H. D.-VERTELLIRGEN
FLITSEN
STADSNIEUWS
Wu
ai pepermunt goed proeft,
zaj in verrukking komen over den heerlijken smaak,
FEUILLETON
De Gestolen Diadeem
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 12 DECEMBER 1929
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden).
'n Egyptische Herinnering
door C. G. B.
We zaten op het torras van Shepherd. Een
zwarte kellner in witte kaftan bracht zwij
gend whiskey. De zon brandde fel op de
breede straat waar 't bonte Cairosche leven
langs golfde.
Een schurftige bedelaar hief zijn vuile
hand tusschen de tralies van het hek naar
ons: ..Eaksjeesh, master?" „Shoeblack" riep
een kleine jongen met witte tanden in zijn
grijnzcnden mond. „Postcards, master", huil
de een vuile koopman onophoudelijk.
We zaten wat rustig bijeen, loom op dezen
barstend-heeten Novemberdag. Sjokkend
gingen kameefen over het gloeiende asfalt.
Een verkeersagent wenkte lusteloos. Voor een
bazar scholden twee kerels elkaar uit. Een
Ford je strandde tegen een kameel, die dwars
voor een smal, donker, goor steegje ging lig
gen. En een electrische tram zeulde achter
een ezeltje aan, dat maar niet van de tram
rails wilde.
We glimlachten wat over dit Westersche
Oosten, dat Westersch zijn wil en Oostersch
blijft. Lindholm, de Zweedsche arts, foeterde
danig op de warmte en verlangde naar Kerst
feest en dikke sneeuw, wanneer hij weer te
rug zou zijn ln Stockholm. Hij praatte wat
door over zijn verloofde, zijn eerste en eenige
vlam, en zoo kwam het gesprek traag op de
liefde. De kellner reikte nieuwe glazen whis
ky aan. Dr. Mayer, die voor den oorlog tolk in
China was geweest, verhaalde Chineesche
liefdesgeschiedenissen, Rakenski roemde de
schoonheid der Russische meisjes, Lindholm
beweerde, dat de blonde vrouwen uit Zweden
de mooiste waren, Smith bleek aan adoratie
voor het „American girl" te lijden en dr.
James Murray begon over liefde ln Egypte.
Nu vertelde Murray altijd smakelijk en
geestig over de meest vervelende dingen. Hij
kende al de Egyptische goden en godjes, al
de Pharao's en hun vazallen aJsof het neef
jes van hem waren geweest, hij wist kos
telijke moppen te vertellen over de verschil
lende pogingen om eenige orde te brengen ir
de Egyptische godenwereld, waarbij de theo
logen van het oude Hellopolis maar rustig
heele goden-families samenstelden: doch de
goede man had één groote fout, hij weidde
altijd geweldig uit. En ook nu openbaarde
zijn kwaad zich weer. Hij zou vertellen over
de liefde van den jongen Egyptoloog John
Morris, een geschiedenis uit het einde der
vorige eeuw, toen de stoom-dahabeja's van
Cook nog geen kudden toeristen den droom
van het mystieke Nijklal in voerden. Doch
instee daarvan verhaalde hij van Isls en
Osiris, en toen een Ford je langs tufte met
over den radiator het booze-geesten-afwe-
rende-kralenversiersel van een kameelen
hoofdstel was Murray de geschiedenis van
John Morris heelemaal vergeten.
Een paar dagen later was het volle maan,
en, nu Lundholm spoedig vertrekken moest,
zouden we een reeds lang hangend plan, om
in den maanlichten nacht naar Memphis te
rijden, uitvoeren.
Dr. Mayer's auto gonsde door het gewoel
in de slecht verlichte straten. Een raam van
oen moskee bloeide als een wondere bloem
in grauwe muren.- Lawaai sloeg een dans
huis, waar de deur van open stond, uit. En
dan tornde de zes-cylinder den smallen hoo-
gen weg op die de Nijl volgt naar het Zuiden
boe, langs El Gisah, langs leemen hutten, die
waren als uit Mozes' tijd in het blauwe licht
van den schoonen manenacht. Roerloos stan
den zwarte dadelpalmen tegen de lucht, een
kameel brulde en zwijgend gingen twee man
nen in wijde kaftans langs.
