De Mam aam de Camera*
H. D. VERTELLING
Nee. lezer, dit is geen verhandeling over
de Russische film: „De man met de camera",
die mettertijd waarschijnlijk in het Amster-
damsche avant-garde-theater De Uitkijk
eal draaien, evenmin een beschrijving van
,De cameraman", de film van Buster Keaton
die met Kerstmis in een der Haarlemsche
theaters vertoond werd.
Slechts wat avonturen wil ik u vertellen
van den man die aan de camera staat, de
man die een scherp oog moet hebben voor
wat interessant, mooi of belangrijk is. die
onder de meest dwaze en gevaarlijke omstan
digheden nog rustig den handel moet draal
en in het vereischte tempo, het diafragma
moet regelen en eventueel van filmrol ver
wisselen.
De operateur voor het weokjournaal die
met een stel collega's vriendschappelijk de
plaatsen bij een feest, een optocht, een be
grafenis, een voetbalmatch en een „bruiioft-
van-den-dag" verdeelt kent weinig andere
sensaties dan het racen om een trein -te ha
len en de verrassing dat een collega op het
critieke moment juist voor zijn lens gaat
staan. Maar de cameraman die werkt voor
een speelfilm, die de spannendste, sensatio
neelste, avontuurlijkste scènes op de film
rol vast moet leggen, die maakt van aller
hande mee, verkeert meer dan eens in levens
gevaar en legt ook wel eens het loodje.
Want terwijl ge als publiek rustig in uw
stoel kunt zitten kijken naar een film van
een expeditie in 't Poolgebied moest de ca
meraman daar zelve zijn, moest hij kou en
gevaren trotseeren; terwijl ge kijkt, naar het
witte doek, waarop van een olifant b.v. al
leen een geweldig flapoor te zien is, was het
de operateur toch maar, die het waagde, met
behulp van een telelens, den olifant zoo
dicht te naderen, dat hij heelemaal buiten
het, beeldvlak viel- En aan hem donderde de
trein voorbij die ge op het doek ziet snellen
maar de heldin die gebonden ligt op de rails,
hij was het die boven op torens of kranen
klom om wat interessante „shots" te krijgen.
Vreemd, de taak van den cameraman be
staat al voor een deel uit het de wereld an
ders te laten zien, dan een gewoon mensch
haar ziet. Een meneer die lederen morgen
langs een bepaalden weg naar zijn kantoor
gaat. ziet de straten, de huizen, de boomen
steeds hetzelfde. Een operateur echter kan
in dakgoten klimmen en die zelfde straten
zoo wonderlijk nieuw laten zien, dat de me
neer er met belangstelling naar kijkt- Een ge
woon mensch ziet op een treinreis niets
anders dan twee langsglijdende strooken van
het landschap. Een operateur kruipt vóór op
de locomotief en filmt lucht en rails en land
schap en maakt alles veel belangwekkender.
Ruth Roland kwam ook op dit idee en liet
HAARLEMMER HALLETJES
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Jan Pietcrse lijdt aan slapeloos
heid. Dc lastige procuratiehou
der. Herinneringen aan den mo
bilisatietijd. Pieterse I tot IV.
He slaapmuts. Schapentellen.
Haarlem door schapen over
stroomd. Het nieuwe middel
legen slapeloosheid.
Jan Pieterse lijdt aan slapeloosheid. Hij
lijdt er al lang aan, zoo bij tusschenpoozen.
Af en toe slaapt hij regelmatig den geheelen
nacht door en dan weer komen er nachten,
dat hij niet in kan slapen en tot overmaat
van ramp ook nog midden in den nacht
wakker wordt, waarna hij nog weer uren
wakker ligt. Dan heeft hij, dus om zoo te
zeggen een nacht zonder kop en zonder
staart, met het gevolg, dat hij zich ellendig
voelt en 's middags na twaalven neiging
heeft om over zijn kantoorwerk in te slapen.
