H. D. VERTELLINGEN.
FLITSEN
STADSNIEUWS
CRYSTALPHONE-RADIO
FEUILLETON
MET VERLOF NAAR HUIS
HAARLEM'S DAGBLAD
DINSDAG 28 JANUARI 1930
(Nadruk verboden; auteurirecht voorbehouden)»
Oorlogsherinneringen
naar het Fransch door CHATRIAN.
Ik ontwaakte in den nacht, temidden
eener doodsche stilte. Wolken Joegen door
het luchtruim en de maan keek. neer op
het nu verlaten dorpje, op de
omvergeworpen kannonen, en op de
stapels dooden. De mcnsch is niets in verge
lijking met de eeuwigheid der dingen; z!J
die voelen dat zij sterven gaan, begrijpen dit
beter dan de levenden.
Ik was geheel verstijfd en ik leed veel pij
nen; alleen mijn rechterarm bewoog zich
nog. Toch slaagde ik er in om mij op den
elleboog op te richten en ik zag de dooden
bij hoopen liggen. Het bleeke schijnsel der
maan maakte hun gezichten sneeuwwit. En
kelen hadden den mond en de oogen wijd
geopend; anderen lagen met het gezicht ter
aarde, de patroontasch en ransel op den rug
de hand geklemd om het geweer. Ik zag dit
alles met ontzetting en klappertandde van
schrik. Ik wilde om hulp roepen, maar kon
slechts een zwakke kreet uitbrengen en ik
zakte ineen van wanhoop. Maar die zwakke
kreet in de stilte had <de een na den ander
doen ontwaken; alle gewonden meenden,
dat er hulp in aantocht was, en degenen, dir
de kracht hadden om te roepen, spanden al
die kracht in. Doch dit duurde slechts eenige
oogenblikken; daarna werd het weer stil en
ik hoorde alleen nog maar het langzame
snuiven van een paard in mijn nabijheid
Het dier wilde zich oprichten, maar het viel
terug.
Door mijn te groote inspanning was mijn
wond weer opengegaan en ik voelde op
nieuw het bloed onder mijn arm vloeien
Toen sloot ik de oogen om te sterven en alle
gebeurtenissen uit het verleden, van mijn
eerste kinderjaren af schoten mij te binnen
gelijk een droom, en ik dacht bij mezelf:
Arme ouders, als ge geweten hadt, dat uw
kind, met zooveel liefde en zo~g groot ge
bracht, eens zoo ellendig en van alle hulp
verstoken moest omkomen, hoe groot zou uw
droefheid zijn geweest, en wat zoudt ge die
genen vervloekt hebben, die het in dien on-
gelukkigen toestand hadden gebracht! Ach.
waart ge beiden maar hier, al was het alleen
maar, om u vergeving te vragen voor de vele
zorg, die ik u heb gegeven. En terwijl ik
hieraan dacht, liepen de tranen mij over het
gezicht en langen tijd snikte lk heel zacht
jes na.
De dauw viel tegen den morgen zwaar op
de velden neer. Dat groote eentonige geluid
verbrak de stilte. Ik dacht aan God, wiens
macht onbegrensd is, die ons onze fouten
vergeeft, omdat Hij goed is, en ik hoopte dat
Hij ook mij vergiffenis zou schenker
ter wille van mijn lijden. Af en toe stortte
een muur in, of kon men een dak in elkaar
hooren vallen: de dieren, geschrokken door
het hevig gevecht, herkregen hun vertrou
wen bij het aanbreken van den dag; een geit
blaatte in een nabije stal; een groote her
dershond liep voorbij en besnuffelde de doo
den, het paard, dit ziende, begon hard te
snuiven; het zag hem misschien voor een
wolf aan en de hond maakte zich uit de
voeten. Al die details herinner ik mij zoo
goed, omdat men, wanneer men den dood
voor oogen ziet, nog alles hooren en zien wil.
