H. D. VERTELLINGEN. FLITSEN STADSNIEUWS FEUILLETON De Gestolen Diadeem HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 17 DECEMBER 1929 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). Veranderingen der schoonheid door GEORGES DUHAMEL. Twee geteerde buizen van het meest ab solute, duistere zwart. Twee onmetelijk lan ge, gelijk de loopen van een enorm jachtge weer naast elkaar geplaatste buizen dat is hegeen wij in het oude, verdroogde ravijn van een plaatsje in de bergen ontdekken. Rernliard stoot bij den aanblik een kreet van bewondering uit, de kreet van 'n jongen haan, wiens stem overslaat. „Wat ls dat, vader?" Tot spotten geneigd, zeg ik schouderopha lend: „Een waterval." Het kind kijkt mij wantrouwend aan. Een waterval! Dien kent hij, dien heeft hij al gezien. Nog meer: hij heeft er zelf ver schillende gemaakt. Is water niet het grap pigste speelgoed? Ernstig herhaalt hij: „Wat is dat hier?" „Ik maak geen grapjes", geef ik ten ant woord. „Vroeger was hier een groote water val. Dien heeft men boven op de hoogvlakte aan banden gelegd. Nu stroomt hij door deze buizen." „Waarom?" „Om turbinen in beweging te brengen." „O, ja, voor den electrischen stroom en voor licht en motoren Hij heeft het begrepen. Een minuut kijkt hij peinzend voor zich. Ook ik droom. Maar ik zou niet willen zweren, dat onze gedach ten denzelfden zin, dezelfde kleur, hetzelfde ikarakter hebben. Ik denk aan den verdwe nen waterval, aan het nobele ruischen, dat eeuwig scheen, het spel der zon op het fijne waas van water, den weelderigen groei van planten in het frissche ravijn. Maar waar denkt Bernhard aan? De wagen volgt intusschen de slingeringen van het daL Steile, grazige of beboschte hel lingen wijzen de toppen, waar Goethe's scha duw rust kan vinden nog een poos. En plotseling klinkt de kinderlijke stem, bevend van opwinding: „O, vader, wat een mooie waterval!" Zouden mijn oogen slechter, worden? Ik voelde mij eenlgszins beklemd. „O, vader, wat een mooie waterval!" 1 „Daar beneden, rechts in den greppel". Het is zoo. Daar beneden kruisen twee an- derere glimmende tweelingbuizen het land schap gelijk twee zwarte houtskoolstrepen. En zoodra wij ze naderen, herhaalt Bern hard: „Neen, die is prachtig!" Moet ik tegenwerpingen maken? Moet ik dit kind uiteenzetten, dat de berg in de da gen van mijn jeugd mooier was? Daar be ware mij de hemel voor! Ik kijk Bernhard even aan; zijn oogen stralen, zijn frissche lippen zijn geplooid tot een vroolijken glim lach. Geheel zijn gezicht drukt belangstelling tevredenheid, welbehagen uit. Nu. wat mij betreft dan! Wat voor mij schoonheid was, zal voor hem misschien niets meer zijn. Het zij zoo. Zoolang in deze nieuwe harten nog geestdrift gloeit, is de wereld niet verloren. Wanneer de kleine zielen onzer kinderen nog van enthousiasme zwellen, beteekent dat waarschijnlijk, dat de schoonheid eeuwig ls, dat de mensch altijd en overal zijn schoonheid zal scheppen. Ja voor Bernhard be teekenen deze twee Jbuizen, die ik niet meer afschuwelijk durf noemen, „een mooie waterval". Hoe langer de buizen, hoe zwarter en omvangrijker zij zijn, des te grootscher is de waterval. Zoo leest en legt hij de nieuwe wereld uit. Al lang hadden wij in ons landschap den rij weg met zijn steunmuren, zijn polijsting, zijn groote curslefschrift toelaatbaar gevonden. Bernhard vindt plotseling ook waterleiding buizen, transformatoren, metalen bruggen, cementen schoorsteenen, hoogovens, bagger machines toelaatbaar. Alles! Geheel het mo derne