H. D. VERTELLINGEN.
FLITSEN
BVTi
FEUILLETON
ONTWARDE DRADEN.
STADSNIEUWS
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 14 JANUARI 1930
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden).
door
HENDRIK LINDT.
De Greep der Woestijn,
Na zoo'n langen en vermoeienden tocht
ls het in deze schaduw goed rusten, Moestapha
ben-Saïd!
De beide mannen met hun donker gebruin
de gezichten en gebuid in ruim-zittende, hel
der witte burnoes zaten met gekruiste beenen
in dc zoo juist door hen opgeslagen primitieve
tent en staarden door de opening naar buiten.
De oudste vail hen, wiens ruige baard reeds
meer dan één grijs haar vertoonde en wiens
met zware rimpels doorploegd gelaat bewees,
dat de stormen des levens niet zonder sporen
na te laten aan hem waren voorbijgegaan,
blies met zorg kleine rookwolkjes uit zijn
lange pijp.
Hij, die door het noodlot zwaar getrof
fen werd, vindt niet zoo gemakkelijk rust,
Abdcel-Ismaël! zei hij ernstig.
De ander richtte zijn nog jongensachtig
vol gezicht vragend naar den ouden Moestapha
Deze echter zweeg, als verzonken in oude her
inneringen.
Rondom de tent strekte zich de Llbysche
woestijn uit in al zijn dorre droogte en troos-
teloozc verlatenheid. Onbarmhartig blakerden
de felle stralen der hoog aan den hemel
staande zon de uitgestrekte zandvlakte.
Zelfs de twee kameelen, loom ineengezakt op
den grond, waren door deze moordende hitte
bevangen en verroerden zich ternauwer
nood.
Je bent nog jong Abdoel-Ismaël, begon de
oudste der beide mannen na eenigen tijd met
zachte stem, als was hij nog steeds in ge
dachten verdiept, en de jeugd kent de wreed
heden van het leven niet. Ook ik heb een tijd
gehad, dat ik lachte om de droefgeestige ver
halen van oudere menschen. Ik woonde toen
met mijn vrouw in Moerzoek en ik verzeker
je, dat toen de kleine Aneïzah geboren werd,
er geen gelukkiger man was in heel Fessan
dan Moestapha-ben-Saïd. De kleine meld was
vijf maanden toen haar moeder stierf. Ik had
tevoren nooit aan de mogelijkheid gedacht
dat wij nog eens niet meer met zijn drieën
zouden zijn. en het trof mij als een bliksem
straal. Het kwam ook zoo onverwacht!
Je houdt van Aneïzah als ikzelf, zei mijn
vrouw nog, voor zij stierf, je zult zeker goed
voor haar zorgen.
Allah Is mijn getuige, dat ik altijd een
goed vader voor haar geweest ben. Alleen
maar dat komt straks. Ik was in dien tijd
gids. Vreemde karavanen leidde ik door de
woestijn en niemand van Fessan tot Kordofan
kende zoo goed als ik in dc Oostelijke Sahara
de oasen en de wegen die voor kameelen het
gemakkelijkst begaanbaar zijn. Echter, mijn
beroep bracht mee dat ik soms vele maanden
van hubs bleef. Ik begreep dat dit na den dood
van mijn vrouw niet langer zoo kon door
gaan. Wie zou er al dien tijd op de kleine
Aneïzah moeten passen? Daarom zei ik
Moerzoek vaarwel en trok naar de kust, eerst
naar Tripoli, later naar Gabes en Tunis. In
die grootc havensteden vond ik gemakkelijk
werk, nu eens met dit, dan weer met iets
anders, want ik was niet lui en pakte aan wat
mij voor de handen kwam. Aneïzah groeide
inmiddels op tot een slank jong meisje met
haren van het diepste zwart dat zich maar
denken laat en oogen als het Djerid-meer in
een helderen sterrennacht. Ze geleek sprekend
op haar moeder. D:<: had ik immers niet
meer gezien, sinds zij ongeveer twintig jaar
telde? Op een dag, toen ik na vele uren
van hard werken van dc haven thuis kwam,
hield mijn buurman mij staande-
Let op Je dochter, Moestapha, zei hij.