daar dit elk oogenblik voor de laatste maal
kan zijn. Maar wat mij veel sterker is bijge
bleven, en wat ik nooit zal kunnen vergeten,
al werd ik honderd jaar, dat is het oogen
blik, toen ik in de verte stemmen meende te
hooren. O, wat was ik opeens klaar wakker,
en hoe spitste ik mijn ooren en wat deed ik
moeite om mij op te richten en om hulp te
roepen. Het was nog donker, en toch was heL
naderend daglicht reeds aan den hemel
zichtbaar. Heel in de verte vertoonde zich
een lichtje te midden der slagvelden, dat nu
eens hier, dan eens daa" stilhield, en ik zae
zwarte vormen, die zich bogen rondom dit
licht, het waren slechts vage schaduwen:
maar vele anderen zagen dit licht ook, want
van alle kanten klonken nu zuchfen op in
den nacht en zwakke jammerklachten. Wat
ls het leven dan tóch. dat men er zoo aan
gehecht ls? Die ellendige ademtocht, die onr
zoo doet lijden; waarom zijn we toch zoo
bang deze te verliezen? Wat staat ons tóch
later te wachten, dat wij zoo bevreesd zijn
voor den dood? Wie zal ons het antwoord
hierop geven?
In mijn vurig verlangen om te leven, volg
de ik het licht; het kostte mij groote in
spanning en mijn hart bonsde. Ik wilde roe-
oen. doch mijn stem kwam niet verder dar
mijn lippen en het geritsel van den regen op
de boomen en daken deed elk geluld ver
stommen en ondanks alles zei ik tot mijzelf;
Ze hooren me! ze komen! Het scheen mij
toe, dat de lantaarn het tuinpad opkwam en
dat het licht bij eiken voetstap grooter werd.
totdat het plotseling in een bocht verdween.
Toen verloor ik het bewustzijn.
CHRISTELIJKE ARBEIDERS-
BEWEGING.
EIGEN EANKINSTELLING?
Het laatste congres van het Christelijk
Nationaal Vakverbond heeft In principe be
sloten tot het instellen van een centrale
bankinstelling voor de christelijke vakbewe
ging, annex spaar- en voorschotbank. Een
commissie is thans benoemd ten einde het
bestuur te advlseeren over de bestaansmoge
lijkheid van een dergelijke instelling. Leden
dezer commissie zijn: Mr. H. Bavink, advo
caat en procureur te Rotterdam. J B. H. Gro
tenhuis. penningmeester van den Christe-
lijken Metaalbewerkersbond te Lelden. J. H.
de Hoog, penningmeester van den Nederl.
Bouwarbeidersbond te Utrecht, J. S. Ruppert,
penningmeester van het C. N. V., W. A. v. d.
Velden, adjunct-directeur van de Boazbank,
te Rotterdam en II. J. Zier, accountant te
Amsterdam.
VRIJZINNIG DEMOCRATISCHE BOND.
Het hoofdbestuqr van den Vrijzinnig De
mocratisch en Bond heeft besloten over te
gaan tot de instelling van eene commissie,
die zal hebben te onderzoeken welke veran
deringen, in het bijzonder met het. oog op de
bestaansvoorwaarden der mid den «tan misbe
drijven, moeten worden aangebracht in de
economische paragraaf van het werkpro
gram der partij. Deze commissie is als volgt
samengesteld: Mr. W II. M. Werker, voo--
zitter van het hoofdbestuur, Voorzitter: Mr.
L. G. van Dam, Haarlem, secretaris: Sidney
J. van den Bergh. Wassenaar, K. Denne-
boom. Zwollerkerspel, S. E den Hurtog, Rot
terdam en Mej. Meta Hugenholtz, 's-Gra-
venhage.
GROOTE WERKLOOSHEID.
NIETTEGENSTAANDE DEN
ZACHTEN WINTER.