De procuratiehouder, lamme vent volgens
Jan Pieterse, heeft hem eens betrapt toen hij
over zijn boek lag te dommelen en hem hard
handig wakkergeschud met de mededeelfng.
dat hij zijn ontslag zal krijgen, wanneer dat
weer gebeurt -Die procuratiehouder", zegif
Jan Pieterse, „heeft het op mij voorzien en
gelooft, denk ik, dat ik 's avonds aan het
fuiven ga en dan niet genoeg tijd voor
nachtrust overhoud. Soms jeuken me de
vingers om hem door elkaar te schudden,
maar als ik dat doe is mijn vonnis dadelijk
geveld en daarom laat ik het maar en geef
hem uitvoerige verklaringen, die hij niet ge
looft Met. zijn puntigen neus", zegt Jan Pie
terse. ..gluurt hij nijdig over mijn schouder
als hij langs mij heengaat op kantoor en zegt
met een stem als een fluit" (Pieterse doet
dit kostelijk na")„Pieterse. denk erom. dat
je doorwerkt, want hier op kantoor wordt
niet geslapen."
Af en toe kan Jan Pieterse wel huilen,
want hij doet zijn best toch, maar hoe kun je
die slapeloosheid genezen! Hij heeft er zelf
last genoeg van.
Natuurlijk heeft hij er den dokter over ge
raadpleegd en die heeft gezegd: ,,'s avonds
rustig houden, niet te veel praten, geen
spannende romans lezen en niet te veel
radio. Slaapmiddeltjes geef ik je niet, want
daar wen je te veel aan en als je er dan weer
mee ophoudt, wordt het nog veel erger."
Met de familie heeft hij er ook al over ge
sproken en die geeft hem allerlei raad, malle
dingen, die hij niet van plan is op te vol
gen en dingen, die hij ook wel eens gepro
beerd heeft, maar tot dusver geen succes
hebben opgeleverd. Zijn vader, die hem an
ders altijd goeden raad geeft, heeft hem ge
zegd. dat hij schapen moest gaan tellen. „Je
verbeeldt je maar", zei zijn vader, „dat er
eigens een groot, schapenhok staat. De deur
gaat. open en er komen er twee uit. twee te
gelijk naast elkaar". Jan Pieterse heeft ge- 1
voor een zooveel-weeksche seriefilm den
cameraman vastbinden op de breede baan-
schuiver van een locomotief die met een
vaartje van zeventig kilometer de bergen
door reed. De temperatuur was eenige graden
onder nul en zoo stijf als een lat kwam de
camera-man dan ook eindelijk vrij, maar
hij had film opgenomen die voor dien tijd
't was 1920 geweldig sensationeel was.
In een andere film moest de held met een
parachute uit een vliegmachine springen. En
de regisseur wilde het nu eens anders dan
anders verfilmd hebben, hij wilde geen pop
aan een valscherm neergooien, doch rede
neerde zóó: dat in de film toch eigenlijk de
indrukken van den springenden vlieger weer
gegeven moesten worden. En met een vlieg
machine ging de cameraman naar boven, hij
sprong er uit, had de tegenwoordigheid van
geest om zoo goed en zoo kwaad als het ging
zijn toestel te bedienen, draaide ook, toen
de parachute door den wind een eind over
den grond werd voortgesleurd en kreeg zoo-
d^ide een merkwaardig stuk film.
Voor een Italiaansche rolprent, die o.a- een
uitbarsting van de Vesuvius in beeld bracht,
moest een stoutmoedige camera-man in den
krater afdalen. Aan dunne, sterke kabels liet
men hem zakken, meer dan driehonderd
meter drong hij den krater in. en ieder oogen-
blik kon de dunne lavakorst breken en kon
den de gloeiende gassen naar boven spuiten,
wegslingerend steenen, hem treffend.
David W. Griffith moest voor een roman
tische film van de Stille Zuidzee beelden
hebben van een gevecht tusschen de heldin
en een schurk onder water. Nu kan zooiets
met trucs wel opgenomen worden in hst
atelier, maar Griffith wilde alles zoo goed
mogelijk hebben. Dus zocht men een stille
plek op bij de Bahama-eilanden, waar het
water zoo helder was als kristal, hetgeen het
filmen van iets dat zich onder water bevend,
mogelijk maakte. Men bouwde aan roeiboot
jes heele stellages, waarop de camera-men
met hun toestellen, vlak boven het water
vlak konden gaan liggen. En bovendien
moest er scherp worden opgelet of geen
haaien in de omgeving te bespeuren waren.
De spelers doken onder, worstelden, kwamen
boven, doken weer. worstelden opnieuw, dat-
ging een keer of vijftien zoo en de operateurs
draaiden of hun leven er van af hing. De
film was buitengewoon scherp en men had
merkwaardige resultaten verkregen door op
deze wijze te filmen.
