATERLEIDINGBEDRIJF.
Ged. Staten van Noord-Holland stellen
voor ter beschikking van het Prov. Water
leidingbedrijf te stellen de volgende credieten:
f 100.000 voor uitbreiding van plaatselijke
buizennetten en f 8.000 voor de vebbindings-
leiding Spanbroek—Abbekerk.
DE JONGEREN EN DE VREDE.
NOG EENS: MOBILISATIE!
Men schrijft ons:
Op 30 November en 1 December zal in Am
sterdam in bet Centraal gebouw der A. M. V.
J. het Nederlandsc.he Congres van Jongeren
voor den Vrede gehouden worden.
Wij Jongeren bedoelen met dit congres niet
ln de eerste plaats een getuigenis te geven
van onze vredesgezindheid! Immers, wanneer
dit alléén onze drijfveer zou zijn voor derge
lijke samenkomsten, dan zouden ongeveer
alle Nederlanders bij voortduring aanleiding
hebben „voor den Vrede" te congresseeren.
Wie is er in onze omgeving, in ons volk niet
„tegen den oorlog"? Ieder die in de vredesbe
weging werkzaam is kent van nabij de tal-
looze vriendelijke belangstellenden die u har
telijk verzekeren, hoezeer ze den oorlog ver
foeien en hoe sympathiek de actie daartegen
toch is.
Natuurlijk is het prettig, wanneer men zich
gedragen weet door zooveel sympathie, maar
het is zoo jammer, dat het al te dikwijls bij
het betuigen blijft. Wanneer iedereen zich er
toe beperkt, de vredesactie moreel en des
noods financieel een weinig te steunen wie
moeten die actie ten slotte dan voeren? Het
is waar, het gebeurt ons hier in Nederland
maar zelden, dat we het geluk hebben een
geharnast tegenstander te ontmoeten, die
ons op alle punten bestrijdt. Zeker gebeurt
dat nieU wanneer we in het algemeen (dus
afgezien van speciale kwesties als dienstwei
gering, ontwapening en dergelijke) tegen den
oorlog ageeren. Maar het is oneindig veel
moeilijker, steeds het besef te hebben, dat
bijna allen het met ons eens zijn, maar dat
bijna niemand bereid is in werkelijkheid iets
tegen den oorlog te dóen!
Kunnen wij wat tegen den oorlog doen?
Ongetwijfeld al was het alleen maar: er over
nadenken. In de eerste plaats doen wat Ha-
senclever tijdens den oorlog dichtte ergens
in een stal in België temidden van alle ellen
de: „Houdt wakker den haat, houdt wakker
het lijden" laat de herinnering aan deze
hel niet verbleeken zoolang die afschuw haar
taak heeft in de wereld. Maar daarenboven:
mogen wij jongeren ons onttrekken aan de
plicht om ons rekenschap te geven van de
omstandigheden die ook nu de kiemen van
nieuwe verschrikkingen in zich dragen?
Wij weten dat de maatschappelijke oorlogs
factoren veelvuldig en moeilijk te doorgron
den zijn. Wij weten ook dat wij tegenover
al deze dingen staan met een massa goeden
wil en ontstellendweinig inzicht. Maar wij
zijn er ons diep van bewust, dat het toch
in de toekomst op óns zal aankomen, dat wij
toch onze rol zullen hebben te spelen, voor
bereid of niet. Durft er iemand zich dan te
onttrekken aan zijn taak? Is er dan één
ernstige jonge mensch, die den moed heeft
zich tot een vage instemming te bepalen en
zich afzijdig te houden als anderen samen
streven naar inzicht en vastheid?
Wij gelooven dat er veel vredesgezindheid
en ook wel vredeswil is, maar dat het bovena'.
noodig is de jongeren op te wekken tot sa
mengaan en bezinning, om zoo te komen tot
een doelbewusten vredesstrijd.