Wij vernamen, dat niettegenstaande den
zachten winter, er juist van groote werk
loosheid gesproken kan worden, waarom wij
ons om eenige nadere inlichtingen hebben
gewend tot een bestuurder, welke uit den
aard van zijn werkkring voel met het werk
loosheidsvraagstuk en den omvang er van
heeft te maken.
Deze deelde ons mede, dat er inderdaad,
ondanks den zachten winter van een tame
lijke werkloosheid kan gesproken worden,
waardoor de laatste weken buitengewone
groote uitkeeringen uit de werkloozenkassen
der organisaties worden betaald. Het sterkst
doet deze werkloosheid zich in de bouwbe
drijven en in 't transportbedrijf voor, doch ook
in de metaal-industrie en in het fabriekma
tig bedrijf schijnt er van malaise gesproken
te kunnen worden.
Bij de werkloosheid in het bouwbedrijf doet
zich een typisch verschijnsel voor, namelijk
dat alle groepen, ook de schilders, van groo
te werkloosheid kunnen spreken, behalve de
stucadoors. In het stucadoorsbedrijf heerscht
in het geheel geen werkloosheid.
Ook in het transportbedrijf heerscht
groote werkloosheid en vele bedrijven oa. het
taxi-bedrijf maken een malaise-tljdperk
door waarvan het einde nog niet is te zien.
Gelukkig wordt, teneinde de werkloosheid
zooveel mogelijk te bestrijden van wege de
gemeente een aantal wei-kloozen te werk ge
steld bij werken welke als werkverruiming
kunnen worden uitgevoerd, doch gezien het
groot aantal werkloozen is het aantal dat
tewerkgesteld kan worden, nog maar zeer
gering. Van grooter belang zal het zijn als er
een begin kan worden gemaakt met de
uitvoering van verschillende bouwwer
ken. zooals de groote bouwcomplexen
welke zoowel voor de bouwvereeniglngen
als voor de gemeente zelve op het program
ma staan om te worden uitgevoerd.
LEZING VOOR „MERCURIUS".
VAN VAK- TOT ALGEMEENE
ONTWIKKELING.
Voor de afdeeling Haarlem van den Ned.
Bond van Handels- en Kantoorbedienden
„Mercurius" hield de heer L. Simons, leider
der Wereldbibliotheek te 's Gravenhage,
Maandagavond in Café Brinkmann een lezing
over het onderwerp: „Van vakontwikkeling
tot algemeene ontwikkeling".
De voorzitter, de heer G- van Eek opende
de bijeenkomst- met een woord van welkom.
Hij sprak er zijn blijdschap over uit, dat de
heer Simons bereid gevonden was, om dit be
langrijke onderwerp voor de Haarlemsche
handels- en kantoorbedienden te komen be
spreken. Een algemeene ontwikkeling moet
een soort behoefte zijn, zei spreker. Lang
zamerhand is men gaan beseffen, dat men
nooit genoeg kan leeren. Men moet de noodige
zelfkennis bezitten.
De voorzitter zette het doel van het „Mer-
eurius"-instdtuut voor algemeene en vak
ontwikkeling uiteen en merkte op, dat dit niet
vergeleken kan worden met de Volksuniversi
teit. Hij verleende daarop het woord aan den
heer Simons. Deze herinnerde aan het zes-
daagsche congres van dit instituut te Cam
bridge, waar meer dan dertig landen vertegen
woordigd waren. Velen zijn van meening, dat
hun ontwikkeling voldoende ls, als men de
school verlaten heeft. Dit is onjuist. De al
gemeene ontwikkeling begint pas bij het
21ste jaar en eindigt bij het einde van zijn
'.even. Het „Mercurius"-instituut beoogt dan
ook algemeene ontwikkeling voor volwassenen.