Zij sprak vandaag aan de deur met een Euro
peaan en deze is zelfs in de woning geweest.
Onder ons gezegd: ik geloof niet dat het den
eersten keer is!
Meer kon ik niet uit hem krijgen.
Thuisgekomen sprak ik niet terstond met
Aneïzah. Ik wilde niets laten merken en haar
eerst eens trachten uit te hooren, voor ik
met wellicht dwaze en ongegronde vermoedens
voor den dag kwam.
Tot mijn niet-geringe verbazing begon zij
er na het avondmaal zelf over
Vader, zei zij, de tijd is voorbij dat
uw Aneïzah eqn klein meisje was. Ik heb u
altijd alles gezegd wat ik deed en dacht. Daar
om wil ik het- ook nu niet voor u verborgen
houden, dat- mijn hart niet meer klopt voor u
alleen, sinds ik op mijn weg den knapsten
beminnclijksten jongeman ontmoet heb, dien
ik ooit tevoren in Tunis heb gezien.
Ik was verstomd door deze zoo ronduit ge
dane mededeëling en wist geen enkel woord
te vinden om terug te zeggen. Aneïzah wacht
te ook geen antwoord af.
Ik begrijp', dat u verbaasd en misschien
Eenige avonturen van
tien Engelschen Mcester-Speur^er
HERBERT PORTER.
4)
Den volgendon middag ging in Pension
Valentin de telefoon. De eigenares nam den
hoorn van hot toestel. ..Ik zou gaarne willen
weten hoe het met meneer Karst gaat?
Slecht, meneer Porter. Hij is gebroken; hij
zit aldoor maar in zichzelf gekeerd. Sedert
gisteravond is hij niet uit. huis geweest."
„Het is niet mogelijk. U moet u vergissen,
mevrouw Valentin."
..Ik mij vergissen.... Hoe komt u daar
bij?"
„Welvanmorgen heb ik meneer Karst
frisch en vroolijk in de Tauentzienstrasse
gezien.... Ik zat In een auto en kon hem
daarom niet aanspreken."
„Meneer Karst?Vanmorgenin de
Tauentzienstrasse? Dat moet iemand anders
geweest zijn! Ik verzeker u, hij is niet uit
geweest."
„Nu.... dat zullen we dan. direct onder
zoeken.... ik ben in een minuut of tien bij
u."
„Ik zal meneer Karst zeggen, dat hij u
over een minuut of tien verwachten kan".
Het dienstmeisje begroel.c den detective
nieuwsgierig. „Wilt u zoo goed zijn in den
salon te komen, meneer Porter. Meneer
Karst komt. direct." Daarna ging ze vlug
heen Herbert Porter keek vol belangstel
ling in de groote. zonnigs salon om zich
heen. De hooge, breede gordijnen me', hun
voornaam, eenvoudig patroon hingen tut
wel boos bent, zei zij. Het is bij ons volk
geen gewoonte, dat meisjes spreken. Maar ik
weet, dat mijn Vadertje mij tezeer liefheeft,
om mij ooit te willen dwingen een man te
volgen, van wlen ik slechts afkeer hebben
kan omdat mijn hart hem niet behoort.
Waarom zou ik dus niet met u spreken, nu
ik meen hém gevonden te hebben, die mij
tot de gelukkigste van alle vrouwen maken
kan? Deze middag was hij weer hier en wij
•spraken af, dat hij, als u dat goedvindt, mor
genavond komen zou om u te spreken en
u mijn hand tc vragen
Ik was sprakeloos van ontzetting en ver
vuld van een wilde razernij, die ik echter
tevergeefs in woorden zocht te uiten. Mijn
dochter vroeg om de vrouw te worden van
een Christen! Als een waanzinnige liep ik
het huis uit en ik ging tot ver buiten de
stad om te trachten in de eenzaamheid mijn
gedachten weer te verzamelen.
Wat moest ik doen? Zeker, het zou mij ge
makkelijk vallen Aneïzah eiken omgang met
vreemden en met dezen verwenschten Wester
ling in het bijzonder te verbieden. Maar ik
had wel bemerkt, hoezeer zij hem liefhad en
zulk een verbod zou haar het hart breken.