We genoten diep. We namen stil de schoon
heid in ons op van de velden en de water
vlakken ln het maanlicht. Een zilveren streep
schoof met ons mee over den Nijl en fantas
tisch groot, als spoolcvogels, leken de dalia-
bcja's die langzaam voortdreven, terwijl een
schipper zong.
Memphis was een droom. Flauw op glooiend
tilt de velden stond het bosch van palmen
verstard, stil, zonder gerucht. Schaduwban
den lagen strak over den grond, klommen
op tegen brokken steen van beelden, en wat
manezilver glom in een plasje dat een kleine
sfinx omgaf.
Dr. Mayer doofde de lichten van den auto.
We wandelden het ijle bosch in. zagen tus
schen de ranke palmen door den hoogen rand
van de woestijn. En we staken sigaretten op,
omdat we eigenlijk niet goed wisten wat te
doen. We zwegen, stonden bij elkaar, Lund
holm ging op het hoofd van een beeld zit
ten.
Een witte reiger werd wakker en schreeuw
de. We zeiden banale dingen en droomden.
Het was als werd heel in de verte, aan den
woestijnrand, gezongen. Het geluld groeide
zacht aan, verwoei, klonk soms weer helder
der op, maar 't was ver, heel ver weg. Op
eens begonnen de palmbladen te wuiven, ze
sidderden, een troep witte reigers vloog op uit
de kruinen, wiekte weg naar den Nijloever.
Zand kringelde op, prikte ons in 't gelaat,
vonken van de cigaretten woeien weg. De
wind, de droge woestijnwind was plotseling
opgestoken en joeg dreigend aan door den
maannacht.
We liepen naar den auto terug struikelend
over steenbrokken. Dr. Mayer sloeg den mo
tor aan, die scheurde wat nog van den
droom gebleven was kapot, we waren weer
heel nuchter en wilden zoo vlug mogelijk
weer naar Cairo.
„Klaar?" vroeg dr. Mayer.
„Nee", zei Lundholm, „Murray is eT nog
niet. Waar is die, zien jullie hem?"
Murray was er niet. We gingen hem zoeken
tusschen de brokken van oude Pharaobeelden
die meters hoog verspreid lagen hier en daar,
aan den rand van het palmenbosch, waar de
wind je koud en hard tegen-woei.
We riepen, maar Murray antwoordde niet.
Toen sprong Rakenski opeens over een paar
rotsblokken heen, hij liep een heuvel af, en
we zagen hoe hij plots staan bleef voor een
klein beeld ln palmenschaduw. Hij stak zijn
arm uit, trok dien weer terug, weifelend. Er
gloeide iets roods, als een vuurvliegje. We
kwamen naderhet „beeld" rookte een
sigaret. Het was Murray die als verstijfd daar
stond en voor zich uit staarde. Wij wilden
lachen, maar Murray keek zoo vreemd, zoo
vreemd.
De wind schuurde woestijnzand om ons
heen, de palmenkronen ruischten. Een scha
duw bewoog over een steenen Pharao's-kop,
uit het bosch klonk gesteun en gekraak. Dan
sprak Muray. Zijn stem was dof, monotoon:
„Het was een nacht als deze nacht. De
maan scheen en het was stil. Professor Hau-
ser leefde nog, we werkten hier toen aan de
opgraving van het oude Memphis en onze
tenten stonden bij de bron, waar de kleine
sfinx in ligt.
„Een week tevoren was een Isls-beeld voor
den dag gekomen. Plet was niet groot, maar
heel goed bewaard gebleven in het zand, en
Morris begon direct de hiëroglyphen op het
voetstuk te copiëeren. Mensehen kwamen
langs en bleven staan kijken. Ze zagen naar
het beeld van Osiris' .vrouwe, van de moeder
van Horus die Séth versloeg, van Isis, die
trouwer was dan geen andere vrouw. Nooit
had ik mooier sculptuur gezien, het gelaal
was strak van lijn en toch zoo teer. Op en
kele groote steenen plaatsten wij het, onge
veer op de plek waar het voor den tempel
gestaan moet hebben. Dat was hier, tusschen
deze twee palmen". En Murray wees lang
zaam naast zich waar wat steenblokken nog
lagen. Hij wachtte een poos, en bleef maar
steeds staren, den blauwen nacht in. Dan
zuchtte hij.