leven! Zelfs de gashouders, helaas, helaas! In de nabijheid van Epluches wordt een reusachtige gashouder gebouwd, van welken ik niet meer den moed heb te beweren, dat hij geheel het Oisedal verknoeit. Wanneer de kinderen van Parijs komen en ik hen vraag, wat zij onderweg beleefd hebben, rap porteeren zij geestdriftig: „Met den gashouder gaat het goed vooruit. Hij is bijna klaar". Nu en dan bedenken zij hem met een of ander teer, vleiend bijwoord, waarmede men in mijn tijd een veulen of een bloem liefkoosde. Alles betoovert hen van deze grooten stalen blaas, zelfs het doordringende, erbarmelijke lawaai van den electrische boormachines. Onder el kaar spreken zü van dit lawaai zooals wij van Wagner spraken. Gashouder, gasmeter! Is het woord ,M^ter" niet de maatstaf van hun bestaan? Hard nekkig winnen wij inlichtingen in bij den barometer, den thermometer, chronometer, manometer en waar niet al? Ja, ook bij den dynamometer, die ik bijna had vergeten en zeker nog bij een geheele reeks andere „Meters", die zij niet eens noemen. Al het geen met meten verband houdt, is bekoor lijk en mooi voor hen. Moest ik hun dat ver wijten, ik, die lettergrepen, woorden, gedich ten, gedachten meet? Vroeger was de stilte een toevlucht, een asyL Voor mijn jongens bestaat de normale stilte in het min of meer zuivere lawaai van een explosiemotor. Den hemel, dien wij nog maagdelijk en waarlijk vrij van menschen kenden, kunnen mijn zonen zich alleen nog voorstellen als drager van vliegtuigen. Alle elementen komen hun onbetwisbare koloniën voor, over welke de geest der mechanica zijn hooge heerschappij uitstrekt. En de een zaamheid? Die, stel ik mij zoo voor, zult ge op een autorenbaan of in een exprestrein vin den. Beteekent dat wellicht, dat hun de oude, wegzinkende wereld, het onderwerp van onze teerheid en onze droefenis, een zeker ironisch medelijden inboezemt? Zelfs dat niet. Zij kunnen haar zich niet voorstellen en willen haar in het geheel niet kennen. Wanneer zij in een of ander provincieplaatsje een oude paardetram ontwaren, waar twee knollen voor gespannen zijn, dan zeggen zij, verwonderd het hoofd schuddend: „Wanneer die paarden daar voor dien wagen blijven, dan worden se dadelijk overreden". Ik heb nog nauwelijks grijze haren. Stellig, ik heb heel wat gezien maar ik ben geen grijsaard. Mijn hart is nog lang niet verwelkt. Ik wil niet aan den weg blijven liggen. Wan neer de aarde sneller draait, verlang ik niets beters, dan met haar om het hardst te loopen. Mijn zonen moeten mij ten stelligste helpen, de toekomstige wereld lief te hebben. CS COMMUNISTEN OVER DEN TOESTAND. BLOEMEN VAN DE ANTI- STEMDWANGPARTIJ VOOR OVERSTEEGEN! De afdeeling Haarlem van de Communisti sche Partij Holland hield Maandagavond in gebouw Caecilia een openbare vergadering met als sprekers de raadsleden G. Overstee gen en L. Peper. De voorzitter de heer C. Winterink sprak een openingswoord. Hij noemde het jongste optreden van de politie „sluipend fascisme" en constateerde een beperking van het recht van vereeniging en vergadering. Het eerst sprak daarop de heer O v e r- s t e e g e n met het onderwerp „Over poli tiek fatsoen en bedrogen arbeiders". De heer Oversteegen verklaarde zijn omme keer van negatief revolutionair tot positief revolutionair. Hij zeide de tijden te ernstig te achten om langer Don Quichoterie te be drijven. En hij vestigde er de aandacht op, dat hij in den Raad altijd al het proletarische belang gediend heeft. Spreker las daarop zijn reeds in den Raad afgelegde