Daarom wordt het aanstaande congres ge
houden onder het parool: mobiliseeren! Dat
wil zeggen: in beweging brengen! Die massa
goede wil, dat enorme vredespotentieel moet
gemobiliseerd worden, moet tot een levende
activiteit worden gebracht.
Toen in 1914 onder den druk van velerlei
dreiging de mobilisatie werd afgekondigd za
gen wij, die nu de „jongeren" zijn, met groo
te verbaasde oogen treinen en treinen vol
gepakt met soldaten vertrekken waarheen?
De onzekerheid tegemoet. Wij verbaasden
ons Had onze streek, had ons land zóóvee'
jonge mannen ineens beschikbaar voor een
doel, dat niemand precies wist te zeggen? En
later onderwees men ons over het verbazing
wekkende feit, dat Engeland b.v. in zoo kor
ten tijd een leger „uit den erond stamute".
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1516
SINTNICO LAAS-GEHEIMEN.
Jantje ziet van het
bovenportaal, hoe va
der de huisdeur bin
nenkomt en wordt
weggestuuid, omdat
hij niet mag kijken
gaat naar zijn kamer
zich afvragende of
het een paai- schaat
sen wasdat vader
trachtte te verbergen
hoort dat het pakje
in de gangkast wordt
weggestopt, die in de
ze dagen voor hem
verboden is
hij hengelt er niet
naar, maar als je
niet doof en blind
bent kun je toch al
tijd wel te weten ko
men wat je krijgt
gaat zijn kamer uit, I wacht, peinzende over I hoort de mededeeling.
maar moet weer te- I de verschillende ca- liat nu alles veilig is
rug op kreten van I deaux, die hü nu al I
„nee, nog niet" als I zeker weet dat hij zal I
moeder zijn spoor- I krijgen
trein wegstopt 1
besluit om niet te
laten merken. dat
•hij alles weet, ouders
moeten er toch ook
wat plezier van heb
ben
(Nadruk verboden).
Welnu zal het ons gelukken om thans
zonder leugens en zonder massapsychose de
Nederlandsche jonge menschen bij duizend
tallen te mobiliseeren voor den vrede?
Er zou aanleiding genoeg voor zijn. Wij we
ten, dat „alarm blazen" niet altijd op de fijn
ste manier gebeurt en wij willen het interna
tionaal wantrouwen niet graag versterken.
Maar wie de dagbladberichten objectief leest,
die weet, dat de nieuwe Fransche duikboot
„Surcouf" nog 500 ton grooter is dan een dei-
grootste Britsche kruisers, dat de Britsche
studenten vliegonderricht krijgen met ballis
tiek en bommenwerpen, dat Mussolini „bereid
is wederom de overwinning te behalen", dat
Afghanistan groote bestellingen wenscht te
doen bij Fransche en Britsche wapenfabrie
ken, dat de Chineesche opstandige generaal
Feng voorzien Is van de modernste strijdmid
delen, gifgassen incluis (wie leveren die?>.
dat Hoover den oorlog wil „humaniseeren",
kortom dat velen over den vrede spreken
maar met den oorlog rekenen!
Wat zullen wij daartegenover stellen? Wat
anders, dan het beste dat wij hebben: onze
idealen en onze levenskracht! Maar laten wij
dan één ding eerst bedenken: dat alleen ge
zamenlijk iets valt te bereiken. Niet indivi
dueel iets zeggen, maar samen iets doen!
Daarom gaan wij naar het Congres, daarom,
willen wij meewerken aan een Jongeren Vre-
des Federatie, omdat wij voelen de worsteling
van dezen tijd en onze plicht als jonge men
schen.
Zoo hopen wij dat de Nederlandsche vre
desbeweging binnenkort kan melden, wat
de Duitsche 't vorig jaar al schreef: „lm
Westen doch Neues: die Jugend geht in
Front!"
