H. D. VERTELLINGEN. FLITSEN BVTi FEUILLETON ONTWARDE DRADEN. STADSNIEUWS HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 14 JANUARI 1930 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). door HENDRIK LINDT. De Greep der Woestijn, Na zoo'n langen en vermoeienden tocht ls het in deze schaduw goed rusten, Moestapha ben-Saïd! De beide mannen met hun donker gebruin de gezichten en gebuid in ruim-zittende, hel der witte burnoes zaten met gekruiste beenen in dc zoo juist door hen opgeslagen primitieve tent en staarden door de opening naar buiten. De oudste vail hen, wiens ruige baard reeds meer dan één grijs haar vertoonde en wiens met zware rimpels doorploegd gelaat bewees, dat de stormen des levens niet zonder sporen na te laten aan hem waren voorbijgegaan, blies met zorg kleine rookwolkjes uit zijn lange pijp. Hij, die door het noodlot zwaar getrof fen werd, vindt niet zoo gemakkelijk rust, Abdcel-Ismaël! zei hij ernstig. De ander richtte zijn nog jongensachtig vol gezicht vragend naar den ouden Moestapha Deze echter zweeg, als verzonken in oude her inneringen. Rondom de tent strekte zich de Llbysche woestijn uit in al zijn dorre droogte en troos- teloozc verlatenheid. Onbarmhartig blakerden de felle stralen der hoog aan den hemel staande zon de uitgestrekte zandvlakte. Zelfs de twee kameelen, loom ineengezakt op den grond, waren door deze moordende hitte bevangen en verroerden zich ternauwer nood. Je bent nog jong Abdoel-Ismaël, begon de oudste der beide mannen na eenigen tijd met zachte stem, als was hij nog steeds in ge dachten verdiept, en de jeugd kent de wreed heden van het leven niet. Ook ik heb een tijd gehad, dat ik lachte om de droefgeestige ver halen van oudere menschen. Ik woonde toen met mijn vrouw in Moerzoek en ik verzeker je, dat toen de kleine Aneïzah geboren werd, er geen gelukkiger man was in heel Fessan dan Moestapha-ben-Saïd. De kleine meld was vijf maanden toen haar moeder stierf. Ik had tevoren nooit aan de mogelijkheid gedacht dat wij nog eens niet meer met zijn drieën zouden zijn. en het trof mij als een bliksem straal. Het kwam ook zoo onverwacht! Je houdt van Aneïzah als ikzelf, zei mijn vrouw nog, voor zij stierf, je zult zeker goed voor haar zorgen. Allah Is mijn getuige, dat ik altijd een goed vader voor haar geweest ben. Alleen maar dat komt straks. Ik was in dien tijd gids. Vreemde karavanen leidde ik door de woestijn en niemand van Fessan tot Kordofan kende zoo goed als ik in dc Oostelijke Sahara de oasen en de wegen die voor kameelen het gemakkelijkst begaanbaar zijn. Echter, mijn beroep bracht mee dat ik soms vele maanden van hubs bleef. Ik begreep dat dit na den dood van mijn vrouw niet langer zoo kon door gaan. Wie zou er al dien tijd op de kleine Aneïzah moeten passen? Daarom zei ik Moerzoek vaarwel en trok naar de kust, eerst naar Tripoli, later naar Gabes en Tunis. In die grootc havensteden vond ik gemakkelijk werk, nu eens met dit, dan weer met iets anders, want ik was niet lui en pakte aan wat mij voor de handen kwam. Aneïzah groeide inmiddels op tot een slank jong meisje met haren van het diepste zwart dat zich maar denken laat en oogen als het Djerid-meer in een helderen sterrennacht. Ze geleek sprekend op haar moeder. D:<: had ik immers niet meer gezien, sinds zij ongeveer twintig jaar telde? Op een dag, toen ik na vele uren van hard werken van dc haven thuis kwam, hield mijn buurman mij staande- Let op Je