De Mam aam de Camera* H. D. VERTELLING Nee. lezer, dit is geen verhandeling over de Russische film: „De man met de camera", die mettertijd waarschijnlijk in het Amster- damsche avant-garde-theater De Uitkijk eal draaien, evenmin een beschrijving van ,De cameraman", de film van Buster Keaton die met Kerstmis in een der Haarlemsche theaters vertoond werd. Slechts wat avonturen wil ik u vertellen van den man die aan de camera staat, de man die een scherp oog moet hebben voor wat interessant, mooi of belangrijk is. die onder de meest dwaze en gevaarlijke omstan digheden nog rustig den handel moet draal en in het vereischte tempo, het diafragma moet regelen en eventueel van filmrol ver wisselen. De operateur voor het weokjournaal die met een stel collega's vriendschappelijk de plaatsen bij een feest, een optocht, een be grafenis, een voetbalmatch en een „bruiioft- van-den-dag" verdeelt kent weinig andere sensaties dan het racen om een trein -te ha len en de verrassing dat een collega op het critieke moment juist voor zijn lens gaat staan. Maar de cameraman die werkt voor een speelfilm, die de spannendste, sensatio neelste, avontuurlijkste scènes op de film rol vast moet leggen, die maakt van aller hande mee, verkeert meer dan eens in levens gevaar en legt ook wel eens het loodje. Want terwijl ge als publiek rustig in uw stoel kunt zitten kijken naar een film van een expeditie in 't Poolgebied moest de ca meraman daar zelve zijn, moest hij kou en gevaren trotseeren; terwijl ge kijkt, naar het witte doek, waarop van een olifant b.v. al leen een geweldig flapoor te zien is, was het de operateur toch maar, die het waagde, met behulp van een telelens, den olifant zoo dicht te naderen, dat hij heelemaal buiten het, beeldvlak viel- En aan hem donderde de trein voorbij die ge op het doek ziet snellen maar de heldin die gebonden ligt op de rails, hij was het die boven op torens of kranen klom om wat interessante „shots" te krijgen. Vreemd, de taak van den cameraman be staat al voor een deel uit het de wereld an ders te laten zien, dan een gewoon mensch haar ziet. Een meneer die lederen morgen langs een bepaalden weg naar zijn kantoor gaat. ziet de straten, de huizen, de boomen steeds hetzelfde. Een operateur echter kan in dakgoten klimmen en die zelfde straten zoo wonderlijk nieuw laten zien, dat de me neer er met belangstelling naar kijkt- Een ge woon mensch ziet op een treinreis niets anders dan twee langsglijdende strooken van het landschap. Een operateur kruipt vóór op de locomotief en filmt lucht en rails en land schap en maakt alles veel belangwekkender. Ruth Roland kwam ook op dit idee en liet HAARLEMMER HALLETJES EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Jan Pietcrse lijdt aan slapeloos heid. Dc lastige procuratiehou der. Herinneringen aan den mo bilisatietijd. Pieterse I tot IV. He slaapmuts. Schapentellen. Haarlem door schapen over stroomd. Het nieuwe middel legen slapeloosheid. Jan Pieterse lijdt aan slapeloosheid. Hij lijdt er al lang aan, zoo bij tusschenpoozen. Af en toe slaapt hij regelmatig den geheelen nacht door en dan weer komen er nachten, dat hij niet in kan slapen en tot overmaat van ramp ook nog midden in den nacht wakker wordt, waarna hij nog weer uren wakker ligt. Dan heeft hij, dus om zoo te zeggen een nacht zonder kop en zonder staart, met het gevolg, dat hij zich ellendig voelt en 's middags na twaalven neiging heeft om over zijn kantoorwerk in te slapen. De procuratiehouder, lamme vent volgens Jan Pieterse, heeft hem eens betrapt toen hij over zijn boek lag te dommelen en hem hard handig wakkergeschud met de mededeelfng. dat hij zijn ontslag zal krijgen, wanneer dat weer gebeurt -Die