KINDEROPERETTE-VEREENIG ING
„DILIGENTLY".
Op Zondag 17 November werd er door de
Kinderoperettevereeniging „Diligentia" in
den Stadsschouwburg een middagvoorstel
ling gegeven van twee kinderoperettes, een
éénactertje: „Een visite in het Poppenhuis",
zangspel voor meisjes, woorden en muziek
van Clementine Ward en „Goudhaartje en
de Troubadour", een kinderoperette in drie
bedrijven, woorden en muziek van Geertrui-
da van Vladeracken.
Beide spelen muntten uit door uitstekende
aankleeding en muzikale verzorging. Ook de
sprookjessfeer werd voortdurend goed vast
gehouden.
De directeur, de heer van Duffelen,, die het
accompagnement op de piano verzorgde,
heeft aan 't bestuur van den Ned. Vrouwen
bond tot Verhooging van het Zed. Bewustzijn
afdeeling Haarlem, aangeboden deze voor
stelling nog eenmaal te geven ten bate van
het Babyhuisje van den Vrouwenbond in de
Cruquiusstraat, welk aanbod dankbaar aan
vaard is.
Deze tweede voorstelling zal plaats hebben
op Zondagmiddag 1 December in den Stads
schouwburg.
NASPEL DER LOODGIETERSSTAKING.
De Hooge Raad behandelde Maandag dë
aanvrage om revisie, ingediend, door J. F,
M. van O. te Haarlem, die wegens mishan
deling, in Augustus van het vorige jaar,
den werkwilligen loodgieter E., door den
Politierechter veroordeeld was tot 2 maan
den gevangenisstraf, welke straf in hooge?
beroep tot drie maanden verzwaard was.
Het verzoek steunde op een mededeeling,
na de vroegere behandeling der zaak door
de mishandelde aan meer personen gedaan,
dat hij zeker wist, niet door dezen ver
dachte te zijn r ishandeld. Het werd toege
licht door Mr. A. A. Huizenga, advocaat al
hier.
Het O.M. concludeerde tot het instellen
van een nader onderzoek, waarna de uit
spraak bepaald werd op 23 December.
HET ST.-NICOLAASFEEST EN DE WINKEL
SLUITING.
Wij herinneren er aan, dat de verorde
ning op de winkelsluiting niet van toepas
sing is de vijf laatste werkdagen, vooraf
gaande aan den 5den December. De winkels
moeten dan slechts gesloten zijn tusschen 12
uur 's nachts en 4 uur des morgens.
STORING IN DE ELECTRICITEITSVOOR-
ZIENING.
Zaterdagavond tussschen 7 en 8 uur is op'
het Verwulft een voorloopig gelegde kabel
doorgeslagen, die het perceel van de firma
Vroom en Dreesmann van eleetrischen
stroom moest voorzien. Dientengevolge is de
winkel een half uur in duister gehuld ge
weest. Met kaarsen moest in de verlichting
voorzien worden, tot het G. E. B. het euvel
verholpen had.
ZESTIG JAAR LID VAN „HAARLEM'S
ZANGGENOT".
Op 2 December a.s. zal de heer G. Brink
man den dag herdenken, waarop hij vóór 60
jaar aan de liedertafel „Haarlem's Zang
genot" als werkend lid verbonden werd. De
laatste jaren is hij rustend lid, maar als heb
hem mogelijk is bezoekt hij nog trouw de re
petities.
Wel een zeldzaam Jubileum, dat de heer
Brinkman as. Maandag zal vieren.
SLECHTHOORENDEN
Wij ontvingen den zakkalender 1930 van
de Vereeniging tot Bevordering der Belangen
van Slechthoorenden.
Behalve de gewone dingen die nu eenmaal
in eiken kalender thuishooren, bevat het
handige boekje de adressen van Hoofdbe
stuur, afdeelingsbesturen en commissies van
bovengenoemde vereeniging. Voorts kan ieder
in het boekje zien wat de vereeniging voor
de sle'*hfhoorOT"'en en dit is ze°r veel.