„Morris hield zich veel met het beeld bezig,
hij paste er op dat niemand het aan zou ra
ken, hij bestudeerde ieder fragmentje, leder
teekentje. En 's avonds, als de maan scheen
over de velden en de woestijn ln de verte lag
als een hooge mysterieuze wal die de wereld
afsloot, dan zat Morris naast het beeld van
Isis, dan zong hij soms een weemoedig liedje
van liefde en verlangen, en Hauver, die altijd
nogal ruw kon zïjn, had het telkens over „het
meisje van Marris".
„Vier dagen ging dat nu al zoo. Ik moest
naar Cairo en keerde 's avonds laat op mijn
kameel terug. De anderen sliepen al, alleen
Morris' tent stond nog open. Ik liep even
den heuvel op om te zien of hij ook bij „zijn
meisje" was en in het maanlicht zag ik hem
staan, op een steen naast het beeld, zijn ar
men erom heen geslagen. „Morris", riep ik,
„ben je gek geworden?" Hij antwoordde niet.
Ik ging naar beneden, stapte op hem af. Hij
huilde. Ik was nog wat jonger dan hij, werd
ongerust, angstig. Voorzichtig liet hij einde
lijk het beeld los. ik nam hem mee naar de
tenten en riep Hauser. Die grijnsde wat, gaf
Morris kinine, maakte een grapje. Morris
moest maar oppassenOsiris, de god van den
dood mocht zijn trouwen gade Isis eens zien
in de armen van een jongen, knappen Egyp
toloog!
„Ik sliep dien nacht slecht. Morris zwierf
den volgenden dag rond, maakte teekeningen
van het groote Ramses-beeld dat brok voor
brok te voorschijn kwam. 's Middags was hij
zoek, maar 's avonds was hij er weer, zag ik
hem weer zitten in het maanlicht, een klein
silhouet tegen de lucht, naast het beeld van
Isis.
„Het was een nacht als deze nacht. De
woestijn zong zijn geheimzinnig lied, de wind
stak op en joeg vlagen stof zand over de vel
den. Het was een vreemde nacht. Onze tenten
klapperden, het zand stoof overal doorheen,
't was een van die zeldzame zandstormen,
die zich uitstrekken tot in het Nijldal. Het
was
Langen tijd zweeg Murray. Hij zat nog al
tijd onbeweeglijk. Het was een andere Mur
ray dan dien wij kenden met zijn einde-
looze uitweidingen, met zijn altijd weer op
duikende moppen en vertelsels over goden
en pharao's. Dan vertelde hij opeens, in korte
zinnen, snel, het slot van het verhaal: „Mor
ris vonden wij den volgenden morgen dood.
De wind had het zand tusschen de steenen
weggeblazen. Het beeld was gekanteld. Isis
steenen kop had Morris' hoofd verbrijzeld.
Osiris had zich gewroken".
Even wachtte hij nog. Toen rekte hij zich
uit. „Gaan jullie mee?"
Krakend van 't zand begon de motor te
loopen. We reden terug naar Cairo. We zwe
gen.
In 't Oosten vlamde de lucht boven den
donkeren bergketen. Kameelen stapten naar
de markt in Ei Gisah waar sappige water
meloenen reeds lagen en rijpe dadels in tros
sen, waar al geschreeuw en gescheld was van
kooplieden in wijde kaftans.
ESPERANTO-EXAMEN TE UTRECHT.
Aantal deelnemers voor diploma A 26. Ge
slaagd 21 o.a.: mevr. A. Veringa-Beek te
Overveen, mej. G Kroon van Diest, te Haar
lem.
De heeren: H. J G. Majoor te Haarlem, L.
J. Vogels te Haarlem en A. C. van IJzendoorn
te Haarlem.
WALTER GIESEKING.
De groote pianist Walter Gieseking, die
onder auspiciën der N.V. Internationale Con-
certdirectie Ernst Krauss na jarenlange af
wezigheid weer naar ons land komt, zal Don
derdag 19 Dec. te Amsterdam en Zaterdag
21 Dec. te 's Gravenhage met het Concert
gebouw-Orkest ten gehoore brengen het
pianoconcert in C groote t. van Mozart en
Burleske van Richard Strauss.