procuratiehouder", zegif Jan Pieterse, „heeft het op mij voorzien en gelooft, denk ik, dat ik 's avonds aan het fuiven ga en dan niet genoeg tijd voor nachtrust overhoud. Soms jeuken me de vingers om hem door elkaar te schudden, maar als ik dat doe is mijn vonnis dadelijk geveld en daarom laat ik het maar en geef hem uitvoerige verklaringen, die hij niet ge looft Met. zijn puntigen neus", zegt Jan Pie terse. ..gluurt hij nijdig over mijn schouder als hij langs mij heengaat op kantoor en zegt met een stem als een fluit" (Pieterse doet dit kostelijk na")„Pieterse. denk erom. dat je doorwerkt, want hier op kantoor wordt niet geslapen." Af en toe kan Jan Pieterse wel huilen, want hij doet zijn best toch, maar hoe kun je die slapeloosheid genezen! Hij heeft er zelf last genoeg van. Natuurlijk heeft hij er den dokter over ge raadpleegd en die heeft gezegd: ,,'s avonds rustig houden, niet te veel praten, geen spannende romans lezen en niet te veel radio. Slaapmiddeltjes geef ik je niet, want daar wen je te veel aan en als je er dan weer mee ophoudt, wordt het nog veel erger." Met de familie heeft hij er ook al over ge sproken en die geeft hem allerlei raad, malle dingen, die hij niet van plan is op te vol gen en dingen, die hij ook wel eens gepro beerd heeft, maar tot dusver geen succes hebben opgeleverd. Zijn vader, die hem an ders altijd goeden raad geeft, heeft hem ge zegd. dat hij schapen moest gaan tellen. „Je verbeeldt je maar", zei zijn vader, „dat er eigens een groot, schapenhok staat. De deur gaat. open en er komen er twee uit. twee te gelijk naast elkaar". Jan Pieterse heeft ge- 1 voor een zooveel-weeksche seriefilm den cameraman vastbinden op de breede baan- schuiver van een locomotief die met een vaartje van zeventig kilometer de bergen door reed. De temperatuur was eenige graden onder nul en zoo stijf als een lat kwam de camera-man dan ook eindelijk vrij, maar hij had film opgenomen die voor dien tijd 't was 1920 geweldig sensationeel was. In een andere film moest de held met een parachute uit een vliegmachine springen. En de regisseur wilde het nu eens anders dan anders verfilmd hebben, hij wilde geen pop aan een valscherm neergooien, doch rede neerde zóó: dat in de film toch eigenlijk de indrukken van den springenden vlieger weer gegeven moesten worden. En met een vlieg machine ging de cameraman naar boven, hij sprong er uit, had de tegenwoordigheid van geest om zoo goed en zoo kwaad als het ging zijn toestel te bedienen, draaide ook, toen de parachute door den wind een eind over den grond werd voortgesleurd en kreeg zoo- d^ide een merkwaardig stuk film. Voor een Italiaansche rolprent, die o.a- een uitbarsting van de Vesuvius in beeld bracht, moest een stoutmoedige camera-man in den krater afdalen. Aan dunne, sterke kabels liet men hem zakken, meer dan driehonderd meter drong hij den krater in. en ieder oogen- blik kon de dunne lavakorst breken en kon den de gloeiende gassen naar boven spuiten, wegslingerend steenen, hem treffend. David W. Griffith moest voor een roman tische film van de Stille Zuidzee beelden hebben van een gevecht tusschen de heldin en een schurk onder water. Nu kan zooiets met trucs wel opgenomen worden in hst atelier, maar Griffith wilde alles zoo goed mogelijk hebben. Dus zocht men een stille plek op bij de Bahama-eilanden, waar het water zoo helder was als kristal, hetgeen het filmen van iets dat zich onder water bevend, mogelijk maakte. Men bouwde aan roeiboot jes heele stellages, waarop de camera-men met hun toestellen, vlak boven het water vlak konden gaan liggen. En bovendien moest er scherp worden opgelet of geen haaien in de omgeving te bespeuren waren. De spelers doken