verklaring van zijn overgang van anarchisme tot communis me voor. Toen een Londensche conservatief in de sociaal-democratische partij trad, werd hij met open armen ontvangen, doch nu zeggen de sociaal-democraten van allerlei over mijn omkeer, zei de heer Oversteegen. Aanmoedigend noemde hij het dat -op de reactie van de justitie een nieuwe actie zal volgen. De heer L. Peper was de volgende spreker. Hij dankte de justitie voor het for tuin dat deze de C. P. H. heeft bezorgd, door da gebeurtenissen van Zaterdag. Dit uit zich reeds in het bezoek aan deze vergadering, dat drukker is dan gewoon. Wat de gemeentebegrooting van dit jaar betreft, spreker noemde deze een burgerlijk fiasco, een bewijs dat het bereiken van een doel door het parlementarisme illusoir is. Inplaats van vooruitgang voor de arbeiders was er achteruitgang. Bij voorbeeld bij den woningbouw. Er werd in 1929 geen enkele arbeiderswoning gebouwd. De noodwoningen worden nog niet alle opge ruimd, er wordt slechts verplaatst en de be woners worden verbannen naar het Vuilrak, buiten de bewoonde wereld als het ware. Spreker critiseerde sterk het beleid van den sociaal-democratischen wethouder voor de volkshuisvesting, dat hij huisjesmelkerij noemde. Ook de positie van het gemeentepersoneel vertoont achteruitgang door rationalisatie en uitbuiting. Het aantal losse arbeiders neemt toe. En dan het onderwijs. De voorsprong van het bijzonder onderwijs wordt steeds ver groot. In 1928 zou een openbare school in de Weltevredenstraat geopend worden. Spreker ziet de school in September 1930 nog niet klaar. En de schoolvoeding? Deze wordt af gescheiden van opofferingen van hen die er bij behulpzaam zijn, op de annelijkste wijze gegeven. De schoolvoeding werd beperkt. Zal dit alles nu zooveel beter worden als er meer communisten in den Raad zijn? Neen, de illusie van de parlementaire doelmatig heid moet bij de arbeiders er absoluut uit. Met een opwekking om zich aan te sluiten bij de Communistische Internationale be sloot spreker. Bij de gelegenheid tot debat bood de heer G. Bilderbeek, voorzitter van de Anti-Stem- dwangpartij den heer Oversteegen een ruiker aan met een rood en een zwart lint. Het eerste beteekent het verleden, het tweede het heden, zei spr. daarbij. De vrouw van den heer Oversteegen nam de bloemen in ont vangst. De heer Bilderbeek herinnerde er voorts aan, dat de A. S. P. van den heer O. nog 48 aan af te staan presentiegeld krijgt. De heer Oversteegen heeft veel beloofd en weinig ge geven (Applaus achter in de zaal). De heer Bilderbeek bestreed voorts den heer Peper en het Russisch imperialisme en beval het anarchisme en het syndicalisme aan. De heer C. Otter kwam er tegen op, dat er gesproken wordt van twee communis tische raadsleden. Er is er maar één. Spreker zei verder „aan Oversteegen al heel veel te leurstellingen te hebben beleefd". De heer Joh. Smit ging spreken over een adres van de vereeniging van Handels- en Kantoorbedienden aan den Raad over de ver plichte winkelsluiting op Donderdagmiddag. Hij zeide van de communisten een stemming nemen tegen dit adres te verwachten. De heer Besseling oefende critiek op het Burgerlijk Armbestuur. De heer Oversteegen beantwoordde de sprekers. Hij zeide, dat het roode lint voor hem het heden beteekent. De afrekening van de rekening, zeide hij, zal volgen bij de ver- assching van deze kapitalistische maatschap pij. (Gelach en geschreeuw achter in de zaal). Om persoonlijke beleediglngen hem aangedaan weigerde de heer Oversteegen