dochter, Moestapha, zei hij. Zij sprak vandaag aan de deur met een Euro peaan en deze is zelfs in de woning geweest. Onder ons gezegd: ik geloof niet dat het den eersten keer is! Meer kon ik niet uit hem krijgen. Thuisgekomen sprak ik niet terstond met Aneïzah. Ik wilde niets laten merken en haar eerst eens trachten uit te hooren, voor ik met wellicht dwaze en ongegronde vermoedens voor den dag kwam. Tot mijn niet-geringe verbazing begon zij er na het avondmaal zelf over Vader, zei zij, de tijd is voorbij dat uw Aneïzah eqn klein meisje was. Ik heb u altijd alles gezegd wat ik deed en dacht. Daar om wil ik het- ook nu niet voor u verborgen houden, dat- mijn hart niet meer klopt voor u alleen, sinds ik op mijn weg den knapsten beminnclijksten jongeman ontmoet heb, dien ik ooit tevoren in Tunis heb gezien. Ik was verstomd door deze zoo ronduit ge dane mededeëling en wist geen enkel woord te vinden om terug te zeggen. Aneïzah wacht te ook geen antwoord af. Ik begrijp', dat u verbaasd en misschien Eenige avonturen van tien Engelschen Mcester-Speur^er HERBERT PORTER. 4) Den volgendon middag ging in Pension Valentin de telefoon. De eigenares nam den hoorn van hot toestel. ..Ik zou gaarne willen weten hoe het met meneer Karst gaat? Slecht, meneer Porter. Hij is gebroken; hij zit aldoor maar in zichzelf gekeerd. Sedert gisteravond is hij niet uit. huis geweest." „Het is niet mogelijk. U moet u vergissen, mevrouw Valentin." ..Ik mij vergissen.... Hoe komt u daar bij?" „Welvanmorgen heb ik meneer Karst frisch en vroolijk in de Tauentzienstrasse gezien.... Ik zat In een auto en kon hem daarom niet aanspreken." „Meneer Karst?Vanmorgenin de Tauentzienstrasse? Dat moet iemand anders geweest zijn! Ik verzeker u, hij is niet uit geweest." „Nu.... dat zullen we dan. direct onder zoeken.... ik ben in een minuut of tien bij u." „Ik zal meneer Karst zeggen, dat hij u over een minuut of tien verwachten kan". Het dienstmeisje begroel.c den detective nieuwsgierig. „Wilt u zoo goed zijn in den salon te komen, meneer Porter. Meneer Karst komt. direct." Daarna ging ze vlug heen Herbert Porter keek vol belangstel ling in de groote. zonnigs salon om zich heen. De hooge, breede gordijnen me', hun voornaam, eenvoudig patroon hingen tut wel boos bent, zei zij. Het is bij ons volk geen gewoonte, dat meisjes spreken. Maar ik weet, dat mijn Vadertje mij tezeer liefheeft, om mij ooit te willen dwingen een man te volgen, van wlen ik slechts afkeer hebben kan omdat mijn hart hem niet behoort. Waarom zou ik dus niet met u spreken, nu ik meen hém gevonden te hebben, die mij tot de gelukkigste van alle vrouwen maken kan? Deze middag was hij weer hier en wij •spraken af, dat hij, als u dat goedvindt, mor genavond komen zou om u te spreken en u mijn hand tc vragen Ik was sprakeloos van ontzetting en ver vuld van een wilde razernij, die ik echter tevergeefs in woorden zocht te uiten. Mijn dochter vroeg om de vrouw te worden van een Christen! Als een waanzinnige liep ik het huis uit en ik ging tot ver buiten de stad om te trachten in de eenzaamheid mijn gedachten weer te verzamelen. Wat moest ik doen? Zeker, het zou mij ge makkelijk vallen Aneïzah eiken omgang met vreemden en met dezen verwenschten Wester ling in het bijzonder te verbieden. Maar ik had wel bemerkt, hoezeer zij hem liefhad en zulk een verbod zou haar het hart breken. Nooit tevoren had ik haar trouwens iets ge weigerd. Zou ik cat nu kunnen