H. D.-VERTELLIRGEN FLITSEN STADSNIEUWS Wu ai pepermunt goed proeft, zaj in verrukking komen over den heerlijken smaak, FEUILLETON De Gestolen Diadeem HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 12 DECEMBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). 'n Egyptische Herinnering door C. G. B. We zaten op het torras van Shepherd. Een zwarte kellner in witte kaftan bracht zwij gend whiskey. De zon brandde fel op de breede straat waar 't bonte Cairosche leven langs golfde. Een schurftige bedelaar hief zijn vuile hand tusschen de tralies van het hek naar ons: ..Eaksjeesh, master?" „Shoeblack" riep een kleine jongen met witte tanden in zijn grijnzcnden mond. „Postcards, master", huil de een vuile koopman onophoudelijk. We zaten wat rustig bijeen, loom op dezen barstend-heeten Novemberdag. Sjokkend gingen kameefen over het gloeiende asfalt. Een verkeersagent wenkte lusteloos. Voor een bazar scholden twee kerels elkaar uit. Een Ford je strandde tegen een kameel, die dwars voor een smal, donker, goor steegje ging lig gen. En een electrische tram zeulde achter een ezeltje aan, dat maar niet van de tram rails wilde. We glimlachten wat over dit Westersche Oosten, dat Westersch zijn wil en Oostersch blijft. Lindholm, de Zweedsche arts, foeterde danig op de warmte en verlangde naar Kerst feest en dikke sneeuw, wanneer hij weer te rug zou zijn ln Stockholm. Hij praatte wat door over zijn verloofde, zijn eerste en eenige vlam, en zoo kwam het gesprek traag op de liefde. De kellner reikte nieuwe glazen whis ky aan. Dr. Mayer, die voor den oorlog tolk in China was geweest, verhaalde Chineesche liefdesgeschiedenissen, Rakenski roemde de schoonheid der Russische meisjes, Lindholm beweerde, dat de blonde vrouwen uit Zweden de mooiste waren, Smith bleek aan adoratie voor het „American girl" te lijden en dr. James Murray begon over liefde ln Egypte. Nu vertelde Murray altijd smakelijk en geestig over de meest vervelende dingen. Hij kende al de Egyptische goden en godjes, al de Pharao's en hun vazallen aJsof het neef jes van hem waren geweest, hij wist kos telijke moppen te vertellen over de verschil lende pogingen om eenige orde te brengen ir de Egyptische godenwereld, waarbij de theo logen van het oude Hellopolis maar rustig heele goden-families samenstelden: doch de goede man had één groote fout, hij weidde altijd geweldig uit. En ook nu openbaarde zijn kwaad zich weer. Hij zou vertellen over de liefde van den jongen Egyptoloog John Morris, een geschiedenis uit het einde der vorige eeuw, toen de stoom-dahabeja's van Cook nog geen kudden toeristen den droom van het mystieke Nijklal in voerden. Doch instee daarvan verhaalde hij van Isls en Osiris, en toen een Ford je langs tufte met over den radiator het booze-geesten-afwe- rende-kralenversiersel van een kameelen hoofdstel was Murray de geschiedenis van John Morris heelemaal vergeten. Een paar dagen later was het volle maan, en, nu Lundholm spoedig vertrekken moest, zouden we een reeds lang hangend plan, om in den maanlichten nacht naar Memphis te rijden, uitvoeren. Dr. Mayer's auto gonsde door het gewoel in de slecht verlichte straten. Een raam van oen moskee bloeide als een wondere bloem in grauwe muren.