Nooit tevoren had ik haar trouwens iets ge
weigerd. Zou ik cat nu kunnen doen. nu het
iets gold. dat haar naar zij meende, het
hoogste geluk brengen zou? Aan den anderen
kant stond het voor mij vast, dat een huwe
lijk met dien Christen een onheil was, dat
tot eiken prijs diende te worden afgewend.
Urenlang peinigde ik mijn hersens af en
tenslotte bedacht ik het volgende: aan
Aneïzah zou ik zeggen, in een omgang met
den Westerling toe te stemmen, als zij be
loven wilde, niet eerder dan na vijf maanden
te zullen trouwen. In dien tijd, dacht ik, ziet
zij wellicht zelf het verkeerde van deze "ver
bintenis in of anders krijgt die Europeaan wel
genoeg van haar.
Aneïzah nam onmiddellijk met mijn voor
waarde genoegen,
U hebt volkomen gelijk, zei zij, en als
onze liefde echt is, zullen die vijf maanden
ons zeker niet lang vallen.
Sinds dien tijd ging er bijna geen dag
voorbij, dat Ardré Guipon, want zoo heette
hij, Aneïzah niet opzocht. En omdat hij
wist dat ik hem niet met heel vriendelijke
oogen bezag, k vam hij meestal overdag, als
ik niet huis was. D.at duurde nog ongeveer
drie maanden. Toen begonnen zijn bezoe
ken allengs te verminderen om tenslotte ge
heel op t.e houden. Al sprak ik er ook nooit
met Aneïzah over, ik wist dit alles precies,
want mijn buurman hield mij geheel op de
hoogte, als ik van huis was. Ik zag het schaar-
scher worden van Guipon's bezoeken met een
duivelsch genoegen. En toen hij tenslotte
heelemaal niet meer verscheen, kende mijn
vreugde bijna geen grenzen. Alles liep zooals
ik het gewenscht en gedacht had!
Aneïzah echter. al repte zij er met geen
woord van, kwijnde in die enkele weken zicht
baar weg.
Zij houdt nog altijd van hem. dacht ik, maar
dat is een kwestie van tijd. Dat gaat wel
over!
Helaas, het ging niet over. Op het oogenblik
dat ik mü zeker waande van de overwin
ning. bekende Aneïzah mij met tranen in de
mooie, donkere oogen. dat als Guipon voor
altijd wegbleef, blijvende schande over haar
zou zijn gebrachtHet was mij, of ik den
bodem onder mij voelde wegzinken. De el
lendeling! Da.nropi was hij dus nu ai in
geen weken teruggekomen en zeker zou hij
zich nimmer meer laten zien!
Een woedende stier gelijk vloog ik de straat
op en urenlang dwaalde ik door de stad, als
of ik hem zoo ooit zou kunnen vinden!
Thuisgekomen vond ik mijn dochter in een
groote bloedplas op den grond, met een dolk
in de borst.
Vergeef mijwas het laatste, dat zij nog
stamelend kon uitbrengen.
Sindsdien gaat er geen dag voorbij, dat ik
niet bij het avondgebed den almachtigen
Allah smeek, dezen schurk, al is het slechts
eenmaal, op mijn weg te voeren- Bij den
baard van Mohammed, ik bezweer je dat ik
dien éénen keer gebruiken zal.
Moestapha-ben-Saïd zweeg, en een beklem
mende stilte kwam over de beide mannen.
Ik geloof, dat daarginds een reiziger
nadert, zei Abdoel-Ismaëi na eenigen tijd,
blij een gelegenheid gevonden te hebben om
over iets anders te spreken.
Inderdaad, aan den horizont vertoonde
zich een stofwolkje, dat langzaam nader -
kwam
Die man Is dc uitputting nabij, meende
Moestapha, en ook zijn paard sleept zich nog
maar met- moeite voort. Die hebben zeker
geruimen tijd in dc woestijn vertoefd!
De vreemde reiziger scheen de tent gezien
te hebben, want hij wendde zijn paard een
weinig en kwam rrecht dp "de beide mannen
af. Toen hij zich echter van zijn rijdier wilde
laten glijden, viel hij op de knieën in het
zand. Blijkbaar begaven hem de krachten.