„Op te voeden?"
„Door hem aan zijn verstand te brengen
dat hij veel te slaperig en te goedig is. t^er
hem flinker te zijn, mannelijker, niet zoo
kinderlijk".
„Hoe kan Ik dat nu doen?" vroeg Lilian
verbaasd. „Waarschijnlijk zal ik hem nooit
:n mijn leven weer zien. En om u de waar
heid te zeggen hoop ik ook dat dat niet het
geval zal zijn".
„Toch is dat mijn voorwaarde", hield Gre
ville vol.
„Waarom stelt u zoo'n voorwaarde?"
mengde Tommy zich op eens in het gesprek
„Ik ben er sterk tegen dat Lilian zich aan de
opvoeding van vreemde jongelieden wijdt".
„Zij is er al mee begonnen, laat ze er mee
voortgaan", antwoordde Greville onverbid
delijk.
„Ik wil het niet hebben", stribbelde Tommy
tegen.
„Houd je bedaard, Tommy!" LUIan meng
de zich nu weer in de discussie. „Meneer
Greville heeft het volste recht aan zijn hulp
elke voorwaarde te verbinden, die hij noo
dig acht".
Zij keerde zich naar den minister toe:
„Ja, ik neem uw voorwaarde aan. hoewel ik
niet begrijp, waarom u die stelt. Ik beloof u,
dat ik wanneer ik dezen jongeman ooit weer
mocht ontmoeten, mijn best zal doen om
hem op te voeren.
„Je zult hem weer ontmoeten", zei Gre
ville, „daar zal ik wel voor zorgen!"
Lilian schrok terug voor dit vooruitzicht.
„Wat moet ik in vredesnaam tegen hem
zeggen?" vroeg ze.
„Vraag je aandeel in het tafelzilver dat
hij gestolen heeft", opperde Tommy kwaad
aardig.
„Zorgt u alstublieft dat hij onmiddellijk in
vrijheid wordt gesteld," zei Lilian die door
Tommy's opmerking weer aan den toestand
van haar slachtoffer werd herinnerd, -mee-
kend tegen Greville. „Terwille van zijn arme
moeder".
„Je weet niet eens of hij een moeder heeft",
gromde Tommy.
„Jawel", antwoordde de minister, „hij heeft
een moeder. Toevallig is zc mijn zuster. En
ik kan jullie tevens meedeelen dat mijn
neef vanmorgen op mijn bevel is vrijgela
ten".
Lilian ging verschrikt zitten. „Wil iemand
soms nog thee hebben", vroeg zij. „Wat een
prachtig weer voor dezen tijd van het jaar.
Jullie gebruikt toch allebei suiker, niet
waar?"
HOOFDSTUK III.
„De mevrouw van slcn overkant".
Josiah Turner, Lilian's vader, was een man
van buitengewone bekwaamheid. Hij had
een flinke zaak van zijn vader geërfd en op
deze solide fundeering had hij een enorme
onderneming opgebouwd. Hij was een onaan
zienlijke, kleine man, die met een toonlooze
stem stamelend sprak hij had aarzelende
manieren en doffe oogen. Maar achter zijn
onzeker optreden school een ijzeren energie,
als hij iets begeerde, slaagde hij er steeds in
om zijn wenschen te verwezenlijken. En wat
hij dan verkreeg, was goed voor hem en voor
degeen wiens belangen met de zijne samen
liepen.
Hij was eerlijk en nauwgezet bij het over-
drevene af, maar hij "liet. zich niet door on
bereikbare idealen van de wijs brengen. Hij
was lid van het parlement geworden omdat
het met zijn belangen strookte en niet uit
persoonlijke eerzucht of uit een verheven
verlangen om het menschdom to dienen. Hij
bezat in sterke mate de gaye wb de conse
quenties van zijn daden en ondernemingen
vooruit ten volle te kunnen overzien: den
steen der wijzen van den modernen tijd!