- Lawaai sloeg een dans huis, waar de deur van open stond, uit. En dan tornde de zes-cylinder den smallen hoo- gen weg op die de Nijl volgt naar het Zuiden boe, langs El Gisah, langs leemen hutten, die waren als uit Mozes' tijd in het blauwe licht van den schoonen manenacht. Roerloos stan den zwarte dadelpalmen tegen de lucht, een kameel brulde en zwijgend gingen twee man nen in wijde kaftans langs. We genoten diep. We namen stil de schoon heid in ons op van de velden en de water vlakken ln het maanlicht. Een zilveren streep schoof met ons mee over den Nijl en fantas tisch groot, als spoolcvogels, leken de dalia- bcja's die langzaam voortdreven, terwijl een schipper zong. Memphis was een droom. Flauw op glooiend tilt de velden stond het bosch van palmen verstard, stil, zonder gerucht. Schaduwban den lagen strak over den grond, klommen op tegen brokken steen van beelden, en wat manezilver glom in een plasje dat een kleine sfinx omgaf. Dr. Mayer doofde de lichten van den auto. We wandelden het ijle bosch in. zagen tus schen de ranke palmen door den hoogen rand van de woestijn. En we staken sigaretten op, omdat we eigenlijk niet goed wisten wat te doen. We zwegen, stonden bij elkaar, Lund holm ging op het hoofd van een beeld zit ten. Een witte reiger werd wakker en schreeuw de. We zeiden banale dingen en droomden. Het was als werd heel in de verte, aan den woestijnrand, gezongen. Het geluld groeide zacht aan, verwoei, klonk soms weer helder der op, maar 't was ver, heel ver weg. Op eens begonnen de palmbladen te wuiven, ze sidderden, een troep witte reigers vloog op uit de kruinen, wiekte weg naar den Nijloever. Zand kringelde op, prikte ons in 't gelaat, vonken van de cigaretten woeien weg. De wind, de droge woestijnwind was plotseling opgestoken en joeg dreigend aan door den maannacht. We liepen naar den auto terug struikelend over steenbrokken. Dr. Mayer sloeg den mo tor aan, die scheurde wat nog van den droom gebleven was kapot, we waren weer heel nuchter en wilden zoo vlug mogelijk weer naar Cairo. „Klaar?" vroeg dr. Mayer. „Nee", zei Lundholm, „Murray is eT nog niet. Waar is die, zien jullie hem?" Murray was er niet. We gingen hem zoeken tusschen de brokken van oude Pharaobeelden die meters hoog verspreid lagen hier en daar, aan den rand van het palmenbosch, waar de wind je koud en hard tegen-woei. We riepen, maar Murray antwoordde niet. Toen sprong Rakenski opeens over een paar rotsblokken heen, hij liep een heuvel af, en we zagen hoe hij plots staan bleef voor een klein beeld ln palmenschaduw. Hij stak zijn arm uit, trok dien weer terug, weifelend. Er gloeide iets roods, als een vuurvliegje. We kwamen naderhet „beeld" rookte een sigaret. Het was Murray die als verstijfd daar stond en voor zich uit staarde. Wij wilden lachen, maar Murray keek zoo vreemd, zoo vreemd. De wind schuurde woestijnzand om ons heen, de palmenkronen ruischten. Een scha duw bewoog over een steenen Pharao's-kop, uit het bosch klonk gesteun en gekraak. Dan sprak Muray. Zijn stem was dof, monotoon: „Het was een nacht als deze nacht. De maan scheen en het was stil. Professor Hau- ser leefde nog, we werkten hier toen aan de opgraving van het oude Memphis en onze tenten stonden bij de bron, waar de kleine sfinx in ligt. „Een week tevoren was een Isls-beeld voor den dag gekomen. Plet was niet groot, maar heel goed bewaard gebleven in het zand, en Morris begon direct de hiëroglyphen op het voetstuk te copiëeren. Mensehen kwamen langs en bleven staan kijken. Ze zagen naar het beeld van Osiris' .vrouwe, van de moeder van Horus die Séth versloeg, van Isis, die trouwer was dan geen andere vrouw. Nooit had ik mooier sculptuur gezien, het gelaal was strak van lijn en toch zoo teer. Op en kele groote steenen plaatsten wij het, onge veer op de plek waar het voor