Bij sensatiefilms worden vaak trucs toege
past, gebeurt dit niet, dan moet de camera
man wel over een groote dosis koel bloed
beschikken. Denk maar eens aan Harry Piel
die allerlei dolle streken uithaalt op de gek
zegd, dat het zoo niet gaat, want als er een
schapenhok opengaat, dan dringen de scha
pen achter elkaar aan, soms half over el
kaar heen, maar netjes twee aan twee gaan
ze niet- ..Het zijn geen militairen," heeft Jan
Pieterse gezegd, maar toen beeft zijn vader
geantwoord: „dat doet er niet toe. Je ver
beeldt het je maar en dan tej je maar scha
pen net zoo lang totdat je vanzelf indoezelt-
Ik heb het van mijn leven ook wel gedaan en
het helpt altijd uitstekend."
Helaas, Jan Pieterse helpt het niet, dat
schapengeneesmiddel. Hij heeft zic-h voorge
steld met al de kracht, die in hem is, dat hy
het schapenhok, dat hij zich gedacht heeft
op de Groote Markt (het komt er niet op
aan, waar zoo'n hok in je verbeelding gezet
wordt) dat hij het schapenhok openmaakt
en dat de eerste twee eruit komen. Dan vol
gen er twee en weer twee en nog eens twee
en opnieuw twee en dan ga je maar tellen.
Zoo heeft hij er onlangs twee duizend geteld
en toen die tweeduizend schapen uitt het
hok op de Groote Markt waren gewandeld,
was Jan Pieterse wakkerder dan ooit en heeft
hij de schapentellerij eraan gegeven.
Nu is hij vroeg naar bed gegaan, vóór elven
al en besluit wat anders te probeeren. „Je
moet wat afleiding hebben", heeft de familie
gezegd, „want je denkt te veel aan niet sla
pen. Haai dus oude herinneringen op, het
doet er niet toe waarover, als het maar geen
onplezierige herinneringen zijn en kijk dan of
het lukt". Hij besluit dus vanavond te den
ken aan zijn diensttijd als landstormer. In
dertijd was hij vrijgeloot, maar tijdens de mo
bilisatie werd hij toch opgeroepen om te ko
men landstormen. Nu, gestormd heeft hij niet
veel, eigenlijk meer de lijn getrokken als hij
er kans toe zag, maar het land heeft hij wel
gehad, vooral over een van de sergeanten van
de compie. Die stormde des te meer vooral
tegen iedereen, die Pieterse heette. Er waren
er namelijk niet minder dan vier: hijzelf. Jan
Pieterse, dan een zekere Hein Fieïers, dan
Willem Jakob Plctersz met sz en dan Gerrit
Fleter, die dus heelemaal geen Pieterse heette,
maar daar toch bij werd gerekend, omdat de
sergeant zei: „Pieter is een voornaam en
geen achternaam. Ik zal jou dus ook Pieterse
noemen. Daarna heeft hij ze genummerd
(„om ze uit elkaar te houden", zei hij): Pie
terse I, II, III en IV en ais er theorie werd
gegeven heeft de sergeant eindelijk ook den
naam weggelaten en alleen III, III en IV ge-
zegt als hij ze r.oodig had. Dat hebben de vier
zoogenaamde Pietersens hem kwalijk genomen
en in het onderling verkeer in de compie de
nummering niet willen volgen. „Want", heef:
hij, Jan Pieterse, gezegd, „een nummer heb je
in een hótel en in een gevangenis, maar een
fatsoenlijk mensch heeft een achternaam".
En daar het toch wel in zoo'n klein gezel
schap moeilijk is om zooveel gelijkluidend,
uit elkaar te houden, heeft de compie ze ge
doopt: Lange Pieter, Korte Pieter, Dikke Pie
ter en Pietertje. Lange Pieter was hij, want
hij is boven de maat en de rest van de bij
namen was onder de drie medeslachtoffers
verdeeld. Terwijl hij in zijn bed over die
dienstherinneringen ligt te soezen, ziet hij
1-ct heele gezeLschap weer voor zich: de com-
I pagnie, den sergeant, en het heele Pieterge-
1 zeLschap, dat de sergeant, als hij een slechte
ste plaatsen, en de camera-man móet hem
volgen, een kraan In. tegen een steiger op,
door een dakgoot.
En wanneer dan eens een ongeluk gebeurt
wel dan moet de operateur blijven
draaien. In .Miracle des Loups" kon men
zien. hoe wolven een man een arm af beten.