onder, worstelden, kwamen boven, doken weer. worstelden opnieuw, dat- ging een keer of vijftien zoo en de operateurs draaiden of hun leven er van af hing. De film was buitengewoon scherp en men had merkwaardige resultaten verkregen door op deze wijze te filmen. Bij sensatiefilms worden vaak trucs toege past, gebeurt dit niet, dan moet de camera man wel over een groote dosis koel bloed beschikken. Denk maar eens aan Harry Piel die allerlei dolle streken uithaalt op de gek zegd, dat het zoo niet gaat, want als er een schapenhok opengaat, dan dringen de scha pen achter elkaar aan, soms half over el kaar heen, maar netjes twee aan twee gaan ze niet- ..Het zijn geen militairen," heeft Jan Pieterse gezegd, maar toen beeft zijn vader geantwoord: „dat doet er niet toe. Je ver beeldt het je maar en dan tej je maar scha pen net zoo lang totdat je vanzelf indoezelt- Ik heb het van mijn leven ook wel gedaan en het helpt altijd uitstekend." Helaas, Jan Pieterse helpt het niet, dat schapengeneesmiddel. Hij heeft zic-h voorge steld met al de kracht, die in hem is, dat hy het schapenhok, dat hij zich gedacht heeft op de Groote Markt (het komt er niet op aan, waar zoo'n hok in je verbeelding gezet wordt) dat hij het schapenhok openmaakt en dat de eerste twee eruit komen. Dan vol gen er twee en weer twee en nog eens twee en opnieuw twee en dan ga je maar tellen. Zoo heeft hij er onlangs twee duizend geteld en toen die tweeduizend schapen uitt het hok op de Groote Markt waren gewandeld, was Jan Pieterse wakkerder dan ooit en heeft hij de schapentellerij eraan gegeven. Nu is hij vroeg naar bed gegaan, vóór elven al en besluit wat anders te probeeren. „Je moet wat afleiding hebben", heeft de familie gezegd, „want je denkt te veel aan niet sla pen. Haai dus oude herinneringen op, het doet er niet toe waarover, als het maar geen onplezierige herinneringen zijn en kijk dan of het lukt". Hij besluit dus vanavond te den ken aan zijn diensttijd als landstormer. In dertijd was hij vrijgeloot, maar tijdens de mo bilisatie werd hij toch opgeroepen om te ko men landstormen. Nu, gestormd heeft hij niet veel, eigenlijk meer de lijn getrokken als hij er kans toe zag, maar het land heeft hij wel gehad, vooral over een van de sergeanten van de compie. Die stormde des te meer vooral tegen iedereen, die Pieterse heette. Er waren er namelijk niet minder dan vier: hijzelf. Jan Pieterse, dan een zekere Hein Fieïers, dan Willem Jakob Plctersz met sz en dan Gerrit Fleter, die dus heelemaal geen Pieterse heette, maar daar toch bij werd gerekend, omdat de sergeant zei: „Pieter is een voornaam en geen achternaam. Ik zal jou dus ook Pieterse noemen. Daarna heeft hij ze genummerd („om ze uit elkaar te houden", zei hij): Pie terse I, II, III en IV en ais er theorie werd gegeven heeft de sergeant eindelijk ook den naam weggelaten en alleen III, III en IV ge- zegt als hij ze r.oodig had. Dat hebben de vier zoogenaamde Pietersens hem kwalijk genomen en in het onderling verkeer in de compie de nummering niet willen volgen. „Want", heef: hij, Jan Pieterse, gezegd, „een nummer heb je in een hótel en in een gevangenis, maar een fatsoenlijk mensch heeft een achternaam". En daar het toch wel in zoo'n klein gezel schap moeilijk is om zooveel gelijkluidend, uit elkaar te houden, heeft de compie ze ge doopt: Lange Pieter, Korte Pieter, Dikke Pie ter en Pietertje. Lange Pieter was hij, want hij is boven de maat en de rest van de bij namen was onder de drie medeslachtoffers verdeeld. Terwijl hij in zijn bed over die dienstherinneringen ligt te soezen, ziet hij 1-ct heele gezeLschap weer voor zich: de com- I pagnie, den sergeant, en het heele Pieterge- 1 zeLschap, dat de