den tempel gestaan moet hebben. Dat was hier, tusschen deze twee palmen". En Murray wees lang zaam naast zich waar wat steenblokken nog lagen. Hij wachtte een poos, en bleef maar steeds staren, den blauwen nacht in. Dan zuchtte hij. „Morris hield zich veel met het beeld bezig, hij paste er op dat niemand het aan zou ra ken, hij bestudeerde ieder fragmentje, leder teekentje. En 's avonds, als de maan scheen over de velden en de woestijn ln de verte lag als een hooge mysterieuze wal die de wereld afsloot, dan zat Morris naast het beeld van Isis, dan zong hij soms een weemoedig liedje van liefde en verlangen, en Hauver, die altijd nogal ruw kon zïjn, had het telkens over „het meisje van Marris". „Vier dagen ging dat nu al zoo. Ik moest naar Cairo en keerde 's avonds laat op mijn kameel terug. De anderen sliepen al, alleen Morris' tent stond nog open. Ik liep even den heuvel op om te zien of hij ook bij „zijn meisje" was en in het maanlicht zag ik hem staan, op een steen naast het beeld, zijn ar men erom heen geslagen. „Morris", riep ik, „ben je gek geworden?" Hij antwoordde niet. Ik ging naar beneden, stapte op hem af. Hij huilde. Ik was nog wat jonger dan hij, werd ongerust, angstig. Voorzichtig liet hij einde lijk het beeld los. ik nam hem mee naar de tenten en riep Hauser. Die grijnsde wat, gaf Morris kinine, maakte een grapje. Morris moest maar oppassenOsiris, de god van den dood mocht zijn trouwen gade Isis eens zien in de armen van een jongen, knappen Egyp toloog! „Ik sliep dien nacht slecht. Morris zwierf den volgenden dag rond, maakte teekeningen van het groote Ramses-beeld dat brok voor brok te voorschijn kwam. 's Middags was hij zoek, maar 's avonds was hij er weer, zag ik hem weer zitten in het maanlicht, een klein silhouet tegen de lucht, naast het beeld van Isis. „Het was een nacht als deze nacht. De woestijn zong zijn geheimzinnig lied, de wind stak op en joeg vlagen stof zand over de vel den. Het was een vreemde nacht. Onze tenten klapperden, het zand stoof overal doorheen, 't was een van die zeldzame zandstormen, die zich uitstrekken tot in het Nijldal. Het was Langen tijd zweeg Murray. Hij zat nog al tijd onbeweeglijk. Het was een andere Mur ray dan dien wij kenden met zijn einde- looze uitweidingen, met zijn altijd weer op duikende moppen en vertelsels over goden en pharao's. Dan vertelde hij opeens, in korte zinnen, snel, het slot van het verhaal: „Mor ris vonden wij den volgenden morgen dood. De wind had het zand tusschen de steenen weggeblazen. Het beeld was gekanteld. Isis steenen kop had Morris' hoofd verbrijzeld. Osiris had zich gewroken". Even wachtte hij nog. Toen rekte hij zich uit. „Gaan jullie mee?" Krakend van 't zand begon de motor te loopen. We reden terug naar Cairo. We zwe gen. In 't Oosten vlamde de lucht boven den donkeren bergketen. Kameelen stapten naar de markt in Ei Gisah waar sappige water meloenen reeds lagen en rijpe dadels in tros sen, waar al geschreeuw en gescheld was van kooplieden in wijde kaftans. ESPERANTO-EXAMEN TE UTRECHT. Aantal deelnemers voor diploma A 26. Ge slaagd 21 o.a.: mevr. A. Veringa-Beek te Overveen, mej. G Kroon van Diest, te Haar lem. De heeren: H. J G. Majoor te Haarlem, L. J. Vogels te Haarlem en A. C. van IJzendoorn te Haarlem. WALTER GIESEKING. De groote pianist Walter Gieseking, die onder auspiciën der N.V. Internationale Con- certdirectie Ernst Krauss na jarenlange af wezigheid weer naar ons land komt, zal Don derdag 19 Dec. te Amsterdam en Zaterdag 21 Dec. te 's Gravenhage