Dit is in werkelijkheid gebeurd bij het opne
men, de camera-men konden geen hulp bie
den endraaiden door! Hetzelfde ge
schiedde bij het opnemen van Quo Vadis in
Italië, toen een leeuw een figurant aanviel
en doodde.
Locklear, een bekend Amerikaansch vlie
ger. die vaak voor de film gewerkt heeft,
had het ongeluk bijna tegen een toestel met
operateurs aan te botsen. Door een verkeer
de manoeuvre schoot zijn machine over den
kop en, voor Locklear haar weer in de goede
positie kon brengen sloeg het toestel te
pletter. En weer hadden de camera-men
zich van hun taak gekweten, „prachtige" op
namen gemaakt, terwijl een mensch om
kwam.
Tal van soortgelijke geschiedenissen zijn
bekend: van een filmexpeditie in Afrika
waarbij vlak voor de camera een neger die
niet tijdig uit de voeten kon komen, viel on
der de klauwen van een woedenden leeuw,
van een jongedame die van een der New-
Yorksche bruggen moest duiken, verkeerd
neerzweefae en vrijwel dood uit het water
werd opgevischt, van een figurant die ver
morzeld werd onder de geweldige pooten
van een olifant- En telkens weer was er een
operateur die kalm den handel kón blijven
draaien....
C. G. B.
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
De mislukte Kunstgreep
Naar het Fransch,
door
MIGUET ZAMACOiS
„Monette".
„Wat is er, Coco?"
„Ben je niet vermoeid van dat vele uit
gaan? Heeft je die dolzinnige bruiloft niet af
gemat?"
„O verschrikkelijk, Coco!"
„Zullen we dan afspreken, dat we eens een
geregelder leven gaan leiden, om weer eens
volkomen tot rust te komen?"
„Ja we zullen vanavond om acht uur naar
bed gaan, dan zijn we morgen wel weer
frisch!"
„Maar stumperd, je begrijpt me niet: ik be
doel, dat we ons geheele verdere leven kal
mer gaan inrichten en veel minder zullen
uitgaan".
„Ons geheele verdere leven? Jij kunt van
dat vele uitgaan wel genoeg hebben en naar
rust verlangen, want je doet dit reeds veel
langer dan lk, maar voor mij is twaalf uren
rust voldoende om weer frisch te zijn".
„Maai- Monette, het gaat hier niet alleen
om de noodlge rust, maar ik kan het niet. meer
betalen: ik bezit geen sou meer".
„Wat zegt je, begrijp ik het goed, Coco, heb
je geen geld meer?"
„Juist nog genoeg om een maand heel
zuinig te kunnen leven".
„Arme man! Wat moet je nu beginnen?
Zelf maken kan je het niet. Het beste is dat-
ik maar van je wegga".
„Is dat alles wat je er op*weet?"
„Wat zou je dan willen, dat ik deed? Een
plaatsje als keukenmeid zien te krijgen?"
„Neen, maar je zou me misschien kunnen
bui had, samen gehouden heeft om na te
exerceeren, ofschoon zij het natuurlijk nooit
met hun vieren slecht hadden gedaan, want
hij, Jan Pieterse. mocht- al eens balsturig zUn.
Korte Pieter was een zoete jongen. Dikke
Pieter kon het ulet scholen en Pietertje was
een bangelijk mannetje, dat alles zoo precies
mogelijk deed uit vrees, dat hij zijn verlof
niet op tijd zou krijgen als hij gestraft werd
„Hoe is het mogelijk", heeft de sergeant, die
akelige sarder. wel gezegd, „dat jullie vieren
neven bent. Je lijkt net zoovee! op elkaar als
een turf op een bloemkool". Hij wist natuur
lijk wel beter, maar zei het alleen om ze op
stang te jagen.
Als Jan Pieterse zoover gekomen is met zijn
overdenkingen voelt hij, cat er op deze ma
nier van slapen niet veel komen zal; want hij
wordt nijdig inplaaïs van doezelig en dat is
de bedoeling niet. Dus keert hij zijn gedach
ten naar een ander onderwerp en wel naar
zijn verloving, die indertijd is afgeraakt. Hij
was dan vóór den oorlog verloofd met een
aardig meisje, ten minste dat dacht hij en ze
deed ook wel eens aardig, b.v. op den dag.
toen hij vertelde, dat hij zoo dikwijls ver
kouden was omdat het zoo kon tochten op de
ch^mbrée en hij al zoo'n beetje door zijn ha
ren begon heen te groeien. Toen had ze een
warman slaapmuts voor hem gebreid en op
een avond, toen hij weer naar zijn garnizoen
vertrok, in een pakje aan hem meegegeven.