Het doei is het aankweeken van zelfont
plooiing, van zelf verruiming en zelfverdie
ping. Eentonig werk is er altijd geweest en
zal er altijd blijven, vooral in dezen gemecha-
niseerden tijd, speciaal in het grafisch be
drijf. Vroeger ging het afsnijden van boeken
met de hand; thans geschiedt dit met de
machine. Een hanazetter doet zijn werk
machinaal- Nadeelig en tijdroovend voor het
bedrijf is het verveledende distribueeren van
de gebruikte let-ters in de kasten. Met de uit
vinding van de zetmachines is dit laatste
vervallen. De letters worden machinaal in de
magazijnen teruggebracht en het gebruikte
lood wordt eenvoudig omgesmolten. Het
werk voor de kantoorbedienden is ook heel
veel veranderd bij dat van vroeger. Ook op
de kantoren worden verschillende machine
rieën gebruikt. Een jongste bediende behoeft
niet meer te voldoen aan de vroegere eischen
van een nette hand schrijven enz.; als hij
er maar voor zorgt, dat zijn machine goed
blijft loopen.
Toch moet men zich niet blind staren op
het gemechaniseerd grootbedrijf. Vele klein
bedrijven hebben goed geschoolde en onder
legde werkkrachten noodig. Mechanisatie
der bedrijven vergt een gewijzigde opleiding,
maar toch in ieder geval een vakopleiding,
noodig geworden door het snelle werken van
tegenwoordig. Soepelheid van geest moet wor
den aangekweekt. Men moet zich aan de ge
wijzigde toestanden weten aan te passen. De
mensch. die zegt „zoo heb ik het' geleerd,
zoo heb ik het altijd gedaan en zoo zal ik
het altijd blijven doen", is spoedig onbruik
baar. Een mensch. die meent alles goed en
voldoende t-e weten, zal spoedig ervaren, dat
men hem niet wenscht. De gemechaniseerde
tijd wil geen arbeiders, die zelf machines zijn.
Ook een eentonig werk moet beschouwd wor
den als een nuttig en onmisbaar onder
deel van het bedrijf. De arbeider moet zijn
taak zoo snel en zoo goed mogelijk ver
richten in het belang van den bloei van het
bedrijf, waar men zijn bestaan vindt. De
ontwikkeling van volwassenen vormt een goe
den achtergrond voor de vakopleiding. Men
moet zijn werk met een onderzoekenden zin
bezien; het weten moet niet het doel zijn,
maar het begrip. Wie zijn vak goed verstaat,
krijgt het lief en vindt er zijn levensgenie
ting in. Het eentonigste werk kan een levend
ding worden. Men moet eten om te leven, niet
leven om te eten. De mensch moet zijn werk
opvoeren tot levenswerk. Men moet inner
lijk krachtig zijn om ann toestand geestelijk
het hoofd te bieden. Levensverdieping kan
men krijgen door het lezen van bcelcen het
volgen van cursussen en het kijken naar
kunstwerken.
De heer Sijnons ontving een luid applaus en
een woord van dank van den voorzitter.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Wisselstroomtoeste! met luidspreker
Compleet Fl. 274.50
Onovertroffen weergave.
Desgewenscht termijnbetaling.
H. KONING ZOON
KORTE ZJLSTRAAT 8-10
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1542
DE TELEFOON
vader gaat met mee- I hoort een telefoon
der op weg om een schel,
bezoek af te leggen
vraagt moeder een
oogenblik te wachten,
daar is de telefoon.
zoekt in zijn zak naai
den huissleutel
vindt hem na veel ge
zoek in een anderen
zak
opent de deur en
hoort niets. Bsseit
dat het de telefoon bij
de buren geweest
moet zijn
sluit, de deur waarop
onmiddellijk weer ge-
schel klinkt
trekt er zich n'ets van
aan en tobt den hae-
len avond, da: hij eea
belangrijk telefoontje
gemist kan hebben.
(Nadruk verboden).