Gieseking, die de laatste jaren de meest ge
vierde pianist ln Amerika was, had kort ge
leden ook te Parijs een ongekend groot suc
ces.
PROPAGANDA-AVOND
DRANKESTRIJDING.
De afdeeling Haarlem van den Jongelieden
Christen Geheel-Onthouders Bond, houdt a.s.
Zaterdagavond een openbaren Propaganda-
avond in de groote zaal van gebouw „Het
Blauwe Kruis".
De heer J. G. Hoffmann te Haarlem, zal
spreken; Frits Sleverts, bondsvoorzitter, zal
doel en streven van den J. C. G. O. B. uit
eenzetten, terwijl verder muziek, declamatie
enz. den avond zullen vullen.
De toegang is voor ieder vrij. Gehoopt wordt
dat vele jongeren vooral, zuilen komen.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN h 60 CU. per reed.
Worth
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1522
loopen
Baby oefent zich in
het staan en doet
zelfs eenige wanke
lende passen
vindt het experiment
interessant, maar de
beproefde oude
methode toch veiliger
daar roept moeder
naar vader om gauw
te komen, want baby
loopt
nou probeeren ze
hem over te halen
het nog eens te doen
en baby beseft vaag
dat hij iets begonnen
is. waar hij spijt van
zal hebben
moeder tüt hem zelfs
od om hem te hel
pen
nou het beste is maar
om ze gauw tevreden
te stellen, maar dan
niet meer dan één
stap
ziezoo, de voorstelling
is voorbij en het
heeft geen nut om
tante te roepen om
ook te komen kijken
misschien doet hij
het morgen nog eens,
maar vandaag werkt
hij niet meer.
(Nadruk verboden).
Voor engros bij: Fa C. H. S. HE1LKLR, Haarlem
HET TRAMWEGPERSONEEL.
DE CONFERENTIE.
Wij ontvangen het volgende communiqué:
Dinsdagmiddag heeft wederom het gebrui
kelijke driemaandelij ksche overleg tusschen
de Directie der N.Z.H. en de drie Vakorgani
saties plaats gehad. In het geheel zijn der
tien onderwerpen behandeld, waarvan ditmaal
de aard zoodanig was, dat de besprekingen
niet van langen duur behoefden te zijn.
Gewenscht- is het gebleken, om naast de
leden van het sinds kort in het leven geroe
pen R.D.V.-instituut, de Commissie van Ad
vies, plaatsvervangende leden aan te wijzen;
in gemeen overleg werden 3 personen daartoe
benoemd.
Gebleken is, dat er misverstand bestaan
heeft omtrent een in Juni gedane toezegging
betreffende het vrijaf-zijn van sommige ploe
gen onderhoudspersoneel van de remise Leld-
schevaart op de beide Kerstdagen en Nieuw
jaarsdag; na een nadere uiteenzetting door
de Directie is dit misverstand uit den weg
geruimd.
Omtrent de behandeling van zaken in de
Dienstcommissies, waarin per organisatie zit
ting hebben twee indlvidueele leden en een
vertegenwoordiger van het afdeelingsbestuur
der vakorganisatie, is overeenstemming ver
kregen.
Nagegaan zal worden, of de regeling voor de
kleedinginspectie in complex Leiden gelijk
gemaakt kan worden aan die in complex
Haarlem, alsmede in hoeverre kan worden
toegestaan, dat die inspectie al of niet in
diensttijd geschiedt.
Bij de eerstvolgende herziening van het
R.D.V. zal worden overwogen, of er aanleiding
bestaat aan de wegwerkers, die het vak van
„stratenmaker" verstaan, eenige verhooging
van bezoldiging toe te kennen.
In een uitvoerige uiteenzetting verklaarde
de Directie, om welke redenen de snelrem-
ventielen van de daarvoor in aanmerking
komende motorwagens zijn verwijderd. Deze
verwijdering doet in geen enkel opzicht aan
de veiligheid afbreuk, doch bevordert integen
deel de veiligheid.
Toegezegd is, dat deze uiteenzetting opgeno
men zal worden in het Maandblad voor het
personeel.
De overige onderwerpen zijn van minder
belangrijken aard geweest, zoodat een bij
zondere vermelding daarvan achterwege kan
blijven.
FEESTAVOND „KINDERVREUGD".