Natuurlijk had hij hem niet opgezet zoolang
de kameraden nog wakker waren. Dat zou je
wat gegeven hebben, als ze hem met een
slaapmuts hadden gezien! Maar toen het don
ker was, had hij hem tersluiks opgezet en het
plezierig gevonden, dat hij eindelijk eens een
warm hoofd had en niet altijd meer den tocht
uit het noorderraam over zijn kalen bol voel
de strijken. Tegen den morgen als het dag
werd. zou hij de muts wel weer wegmoffelen.
Maar ja, in dien tijd sliep hij nog vast en toen
het signaal van opstaan kwam, sliep hij er
doorheen en werd pas wakker toen de kame
raden om zijn krib een rondedans maakten
net als Indianen om een gevangene aan den
martelpaal en lachten en schreeuwden dat hij
g. uw klaar wakker was. Hij probeerde nog
om de slaapmuts weg te moffelen, maar het
lukte niet. Ze hadden hem niet alleen al
gezien, maar ook in bewaring genomen en de
voorman van de plagers, een schoolmeester,
die met een mooie basstem zoo goed kon voor
lezen, had de slaapmuts in dc handen en las
met groot en ophef voor dc woorden: „slaap
wel, lieve Jan Pieterse!", die hij nog niet eens
op de slaapmuts gezien had. Dat was een
verrassing van zijn meisje geweest, maar hij
noemde het een koopje en dat was het ook
temidden van de makkers: hij wist, dat hij
14 dagen lang van die ongelukkige slaapmuts
zou moeten hooren en had in de woede van
zijn hart een brief geschreven aan zijn meis
je. waarin hij zei, waar het op stond. Nader
hand kreeg hij daar berouw van, want zij had
het dan toch met goede bedoelingen gedaan
en zijn booze brief gaf aanleiding tot een dito
van haar kant. waarop hij weer geantwoord
had en toen was *cr weer een antwoord van
haar gekomen en zoo had de facteur eenige
brieven heen en weer bezorgd, tot ze het ein
delijk afmaakte met de boodschap in niet
meer dan 10 regeltjes: „ik dank je voor een
helpen om aan geld te komen. Zie jij het weer
in orde te brengen met je oom. Jc weet even
goed als ik, da: ik het al reeds zóóvele malen
geprobeerd heb: maar hij schijnt het maar
niet te kunnen vergeten dat ik hem den laat-
sten keer. dat ik bij hem was. heb uitgemaakt
voor een vrek en een duitendief".
.Doe kan je nu ook iemand, terwijl je van
hem geld komt leenen de huid volschelden?"
„Ik was zenuwachtig, omdat er dien mor
gen beslag op ons meubilair zou gelegi wor
den. Wanneer ik het hem kalm cn met over
leg had gevraagdwant hij is in zijn hart
nog zoo kwaad niet, en gierig is hy ook niet
maar ik had hem al zoo dikwijls om geld ge
vraagd, en ook zooveel domme dingen be
gaan hoe zou ik mijn flater weer kun
nen goedmaken?.. O, daar schiet me een
lumineus idee te binnen! Ja, werkelijk
lumineus!"
„Vertel me eens gauw wat het is. Coco!"
„Ik vertrek voor een poosje naar dat kleine
landhuisje, waar Je eens een dag of drie met
me heen bent geweest!"
„O Ja. waar ik me zoo verschrikkelijk ver
veeld heb!"
„Van daaruit schrijf ik hem. dat ik ernstig
ziek ben, en dat ik hem nog eenmaal zou wil
len zien, om hem vergiffenis te vragen. Da:
ontroert hem natuurlijk: hij komt dan roo
spoedig mogelijk naar me toe en vindt me te
bed liggen. Ik doe dan, alsof het heel slecht
met me is".
,JEn dan?"
,Dan vertel ik hem. dat ik hem nog zoo
gaarne voor de laatste maal wilde zien om
mijn spijt uit te drukken, dat ik zoo'n on
verbeterlijk fuifnummer beu geweest. Ik zeg
er dan handig bij, dat ik er zoo ongelukkig
voorzit en dat dit kleine landhuisje- het-
eenige en alles is. wat ik nog bezit: en dat ik
hem, om een onloochenbaar bewijs te geven
van mijn oprecht berouw, tot erfgenaam hier
van maak!"