doen. nu het iets gold. dat haar naar zij meende, het hoogste geluk brengen zou? Aan den anderen kant stond het voor mij vast, dat een huwe lijk met dien Christen een onheil was, dat tot eiken prijs diende te worden afgewend. Urenlang peinigde ik mijn hersens af en tenslotte bedacht ik het volgende: aan Aneïzah zou ik zeggen, in een omgang met den Westerling toe te stemmen, als zij be loven wilde, niet eerder dan na vijf maanden te zullen trouwen. In dien tijd, dacht ik, ziet zij wellicht zelf het verkeerde van deze "ver bintenis in of anders krijgt die Europeaan wel genoeg van haar. Aneïzah nam onmiddellijk met mijn voor waarde genoegen, U hebt volkomen gelijk, zei zij, en als onze liefde echt is, zullen die vijf maanden ons zeker niet lang vallen. Sinds dien tijd ging er bijna geen dag voorbij, dat Ardré Guipon, want zoo heette hij, Aneïzah niet opzocht. En omdat hij wist dat ik hem niet met heel vriendelijke oogen bezag, k vam hij meestal overdag, als ik niet huis was. D.at duurde nog ongeveer drie maanden. Toen begonnen zijn bezoe ken allengs te verminderen om tenslotte ge heel op t.e houden. Al sprak ik er ook nooit met Aneïzah over, ik wist dit alles precies, want mijn buurman hield mij geheel op de hoogte, als ik van huis was. Ik zag het schaar- scher worden van Guipon's bezoeken met een duivelsch genoegen. En toen hij tenslotte heelemaal niet meer verscheen, kende mijn vreugde bijna geen grenzen. Alles liep zooals ik het gewenscht en gedacht had! Aneïzah echter. al repte zij er met geen woord van, kwijnde in die enkele weken zicht baar weg. Zij houdt nog altijd van hem. dacht ik, maar dat is een kwestie van tijd. Dat gaat wel over! Helaas, het ging niet over. Op het oogenblik dat ik mü zeker waande van de overwin ning. bekende Aneïzah mij met tranen in de mooie, donkere oogen. dat als Guipon voor altijd wegbleef, blijvende schande over haar zou zijn gebrachtHet was mij, of ik den bodem onder mij voelde wegzinken. De el lendeling! Da.nropi was hij dus nu ai in geen weken teruggekomen en zeker zou hij zich nimmer meer laten zien! Een woedende stier gelijk vloog ik de straat op en urenlang dwaalde ik door de stad, als of ik hem zoo ooit zou kunnen vinden! Thuisgekomen vond ik mijn dochter in een groote bloedplas op den grond, met een dolk in de borst. Vergeef mijwas het laatste, dat zij nog stamelend kon uitbrengen. Sindsdien gaat er geen dag voorbij, dat ik niet bij het avondgebed den almachtigen Allah smeek, dezen schurk, al is het slechts eenmaal, op mijn weg te voeren- Bij den baard van Mohammed, ik bezweer je dat ik dien éénen keer gebruiken zal. Moestapha-ben-Saïd zweeg, en een beklem mende stilte kwam over de beide mannen. Ik geloof, dat daarginds een reiziger nadert, zei Abdoel-Ismaëi na eenigen tijd, blij een gelegenheid gevonden te hebben om over iets anders te spreken. Inderdaad, aan den horizont vertoonde zich een stofwolkje, dat langzaam nader - kwam Die man Is dc uitputting nabij, meende Moestapha, en ook zijn paard sleept zich nog maar met- moeite voort. Die hebben zeker geruimen tijd in dc woestijn vertoefd! De vreemde reiziger scheen de tent gezien te hebben, want hij wendde zijn paard een weinig en kwam rrecht dp "de beide mannen af. Toen hij zich echter van zijn rijdier wilde laten glijden, viel hij op de knieën in het zand. Blijkbaar begaven hem de krachten. Moestapha en Abdoel-Ismaël richtten hem voorzichtig weer op en voerden hem naar de 