DE SPOORWEGWERK-
PLAATSEN.
TEGEN LOONSVERLAGING.
Wij hebben reeds eerder medegedeeld, dat
door de Nederlandsche Vereeniging van
Spoor- en Tramwegpersoneel een actie is in
gezet, om voor het personeel der Spoorweg-
werk plaatsen de meermalen toegepaste loons
verlaging ongedaan te maken.
Een en ander wordt gegrond op het feit,
dat de loonen zeer sterk verlaagd zijn gewor
den, terwijl de productie zeer sterk is opge
voerd, bij inkrimping van personeel.
Daaromtrent worden thans cijfers gepubli
ceerd.
Aan de Centrale Werkplaats te Haarlem
waren op 31 Dec. 1922 in dienst 1435 werklie
den. Over dat jaar werden hersteld 372 loco
motieven voor de hoofd- en locaalspoorwe-
gen en 11 tramlocomotieven, 2901 spoorrij-
tuigen en 33 wagens, in totaal 3317 stuks.
Op 31 December 1928 waren er nog 1105
werklieden in dienst. Over dat jaar werden
hersteld 443 locomotieven voor de hoofd- en
locaalspoorwegen.2 tramlocomotieven, 54 mo
torwagens voor de electrische treinen, 3293
spoorrijtuigen en 6 wagens of in totaal 3798
stuks.
Terwijl het aantal werklieden met 330 per
sonen of met ruim 27 pet. verminderd werd
nam de productie met 481 stuks of ruim
14 1 2 pet. toe.
De rationalisatie heeft bij de spoorwegen
dus wel beteekenisvolle resultaten opgeleverd.
Voor de gezamelijke spoorwegwerkplaatsen
zijn de cijfers, dat met 975 werkkrachten
minder dan in 1922, 1394 rijtuigen, 8337 wa
gens en 106 locomotieven in 1928 meer wer
den hersteld.
Het orgaan van de Nederlandsche Ver
eeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel,
waaraan wij deze gegevens ontleenen, merkt
hierbij op:
„Nu is het onze beurt. Onze organisatie zal
dan ook haar herstelwerk ten behoeve van
het werkplaatspersoneel met bijzondere
graagte verder ter hand nemen, en daarbij
het standpunt innemen, dat de uurloonen het
volle pond voor de geldende arbeidsvoor
waarden bereids dubbel en dwars verdiend
hebben, zoodat zeker de achterstand dient
te vervallen".
WELDADIGHEID NAAR VERMOGEN.
Door de vereeniging Weldadigheid naar
Vermogen werd in December 1929 uitgege
ven. aan brood en brandstoffen f 34.89, aan
geld (afdeelingen) f 688. aan nieuwe armeD
f 122, aan losse giften f 62, aan schoolgeld
f 63.05. Totaal f 969.94.
INGEZONDEN MEDEDEELENGEN
a 60 Ct». per regel.
steeds Wybert-tabletter»
meenemen, zoo gauw
hebt U kou gevat, lastig
zijn de gevolgen.
JAARVERGADERING ARBEIDERS
SPORTBOND.
Door de afdeeling Haarlem van den Ne
derl. Arbeiders Sportbond werd in het ge
bouw „De Centrale" de jaarvergadering ge
houden onder voorzitterschap van den heer
F. C. Gles. De verslagen van de heeren Ger
ritsen en Haak, resp. secretaris en penning
meester. werden met algemeene stemmen
goedgekeurd. Uit deze verslagen bleek om.
dat het ledental van den sportbond in de
laatste vier maanden te Haarlem met 117 ii
toegenomen, echter werd mede geconsta
teerd, dat het aantal ingekomen bedankjes,
tegenover de toetredingen nog te groot was,
waardoor de groei over deze maanden 47
bedroeg.
Er werd besloten om deel te nemen aan
het Pinksterfeest, terwijl velen zich opgaven
voor deelneming aan de reis naar de Cïiym-
piade in 1931 te Weenen.