Hoewel buitengewoon gefortuneerd, was hij
een eenvoudig man, niet trotsch op zijn geld
en positie. Natuurlijk gaf hij voorkeur aan
den omgang met menschen van zijn eigen,
maatschappelijken stand, maar als de om
standigheden het meebrachten, zou hij zon
der een spoor van neerbuigendheid aan de
zelfde tafel zijn gaan zitten met zijn be
dienden.
Vele jaren geleden had een jong meisje,
die thee en taartjes verkocht in een kleinen
winkel in "het stedeke Woollacombe, grooten
indruk op hem gemaakt. Haar geestige ma
nier van praten en haar vroolijke plagerijen
vermaakten hem en hij vond het buitenge
woon prettig om aan den anderen kant van
de toonbank naar haar gebabbel te luiste
ren. De lunchroom werd door deze jonge
vrouw en haar oudere zuster gedreven en
na zijn huwelijk met de jongste van de twee
dames had hij er op aangedrongen dat zijn
vrouw, ieder jaar haar zuster, die de zaak
had voortgezet, ging bezoeken.
Eigenaardig, of misschien juist niet eigen
aardig, onttrok mevrouw Turner zich, als zij
er maar eenigszlns kans toe zag, aan dezen
plicht. Haar man echter had nooit begre
pen waarom zij ongaarne aan haar vroegere
broodwinning herinnerd werd; want hij was
absoluut niet behept met dat gevoel van
valsche schaamte dat zijn vrouw er toe
bracht, om zich voor haar onberispelijk ver
leden te schamen.
Het was haar echter niet lang beschoren
om het genoegen te smaken zich een „dame"
te voelen. Een jaar of zes na haar huwelijk
stierf ze en liet Lilian, een kind van drie jaar
achter. Haar man had oprecht veel van haar
gehouden en na haar dood werd liy stü en
teruggetrokken en ging heelemaal op in zijn
zaken. Zijn vermoeiende zakelijke beslomme
ringen en misschien nog meer het clubleven,
waartoe de eenzaamheid van zijn weduw-
naarstaat hem bracht, waren oorzaak van
een toenemende karakterzwakte, waaraan
dikwijls de sterkste mannen niet ontkomen.
Langen tijd had hij er met philosophische
onbewogenheid in berust en daar het vrij
wel geen invloed had op zijn helderheid van
geest in zaken en politiek, had hij geen aan
leiding gevonden om er zich ongerust over
te maken.
Maar kort geleden was hij toch tot de
overtuiging gekomen dat het zwakke punt in
zijn karakter geweldig lastig ging worden.
Hij had zichzelf de gelofte gedaan dat hij
zich, als zijn dochter van kostschool terug
kwam en haar plaats als hoofd van zijn huis
ging innemen, een strenger dicipüne zou
opleggen. Maar toen het zoover was, kwam
hij tot de conclusie dat zijn slechte gewoonte
veel meer vat op hem had gekregen dan hij
ooit gedacht had dat het geval zou zijn. Me
nigmaal werd Josiah Turner 's morgens wak
ker zonder dat hij zich herinneren kon hoe
hij in zijn bed beland was!
Hij sloeg zich dan in komische wanhoop
tegen het voorhoofd en herhaalde dat het
zoo niet ging. neen, dat het zoo niet e'ng.
Lilian zag haar vader's zwakheid mef !ee-
de oogen aan maar zij trachtte hem toch zoo
goed zij kon te beschermen tegen de koude,
critische oogen van de buitenwereld. Maar
langzamerhand, na vruchtelooze pogingen
om hem te verbeteren, legde zij zich met ge
latenheid neer bij het feit dat deze zwakka
stêe in zijn karakter er nu eenmaal was.
(Wordt vervolgcH