sergeant, als hij een slechte ste plaatsen, en de camera-man móet hem volgen, een kraan In. tegen een steiger op, door een dakgoot. En wanneer dan eens een ongeluk gebeurt wel dan moet de operateur blijven draaien. In .Miracle des Loups" kon men zien. hoe wolven een man een arm af beten. Dit is in werkelijkheid gebeurd bij het opne men, de camera-men konden geen hulp bie den endraaiden door! Hetzelfde ge schiedde bij het opnemen van Quo Vadis in Italië, toen een leeuw een figurant aanviel en doodde. Locklear, een bekend Amerikaansch vlie ger. die vaak voor de film gewerkt heeft, had het ongeluk bijna tegen een toestel met operateurs aan te botsen. Door een verkeer de manoeuvre schoot zijn machine over den kop en, voor Locklear haar weer in de goede positie kon brengen sloeg het toestel te pletter. En weer hadden de camera-men zich van hun taak gekweten, „prachtige" op namen gemaakt, terwijl een mensch om kwam. Tal van soortgelijke geschiedenissen zijn bekend: van een filmexpeditie in Afrika waarbij vlak voor de camera een neger die niet tijdig uit de voeten kon komen, viel on der de klauwen van een woedenden leeuw, van een jongedame die van een der New- Yorksche bruggen moest duiken, verkeerd neerzweefae en vrijwel dood uit het water werd opgevischt, van een figurant die ver morzeld werd onder de geweldige pooten van een olifant- En telkens weer was er een operateur die kalm den handel kón blijven draaien.... C. G. B. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). De mislukte Kunstgreep Naar het Fransch, door MIGUET ZAMACOiS „Monette". „Wat is er, Coco?" „Ben je niet vermoeid van dat vele uit gaan? Heeft je die dolzinnige bruiloft niet af gemat?" „O verschrikkelijk, Coco!" „Zullen we dan afspreken, dat we eens een geregelder leven gaan leiden, om weer eens volkomen tot rust te komen?" „Ja we zullen vanavond om acht uur naar bed gaan, dan zijn we morgen wel weer frisch!" „Maar stumperd, je begrijpt me niet: ik be doel, dat we ons geheele verdere leven kal mer gaan inrichten en veel minder zullen uitgaan". „Ons geheele verdere leven? Jij kunt van dat vele uitgaan wel genoeg hebben en naar rust verlangen, want je doet dit reeds veel langer dan lk, maar voor mij is twaalf uren rust voldoende om weer frisch te zijn". „Maai- Monette, het gaat hier niet alleen om de noodlge rust, maar ik kan het niet. meer betalen: ik bezit geen sou meer". „Wat zegt je, begrijp ik het goed, Coco, heb je geen geld meer?" „Juist nog genoeg om een maand heel zuinig te kunnen leven". „Arme man! Wat moet je nu beginnen? Zelf maken kan je het niet. Het beste is dat- ik maar van je wegga". „Is dat alles wat je er op*weet?" „Wat zou je dan willen, dat ik deed? Een plaatsje als keukenmeid zien te krijgen?" „Neen, maar je zou me misschien kunnen bui had, samen gehouden heeft om na te exerceeren, ofschoon zij het natuurlijk nooit met hun vieren slecht hadden gedaan, want hij, Jan Pieterse. mocht- al eens balsturig zUn. Korte Pieter was een zoete jongen. Dikke Pieter kon het ulet scholen en Pietertje was een bangelijk mannetje, dat alles zoo precies mogelijk deed uit vrees, dat hij zijn verlof niet op tijd zou krijgen als hij gestraft werd „Hoe is het mogelijk", heeft de sergeant, die akelige sarder. wel gezegd, „dat jullie vieren neven bent. Je lijkt net zoovee! op elkaar als een turf op een bloemkool". Hij wist natuur lijk wel beter, maar zei het alleen om ze op stang te jagen. Als Jan Pieterse zoover gekomen is met zijn overdenkingen voelt hij, cat er op deze ma nier van slapen niet veel komen zal; want hij wordt nijdig inplaaïs van doezelig en dat is de bedoeling niet. Dus keert hij zijn gedach ten naar een ander onderwerp en wel naar