.Dat is de omgekeerde wereld!"
„Oom is er natuurlijk ook van onderste
boven: hij kan er maar geen hoogte van krij
gen, zich te hebben voorgesteld dat zijn neef
belust is op zijn nalatenschap en dan te ver
nemen, dat deze hem tot zijn eenig erfgenaam
maakt. Wat een verrassende ommekeer van
zaken! Hij komt dan vanzelfsprekend Sn een
mildere stemming en geeft met het noodige
geld voor mijn verzorging. Natuurlijk word:
ik, langzaam maar zeker, beter. Hij st-uuxt me
wekelijks een toelage en zal me dan ongetwij
feld wel voor mijn volkomen genezing naar
het Zuiden laten gaan. Met dat kapitaaltje
gaan we dan samvn naar Monte-Carlo en
zien het te verdubbelen. Nu wat denk je van
dit plan?"
„Verbluffend
Het reuzenplan, ontworpen door André
Stirval (Coco) werd werkelijk ten uitvoer ge
bracht.
Al heel spoedig ontving oom Faremont
een bijna onleesbaren brief van zijn neef,
meldende, dat deze ernstig ziek lag in zijn
landhuisje te Terrefleur en dat het hem veel
genoegen zou doen, zijn oom spoedig bij zich
te zien wegens een belangrijke mededeeling.
Oom Faremont, die inderdaad een goede
kerel was, was al spoedig in z'n auto ter
plaatse. Hij vond André verzwakt te bed lig
gen met een geelachtige tint op zijn gelaat,
(die hij verkregen had door het aanbrengon
van een dun laagje okerkleurlg blanketsel).
De luiken waren half gesloten. Juist op het
oogenblik, dat hll de kamer binnen stapte,
stond een forsche man gereed om te ver
trekken. „Mijn oomde dokter"stelde
de pseudo-ziekte hen zwakjes aan elkander
voor. „Tot morgen dan, dokter, dank voor uw
bezoek: ik heb u wel wat lang opgehouden,
terwijl u nog een veel ernstiger patiënt be
zoeken moet".
Toen de dokter vertrokken was, bracht
André zwakjes uit: „Beste oom, vergeef me.
aanstaanden man met zoo'n slecht humeur
en ik wil je nooit meer ontmoeten. Anna"
Eigenlijk zijn dat geen 10 regels, maar ze
schreef nog al groot en ook een beetje met
scheve regels. In het begin had hij zich dat
bedankje nog al aangetrokken, want het was
toch wel een aardig meisje (dacht hij) maar
langzamerhand was het uitgesleten: zij was
wee: verloofd geraakt met een buurjongen
van haar, die toch al lang naar haar gekeken
had en een jaar later waren ze getrouwd.
Daarna had hij gehoord, dat ze een heei
lastige vrouw was geworden en toen had hij
zich gelukkig gevoeld, dat hij dien dans ont
sprongen was en de slaapmuts gezegend, die
er zoo te juister tijd een eind aan had ge
maakt. Hij had de slaapmuts nog bij andere
herinneringen uit zijn soldatentijd, die hij
bij gelegenheid eens zou opruimen.
De herinnering aan zijn diensttijd met in
begrip van de slaapmuts bracht hem ook nu
den zoo zeer gewenschten slaap niet. „Ik heb
altijd gelezen", zei hij in zichzelf, „dat Iemand
met een gerust geweten goed slapen kan.