met het Concert gebouw-Orkest ten gehoore brengen het pianoconcert in C groote t. van Mozart en Burleske van Richard Strauss. Gieseking, die de laatste jaren de meest ge vierde pianist ln Amerika was, had kort ge leden ook te Parijs een ongekend groot suc ces. PROPAGANDA-AVOND DRANKESTRIJDING. De afdeeling Haarlem van den Jongelieden Christen Geheel-Onthouders Bond, houdt a.s. Zaterdagavond een openbaren Propaganda- avond in de groote zaal van gebouw „Het Blauwe Kruis". De heer J. G. Hoffmann te Haarlem, zal spreken; Frits Sleverts, bondsvoorzitter, zal doel en streven van den J. C. G. O. B. uit eenzetten, terwijl verder muziek, declamatie enz. den avond zullen vullen. De toegang is voor ieder vrij. Gehoopt wordt dat vele jongeren vooral, zuilen komen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN h 60 CU. per reed. Worth VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1522 loopen Baby oefent zich in het staan en doet zelfs eenige wanke lende passen vindt het experiment interessant, maar de beproefde oude methode toch veiliger daar roept moeder naar vader om gauw te komen, want baby loopt nou probeeren ze hem over te halen het nog eens te doen en baby beseft vaag dat hij iets begonnen is. waar hij spijt van zal hebben moeder tüt hem zelfs od om hem te hel pen nou het beste is maar om ze gauw tevreden te stellen, maar dan niet meer dan één stap ziezoo, de voorstelling is voorbij en het heeft geen nut om tante te roepen om ook te komen kijken misschien doet hij het morgen nog eens, maar vandaag werkt hij niet meer. (Nadruk verboden). Voor engros bij: Fa C. H. S. HE1LKLR, Haarlem HET TRAMWEGPERSONEEL. DE CONFERENTIE. Wij ontvangen het volgende communiqué: Dinsdagmiddag heeft wederom het gebrui kelijke driemaandelij ksche overleg tusschen de Directie der N.Z.H. en de drie Vakorgani saties plaats gehad. In het geheel zijn der tien onderwerpen behandeld, waarvan ditmaal de aard zoodanig was, dat de besprekingen niet van langen duur behoefden te zijn. Gewenscht- is het gebleken, om naast de leden van het sinds kort in het leven geroe pen R.D.V.-instituut, de Commissie van Ad vies, plaatsvervangende leden aan te wijzen; in gemeen overleg werden 3 personen daartoe benoemd. Gebleken is, dat er misverstand bestaan heeft omtrent een in Juni gedane toezegging betreffende het vrijaf-zijn van sommige ploe gen onderhoudspersoneel van de remise Leld- schevaart op de beide Kerstdagen en Nieuw jaarsdag; na een nadere uiteenzetting door de Directie is dit misverstand uit den weg geruimd. Omtrent de behandeling van zaken in de Dienstcommissies, waarin per organisatie zit ting hebben twee indlvidueele leden en een vertegenwoordiger van het afdeelingsbestuur der vakorganisatie, is overeenstemming ver kregen. Nagegaan zal worden, of de regeling voor de kleedinginspectie in complex Leiden gelijk gemaakt kan worden aan die in complex Haarlem, alsmede in hoeverre kan worden toegestaan, dat die inspectie al of niet in diensttijd geschiedt. Bij de eerstvolgende herziening van het R.D.V. zal worden overwogen, of er aanleiding bestaat aan de wegwerkers, die het vak van „stratenmaker" verstaan, eenige verhooging van bezoldiging toe te kennen. In een uitvoerige uiteenzetting verklaarde de Directie, om welke redenen de snelrem- ventielen van de daarvoor in aanmerking komende motorwagens zijn verwijderd. Deze verwijdering doet in geen enkel opzicht aan de veiligheid afbreuk, doch bevordert integen deel de veiligheid. Toegezegd is, dat deze uiteenzetting