zijn verloving, die indertijd is afgeraakt. Hij was dan vóór den oorlog verloofd met een aardig meisje, ten minste dat dacht hij en ze deed ook wel eens aardig, b.v. op den dag. toen hij vertelde, dat hij zoo dikwijls ver kouden was omdat het zoo kon tochten op de ch^mbrée en hij al zoo'n beetje door zijn ha ren begon heen te groeien. Toen had ze een warman slaapmuts voor hem gebreid en op een avond, toen hij weer naar zijn garnizoen vertrok, in een pakje aan hem meegegeven. Natuurlijk had hij hem niet opgezet zoolang de kameraden nog wakker waren. Dat zou je wat gegeven hebben, als ze hem met een slaapmuts hadden gezien! Maar toen het don ker was, had hij hem tersluiks opgezet en het plezierig gevonden, dat hij eindelijk eens een warm hoofd had en niet altijd meer den tocht uit het noorderraam over zijn kalen bol voel de strijken. Tegen den morgen als het dag werd. zou hij de muts wel weer wegmoffelen. Maar ja, in dien tijd sliep hij nog vast en toen het signaal van opstaan kwam, sliep hij er doorheen en werd pas wakker toen de kame raden om zijn krib een rondedans maakten net als Indianen om een gevangene aan den martelpaal en lachten en schreeuwden dat hij g. uw klaar wakker was. Hij probeerde nog om de slaapmuts weg te moffelen, maar het lukte niet. Ze hadden hem niet alleen al gezien, maar ook in bewaring genomen en de voorman van de plagers, een schoolmeester, die met een mooie basstem zoo goed kon voor lezen, had de slaapmuts in dc handen en las met groot en ophef voor dc woorden: „slaap wel, lieve Jan Pieterse!", die hij nog niet eens op de slaapmuts gezien had. Dat was een verrassing van zijn meisje geweest, maar hij noemde het een koopje en dat was het ook temidden van de makkers: hij wist, dat hij 14 dagen lang van die ongelukkige slaapmuts zou moeten hooren en had in de woede van zijn hart een brief geschreven aan zijn meis je. waarin hij zei, waar het op stond. Nader hand kreeg hij daar berouw van, want zij had het dan toch met goede bedoelingen gedaan en zijn booze brief gaf aanleiding tot een dito van haar kant. waarop hij weer geantwoord had en toen was *cr weer een antwoord van haar gekomen en zoo had de facteur eenige brieven heen en weer bezorgd, tot ze het ein delijk afmaakte met de boodschap in niet meer dan 10 regeltjes: „ik dank je voor een helpen om aan geld te komen. Zie jij het weer in orde te brengen met je oom. Jc weet even goed als ik, da: ik het al reeds zóóvele malen geprobeerd heb: maar hij schijnt het maar niet te kunnen vergeten dat ik hem den laat- sten keer. dat ik bij hem was. heb uitgemaakt voor een vrek en een duitendief". .Doe kan je nu ook iemand, terwijl je van hem geld komt leenen de huid volschelden?" „Ik was zenuwachtig, omdat er dien mor gen beslag op ons meubilair zou gelegi wor den. Wanneer ik het hem kalm cn met over leg had gevraagdwant hij is in zijn hart nog zoo kwaad niet, en gierig is hy ook niet maar ik had hem al zoo dikwijls om geld ge vraagd, en ook zooveel domme dingen be gaan hoe zou ik mijn flater weer kun nen goedmaken?.. O, daar schiet me een lumineus idee te binnen! Ja, werkelijk lumineus!" „Vertel me eens gauw wat het is. Coco!" „Ik vertrek voor een poosje naar dat kleine landhuisje, waar Je eens een dag of drie met me heen bent geweest!" „O Ja. waar ik me zoo verschrikkelijk ver veeld heb!" „Van daaruit schrijf ik hem. dat ik ernstig ziek ben, en dat ik hem nog eenmaal zou wil len zien, om hem vergiffenis te vragen. Da: ontroert hem natuurlijk: hij komt dan roo spoedig mogelijk naar me toe en vindt me te bed liggen. Ik doe dan, alsof het heel slecht met me is". ,JEn dan?" ,Dan vertel ik hem. dat ik hem nog zoo gaarne voor de laatste maal wilde