ver der te antwoorden. De heer Peper legde uit, dat de heer Over steegen slechts op verzoek van de C. P. II. raadslid is gebleven. Hij verwonderde zich over een blijven hangen van ultra-revolu- tionnaire arbeiders aan burgerlijk fatsoen. Alles wat het doel ten goede kan komen is goed zonder meer. De heer Peper beantwoordde ook de andere opmerkingen, waarop de heer Bilderbeek zich bereid verklaarde tot een openbaren debat avond met Peper. Om bij elven werd de druk bezochte ver gadering gesloten. NED. STUCADOORSBOND. DE ALGEMEENE VERGADERING. De met spoed bijeengeroepen landelijke algemeene vergadering van den Ned- Stuca- doorsbond, waar het accountantsrapport in zake het beheer van den thans geschorsten penningmeester besproken zal worden, heeft plaats op Zondag 22 December in Den Haag. TAXI-KLOKKEN. De taxi-ondernemer D. Bos, verzoekt ons mede te deelen, dat de onjuist-aanwijzende klokken door de politie niet op zijn taxi's ge vonden zijn, maar op de taxis van een an deren ondernemer. KINDERVOEDING. De vereeniging „Kindervoeding" reikte in de afgeloopen week uït in hare af deelingen: Zoetestraat: Maandag 206, Dinsdag 208, Woensdag 177, Donderdag 193, Vrijdag 220, Zaterdag 159 porties. Gen. Cronjéstraat: Maandag 100 porties, Dinsdag 99. Woensdag 100, Donderdag 98, Vrijdag 101, Zaterdag 98 porties. PERSONALIA. Tot collectrice yan Staatsloterij te Deventer is Mevr. M. KnappertNoorthoven uit Heemstede benoemd. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1524 DE WERELD OP HAAR ERGST Als de gasten ieder oogenblik kunnen komen, bet eten te laat is, je je man gevraagd hebt om de zitkamer wat op te ruimen en je vindt hem vyf minuten later, doel loos ronddwalende omdat hij niet weet, wat hij met Jantje's pet moet beginnen. (Nadruk verboden)'. VROUWEN-VREDEBOND. De heer Van Sijn over „Beveiliging door oorlogstoerusting is onmo gelijk". In een bij eenkomst van den Alg. Ned. Vrou wen Vredebond in hotel Van Ree te Heem stede sprak Maandagavond de heer Van Sijn uit Rotterdam over Beveiliging door oorlogs toerusting is onmogelijk", nadat de presiden te de bijeenkomst met een opwekkende toe spraak had geopend. De heer Van Sijn wilde niet zoo optimis tisch zijn als de presidente. Want, zeide hij, in het Verre Oosten staan China en Rusland gewapend tegenover elkaar, telkens hoort men weer van uitvindingen van nieuwe gif gassen en ander „beter" oorlogstuig* van ont ploffingen in volle munitiemagazijnen. Nau welijks is de wereld uit de hel van den oor log bevrijd, of in looppas gaat zij er weer naar toe. Na den grooten oorlog, toen de triomf der overwinnaars verbleekte, meenden we, dat een nieuwe oorlog nooit weer moge lijk zou zijn, dat de staten hun economische afhankelijkheid zouden inzien, dat de handel nieuwe belemmering van het handelsverkeer niet zou gedoogen. De oorlog is gruwelijk, is walgelijk. Drie kwart millioen menschelijke oorlogswrakken zijn nu nog hulpbehoevend in Frankrijk. Te gen den oorlog met gifgassen zal niets te doen zijn. Er zijn tegen gassen geen bestrijdings middelen, gasmaskers helpen tegen verschil lende gassen totaal niet. Men raadt aan, groote kelders te bouwen onder de steden wat in Amsterdam dat op palen is gebouwd, niet mogelijk is waarin de bevolking een schuilplaats zou kunnen zoeken. Maar spre ker vroeg zich af, hoe lang men het in deze ruimten uit zou houden. Toch is de gasoorlog eerlijker dan de vroegere wijze van strijden, de „sjacheraars in menschenvleesch", de menschen die vroeger veilig achter het front