Maar daar is zeker nog wat anders voor
noodig bovendien, want mijn geweten is
menschelljkerwljze zoo gerust als het maar
zijn kan. Mijn belasting is betaald, mijn ad
ministratie is in orde, schulden heb ik niet
en het eenige, wat mij uit den slaap zou
kunnen houden is de vrees, dat ik met Maart
van den baas de gewone gratificatie niet
krijgen zal, als die lamme procuratiehouder
mij zwart maakt bij de directie". Het is toch
raar, denkt Jan Pieterse. dat een mensch
op die manier in een kringetje ronddraait:
hij is over zijn kantoorboek ingeslapen, om
dat hij geen behoorlijke nachtrust kreeg en
nu word: zijn nachtrust weer belemmerd om
dat hij tobt over de gratificatie. Dat slapen
was in den dienst in ieder geval dik in orde;
als je overdag wat geëxerceerd had cn een
langen marsen gemaakt in de open lucht, dan
had je 's avonds geen been en meer om te
staan. Je tuimelde in je bed en sliep. Je zou
er haast naar terugverlangen, als het niet
was om dien miserabelen sergean: Maar met
cat al ligt hij nu al weer «anderhalf uur in
zijn bed en klaar wakker. Dan maar weer
met de schapen geprobeerd. Hij concentreert
zijn aandacht weer op het reusachtige
schapenhok op de Groote Markt, doet de
deur ervan open en telt de schapen, die al
maar door twee aan twee in militaire formatie
uit het hok komen en de omringende straten
binnengaan. Van één tot duizend stuurt hij
ze de Groote Houtstraat in, van duizend tot
1500 in de Koningstraat, dan 300 in de Bar-
teljorisstraat, omdat die zoo kort is, dan
duizend in de Zijlstraat, dat is samen al 2800.
een paar honderd in de Smedestraat en
duizend in de Jansstraat cn zoo heeft hij tot
4000 schapen geteld en zijn er nog geen voor
teekenen, dat hij gauw zal inslapen.
Ja toch. een oogenblik soest hy en half
onbewust hoopt hij. dat hot nu wel gaan zal,
wanneer er opeens een auto langs zijn raam
schiet, die hem mot een luiden schreeuw
van dc claxon ui; de beginnende verdoovlng
haalt. Dat maakt hem nijdig en hij is zelfs
op het punt tc gaan vloeken, wanneer hij
dat ik u moeite heb veroorzaakt, maar u is
de broer van mijn moeder en mijn eenige
bloedverwant. Ik heb mezelf voel te verwij
ten en wil u zoo gaarne mijn berouw toonen.
Ja. ja! Ik zou hier niet zoo ongelukkig lig
gen. wanneer ik wat meer naar uw goeden
raad had geluisterdBeste oom. ik kan
u slechts op één manier dit oprecht berouw
en die hartelijke gevoelens ten uwen opzichte
toonen. door u dit eenvoudig landhuisje na
te laten; ik verwacht den notaris ieder oogen
blik. En zwakjes glimlachende voegde hij
hieraan toe: Dat hadt u niet kunnen den
ken, hè, toen ik u geld kwam Iconen, dat ik
nog een neef was. waarvan te erven viel?"
„Zwijg, André", antwoordde oom Faremont
zeer ontroerd! Je bent, naar lk hoop, niet
zoo ziek, als je wel denkt. Je bent. nog Jong,
maar je moet een goede verzorging hebben.
Je hebt een gezond gesteld. Staat deze dok
ter bekend als een goed medicus?"
„Hij is de beste dokter van Rouaan,".
„Je behoeft jezelf niets te ontzeggen, jon
gen, en neem waar je lust in hebt. Ik moet
nu weer naar Parijs terug, maar ik zal hier
al het geld laten, dat ik bij me heb6000
francs. Daar kan Je Je voorloopig mee red
den. Je moet me beloven, mij om den dag te
laten weten, hoe het met je gaat. Jc wordt
spoedig weer beter, daar ben lk zeker van,
en dan zal ook voor jou de dag aanbreken,
dat jij het erfdeel van je ouden oom in ont
vangst zult kunnen nemen, want je heb', nu
bewezen, dat je in je hart een brave jon
gen bent".
„Heiaas, beste oom, nu voel ik eigenlijk
pas, hoe goed u bent. Ik ben er u hartelijk
dankbaar voor".
.3UIf nu maar rustig liggen; ik heb het
geld op de tafel gelegd. Laat nu 3llc dagen
de dokter komen en ontzeg je niets, en zorg
vooral dat je goede hulp krijgt
„Ik ben reeds met iemand in onderhande
ling".
„Uitstekend. Tot ziens dan en houd Je
flink".
Na een Iaatsten handdruk, ging oom Fare
mont zeer onder den indxuk do deur uit. en
stapte in zyn auto, maar toen hy den weg
opreed, die door den boomgaard liep. ont
waarde hy in de verte den dokter, die met
een boer van achter een huisje te voorschijn
kwam, waar hij ongetwyfeld de ernstige ziek5
bezocht had. Plotseling kwam dc gedacht?
by hem op. om den dokter eens ronduit zyn
meening te vragen omtrent, den toestand van
zijn neef. Hij stuurde in de richting van het
huisje en bleef staan om den hoek van één
der muren, waar hy plotseling deze ontstel
lende woorden opving: „Ik geloof niet, dat er
veel meer aan te doen zal zyn, vader Justin."