zien om mijn spijt uit te drukken, dat ik zoo'n on verbeterlijk fuifnummer beu geweest. Ik zeg er dan handig bij, dat ik er zoo ongelukkig voorzit en dat dit kleine landhuisje- het- eenige en alles is. wat ik nog bezit: en dat ik hem, om een onloochenbaar bewijs te geven van mijn oprecht berouw, tot erfgenaam hier van maak!" .Dat is de omgekeerde wereld!" „Oom is er natuurlijk ook van onderste boven: hij kan er maar geen hoogte van krij gen, zich te hebben voorgesteld dat zijn neef belust is op zijn nalatenschap en dan te ver nemen, dat deze hem tot zijn eenig erfgenaam maakt. Wat een verrassende ommekeer van zaken! Hij komt dan vanzelfsprekend Sn een mildere stemming en geeft met het noodige geld voor mijn verzorging. Natuurlijk word: ik, langzaam maar zeker, beter. Hij st-uuxt me wekelijks een toelage en zal me dan ongetwij feld wel voor mijn volkomen genezing naar het Zuiden laten gaan. Met dat kapitaaltje gaan we dan samvn naar Monte-Carlo en zien het te verdubbelen. Nu wat denk je van dit plan?" „Verbluffend Het reuzenplan, ontworpen door André Stirval (Coco) werd werkelijk ten uitvoer ge bracht. Al heel spoedig ontving oom Faremont een bijna onleesbaren brief van zijn neef, meldende, dat deze ernstig ziek lag in zijn landhuisje te Terrefleur en dat het hem veel genoegen zou doen, zijn oom spoedig bij zich te zien wegens een belangrijke mededeeling. Oom Faremont, die inderdaad een goede kerel was, was al spoedig in z'n auto ter plaatse. Hij vond André verzwakt te bed lig gen met een geelachtige tint op zijn gelaat, (die hij verkregen had door het aanbrengon van een dun laagje okerkleurlg blanketsel). De luiken waren half gesloten. Juist op het oogenblik, dat hll de kamer binnen stapte, stond een forsche man gereed om te ver trekken. „Mijn oomde dokter"stelde de pseudo-ziekte hen zwakjes aan elkander voor. „Tot morgen dan, dokter, dank voor uw bezoek: ik heb u wel wat lang opgehouden, terwijl u nog een veel ernstiger patiënt be zoeken moet". Toen de dokter vertrokken was, bracht André zwakjes uit: „Beste oom, vergeef me. aanstaanden man met zoo'n slecht humeur en ik wil je nooit meer ontmoeten. Anna" Eigenlijk zijn dat geen 10 regels, maar ze schreef nog al groot en ook een beetje met scheve regels. In het begin had hij zich dat bedankje nog al aangetrokken, want het was toch wel een aardig meisje (dacht hij) maar langzamerhand was het uitgesleten: zij was wee: verloofd geraakt met een buurjongen van haar, die toch al lang naar haar gekeken had en een jaar later waren ze getrouwd. Daarna had hij gehoord, dat ze een heei lastige vrouw was geworden en toen had hij zich gelukkig gevoeld, dat hij dien dans ont sprongen was en de slaapmuts gezegend, die er zoo te juister tijd een eind aan had ge maakt. Hij had de slaapmuts nog bij andere herinneringen uit zijn soldatentijd, die hij bij gelegenheid eens zou opruimen. De herinnering aan zijn diensttijd met in begrip van de slaapmuts bracht hem ook nu den zoo zeer gewenschten slaap niet. „Ik heb altijd gelezen", zei hij in zichzelf, „dat Iemand met een gerust geweten goed slapen kan. Maar daar is zeker nog wat anders voor noodig bovendien, want mijn geweten is menschelljkerwljze zoo gerust als het maar zijn kan. Mijn belasting is betaald, mijn ad ministratie is in orde, schulden heb ik niet en het eenige, wat mij uit den slaap zou kunnen houden is de vrees, dat ik met Maart van den baas de gewone gratificatie niet krijgen zal, als die lamme procuratiehouder mij zwart maakt bij de directie". Het is toch raar, denkt Jan Pieterse. dat een mensch op die manier in een kringetje ronddraait: hij is over zijn kantoorboek ingeslapen, om dat hij geen behoorlijke nachtrust