Moestapha en Abdoel-Ismaël richtten hem
voorzichtig weer op en voerden hem naar de
'tent. Daar m den verkoelenden schaduw
kwam de vreemdeling na eenigen tijd weer
wat bij-
Ik dank u. stamelde hij. met een door
dorst verdroogde tong. Misschien hebt ge ook
wat voor mij te drinken, een enkele slok
water
Abdoel-Ismaël wilde reeds achter zich grij
pen naar de lederen waterzak, maar de
oude Moestapha zei kalm:
Het spijt mij voor U, vreemdeling, onze
zakken zijn tot den Iaatsten druppel leeg.
De dichtstbijzijnde oase is echter slechts op
korten afstand van hier, zoodat uw ergste
leed wel geleden is.
De ander zuchtte diep.
Als ik den weg maar wist, zei hij hulpeloos.
AI anderhalve week zwerf ik door deze
eindelooze, gloeiende zandvlakte. Mijn die
naar heb ik stervende in den woestijn moe
ten achterlaten en de proviand en het drink
water zijn tot het laatste toe verteerd. Ik zal
mij niet lang meer in. het zadel kunnen
houden.
Moestapha zweeg een oogenblik als in ge
dachten. Toen sprak hij:
Ik ken dit gedeelte der woestijn als gij
uw geboortestad, vreemdeling. Wees dus ge
rust, ik breng u zoo ver, dat gij van den
goeden weg niet meer kunt- afdwalen.
Duizendmaal dank. Als ik er aan denk
dat. ik die afschuwelijke dorst za! kunnen
lesschen, voel ik mijn krachten reeds ver
meerderen. Wanneer wilt ge. dat wij ons op
weg begeven?
Nu terstond, als gy kunt. Hoe eerder wij
gaan, hoe eerder gij aan het doel zult zijn
Uw paard is ook alweer voldoende uitgerust
om dezen korten afstand zonder moeite af
te leggen. Abdoel-Ismaël, breekt de tent op
en zadel de kameelen, dan kunnen wij met
een vertrekken!
Hier moeten wij u alleen verder laten
gaan, vreemdeling, zei Moestapha-ben-Saïd,
toen hij na meer dan twee uur rijden door
het gloeiende zand zijn kameel tot stilstand
bracht. Als ge van hier zorgvuldig rechtuit
rijdt, komt ge in enkele uren aan de oase
waarvan wij spraken. Houdt u dus zoolang
flink in het zadel en denk eraan: steeds
rechtuit!
De ander richtte zijn van uitputting haast
levenlooze oogen op het rimpelige, strenge
gelaat van den ouden Moestapha en bracht
eenige ternauwernood hoorbare woorden van
dank over de lippen. Toen spoorde hij zijn
vermoeid rijdier weer aan en leidde het in
de aangewezen richting.
De beide mannen in hun witte burnoes
keken hem nog eenigen tijd na.
Hij was het, nietwaar, Moestapha-ben-
Saïd? vroeg Abdoel-Ismaël toen.
Hij was het! bevestigde de oude man. O
Allah, wat zijn Uw wegen wonderbaarlijk.
Was deze schurk niet naar ons toegekomen,
hij zou in twee uur tijds de oase El Mara
bereikt hebben en nuDank, Allah, dank
dat gij mijn Aneïzah hebt willen wreken!
NEDERLANDSCHE REIS-
VEREENIGING.
Cabaretavond in het Gemeente
lijk Concertgebouw.
De afdeeling Haarlem van dc Nederland-
sche Reisvereeniging, gaf Zaterdagavond een
met buitengewoon veel zorg samengestelden
cabaretavond. De voorzitter der afdeeling. de
heer Sabel, die de zeer talrijke aanwezigen
toesprak, memoreerde dat het dit jaar twin
tig jaar geleden zal zijn, dat de afdeeling
werd opgericht.
Daarna gaf hij het woord aan den leider
van het gezelschap dat de leden der Reisver
eeniging zou bezig houden.
De groote zaal van het Gemeentelijk Con
certgebouw kon ternauwernood alle leden
bergen. De stemming was uitstekend, en Paul
Ostra, de conferencier behoefde dan ook niet
veel moeite te doen om de juiste sfeer te
scheppen. Als eerste nummer kondigde hij
aan, het optreden van de cabaretière Hetty
Ruys, een zuster van Cor Ruys.