opgeno men zal worden in het Maandblad voor het personeel. De overige onderwerpen zijn van minder belangrijken aard geweest, zoodat een bij zondere vermelding daarvan achterwege kan blijven. FEESTAVOND „KINDERVREUGD". De Vereeniging „Kindervreugd" (Leidsche kwartier) geeft Donderdag 12 December een feestavond, ter viering van haar 25-jarig be staan, in het gebouw van den Haarlemschen Kegelbond, met medewerking van de Too- neelvereeniging „T.O.N.E.V.O." en de Arb. Mandolineclub ..Apollo". FOTOGRAFEN PATROONS VEREENIGING. Dezer dagen is op Initiatief der Neder- landsche Fotografen Patroons Vereeniging' een bijeenkomst gehouden, waartoe alle foto- grafen van Haarlem en Omstreken waren uirgenoodigd. De vergadering stond onder leiding van den heer C. G. Leenheer Sr., Voorzitter der organisatie Amsterdam. De heer Adr. Boer van Bloeimendaal gaf een beschouwing over het werk van den ver- maarden kunstfotograaf Reimert Kehlet uit Kopenhagen. HieriJp werd door den voorzitter betoogd, dat het voor den fotograaf-patroon, die door de nieuwste middelen der techniek niet slechts overdag, doch ook 's avonds en soms tot laat in den nacht moet werken, gewenscht is ook enkele vrije dagen per jaar te hebben, Te Amsterdam cn in andere plaatsen is, dank zij het initiatief der organisatie de maatregel getroffen, dat den Eersten Kerst- dag, Nieuwsjaarsdag, den Eersten Paasch- en Eersten Pinksterdag de ateliers gesloten zijn. Deze beweging is te Amsterdam volko men geslaagd. De Voorzitter betoogde, dat deze vier sluitingsdagen ook in Haarlem en Omstre ken te bereiken moeten zijn. Alle aanwezi gen verklaarden zich éénstemmig daartoe bereid. De afwezige fotografen-potroons zullen nog door vertegenwoordigers van het hoofdbe stuur bewerkt worden en zoo mag verwacht worden, dat bij medewerking van het pu bliek de fotorgrafen voortaan van minstens vier vrije dagen per jaar kunnen genieten. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN. Terug te bekomen bij: Van GiLs, De Costastraat 3, armbandje; Ver- dam, Haarlemmerliedestraat 21, actetasch met inhoud: Termets, Amsterdamschevaart, Blokwoning 12, (Spoorlijn), benzine. Haupt* mann, Prinsen Bolwerk 1, broche; Ter Smit ten, Schoterveenstraat 23, zwarte hond; Bu reau van Politie, Smedestraat, hoed; Kors, Grebbestraat 4, zwart-bruin hondje (reeds 3 maanden in bezit)v. d. Ham, Groote Hout straat 143, fox terrier; Bureau van Politic, Smedestraat, hondenhalsband met pen ning; v. d. Linden, Pieter Kiesstraat 78, handschoen; Bureau van Politie, Smede straat. handschoen; Hartman, Lootsstraat 24, zakmes; Ultenbosch Pieter Kiesstraat 50, bontmuts; Serné, N. Raamstraat 69, mutsje; Beudeker, Ripperdastraat 31, portemonnale; Tanis, Smedestraat 7, pan; v. Koningsbrug- gen, Anegang 7, portefeuille; Peek, Kenau straat 8, rijwielbelastingmerk; Kooyman, Damast-straat 10, rozenkrans; Handgraaf, Gen. Bothastraat 69, sleutel; v. Norde, Kerk straat 2 rood, gymn. schoenen; v. d. Bosch, Smedestraat 37, sleutels; Bureau van Politie, Smedestraat, sleutel; Greeve, Kleverpark 121 wol. Uit liot Engelsch van ARCHIBALD EYRE. 17) Het was een feit dat mevrouw Amherst de eenige van de vier was die werkelijk belang stelde in het verloop van den wedstrijd; de anderen speelden werktuigelijk. Lilian zorg de er voor uit de buurt van George te blij ven en hij liet geen gelegenheid ongebruikt om haar steelsgewijze gade te slaan. Me vrouw Amherst babbelde en lachte en had plezier, maar de anderen, de ballenjochies inbegrepen, verlangden naar het einde. Lilian