'tent. Daar m den verkoelenden schaduw kwam de vreemdeling na eenigen tijd weer wat bij- Ik dank u. stamelde hij. met een door dorst verdroogde tong. Misschien hebt ge ook wat voor mij te drinken, een enkele slok water Abdoel-Ismaël wilde reeds achter zich grij pen naar de lederen waterzak, maar de oude Moestapha zei kalm: Het spijt mij voor U, vreemdeling, onze zakken zijn tot den Iaatsten druppel leeg. De dichtstbijzijnde oase is echter slechts op korten afstand van hier, zoodat uw ergste leed wel geleden is. De ander zuchtte diep. Als ik den weg maar wist, zei hij hulpeloos. AI anderhalve week zwerf ik door deze eindelooze, gloeiende zandvlakte. Mijn die naar heb ik stervende in den woestijn moe ten achterlaten en de proviand en het drink water zijn tot het laatste toe verteerd. Ik zal mij niet lang meer in. het zadel kunnen houden. Moestapha zweeg een oogenblik als in ge dachten. Toen sprak hij: Ik ken dit gedeelte der woestijn als gij uw geboortestad, vreemdeling. Wees dus ge rust, ik breng u zoo ver, dat gij van den goeden weg niet meer kunt- afdwalen. Duizendmaal dank. Als ik er aan denk dat. ik die afschuwelijke dorst za! kunnen lesschen, voel ik mijn krachten reeds ver meerderen. Wanneer wilt ge. dat wij ons op weg begeven? Nu terstond, als gy kunt. Hoe eerder wij gaan, hoe eerder gij aan het doel zult zijn Uw paard is ook alweer voldoende uitgerust om dezen korten afstand zonder moeite af te leggen. Abdoel-Ismaël, breekt de tent op en zadel de kameelen, dan kunnen wij met een vertrekken! Hier moeten wij u alleen verder laten gaan, vreemdeling, zei Moestapha-ben-Saïd, toen hij na meer dan twee uur rijden door het gloeiende zand zijn kameel tot stilstand bracht. Als ge van hier zorgvuldig rechtuit rijdt, komt ge in enkele uren aan de oase waarvan wij spraken. Houdt u dus zoolang flink in het zadel en denk eraan: steeds rechtuit! De ander richtte zijn van uitputting haast levenlooze oogen op het rimpelige, strenge gelaat van den ouden Moestapha en bracht eenige ternauwernood hoorbare woorden van dank over de lippen. Toen spoorde hij zijn vermoeid rijdier weer aan en leidde het in de aangewezen richting. De beide mannen in hun witte burnoes keken hem nog eenigen tijd na. Hij was het, nietwaar, Moestapha-ben- Saïd? vroeg Abdoel-Ismaël toen. Hij was het! bevestigde de oude man. O Allah, wat zijn Uw wegen wonderbaarlijk. Was deze schurk niet naar ons toegekomen, hij zou in twee uur tijds de oase El Mara bereikt hebben en nuDank, Allah, dank dat gij mijn Aneïzah hebt willen wreken! NEDERLANDSCHE REIS- VEREENIGING. Cabaretavond in het Gemeente lijk Concertgebouw. De afdeeling Haarlem van dc Nederland- sche Reisvereeniging, gaf Zaterdagavond een met buitengewoon veel zorg samengestelden cabaretavond. De voorzitter der afdeeling. de heer Sabel, die de zeer talrijke aanwezigen toesprak, memoreerde dat het dit jaar twin tig jaar geleden zal zijn, dat de afdeeling werd opgericht. Daarna gaf hij het woord aan den leider van het gezelschap dat de leden der Reisver eeniging zou bezig houden. De groote zaal van het Gemeentelijk Con certgebouw kon ternauwernood alle leden bergen. De stemming was uitstekend, en Paul Ostra, de conferencier behoefde dan ook niet veel moeite te doen om de juiste sfeer te scheppen. Als eerste nummer kondigde hij aan, het optreden van de cabaretière Hetty Ruys, een zuster van Cor Ruys. Hetty Ruys is werkelijk een begaafde zan geres, die een