bleven, de vrouwen die hun zoons en mannen naar de loopgraven zonden om dapper voor het vaderland te vechten, zij zullen nu ook slachtoffers worden. Een kloek verdedigt haar kuikens, een moeder laat haar jongens den dood tegemoet gaan. Ten opzichte van dienst weigering zeide spreker, dat een Engelsch officier dit de moeilijkste vorm van moed had genoemd en volgens spreker zou hij ieder die de consequenties van dienstweigering aan durfde de hand reiken. Er zijn menschen, aldus de heer Van Sijn, die, als ze een boek als dat van Remarque gelezen hebben, zeggen: 't Is wel vreeselijk, maar we moeten het aanvaarden. Hiertegen kwam spreker met kracht op. Van de natio nale onafhankelijkheid hebben velen een soort religie gemaakt, men verliest de eischen die de geheele gemeenschap stelt uit het oog; men praat over onze neutraliteit, die we van 1914 tot 1918 ondanks onze be wapening konden handhaven, doch vergeet, dat wij als lid van den Volkenbond ons ver bonden hebben om ons partij te stellen in eventueele geschillen. Als motief tegen ontwapening voert men veelal aan, dat dan de deur voor den vijand open gezet wordt, maar spreker denkt aan Salome's rechtspraak en vindt, dat het recht beter verkracht kan worden, dan dat het voorwerp onzer liefde in dit geval het va derland ten onder zou gaan. Nooit zal bewapening een vijand afschrik ken. In alle landen leeren de soldaten im mers, dat ze niet mogen terugdeinzen voor een overmacht, al is die ook tien of honderd maal zoo groot. Als wij een offer moeten brengen, dan dienen wij, aldus spreker onzen hoogmoeds waanzin. onzen nationalen trots te willen of feren, niet echter den vrede zelf. Enkele aanwezige leden stelden nog vra gen, waarna de bijeenkomst gesloten werd. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Lichaamsgewicht vermindert, doch lichaamskracht neemt toe! Kruschen Salts zal U uitkomst brengen, wanneer U aanleg hebt tot corpulentie. Ge bruikt regelmatig de kleine dagelijksehe dosis Kruschen Salts en er zal niet alleen geen ongezond, overtollig vet meer gevormd wor den, doch U zult uw tegenwoordig lichaams gewicht weer tot het normale punt terug brengen, Kruschen Salts spoort lever en nie ren aan tot krachtiger werking en het bloed wordt bevrijd van alle schadelijke stoffen. Nieuw frisch bloed zal uw lichaam doorstroo- men.Overtollig vet wordt afgevoerd en door de krachtiger stofwisseling wordt het aanzetten van vet voorkomen. U zult U flinker en ge zonder gaan voelen, stralend van energie en levenskracht. Uw uiterlijk zal sportiever wor den en sportiever blijven, zoolang U vast houdt aan die goede dagelijksehe gewoonte: iederen morgen voor het ontbijt de kleine dagelijksehe dosis op een glas warm water. Kruschen Salts heeft smaak noch geur. Kru schen Salts is verkrijgbaar' bij alle apothe kers en drogisten a 0.90 per flacon. De groote flesch a 1.60 bevat 3 maal den in houd van den kleinen flacon. Imp.: N.V. Rowntree Hdls.Mij., Keizersgr. 124, A'dam C. OhZE CROEMTÜE3 Dlh5DAG=i DONDERDAG ZATERDAG 1 Uit het Engelsch van ARCHIBALD EYRE. 21) „Neen", zei hij, „je kunt je poging wagen. Maar als het mislukt-, telegrafeer me dan; dan zal ik probeeren de zaak met mijn moeder in orde te maken". „Afgesproken". De trein stopte. „We kunnen onze kaartjes wel ruilen. Het jouwe is tot Bridgeport en het mijne tot Londen. Hier heb je dat van mij. Waar is het jouwe?" De jongeman haalde het biljet te voor schijn. „Wat moeten we met de brokstukken van dat. étui doen?" vroeg hij. „Smijt ze uit het raampje