„In 't geheel niets meer, dokter?"
„Ik geloof, dat het het beste zou zyn, hein
maar af te laten maken".
Ging het nu over André? Doodsbleek en
met een hart vol angst was oom Faremont
naderby gekomen. Achter den muur stonden
de dokter en de boer te kijken, waar een
reusachtig zwyn, dat op een mesthoop lag en
in deemiswekkenden toestand verkeerde. Dus
dit zwyn was die zware ziekeEn subiet
stond hem de schrandere kunstgreep, de ge
heele comedle van de ernstige ziekte, heldor
voor oogen.
„Mijnheer de veearts!" zei hy, nauwelijks
zyn toorn kunnende bedwingen, „wilt u mij
een die.nst bewyzen?"
„Jawel, mijnheer," stamelde deze. die zich
ook een beetje schuldig voelde, en wel voor
zien had. dat het geknoei zou uitkomen.
„Zeg dan aan myn neef, dat het geld, dat
ik hem gegeven licb voor zyn verzorging, ook
bestemd is voor de verzorging van dat zwijn
daar. Wie weet. kunnen ze dan wellicht alle»
bei nog beter worden!"
I juist by tyds bedenkt, dat dit de slechtste
manier is om tot rust te komen. Zoo besluit
by dus om maar weer schapen te gaan tellen
tot in het eindelooze en «stuurt weer duizend
schapen in de Groote Houtstraat en denk:,
hoe ze over de hulpbrug aan dc poort moe
ten komen. Hy verbeeldt zich, dat het echte
schapen zyn en boe hot wol wezen zou, als
heel Haarlem met vierpootige heusche in-
plaats van met slaapschapcn overstroomd
werd. In zyn gedachten ziet bU den commis
saris van politie met zyn heele corps er op
uit tygen om al die massa's schapen te ar
resteeren en den commandant van dc brand
weer, die zijn mannen met de belkringen
heeft opgeroepen om de schapen met water
stralen te verdrijven en de winkeliers, die
him deuren sluiten en de luiken voor de ra
men doen, want de schapen, die geen raad
meer weten, dringen overal in de huizen door.
De directie van het slachthuis is ook gealar
meerd. maar weet er ook geen raad mee,
want hy. Jan Pieterse. kan sneller schapen
tellen dan het heele slachthuis zc kan af
maken en hy ligt in zichzelf te lachen over
de verwarring, die er in Haarlem zou ont
staan als dat nu allemaal eens waar gebeurd
waswaarna hy begrypt. dat hy op dit
oogenblik toch werkelijk moet zyn ingesla
pen, want hy doet zijn oogen open en kijkt
op de klok, ziet. dat het kwart over achten
is en springt uit zyn bed met een schrik,
want als hy zich niet buitengewoon haast,
dan kan hij om 9 uur niet op het kantoor
zyn en dan zal de procuratiehouder, de el
lendeling. zeggen: „Pieterse, hier wordt om
9 uur begonnen. Precies om 9 uur, bcgryp jc
Pieterse?" en dan is dc Maartgratificatie vast
en zeker naar de maan.
Gelukkig kan ik den belangstellenden Ie r
geruststellen: Pieterse is dien morgen wel
zonder ontbijt, maar dan toch nog op tyd p
zijn werk gekomen en voelde zich dien er:
tamelijk frisch. dank zy de schapen. Het
eenige, waar hy voor vreest is. dat hy van
avond nog 5000 schapen meer uit dc schaaps
kooi op de Groote Markt zal moeten lat n
komen cn al dat tellen begint jc ook te ver
velen. Als er vanavond geen einde komt aan
die periode van slapeloosheid, zal hy naar dc
stadsbibliotheek gaan cn dc Handelingen
van de Tweede Kamer leenen cn op den
rand van zijn bed zich daarin verdiepen, tot
dat hij vanzelf achterover tuimelt en voor
het eerst sedert weken weer eens een onge-
stoorden langen slaap geniet.
Wat my betreft, ik houd dr zaak in het
oog en als dit nieuwe middel helpt, zal ik
het hier vertellen ten bate van de velen, die
ook moeite hebben om in te slapen.
FIDELIO.