bracht er, tot groote teleurstelling van mevrouw Amherst niet veel van terecht en de uitslag was dat Lilian en haar partner smadelijk de nederlaag leden. „Ik meende dat ik had gehoord, juffrouw Turner, dat u in den eindwedstrijd voor de dameskampioenschappen hebt meegespeeld", merkte mevrouw Amherst op een ongeloovig- smalenden toon op. Lilian zuchtte. „Dat is Inderdaad zoo. maar ik begin zelf te gelooven dat het in een vorig bestaan is geweest. Lieve mevrouw Amherst, zal ik u eens heel gelukkig maken?" Mevrouw Amherst keek haar wantrou wend aan. ..Wat bedoelt u?" ..Ik beloof u plechtig, dat ik nooit weer in "deze club zal spelen, nooit, nooit weer." „Er is iets gaande", constateerde mevrouw Amherst scherpzinnig, ..dat ik niet heele maal begrijp. ,.ma°.r ik zou niet kunnen zeggen wat 'het is. Het eenige wat ik wel zeg gen kan is, dat ik een verloren morgen heb gehad." Voor het clubhuls bleven zij staan. Lilian stak haar hand uit. „Dag mevrouw Amherst", zei ze, „ik ga rechtstreeks naar huis. U bent erg vriende lijk voor me geweest en ik ben bang dat ik u in ruil daarvoor niet aardig behandeld heb." Mevrouw Amherst's gezicht verzachtte zich bij zooveel zelfvernedering. „Ik wilde dat u het mij kon uitleggen wat er eigenlijk voor mysterie aan de hand is," zei ze op haar welwillendste manier. „Er is niets uit te leggen". Toen Lilian den weg afliep, hoorde zij haastige voetstappen; zij draaide zich om en zag dat lord Harlsmore snel achter haar aan kwam. „Hoort u eens", hijgde hij, „wij moeten elkaar goed begrijpen". „Dat spreekt vanzelf. Wat wilt u begrij pen?" „U moet mij dat pakje teruggeven." „Waarom?" „Omdat het van mij ls, „Ik bedoel...— dat het niet van u is." „Waar hebt u het voor noodig?" Hij aarzelde. „Ik geloof niet dat dat u iets aangaat." „Toe, wees niet zoo onbeschaamd", ant woordde Lilian kalm. „Hoewel u bewezen hebt er geen moraal op na te houden, kunt u tenminste goede manieren toonen." Lord Harlsmore was even onder den in druk gekomen en zong een toontje lager. „Neemt u mij niet kwalijk", zei hij gedwee. „Het was niet mijn bedoeling om onbeleefd te zijn. Als u het mij teruggeeft, beloof ik u. dat ik het rechtstreeks aan mijn moeder zal ter hand stellen". „Ik ben van plan dat zelf te doen." „Dat kunt u niet met goed fatsoen. Hoe- wilt u het feit verklaren dat u in het bezit ervan bent?" „Ik geef het alleen maar terug en verwijs uw moeder- naar u voor een verklaring." „Wilt u mij ongelukkig maken?" „Absoluut niet, Integendeel ik wil dat u den toestand als een man onder de oogen ziet. Op die manier help ik u juist." „Ik verlang uw hulp heelemaal niet, dank u." „Toch zal ik mijn best voor u doen, zelfs tegen uw wil. Het ls een soort liefhebberij van mij om jongemannen to verbeteren", voegde ze er met een twinkeling van spot in haar oogen aan toe. En toen weer ernstig: „U hebt iets gedaan wat onvergeeflijk en dwaas is en u moet dat gaan inzien." Er was geen spoor van berouw in de uit drukking van zijn gezicht, zijn heldere blau we oogen keken haar brutaal aan. „Loop heen," grauwde hij. „Met welk recht mengt u zich in mijn particuliere aange legenheden?" „Uw heele houding bewijst dat n geen oogenblik van plan bent het bewuste voor werp aan uw moeder terug te geven. U schijnt overigens te vergeten dat u gisteren maar ternauwernood aan de politie ontsnapt bent." „Er was geen sprake van ontsnappen. Ze hebben me alleen maar aan het. schrikken gemaakt. Maar laten we verstandig praten. Hoeveel wilt u hebben? Ik zal u vijf pond