Hetty Ruys is werkelijk een begaafde zan
geres, die een talent heeft voor het lichte
chanson.
Haar „lachlied" vooral had een overweldi
gend succes. Doch ook de creaties van eenige
VAN HAARLEMS DAGBLAD No. 1536 De minuut die een eeuw lijkt
Wanneer je het grootste deel van den dag hebt
besteed om het huis keurig te maken voor d«
komende gasten en je ziet in de badkamer
dat Jantje zijn handen is komen wasschen
(Nadruk verboden).
representanten uit „dien goeien ouwen tijd"
slaagden ongemeen goed.
Mr. Frankly, komisch imitatuur en paro
dist vermaakte ons ten zeerste. Mr. Frankly
heeft de on-Hollandsche gave van de droge
humor. Hij zegt de dingen langs zijn neus
weg, met een effen gezicht en is.onweer
staanbaar. Zijn imitaties van dierengeluiden,
zijn onverbeterlijk.
Tilly van der Does danste en Paul Ostra
zong op zeer persoonlijke wijze eenige lied
jes. In zijn conference beviel hij ons echter
het best.
Verreweg het beste nummer van het ge-
heele programma, was dat, dat voor de pauze
gegeven werd, het optreden van „Steffan
and partner".
Deze muzikale clown en zijn gentlemarv-
partner zouden in Parijs of Londen een goed
figuur slaan. Slechts zelden zagen we in dit
genre een zoo voortreffelijk stel op de plan
ken van het varieté-tooneel.
Na de pauze werd een éénactertje opge
voerd van Defresne „Het onverwachte".
De stoelen werden daarna aan den kant ge
zet, voor het bal, dat een buitengewoon ge
animeerd verloop had.
DE BOND VAN NEDERLANDSCHE
ONDERWIJZERS ONTEVREDEN.
OVER DE SAMENSTELLING DER
COMMISSIES.
In den kring van den Bond van Nederland-
sche onderwijzeres is men niet tevreden over
de door B. en W. gevolgde gedragslijn bij
het benoemen V3n commissies op onderwijs
gebied.
In het orgaan van de Haarlemsche afdee
ling wordt daarop uitvoerig ingegaan. We
lezen daarin o.m.:
„B. en W. benoemden de leden zonder zoo
als tot voor kort wèl gebruikelijk was, een
aanbeveling van de organisaties te vragen,
waardoor dus de gelegenheid om de meest
geschikte personen in commissies te krijgen,
niet wordt gebruikt.
Het gaat hier, zooals toch duidelijk is. niet
om de organisatie, maar om de zaak, die in
studie wordt genomen. De organisatie is
middel, geen doei.
Ons tweede bezwaar was van bijzonderen
aard: de verhouding tusschen het aantal
hoofden en onderwijzers, 32, was naar onze
meening kleineerend voor de Iaatsten. Na
tuurlijk hebben wij niet verwacht, dat B. en
W. na van onze bezwaren kennis te hebben
genomen, daaraan dadelijk tegemoet zouden
komen; de commissie (bedoeld wordt de z.g,
Verbondscommissie) was immers reeds aan
gewezen.
Wèl heeft het ons teleurgesteld, dat bij de
samenstelling van een nieuwe commissie,
voor het Onderwijs aan de Rijpere jeugd, we
derom niet met onze opmerkingen rekening
is gehouden.
Dat in deze commissie twee onzer bestuurs
leden zijn benoemd, neemt ons eerstgenoemd
bezwaar niet weg. Mochten B. en W. dit ge
meend hebben, dan hebben wij het den vo-
rigen keer óf niet duidelijk geformuleerd, óf
het college heeft ons niet begrepen.
Immers ook nu hadden de organisaties
misschien personen kunnen voo-dragen, die
wellicht meer en beter met de problemen,
welke de opvoeding voor de rijpere jeugd
stelt, bekend zijn.
Wat ons tweede bezwaar betreft, het spijt
ons te moeten constateeren, dat het van nog
erger aard is, dan ons aanvankelijk bekend
was. Wat is toch het geval?