De Vereeniging „Kindervreugd" (Leidsche
kwartier) geeft Donderdag 12 December een
feestavond, ter viering van haar 25-jarig be
staan, in het gebouw van den Haarlemschen
Kegelbond, met medewerking van de Too-
neelvereeniging „T.O.N.E.V.O." en de Arb.
Mandolineclub ..Apollo".
FOTOGRAFEN PATROONS VEREENIGING.
Dezer dagen is op Initiatief der Neder-
landsche Fotografen Patroons Vereeniging'
een bijeenkomst gehouden, waartoe alle foto-
grafen van Haarlem en Omstreken waren
uirgenoodigd. De vergadering stond onder
leiding van den heer C. G. Leenheer Sr.,
Voorzitter der organisatie Amsterdam.
De heer Adr. Boer van Bloeimendaal gaf
een beschouwing over het werk van den ver-
maarden kunstfotograaf Reimert Kehlet uit
Kopenhagen.
HieriJp werd door den voorzitter betoogd,
dat het voor den fotograaf-patroon, die door
de nieuwste middelen der techniek niet
slechts overdag, doch ook 's avonds en soms
tot laat in den nacht moet werken, gewenscht
is ook enkele vrije dagen per jaar te hebben,
Te Amsterdam cn in andere plaatsen is,
dank zij het initiatief der organisatie de
maatregel getroffen, dat den Eersten Kerst-
dag, Nieuwsjaarsdag, den Eersten Paasch-
en Eersten Pinksterdag de ateliers gesloten
zijn. Deze beweging is te Amsterdam volko
men geslaagd.
De Voorzitter betoogde, dat deze vier
sluitingsdagen ook in Haarlem en Omstre
ken te bereiken moeten zijn. Alle aanwezi
gen verklaarden zich éénstemmig daartoe
bereid.
De afwezige fotografen-potroons zullen nog
door vertegenwoordigers van het hoofdbe
stuur bewerkt worden en zoo mag verwacht
worden, dat bij medewerking van het pu
bliek de fotorgrafen voortaan van minstens
vier vrije dagen per jaar kunnen genieten.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij:
Van GiLs, De Costastraat 3, armbandje; Ver-
dam, Haarlemmerliedestraat 21, actetasch
met inhoud: Termets, Amsterdamschevaart,
Blokwoning 12, (Spoorlijn), benzine. Haupt*
mann, Prinsen Bolwerk 1, broche; Ter Smit
ten, Schoterveenstraat 23, zwarte hond; Bu
reau van Politie, Smedestraat, hoed; Kors,
Grebbestraat 4, zwart-bruin hondje (reeds 3
maanden in bezit)v. d. Ham, Groote Hout
straat 143, fox terrier; Bureau van Politic,
Smedestraat, hondenhalsband met pen
ning; v. d. Linden, Pieter Kiesstraat 78,
handschoen; Bureau van Politie, Smede
straat. handschoen; Hartman, Lootsstraat
24, zakmes; Ultenbosch Pieter Kiesstraat 50,
bontmuts; Serné, N. Raamstraat 69, mutsje;
Beudeker, Ripperdastraat 31, portemonnale;
Tanis, Smedestraat 7, pan; v. Koningsbrug-
gen, Anegang 7, portefeuille; Peek, Kenau
straat 8, rijwielbelastingmerk; Kooyman,
Damast-straat 10, rozenkrans; Handgraaf,
Gen. Bothastraat 69, sleutel; v. Norde, Kerk
straat 2 rood, gymn. schoenen; v. d. Bosch,
Smedestraat 37, sleutels; Bureau van Politie,
Smedestraat, sleutel; Greeve, Kleverpark 121
wol.
Uit liot Engelsch van
ARCHIBALD EYRE.
17)
Het was een feit dat mevrouw Amherst de
eenige van de vier was die werkelijk belang
stelde in het verloop van den wedstrijd; de
anderen speelden werktuigelijk. Lilian zorg
de er voor uit de buurt van George te blij
ven en hij liet geen gelegenheid ongebruikt
om haar steelsgewijze gade te slaan. Me
vrouw Amherst babbelde en lachte en had
plezier, maar de anderen, de ballenjochies
inbegrepen, verlangden naar het einde.