talent heeft voor het lichte chanson. Haar „lachlied" vooral had een overweldi gend succes. Doch ook de creaties van eenige VAN HAARLEMS DAGBLAD No. 1536 De minuut die een eeuw lijkt Wanneer je het grootste deel van den dag hebt besteed om het huis keurig te maken voor d« komende gasten en je ziet in de badkamer dat Jantje zijn handen is komen wasschen (Nadruk verboden). representanten uit „dien goeien ouwen tijd" slaagden ongemeen goed. Mr. Frankly, komisch imitatuur en paro dist vermaakte ons ten zeerste. Mr. Frankly heeft de on-Hollandsche gave van de droge humor. Hij zegt de dingen langs zijn neus weg, met een effen gezicht en is.onweer staanbaar. Zijn imitaties van dierengeluiden, zijn onverbeterlijk. Tilly van der Does danste en Paul Ostra zong op zeer persoonlijke wijze eenige lied jes. In zijn conference beviel hij ons echter het best. Verreweg het beste nummer van het ge- heele programma, was dat, dat voor de pauze gegeven werd, het optreden van „Steffan and partner". Deze muzikale clown en zijn gentlemarv- partner zouden in Parijs of Londen een goed figuur slaan. Slechts zelden zagen we in dit genre een zoo voortreffelijk stel op de plan ken van het varieté-tooneel. Na de pauze werd een éénactertje opge voerd van Defresne „Het onverwachte". De stoelen werden daarna aan den kant ge zet, voor het bal, dat een buitengewoon ge animeerd verloop had. DE BOND VAN NEDERLANDSCHE ONDERWIJZERS ONTEVREDEN. OVER DE SAMENSTELLING DER COMMISSIES. In den kring van den Bond van Nederland- sche onderwijzeres is men niet tevreden over de door B. en W. gevolgde gedragslijn bij het benoemen V3n commissies op onderwijs gebied. In het orgaan van de Haarlemsche afdee ling wordt daarop uitvoerig ingegaan. We lezen daarin o.m.: „B. en W. benoemden de leden zonder zoo als tot voor kort wèl gebruikelijk was, een aanbeveling van de organisaties te vragen, waardoor dus de gelegenheid om de meest geschikte personen in commissies te krijgen, niet wordt gebruikt. Het gaat hier, zooals toch duidelijk is. niet om de organisatie, maar om de zaak, die in studie wordt genomen. De organisatie is middel, geen doei. Ons tweede bezwaar was van bijzonderen aard: de verhouding tusschen het aantal hoofden en onderwijzers, 32, was naar onze meening kleineerend voor de Iaatsten. Na tuurlijk hebben wij niet verwacht, dat B. en W. na van onze bezwaren kennis te hebben genomen, daaraan dadelijk tegemoet zouden komen; de commissie (bedoeld wordt de z.g, Verbondscommissie) was immers reeds aan gewezen. Wèl heeft het ons teleurgesteld, dat bij de samenstelling van een nieuwe commissie, voor het Onderwijs aan de Rijpere jeugd, we derom niet met onze opmerkingen rekening is gehouden. Dat in deze commissie twee onzer bestuurs leden zijn benoemd, neemt ons eerstgenoemd bezwaar niet weg. Mochten B. en W. dit ge meend hebben, dan hebben wij het den vo- rigen keer óf niet duidelijk geformuleerd, óf het college heeft ons niet begrepen. Immers ook nu hadden de organisaties misschien personen kunnen voo-dragen, die wellicht meer en beter met de problemen, welke de opvoeding voor de rijpere jeugd stelt, bekend zijn. Wat ons tweede bezwaar betreft, het spijt ons te moeten constateeren, dat het van nog erger aard is, dan ons aanvankelijk bekend was. Wat is toch het geval? De benoeming van de hoofden in de Ver- bonds-commissie geldt voor twee jaar. die van de onderwijzers voor slechts een. 