Op 15 Februari zal een feestavond worden
georganiseerd.
De bestuursverkiezing had tot resultaat,
dat gekozen werden de heeren F. C. Gles,
voorzitter: C. Gerritsen, secretaris: EL G-
van de Haak, penningmeester en C. Jacobs,
mevrouw Jacobs, H. Box, H. Westerhof, J.
Voeleink en E. Hos als bestuurders.
KINDERVOEDING
De vereeniging „Kindervoeding" reikte in
de afgeloopen week uit in hare afdeelingen:
Zoetestraat: Maandag 207, Dinsdag 210.
Woensdag 187, Donderdag 200, Vrijdag 218
en Zaterdag 177 porties.
Gen. Cronjéstraat: Maandag 99. Dinsdag
108. Woensdag 96, Donderdag 94, Vrijdag 94
en Zaterdag 93 porties.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
i 60 Cti. per regel.
STOFZUIGER HUIS MAERTENS
BARTELJORISSTRAAT 16
TELEPOON 10756
VAMPYR STOFZUIGERS f98.—
Vrij bewerkt naar
PAUL OSKAR HÖCKER.
Vertaling van Christine Kamp.
1)
Als Juffrouw Schrabt. de winkelierster in
kinderspeelgoed, om acht uur des avonds baar
kleinen, aardigen winkel aan de Frauenplaiz
te Neurenberg sloot, kwam gowoolijk haar
buurmeisje, juffrouw Enso bij haar. Elk ge
bruikte dan 'naar bescheiden avondmaal en
zij babbelden nog een uurtje.
Zij waren zeer vertrouwelijk met elkaar
Juffrouw En:e noemde de oudere vriendin
tante, maar zij waren geen familie. Juffrouw
Schratt had vriendschap gesloten met het
jonge meisje, dat geheel alleen in de wereld
stond, omdat zij ook reeds met haar vader,
den planostemmer, goed bekend was ge
weest.
Juffrouw Ense werkte voor haar brood. Over
dag was zij altijd bezig en haar kleine huis
houding verzorgde zij zelf Meer dan een
beetje huisraad en gereedschap had haar
vader vier Jaar geleden bij zijn plotsellngen
dood haar niet nagelaten. Maar daar zij ge
lukkig het uiterst fijne gehoor van hem had
geërfd, verdiende zij ten slotte een tamelijk
goed stuk brood als pianostemster. De eerste
twee jaren was zij enkel bij particulieren gaan
stemmen, maar sedert eenigen tijd had zij
een vaste betrekking bij den ouden Ruff, die
agent was van de groote Dclnhardsche piano-
fabriek. j
Kort voor den dood van haar vader had zij
uitzicht, op een huwelijk gehad, maar daar
Jjon niets van komen, want de jonge hulp
onderwijzer, die werk van haar had gemaakt,
was te arm om te trouwen. Sedert had zij
geen andere kennis aangeknoopt. Toch was
zij werkelijk knap, slank en zelfs zag zij er
zeer aardig uit met haar lichtbruine haar, de
teere tint, de donkere wenkbrauwen en wim
pers en de zeer diepe, bijna swarte oogen.
Misschien was zij een beetje te ernstig, te na
denkend voor haar twee en twintig jaren.
Vroeg wees. genoodzaakt voor zichzelf te
zorgen, had zij niet het geluk va*i een onbe
zorgd jongemelsjes-leven gekend. Des te meer
des te hartstochtelijker was in haar de eerzucht-
ontwaaktdezelfde, die haar vader om zoo
te zeggen verteerd hadom kunstenares te
worden. Maar reeds dikwijls had zij daaraan
gewanhoopt, haar talent leek haar zelf t-e be
perkt. toch ging zij voort, met allen vrijen tijd
te gebruiken met oefenen. Slechts dit enkele
uurtje des avonds wijdde zü aan ontspan
ning.