De benoeming van de hoofden in de Ver-
bonds-commissie geldt voor twee jaar. die
van de onderwijzers voor slechts een. 't Is
natuurlijk mogelijk, dat B. en W. hiervoor
motieven hebben, die. zoo ze ons bekend wa
ren. onze ergernis zouden wegnemen, maar
gezien de gewraakte verhouding, 82 zijn we
hier niet gerust op.
Inmiddels zijn twee collega's aangewezen,
twee geheel onbekenden, die in geen enkel
opzicht de gevoelens, die in onze kringen le
ven, kunnen vertolken. De stem der Haar
lemsche onderwijzers wordt in de commissie
niet gehoord.
Nu vinden we dat, voor dit geval, niet zoo
heel erg: men kent, uit ons advies, onze mcc-
ning over de waarde van deze commissie. Nu
ze er evenwel eenmaal is, spijt het ons toch,
dat. er ook nog twee figuranten zitting in
hebben willen nemen".
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel.
GOEDKOOP DUURKOOP. Geef een kleinigheid meer uit, en ge hebt het beste^
ARR'S
OUTBROOD
den parketvloer.Een geweldig Perzisch tapijt „Ik"vroeg Karst verbaasd. „Sedert
bedekte den hoelen vloer. Op hooge schil
dersezels in de hoeken stonden schilderijen
met Japansche, Australische en Amerikaan-
sche landschappen, geschenken van de gas
ten, die op hun reizen door de wijde we
reld in dit huis een rustpunt hadden gevon
den; ze gaven aan deze kamer een interna
tionale sfeer.
De deur werd langzaam geopend. Holger
Karst trad binnen. De detective keerde zich
om en een uitdrukking van schrik gleed over
zijn gelaat. Juist wilde Herbert Porter een
paar woorden van troost tegen hem zeggen,
toen voor de t.wegede maal de deur geopend
werd. Een slanke jonge dame trad vlug naar
binnen en bleef bij het zien van de twee
mannen beduusd staan. „Pardon", zei ze tot;
Karst, „Ik wilde een boek halen."
Met vluggen .onhoorbaren tred ging ze op
de boekenkast toe en keek langs de ryen
boeken. Een zachte geur van Peau d' Espagno
vulde het vertrek. Ze bleef nadenkend staan
en legde de hand op haar voorhoofd. „Deze
boeken zijn op de namen van de auteurs ge
zet". zei ze zacht, met iets als een veront
schuldiging in haar stem. Ik zoek „You never
can tell" van Shaw. Een landsman van u
nietwaar?"
„Mag ik even voorstellen," mengde zich
Karst in het gesprek; „Mr. Herbert Porter
Juffrouw Heiene Jungmann, studente in de
medicijnen." De jonge dame gaf den En-
gelschinan op ongedwongen manier de hand.
„Het doet mij veel genoegen met zoo'n be
roemden man kennis te maken. Mr. Porter."
zei ze. ..Ik vermoed dat u hier bent gekomen
om meneer Karst te helpen zijn verloren
schat weer te vinden. Daarmee doet u een
goed werk; want hij is er zwaarmoedig van
geworden."
„Toch is het maar een geluk, dat meneer
Karst in zijn verdriet nog plezier heeft in
dc Ta uentzjensirasse te llaueereiii"
gisteravond ben ik niet uit geweest!
„Kijk eens wat een huichelaar", lachte
Herbert Porter. „Ik heb hem met mijn eigen
oogen gezien.Ja.ik zal u meer vertel
len: hij was niet alleen ookneen! Arm
in arm met een knappe, slanke jonge dame!"
Lachend, met een humoristische uitdruk
king van berusting keerde Herbert Porter
zich naar den kunstenaar toe. Op hetzelfde
moment gleed zijn vorschende blik langs het
gelaat van de studente. De laatste bloeddrup
pel was uit haar gezicht verdwenen en met
groote, starre oogen staarde ze voor rich
uit.
Toen beide mannen buiten op de gang
stonden, fluisterde dc kunstenaar opgewon
den:
„Er is nog iets gebeurd: de foto
„De foto?"
„Jamijn portret.... dat is sedert gis
teravond weg."