Lilian bracht er, tot groote teleurstelling
van mevrouw Amherst niet veel van terecht
en de uitslag was dat Lilian en haar partner
smadelijk de nederlaag leden.
„Ik meende dat ik had gehoord, juffrouw
Turner, dat u in den eindwedstrijd voor de
dameskampioenschappen hebt meegespeeld",
merkte mevrouw Amherst op een ongeloovig-
smalenden toon op.
Lilian zuchtte. „Dat is Inderdaad zoo. maar
ik begin zelf te gelooven dat het in een vorig
bestaan is geweest. Lieve mevrouw Amherst,
zal ik u eens heel gelukkig maken?"
Mevrouw Amherst keek haar wantrou
wend aan. ..Wat bedoelt u?"
..Ik beloof u plechtig, dat ik nooit weer
in "deze club zal spelen, nooit, nooit weer."
„Er is iets gaande", constateerde mevrouw
Amherst scherpzinnig, ..dat ik niet heele
maal begrijp. ,.ma°.r ik zou niet kunnen
zeggen wat 'het is. Het eenige wat ik wel zeg
gen kan is, dat ik een verloren morgen heb
gehad."
Voor het clubhuls bleven zij staan. Lilian
stak haar hand uit.
„Dag mevrouw Amherst", zei ze, „ik ga
rechtstreeks naar huis. U bent erg vriende
lijk voor me geweest en ik ben bang dat ik u
in ruil daarvoor niet aardig behandeld heb."
Mevrouw Amherst's gezicht verzachtte
zich bij zooveel zelfvernedering. „Ik wilde
dat u het mij kon uitleggen wat er eigenlijk
voor mysterie aan de hand is," zei ze op haar
welwillendste manier.
„Er is niets uit te leggen".
Toen Lilian den weg afliep, hoorde zij
haastige voetstappen; zij draaide zich om en
zag dat lord Harlsmore snel achter haar aan
kwam.
„Hoort u eens", hijgde hij, „wij moeten
elkaar goed begrijpen".
„Dat spreekt vanzelf. Wat wilt u begrij
pen?"
„U moet mij dat pakje teruggeven."
„Waarom?"
„Omdat het van mij ls, „Ik bedoel...— dat
het niet van u is."
„Waar hebt u het voor noodig?"
Hij aarzelde. „Ik geloof niet dat dat u
iets aangaat."
„Toe, wees niet zoo onbeschaamd", ant
woordde Lilian kalm. „Hoewel u bewezen
hebt er geen moraal op na te houden, kunt u
tenminste goede manieren toonen."
Lord Harlsmore was even onder den in
druk gekomen en zong een toontje lager.
„Neemt u mij niet kwalijk", zei hij gedwee.
„Het was niet mijn bedoeling om onbeleefd
te zijn. Als u het mij teruggeeft, beloof ik u.
dat ik het rechtstreeks aan mijn moeder zal
ter hand stellen".
„Ik ben van plan dat zelf te doen."
„Dat kunt u niet met goed fatsoen. Hoe-
wilt u het feit verklaren dat u in het bezit
ervan bent?"
„Ik geef het alleen maar terug en verwijs
uw moeder- naar u voor een verklaring."
„Wilt u mij ongelukkig maken?"
„Absoluut niet, Integendeel ik wil dat u
den toestand als een man onder de oogen
ziet. Op die manier help ik u juist."
„Ik verlang uw hulp heelemaal niet, dank
u."
„Toch zal ik mijn best voor u doen, zelfs
tegen uw wil. Het ls een soort liefhebberij
van mij om jongemannen to verbeteren",
voegde ze er met een twinkeling van spot in
haar oogen aan toe. En toen weer ernstig:
„U hebt iets gedaan wat onvergeeflijk en
dwaas is en u moet dat gaan inzien."
Er was geen spoor van berouw in de uit
drukking van zijn gezicht, zijn heldere blau
we oogen keken haar brutaal aan.
„Loop heen," grauwde hij. „Met welk recht
mengt u zich in mijn particuliere aange
legenheden?"
„Uw heele houding bewijst dat n geen
oogenblik van plan bent het bewuste voor
werp aan uw moeder terug te geven. U
schijnt overigens te vergeten dat u gisteren
maar ternauwernood aan de politie ontsnapt
bent."