kreeg en nu word: zijn nachtrust weer belemmerd om dat hij tobt over de gratificatie. Dat slapen was in den dienst in ieder geval dik in orde; als je overdag wat geëxerceerd had cn een langen marsen gemaakt in de open lucht, dan had je 's avonds geen been en meer om te staan. Je tuimelde in je bed en sliep. Je zou er haast naar terugverlangen, als het niet was om dien miserabelen sergean: Maar met cat al ligt hij nu al weer «anderhalf uur in zijn bed en klaar wakker. Dan maar weer met de schapen geprobeerd. Hij concentreert zijn aandacht weer op het reusachtige schapenhok op de Groote Markt, doet de deur ervan open en telt de schapen, die al maar door twee aan twee in militaire formatie uit het hok komen en de omringende straten binnengaan. Van één tot duizend stuurt hij ze de Groote Houtstraat in, van duizend tot 1500 in de Koningstraat, dan 300 in de Bar- teljorisstraat, omdat die zoo kort is, dan duizend in de Zijlstraat, dat is samen al 2800. een paar honderd in de Smedestraat en duizend in de Jansstraat cn zoo heeft hij tot 4000 schapen geteld en zijn er nog geen voor teekenen, dat hij gauw zal inslapen. Ja toch. een oogenblik soest hy en half onbewust hoopt hij. dat hot nu wel gaan zal, wanneer er opeens een auto langs zijn raam schiet, die hem mot een luiden schreeuw van dc claxon ui; de beginnende verdoovlng haalt. Dat maakt hem nijdig en hij is zelfs op het punt tc gaan vloeken, wanneer hij dat ik u moeite heb veroorzaakt, maar u is de broer van mijn moeder en mijn eenige bloedverwant. Ik heb mezelf voel te verwij ten en wil u zoo gaarne mijn berouw toonen. Ja. ja! Ik zou hier niet zoo ongelukkig lig gen. wanneer ik wat meer naar uw goeden raad had geluisterdBeste oom. ik kan u slechts op één manier dit oprecht berouw en die hartelijke gevoelens ten uwen opzichte toonen. door u dit eenvoudig landhuisje na te laten; ik verwacht den notaris ieder oogen blik. En zwakjes glimlachende voegde hij hieraan toe: Dat hadt u niet kunnen den ken, hè, toen ik u geld kwam Iconen, dat ik nog een neef was. waarvan te erven viel?" „Zwijg, André", antwoordde oom Faremont zeer ontroerd! Je bent, naar lk hoop, niet zoo ziek, als je wel denkt. Je bent. nog Jong, maar je moet een goede verzorging hebben. Je hebt een gezond gesteld. Staat deze dok ter bekend als een goed medicus?" „Hij is de beste dokter van Rouaan,". „Je behoeft jezelf niets te ontzeggen, jon gen, en neem waar je lust in hebt. Ik moet nu weer naar Parijs terug, maar ik zal hier al het geld laten, dat ik bij me heb6000 francs. Daar kan Je Je voorloopig mee red den. Je moet me beloven, mij om den dag te laten weten, hoe het met je gaat. Jc wordt spoedig weer beter, daar ben lk zeker van, en dan zal ook voor jou de dag aanbreken, dat jij het erfdeel van je ouden oom in ont vangst zult kunnen nemen, want je heb', nu bewezen, dat je in je hart een brave jon gen bent". „Heiaas, beste oom, nu voel ik eigenlijk pas, hoe goed u bent. Ik ben er u hartelijk dankbaar voor". .3UIf nu maar rustig liggen; ik heb het geld op de tafel gelegd. Laat nu 3llc dagen de dokter komen en ontzeg je niets, en zorg vooral dat je goede hulp krijgt „Ik ben reeds met iemand in onderhande ling". „Uitstekend. Tot ziens dan en houd Je flink". Na een Iaatsten handdruk, ging oom Fare mont zeer onder den indxuk do deur uit. en stapte in zyn auto, maar toen hy den weg opreed, die door den boomgaard liep. ont waarde hy in de verte den dokter, die met een boer van achter een huisje te voorschijn kwam, waar hij ongetwyfeld de ernstige ziek5 bezocht had. Plotseling kwam dc gedacht? by hem op. om den dokter eens ronduit zyn meening te vragen omtrent, den toestand van zijn neef. Hij stuurde in de