Juffrouw Schratt was mLsschien ook niet
de ware vriendin voor haar. Zij was welis
waar een heel verstandige, echt goedhartige
vrouw, maar erg stil en in zich zelf gekeerd.
Haar eenige zoen, Hubert, was zeeman, machi
nist op een stoomboot op Japan. Zij zelf
leefde heel eenzaam en afgezonderd in haar
speelgoedwinkel, waar zij was aangesteld als
filiaalhoudster van een groote fabriek.
Het was langzamerhand voor beiden een
echte behoefte geworden om 's avonds in het
gezellige kamertje achter den winkel bij el
kaar tè zijn. Eerst spraken zij over de zaken
dan over hetgeen in de buurt als zoo ge
beurde, maar nooit spraken zij kwaad van
iemand, altijd vonden zij redenen om kwaad
over het hoofd te zien of te verontschuldigen.
En dan, dat was zoo zeker als tweemaal twee
vier. kwamen hun twee lievelingsonderwerpen
op het tapijt: juffrouw Schratt sprak over
haar zoon en juffrouw Ense over een moei
lijke studie van Chopin of een sonate van
Beethoven, die de organist, bij wien juffrouw
Ense les nam, haar voorgespeeld had.
Daarbij was in de uitdrukking van hun ge
zichten geluk of angst te lezen en dikwijls
genoeg waren beide paar oogen vochtig. Hubert
had een brief geschreven, een langen lieven,
verlangenden brief. Och, de arme jongen
leed zoozeer aan heimwee. Of wel, hij had
in langen tijd niet geschreven en dan kwamen
angstige gedachten, vooral als buiten de wind
zoo akelig door de smalle straten biles
En Juffrouw Louise bekende zuchtend, wat
meester Hillehij was een uitstekend
musicus, zeer streng voor zijn leerlingen en
nogal kort aangebondende laatste maal
weer aan te merken had gehad. Het was zoo
veel, dat zij er haast aan wanhoopte •ooit
haar doel te bereiken, of wel hij had een
voudig gezwegen en toen kwam de angst- in
haar op. dat hij haar geheel zou opgeven.
O. en in haar gemoed zong en klonk en fanta
seerde het toch zoo onophoudelijk Het was
voor haar mishandelde zenuwen zoo'n balsem
als zij zich kon verdiepen in een klassiek
stuk, in plaats van aldoor maar piano's te
stemmen
Als zij daaraan dacht, hield zij zich soms
de ooren toe.
..Ja", zei Hubert's moeder. ..die wind is
vandaag ook weer afschuwelijk, hoor toch eens
dat Ganzemannetje huilen".
Louise schrok op uit haar gedachten en
luisterde. Het klonk waarlijk aLs kinderge
schrei als de wind om de O, L. Vrouwekerk
huilde en het kleine beeldje dat de pomp ver
sierde, die sedert eeuwen geheel de buurt van
water voorzag, in beweging bracht.
„Hoe zou mijn jongen het vandaag wel op
zee hebben?" zuchtte juffrouw Schratt.
En meteen haalde zij de krant die wel reeds
des morgens was gekomen, maar die zij we
gens gebrek aan tijd nog niet gelezen had.
Meestal las zij slechts één rubriek, die van
de Scheepsberichten. „Men moet toch op de
hoogte blijven van wat er in de wereld om
gaat", zei zij dan. Maar de werelddat
was voor haar de stoomboot- „Herta". Zij zette
haar bril op en begon te lezen.
Lachend keek Louise haar aan. Zij wist
het wei. dat tante Schratt dadelijk de krant
weglegde als er niets over de lijn naar Japan
in stond. Las zij echter: „Herta". kapitein
Weller, op de terugreis naar Hamburg, 17
dezer 's avonds half negen Cherbourg ge
passeerd, dan straalde haar geheele gezicht.