Herbert Porter stond een oogenblik in ge
dachten en drukte toen plotseling zijn cliënt
de hand. ..Gaat u alleen naar uw kamer
terug", zei hij zacht. En gaat u er voorloopig
niet vandaan." En weg was hij.
Tien minuten later uitte Herbert Porter,
die zich achter een reclamezuil tegenover
Pension Valentin geposteerd had, zijn vol
doening door even zachtjes te fluiten. Met
vlugge stappen kwam Heiene Jungmann het
huis uit; ze riep een voorbijrijdende auto
aan. Porter nam een volgenden, een gesloten
wagen en gelastte den chauffeur den voorsten
te volgen. De rit ging dbor het Westen en het
Centrum van Berlijn. Een eindelooze reeks
van voertuigen schenen allen naar eenzelfde
plaats te moeten. Trams Heten hun gebel
hooren. de stadstrcin donderde over een lan
ge brug. Auto's toeterden zonder ophouden;
eindelijk raasde de auto van de studente
langs de Berolina en draalde een zijstraat
in. Zij stopte voor een groote huurkazerne;
Herbert Porter drukte op de gummibal en
liet eveneens stoppen.
Heiene Jungmann sprong uit den «vagen,
wierp een snellen blik op den voorgevel van
het gebouw en snelde het huis binnen. Er
Was ternauwernood een minuut verloopen of
ze was alweer op straat terug. Uit haar hou
ding en haar manier van loopen bleek dat ze
vol koortsachtige onrust was; zij stapte weer
in de auto en verder ging het weer.
Herbert Porter ging een oogenblik later het
huis binnen, waar zij uitgekomen was. De
geur van Peau d' Espagne" scheen nog vaag
in het trappenhuis te hangen. De detective
bleef op de eerste étage staan. Hij snoof
even. Ook hier hing de geur nog. Herbert
Porter ging de trap naar de tweede verdie
ping op.
Hier was de zoet-scherpe geur nog beter
waar te nemen dan beneden; hier had ze dus
gewacht! De detective ging naar de derde
trap: neen. hier was de geur niet meer.
Hij ging weer terug naar het tweede trap
portaal.
Drie deuren kwamen op dit portaal uit.
Drie koperen bellen glommen naast verschei
den naamboordjes. De detective trok zijn
handschoen uit en tastte zacht en voorzich
tig op de koperen bel. Het metaal voelde
koud aan. Hij legde zijn hand op de tweede
knop; ook deze was koel. Nu betastte hij dea
derden en knikte. Deze kleine gele knop voel
de nog héél even warm aan. Geen twijfel
aan deze was zooeven ge trokken.Herbert Por
ter belde: eenmaalluid rumoerend ging
de bel over, niemand deed open. Hij belde
nog eensnog eenser was niemand
thuis.
Op het kleine, porseleinen naamplaatje
stond
„Frau Anna Schmidt."
In het midden van dc deur .was niet twee
punaises een visitekaartje aangeprikt,
waarop gedrukt stond:
„Ralp Walden, Violist."
Naast de deurpost hing een lei met een
griffel en op de lei stond:
„Bel op Cenarum 23645,
Ralp"
Herbert Porter nam zijn notitieboekje uit
den zak en schreef het nummer op.
Toen rende hij de trap af.
Op het dichtstbijgelegen postkantoor belde
hij de telefooncentrale Centrum op en ver
nam dat 23645 het nummer van de gramo-
foonfabriek „Urania" was.
De directeur van de groote gramofoonfa-
briek ontving den detective hoogst verbaasd.
„Waaraan dank ik het gencegen. meneer
Porter?"
De Engelschman monsterde even vluchtig
den man. die tegenover hem zat.
„Kent u een zekere Heiene Jungman?"
„Heiene Jungmanherhaalde de di
recteur verbluft. „Jaeigenaardig
twee minuten geleden hoorde ik dien rnn
voor het eerst in mijn leven en nu wo-d' er
mij al naar gevraagdeen juffrouw He
iene Jungmann was twee minuten geleden
op mijn kantoor hier en ik persoonlijk h°b
haar een bedrag van 1000 Mark uitbetaald,
dat hier vcor haar gedeporteerd was."
(Wordt vervolgd.).