richting van het huisje en bleef staan om den hoek van één der muren, waar hy plotseling deze ontstel lende woorden opving: „Ik geloof niet, dat er veel meer aan te doen zal zyn, vader Justin." „In 't geheel niets meer, dokter?" „Ik geloof, dat het het beste zou zyn, hein maar af te laten maken". Ging het nu over André? Doodsbleek en met een hart vol angst was oom Faremont naderby gekomen. Achter den muur stonden de dokter en de boer te kijken, waar een reusachtig zwyn, dat op een mesthoop lag en in deemiswekkenden toestand verkeerde. Dus dit zwyn was die zware ziekeEn subiet stond hem de schrandere kunstgreep, de ge heele comedle van de ernstige ziekte, heldor voor oogen. „Mijnheer de veearts!" zei hy, nauwelijks zyn toorn kunnende bedwingen, „wilt u mij een die.nst bewyzen?" „Jawel, mijnheer," stamelde deze. die zich ook een beetje schuldig voelde, en wel voor zien had. dat het geknoei zou uitkomen. „Zeg dan aan myn neef, dat het geld, dat ik hem gegeven licb voor zyn verzorging, ook bestemd is voor de verzorging van dat zwijn daar. Wie weet. kunnen ze dan wellicht alle» bei nog beter worden!" I juist by tyds bedenkt, dat dit de slechtste manier is om tot rust te komen. Zoo besluit by dus om maar weer schapen te gaan tellen tot in het eindelooze en «stuurt weer duizend schapen in de Groote Houtstraat en denk:, hoe ze over de hulpbrug aan dc poort moe ten komen. Hy verbeeldt zich, dat het echte schapen zyn en boe hot wol wezen zou, als heel Haarlem met vierpootige heusche in- plaats van met slaapschapcn overstroomd werd. In zyn gedachten ziet bU den commis saris van politie met zyn heele corps er op uit tygen om al die massa's schapen te ar resteeren en den commandant van dc brand weer, die zijn mannen met de belkringen heeft opgeroepen om de schapen met water stralen te verdrijven en de winkeliers, die him deuren sluiten en de luiken voor de ra men doen, want de schapen, die geen raad meer weten, dringen overal in de huizen door. De directie van het slachthuis is ook gealar meerd. maar weet er ook geen raad mee, want hy. Jan Pieterse. kan sneller schapen tellen dan het heele slachthuis zc kan af maken en hy ligt in zichzelf te lachen over de verwarring, die er in Haarlem zou ont staan als dat nu allemaal eens waar gebeurd waswaarna hy begrypt. dat hy op dit oogenblik toch werkelijk moet zyn ingesla pen, want hy doet zijn oogen open en kijkt op de klok, ziet. dat het kwart over achten is en springt uit zyn bed met een schrik, want als hy zich niet buitengewoon haast, dan kan hij om 9 uur niet op het kantoor zyn en dan zal de procuratiehouder, de el lendeling. zeggen: „Pieterse, hier wordt om 9 uur begonnen. Precies om 9 uur, bcgryp jc Pieterse?" en dan is dc Maartgratificatie vast en zeker naar de maan. Gelukkig kan ik den belangstellenden Ie r geruststellen: Pieterse is dien morgen wel zonder ontbijt, maar dan toch nog op tyd p zijn werk gekomen en voelde zich dien er: tamelijk frisch. dank zy de schapen. Het eenige, waar hy voor vreest is. dat hy van avond nog 5000 schapen meer uit dc schaaps kooi op de Groote Markt zal moeten lat n komen cn al dat tellen begint jc ook te ver velen. Als er vanavond geen einde komt aan die periode van slapeloosheid, zal hy naar dc stadsbibliotheek gaan cn dc Handelingen van de Tweede Kamer leenen cn op den rand van zijn bed zich daarin verdiepen, tot dat hij vanzelf achterover tuimelt en voor het eerst sedert weken weer eens een onge- stoorden langen slaap geniet. Wat my betreft, ik houd dr zaak in het oog en als dit nieuwe middel helpt, zal ik het hier vertellen ten bate van de velen, die ook moeite hebben om in te slapen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 17