't Is natuurlijk mogelijk, dat B. en W. hiervoor motieven hebben, die. zoo ze ons bekend wa ren. onze ergernis zouden wegnemen, maar gezien de gewraakte verhouding, 82 zijn we hier niet gerust op. Inmiddels zijn twee collega's aangewezen, twee geheel onbekenden, die in geen enkel opzicht de gevoelens, die in onze kringen le ven, kunnen vertolken. De stem der Haar lemsche onderwijzers wordt in de commissie niet gehoord. Nu vinden we dat, voor dit geval, niet zoo heel erg: men kent, uit ons advies, onze mcc- ning over de waarde van deze commissie. Nu ze er evenwel eenmaal is, spijt het ons toch, dat. er ook nog twee figuranten zitting in hebben willen nemen". INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. GOEDKOOP DUURKOOP. Geef een kleinigheid meer uit, en ge hebt het beste^ ARR'S OUTBROOD den parketvloer.Een geweldig Perzisch tapijt „Ik"vroeg Karst verbaasd. „Sedert bedekte den hoelen vloer. Op hooge schil dersezels in de hoeken stonden schilderijen met Japansche, Australische en Amerikaan- sche landschappen, geschenken van de gas ten, die op hun reizen door de wijde we reld in dit huis een rustpunt hadden gevon den; ze gaven aan deze kamer een interna tionale sfeer. De deur werd langzaam geopend. Holger Karst trad binnen. De detective keerde zich om en een uitdrukking van schrik gleed over zijn gelaat. Juist wilde Herbert Porter een paar woorden van troost tegen hem zeggen, toen voor de t.wegede maal de deur geopend werd. Een slanke jonge dame trad vlug naar binnen en bleef bij het zien van de twee mannen beduusd staan. „Pardon", zei ze tot; Karst, „Ik wilde een boek halen." Met vluggen .onhoorbaren tred ging ze op de boekenkast toe en keek langs de ryen boeken. Een zachte geur van Peau d' Espagno vulde het vertrek. Ze bleef nadenkend staan en legde de hand op haar voorhoofd. „Deze boeken zijn op de namen van de auteurs ge zet". zei ze zacht, met iets als een veront schuldiging in haar stem. Ik zoek „You never can tell" van Shaw. Een landsman van u nietwaar?" „Mag ik even voorstellen," mengde zich Karst in het gesprek; „Mr. Herbert Porter Juffrouw Heiene Jungmann, studente in de medicijnen." De jonge dame gaf den En- gelschinan op ongedwongen manier de hand. „Het doet mij veel genoegen met zoo'n be roemden man kennis te maken. Mr. Porter." zei ze. ..Ik vermoed dat u hier bent gekomen om meneer Karst te helpen zijn verloren schat weer te vinden. Daarmee doet u een goed werk; want hij is er zwaarmoedig van geworden." „Toch is het maar een geluk, dat meneer Karst in zijn verdriet nog plezier heeft in dc Ta uentzjensirasse te llaueereiii" gisteravond ben ik niet uit geweest! „Kijk eens wat een huichelaar", lachte Herbert Porter. „Ik heb hem met mijn eigen oogen gezien.Ja.ik zal u meer vertel len: hij was niet alleen ookneen! Arm in arm met een knappe, slanke jonge dame!" Lachend, met een humoristische uitdruk king van berusting keerde Herbert Porter zich naar den kunstenaar toe. Op hetzelfde moment gleed zijn vorschende blik langs het gelaat van de studente. De laatste bloeddrup pel was uit haar gezicht verdwenen en met groote, starre oogen staarde ze voor rich uit. Toen beide mannen buiten op de gang stonden, fluisterde dc kunstenaar opgewon den: „Er is nog iets gebeurd: de foto „De foto?" „Jamijn portret.... dat is sedert gis teravond weg." Herbert Porter stond een oogenblik in ge dachten en drukte toen plotseling zijn cliënt de hand. ..Gaat u alleen naar uw kamer terug", zei hij