zoodra de trein het station uit is", adviseerde de lommerd* houder. „Tot ziens". „Bonjour. Denk er om dat je telegrafeert als het noodig is; Je weet mUn adres". „Doe. mijn eerbiedige groeten aan mevrouw de Gravin! Ik groet je". En met deze boosaardige afscheidswoorden stapte Joseph Warden uit en liet Lord Ha l ismore alleen zijn reis vervolgen. HOOFDSTUK XIV. DE BONBONDOOS. „Het is niet buitengesloten", zei Lilian te gen haar tante, „dat de gravin mij vandaag komt. bezoeken." Een begrijpelijk gevoel van opwinding maakte zich van tante Martha meester. „Ik zal direct de hoezen van de stoelen in den salon laten wegnemen", zei ze. „Maakt u geen omslag, tante; het is heele- maal niet zeker dat ze komt." „Het is een kleine moeite; ik zal het voor alle zekerheid toch maar doen." De dag ging voorbij en Lilian bleef thuis in afwachting van de mogelijke komst van de gravin, maar deze kwam niet. Tegen vier uur ging Lilian naar haar kamer; ze haalde den diadeem uit haar hoedendoos en legde hem tusschen watten in een leege bonbonnière. Toen zette haar hoed op. Op de trap ontmoette ze haar tante. „Als de gravin niet bij mij komt, zit er niets anders op dan dat ik naar de gra vin ga," zei ze. „Weet je zeker, dat ze In Woollacombe is?" „Daar zal ik gauw genoeg achter komen". Lilian voelde zich droevig gestemd. Het wegblijven van de gravin kon niets anders beteekenen dan dat het briefje, dat ze bij de presse-papier in het étui had gedaan, niet in haar handen was gekomen. Ze trachtte zichzelf in te praten dat de jongeman mis schien den moed gemist had om naar zijn moeder te gaan en dat het geen trouweloos heid was geweest. Maar in ieder geval stond haar nu een pijnlijk onderhoud met de gra vin te wachten. Daar was geen ontkomen aan. Het leek haar verre van onwaarschijnlijk dat de Jeugdige boosdoener, rekening hou dend met de mogelijkheid, dat ze omstreeks vier uur naar zijn moeder zou gaan, haar onderweg zou opwachten en haar om uitstel van zijn moeilijke boodschap vragen. Hoe meer ze er over nadacht, hoe waarschijnlij ker dit haar voorkwam. Zc keek den weg vóór zich af, of ze ook iemand zag aanko men, maar dat was niet het geval. Toen Woollacombe een eind achter haar lag, kwam ze op een kronkelenden landweg. Opeens werd zij zich ervan bewust, dat iemand haar volgde. Dat kon natuurlijk nie mand anders als Lord Harlsmore zijn! Bij een bocht in den weg bleef ze staan om op den eenzamen wandelaar die niemand anders immers was dan de jonge graaf! die door de kronkelingen van den weg nog aan haar gezicht was onttrokken, te wach ten. Als hij misschien te verlegen was om haar aan te spreken, zou ze het hem gemak kelijk maken! Eindelijk had de wandelaar haar bereikt. Maar het was geen berouwvolle Lord Harls more, die zich aan haar oogen vertoonde, maar niemand anders dan Joseph Warden, die zich niet in het minst verwonderd be toonde over haar plotselinge verschijning. „O, bent u het!" riep Lilian uit op een toon van onaangename verrassing." Ik merkte dat er iemand achter mij aankwam en ik wilde weten wie het was." „Wel, en nu weet u het", antwoordde War den vroolijk. „En ik verheug me op uw ge zelschap, want we moeten denzelfden kant uit!" „We moeten niet denzelfden kant uit", zei Lilian beslist. Joseph Warden was zeker niet het meest gewenschte gezelschap voor een jong meisje, dat op een eenzamen weg liep met een diamanten diadeem in een kar tonnen doos, die met een dun touwtje aan haar middenvinger hing. „Ik heb geen be zwaar om tegen u te spreken," ging ze