geventienvijftien pond als u wilt." „Idioot!" Een oogenblik had Lilian neiging om boos te worden maar haar kalmte kwam direct weer terug. „U bent toch nog maar een echt kind." zei ze medelijdend- Hij mompelde een paar onsamenhangende woorden. „Kunt u niet verstandig worden, ging Lilian vriendelijker voort, „ik vind hét in één woord verschrikkelijk dat u op deze manier uw leven bederft en ik kan niet aan zien, dat U uw ongeluk tegemoet gaat zonder tenminste te probeeren of ik u niet op het rechte pad kan brengen." Hij gromde een paar grove beleedlgingen, die Lilian het bloed naar het gezicht deden stijgen. „Ga weg," beval ze met gefronste wenk brauwen. „Hoe durft u zoo tegen een vrouw te spreken, ga alsjeblief weg!" Zij wees ge biedend naar een zijpad; „ga dien weg in en blijf daar tot ik uit. het gezicht ben." Hij beek haar aan met een wït-vertrokken gezicht en sloop toen heen, als een geslagen hond. „Niet voor verbetering vatbaar," mompelde Lilian en zuchtend vervolgde ze haar weg. „En hij heeft nog wel zulke aardige, goede oogen!", peinsde ze. HOOFDSTUK XTT. De Lommerdhouder. Warden schold zichzelf uit voor een gek. De glinsterende schat in zijn hand te hebben gehouden en dien weer te hebben prijsgege ven in een oogenblik van ongemotiveerde verbijstering, was genoeg om zelfs den gedul- digen Job rasend te maken Toen hij den vo- rigen middag den winkel was komen uitstor men, was hij bijna aangebotst tegen den re chercheur, die hem al een heelen tijd had geschaduwd en in het plotseling opkomend besef dat er van wettelijk standpunt niets tegen hem was in te brengen, had hij duch tig opgespeeld Er was geen poging gedaan om hem aan te houden, laat staan hem te fouiileeren. ..Stom om me zoo van mijn stuk te laten brengen", zuchtte hij spijtig. „Angst ls dc slechtste raadgever die er bestaat!" Joseph Warden ging er prat op dat hij een respectabel man was en deze goede dunk van zichzelf, baseerde hij voornamelijk op het feit dat de politie nooit overtuigende be wijzen tegen hem in handen had kunnen krijgen. Hij was eigenaar van een kleine bank van leening ln een van de onaanzienlijke buurten van Londen en een koperen plaat op de deur van zijn particuliere woning deelde mede dat hij zich eveneens belastte met bet verstrekken van hypotheken. Maar de?e weidsche mededeeling moest met een korrel tje zout worden opgevat: voor zoover War den geïnteresseerd was bij den handel in vaste goederen, beperkte dat zich tot het op strijken van provisie van den verkoop van café's, onder de eigenaars waarvan hij een menigte goede kennissen bezat. Als een van hen er over dacht om zijn inrichting van de hand te doen, was het Warden, die onder zijn uitgebreide relaties wel een gegadigde wist te vinden. Warden's vrouw, een tanig, één-ooglg monster, zijn trouw hulp bij zijn nobel bedrijf, bleef thuis om op den lommerd te passen en verdachte zaakjes op te knappen met ongunstige typen, die aan de achterdeur juweelen en tafelzilver kwamen te koop aan bieden en doordat hij zich zoo geheel en al verlaten kon op de trouw en de toewijding van zijn wederhelft, was Joseph Warden vrij om te gaan waar hij wilde en langs de we gen te snuffelen of zich daar ook iets voor deed wat van zijn gading was En dat was meestal het geval! Het was bij een van deze omzwervingen geweest, dat hij in aanraking was gekomen met den jongen Lord Harlsmore, aan wien hij was voorgesteld door een vcrloopen jockeJ! in de bar van een derderangs cabaret. (Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 6