„Er was geen sprake van ontsnappen. Ze
hebben me alleen maar aan het. schrikken
gemaakt. Maar laten we verstandig praten.
Hoeveel wilt u hebben? Ik zal u vijf pond
geventienvijftien pond als u wilt."
„Idioot!" Een oogenblik had Lilian neiging
om boos te worden maar haar kalmte kwam
direct weer terug. „U bent toch nog maar
een echt kind." zei ze medelijdend-
Hij mompelde een paar onsamenhangende
woorden.
„Kunt u niet verstandig worden, ging
Lilian vriendelijker voort, „ik vind hét in
één woord verschrikkelijk dat u op deze
manier uw leven bederft en ik kan niet aan
zien, dat U uw ongeluk tegemoet gaat zonder
tenminste te probeeren of ik u niet op het
rechte pad kan brengen."
Hij gromde een paar grove beleedlgingen,
die Lilian het bloed naar het gezicht deden
stijgen.
„Ga weg," beval ze met gefronste wenk
brauwen. „Hoe durft u zoo tegen een vrouw
te spreken, ga alsjeblief weg!" Zij wees ge
biedend naar een zijpad; „ga dien weg in en
blijf daar tot ik uit. het gezicht ben."
Hij beek haar aan met een wït-vertrokken
gezicht en sloop toen heen, als een geslagen
hond.
„Niet voor verbetering vatbaar," mompelde
Lilian en zuchtend vervolgde ze haar weg.
„En hij heeft nog wel zulke aardige, goede
oogen!", peinsde ze.
HOOFDSTUK XTT.
De Lommerdhouder.
Warden schold zichzelf uit voor een gek.
De glinsterende schat in zijn hand te hebben
gehouden en dien weer te hebben prijsgege
ven in een oogenblik van ongemotiveerde
verbijstering, was genoeg om zelfs den gedul-
digen Job rasend te maken Toen hij den vo-
rigen middag den winkel was komen uitstor
men, was hij bijna aangebotst tegen den re
chercheur, die hem al een heelen tijd had
geschaduwd en in het plotseling opkomend
besef dat er van wettelijk standpunt niets
tegen hem was in te brengen, had hij duch
tig opgespeeld Er was geen poging gedaan
om hem aan te houden, laat staan hem te
fouiileeren.
..Stom om me zoo van mijn stuk te laten
brengen", zuchtte hij spijtig. „Angst ls dc
slechtste raadgever die er bestaat!"
Joseph Warden ging er prat op dat hij een
respectabel man was en deze goede dunk
van zichzelf, baseerde hij voornamelijk op
het feit dat de politie nooit overtuigende be
wijzen tegen hem in handen had kunnen
krijgen. Hij was eigenaar van een kleine bank
van leening ln een van de onaanzienlijke
buurten van Londen en een koperen plaat op
de deur van zijn particuliere woning deelde
mede dat hij zich eveneens belastte met bet
verstrekken van hypotheken. Maar de?e
weidsche mededeeling moest met een korrel
tje zout worden opgevat: voor zoover War
den geïnteresseerd was bij den handel in
vaste goederen, beperkte dat zich tot het op
strijken van provisie van den verkoop van
café's, onder de eigenaars waarvan hij een
menigte goede kennissen bezat. Als een van
hen er over dacht om zijn inrichting van
de hand te doen, was het Warden, die onder
zijn uitgebreide relaties wel een gegadigde
wist te vinden.
Warden's vrouw, een tanig, één-ooglg
monster, zijn trouw hulp bij zijn nobel
bedrijf, bleef thuis om op den lommerd te
passen en verdachte zaakjes op te knappen
met ongunstige typen, die aan de achterdeur
juweelen en tafelzilver kwamen te koop aan
bieden en doordat hij zich zoo geheel en al
verlaten kon op de trouw en de toewijding
van zijn wederhelft, was Joseph Warden vrij
om te gaan waar hij wilde en langs de we
gen te snuffelen of zich daar ook iets voor
deed wat van zijn gading was En dat was
meestal het geval!
Het was bij een van deze omzwervingen
geweest, dat hij in aanraking was gekomen
met den jongen Lord Harlsmore, aan wien
hij was voorgesteld door een vcrloopen jockeJ!
in de bar van een derderangs cabaret.
(Wordt vervolgd