voort, „als u uw shilling betaalt voor thee en cake; dat is een onderdeel van mijn werk, maar buiten den winkel weiger ik eenvoudig u te kennen." „Zoo-zoo!", viel Warden grimmig uit. „Je hoeft, anders niet zoo uit cle hoogte te doen, ik zal je niet opeten!" „Goedendag", zei Lilian en maakte aan stalten om door te loopen. „Goedendag, lief schatje, antwoordde Jo seph Warden, terwijl nij vlak voor haar kwam. Verontwaardigd ging Lilian een eindje ter zijde zij was geen oogenblik bang dat hij geweld zou gebruiken het was meer af keer die haar op zij deed gaan maar Joseph Warden was gekomen voor den dia deem en niet van plan terug te ;eeren zon der dat hij dien in handen had. Ze liepen een honderd meter door, Lilian voorop en de lommerdhouder vlak op haar hielen. Ze kon zijn adem in haar hals voelen. Plotseling bleef het meisje stilstaan. „Dit is eenvoudig onduldbaar!", riep ze uit. Warden negeerde haar 'erontwaardiging. „Nu we zulke goede vrienden zijn", zei hij met een grijns, „verwondert het me dat je me niet een stukje chocola presenteert." Lilian begreep zijn opmerking niet direct, maar zijn schuinschen blik naar de bonbon doos, maakte zijn bedoeling duidelijk genoeg. Ze probeerde tijd te winnen. „Komt u vanavond in den winkel; dan krijgt u een doos heelernaal voor u alleen. Deze is voor een vriendin". „Dat spijt me verbazend, want ik heb Juist ergen trek in zoetigheid; zóó'n trek, dat ik vijf pond voor deze doos bonbons wil geven." Nu twijfelde ze heelernaal niet meer of hij wist wat de doos bevatte. „Wie heeft het u gezegd?", vroeg ze scherp. „Wét gezegd?" „Om mij te volgen." „Ik ben hier in opdracht van mijn jongen vriend. Hij heeft mij hierheen gestuurd om u het pakje te vragen, dat hij u in bewaring heeft gegeven." „Zoo; deed hij dat?" Er kwam een harde trek op haar gezicht. Als het waar was wat de man zei en waar om zou het niet waar zijn? was de jeug dige zondaar dus allesbehalve boetvaardig. „Het is onnoodig u te zeggen", vervolgde de lommerdhouder, „dat het nogal riskant is om dingen onder u te houden die niet van u hooren". „Ik ben op weg om dit pakje terug te brengen naar degeen van wie het hoort", zei Lilian- „Dat ben ik, ik treed namens den eigenaar op", viel Warden brutaal uit. Hij kwam een stap nader; Lilian keek hem recht in de oogen en hij bleef stilstaan. „Ik ben absoluut niet bang voor u". ver klaarde Lilian met een besliste stem. Ze bleef hem strak in de gemeene oogen kijken. „Je bent toch eigenlijk een erbarmelijk sujet!" „Zoo, ben ik dat?" „Ja, in elk opzicht". Ze waren nu vlak bij de poort van een op rijlaan van een groot buiten dat niet ver van den weg stond. „Ik hoor voetstappen", ging Lilian voort met een gevoel van groote opluchting. „Vindt u niet dat u maar beter deed om heen te gaan?" Er was geen twijfel aan of er kwam iemand de oprijlaan af; ook Joseph Warden hoorde de naderende voetstappen. Hij deed plotse ling een uitval naar de bonbondoos en greep die. Het touwtje hield het lang genoeg uit om Lilian gelegenheid te geven de doos met beide handen stevig vast te pakken. H;t karton was echter tegen dezen druk niet be stand; de doos begaf het en de glinsterende inhoud viel op den stoffigen weg. Met een kreet van trlumf bukte de lom merdhouder zich om den vurig-begeerden buit op te rapen, maar Lilian wierp zich met- zoo veel kracht tegen hem aan, dat hij in zijn vol*e lengte op den grond tuimelde. „Hoe durf je in vredesnaam?" hijgde Lilian. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1929 | | pagina 10