De krant, een provinciaal blaadje, kwam met
de scheepsberichten een paar dagen te laat.
Het was nu de 22ste, dus de „Herta" moest
al sedert drie dagen in de haven van Ham
burg zijn. Het was toch altijd heerlijk, als
men dat zwart op wit zag.
Maar opeens begon de kleine, gezette ge
stalte van de oude vrouw te beven en een
kreet van schrik weerklonk.
„Wat is er? Wat scheelt u, tante?"
Juffrouw Schratt kon niet spreken, haar
oogen waren wijd geopend en zij wees naar
de krant. Dan begon zij hartstochtelijk te
huilen.
Onmiddellijk was Louise bij haar.... Da
delijk op het eerste blad. waar anders de
politiek behandeld werd, die de twee vrouwen
geen belang inboezemde, stond vet gedrukt
een bericht: Vreeselijke scheepsramp
de Duitsche stoomboot „Herta" in het kanaal
bij Reachyhead gzonken na een botsing met
een Engelsch schip. De geheele bemanning
verdronken, slechts enkele passagiers gered-
waarschijnlijk een verlies van 280 menschen-
levens.
Verder waren eenig telegrammen opgeno
men, sommige onduidelijk, andere tegen
strijdig, die in den loop van den afgeloopen
nacht waren binnengekomen.
Ademloos, met angst vervuld las het jonge
meisje, onderbroken door het gejammer der
ongelukkige moeder. Het laatste telegram gaf
de namen op van eenige in een boot geredde
passagiers. Ook een stoker en een steward
waren daarbij-
„Maar HubertHubert, mijn jongen
Is hij gered?" riep juffrouw Schratt telkens
weer wanhopig uit.
De naam van den machinist was er niet
bij.
Juffrouw Schratt stond op. sleepte zich
naar de deur. hoewel zij nauwelijks in staat
was te loopen. Louise snelde haar achterna.
Wat wilde zij? Zij mocht toch niet in dat
vreeselijke weer naar buiten, zoo opgewonden
en koortsig als zij was! ïiiever wilde zij zelf
naar de redactie van de krant loopen om t-e
vragen of er intusschen nog andere berich-
'en waren Ingekomen. En zonder hoed of
mantel, snelde zij over het plein, door de
volgende straten naar het bureau van de
krant.
In geheel Duitschland, in alle lagen der
bevolking vond die vreeselijke tijding een aan
grijpenden weerklank. Maar van de zenuw
achtige spanning, waarmede de naastbesbaan-
den der ongelukkigen elk nieuw bericht ver
wachtten, daarvan konden de menschen zich
geen idee vormen. Die spanning hield zoo lang
aan. daar in dit geval de namen der veronge
lukten niet genoemd konden worden, alleen
die der geredden. Niemand van dezen kon
iets zeggen aangaande de anderen. De bot
sing was gebeurd in de eerste schemering van
den dag. gedurende een dikke mist, zoodat
men nauwelijks een hand voor oogen zien
kon. Ook nu wist men nog niet zeker hoe
ie naam was van het vreemde schip, dat aan
Ie ramp schuldig was. Ook niet of het zich
beijverd had schipbreukelingen te redden.
Eenige der passagiers zeiden, dat het een
Engelsch kolenschip was. dat na de botsing
onmiddellijk op de vlucht was gegaan. Den
'weeden morgen na de ramp kwam er een
tweede lijst van geredden binnen. Een
Schotsch visschersvaartuig had een reddings
boot. die te veel volk aan boord had en op
bet punt was te kapseisen on moet en had
de inzittenden aan boord kunnen nemen. Van
Eastbourne uit werden de namen telegrafisch
overgeseind, maar sommige namen waren
verminktdat vermeerderde de angst bij
hen, die leder nieuw bericht- met hartklop-
oing afwachtten of wekte bij anderen de hoon
weer op.
Wordt vervolgd.)