zacht. En gaat u er voorloopig niet vandaan." En weg was hij. Tien minuten later uitte Herbert Porter, die zich achter een reclamezuil tegenover Pension Valentin geposteerd had, zijn vol doening door even zachtjes te fluiten. Met vlugge stappen kwam Heiene Jungmann het huis uit; ze riep een voorbijrijdende auto aan. Porter nam een volgenden, een gesloten wagen en gelastte den chauffeur den voorsten te volgen. De rit ging dbor het Westen en het Centrum van Berlijn. Een eindelooze reeks van voertuigen schenen allen naar eenzelfde plaats te moeten. Trams Heten hun gebel hooren. de stadstrcin donderde over een lan ge brug. Auto's toeterden zonder ophouden; eindelijk raasde de auto van de studente langs de Berolina en draalde een zijstraat in. Zij stopte voor een groote huurkazerne; Herbert Porter drukte op de gummibal en liet eveneens stoppen. Heiene Jungmann sprong uit den «vagen, wierp een snellen blik op den voorgevel van het gebouw en snelde het huis binnen. Er Was ternauwernood een minuut verloopen of ze was alweer op straat terug. Uit haar hou ding en haar manier van loopen bleek dat ze vol koortsachtige onrust was; zij stapte weer in de auto en verder ging het weer. Herbert Porter ging een oogenblik later het huis binnen, waar zij uitgekomen was. De geur van Peau d' Espagne" scheen nog vaag in het trappenhuis te hangen. De detective bleef op de eerste étage staan. Hij snoof even. Ook hier hing de geur nog. Herbert Porter ging de trap naar de tweede verdie ping op. Hier was de zoet-scherpe geur nog beter waar te nemen dan beneden; hier had ze dus gewacht! De detective ging naar de derde trap: neen. hier was de geur niet meer. Hij ging weer terug naar het tweede trap portaal. Drie deuren kwamen op dit portaal uit. Drie koperen bellen glommen naast verschei den naamboordjes. De detective trok zijn handschoen uit en tastte zacht en voorzich tig op de koperen bel. Het metaal voelde koud aan. Hij legde zijn hand op de tweede knop; ook deze was koel. Nu betastte hij dea derden en knikte. Deze kleine gele knop voel de nog héél even warm aan. Geen twijfel aan deze was zooeven ge trokken.Herbert Por ter belde: eenmaalluid rumoerend ging de bel over, niemand deed open. Hij belde nog eensnog eenser was niemand thuis. Op het kleine, porseleinen naamplaatje stond „Frau Anna Schmidt." In het midden van dc deur .was niet twee punaises een visitekaartje aangeprikt, waarop gedrukt stond: „Ralp Walden, Violist." Naast de deurpost hing een lei met een griffel en op de lei stond: „Bel op Cenarum 23645, Ralp" Herbert Porter nam zijn notitieboekje uit den zak en schreef het nummer op. Toen rende hij de trap af. Op het dichtstbijgelegen postkantoor belde hij de telefooncentrale Centrum op en ver nam dat 23645 het nummer van de gramo- foonfabriek „Urania" was. De directeur van de groote gramofoonfa- briek ontving den detective hoogst verbaasd. „Waaraan dank ik het gencegen. meneer Porter?" De Engelschman monsterde even vluchtig den man. die tegenover hem zat. „Kent u een zekere Heiene Jungman?" „Heiene Jungmanherhaalde de di recteur verbluft. „Jaeigenaardig twee minuten geleden hoorde ik dien rnn voor het eerst in mijn leven en nu wo-d' er mij al naar gevraagdeen juffrouw He iene Jungmann was twee minuten geleden op mijn kantoor hier en ik persoonlijk h°b haar een bedrag van 1000 Mark uitbetaald, dat hier vcor haar gedeporteerd was." (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6