LETTEREN EN KUNST HET TOONEEL. y /-II MUZIEK. HEERENBAAI HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 8 FEBRUARI 1930 VIERDE BLAD TOONEEL EN SUBSIDIES. Zelden ls een tooneellelder ln Nederiand zijn taak met meer enthousiasme begonnen dan Albert van Dalsum, toen hij Het Oos. Nederlandsch Tooneei oprichtte, maar zel den ook is de groote teleurstelling zoo spoe dig gevolgd. Nog geen 4 maanden nadat het nieuwe schip met volle zeilen de haven was u.tgevaren, kreeg het reeds averij en het kar. alleen nog maar drijvend worden gehouden doordat de bemanning haar kapitein niet in den steek wil laten en met vereende krach ten alles doet om het schip niet in volle zee te laten zinken. De geschiedenis van Het Oost Nederlandsch Tooneei geeft wel een heel droevig beeld van de tooneeitoestanden in ons goede vader land. Daar was nu eens een troep artisten die onder voortreffe'ijke leiding vol idealism zijn werk begon en in enkele maanden artis tiek meer gepresteerd heeft dan menig an der gezeiscnap in jaren. Men moet terug gaan tot den eersten tijd van Royaards' ge zelschap en van de oude Tooneelvereeniging om voorbeelden te vinden van een zoo geestdriftig begin en zoo vo.komen slagen bij een nieuw tooneel-ensemble als dat van Van Dalsum. Hier bleef het nu eens niet bij beloften alleen! De opvoeringen van De Co- medie van het Geluk. De Drie Stuivers- Opera, Volpone en het allerlaatst die van Liefde onder de Olmen waren telkens weer gebeurtenissen, die alle liefhebbers van het tooneei hoopvol stemden. De successen volg den elkander met verrassende snelheid op, maar helaas! de successen waren alleen maar artistiek. Nog maar 3 maanden na de openingsvoorstelling liepen er al geruchten, dat het gezf^sehao van Van Da^um finan cieel zwak stond en al heel spoedig bleek het, dat dat maar al te waar was! De directie moest met de a-tisten een accoord aangaan en alleen door de bereidwilligheid van de aar het gezelschap verbonden dames en heeren die bij een stranding midden In het sei zoen trouwens geheel werkloos zouden zijn is het Van Dalsum mogelijk onder deze uiterst moeilijke omstandigheden door te spe'en. Nu zullen practische Hollanders natuurlijk dadelijk wel zeggen, dat dit alles te voorzien was. Een gezelschap als van Van Dalsum. dat geen vaste speelavonden had te Amsterdam of Den Haag en het voornamelijk van de provincie moest hebben, was van te voren reeds tot een vroegen "dood veroordeeld. De kosten van dezen zoo ver van de tooneelcen- tra gevestigden troep zijn door de hooge reis kosten en de vele séjours aanzienlijk grooter dan van de andere in Amsterdam of Den Haag resideerende troepen. En daarbij kwam nog. dat van een artist als Van Dalsum geen artistieke concessies te verwachten waren! Hij zou met zijn gezelschap liever ten onder gaan dan te gaan „schmieren". Een gezelschap als Het Oost-Nederlandsch Tooneei, dat zijn voorstellingen artistiek tot in de finesses verzorgt, heeft alleen maar be staansmogelijkheid. wanneer het financieel zeer krachtig gesteund wordt. J. C. P. heeft in zijn Om Ons Heen „Het Tooneei en zijn Tegenstrevers" eenige facto ren aangewezen, die oorzaak zijn van de te genwoordige moeilijkheden van het tooneei en er opgewezen, dat de tooneelleiders ook zelf hieraan schuldig zijn en den tegenspoed eer in de hand werken dan tegengaan. Maar zie hier nu een gezelschap, dat ln alle opzichten superieur werk levert en voor treffelijk tooneei brengt en dat toch niet kan blijven bestaan! Is dat eigenlijk niet bedroe vend en in zeker opzicht ook niet eer weinig beschamend voor ons land? Want het voor beeld van Het Oost Nederlandsch Tooneei is daar om te bewijzen, dat goed tooneei zonder krach tigen financieelen steun in ons land niet bestaanbaar is! Men zal mij misschien zeggen, dat dit voorbeeld niet overtuigend is, omdat het gezelschap van Van Dalsum door zijn vestiging te Arnhem in een te ongun stige positie verkeerde. Maar ik ben er wel zeker van. dat al ware Van Dalsum te Am sterdam begonnen hij met zulke groot op gezette vertooningen zonder belangrijke sub sidie financieel aan den grond zou zijn ge- loopen. De kosten van een tooneelgezelschap zijn ln den tegen woord igen tijd zoo hoog, dat het tooneei ik bedoel hier natuurlijk ernstig, goed tooneei en geen „Schmiere" niet meer rendeerend te maken is! Dat is niet alleen in Nederland het geval maar ook in het buiten land, doch onze gezelschappen verkeeren in nog veel grooter moeilijkheden, omdat zij verplicht zijn te reizen, wat altijd extra hoo ge uitgaven vordert! En dan en nu kom ik od het belangrijkste is er misschien geen land, dat zoo weinig doet voor het in stand houden van het tooneei als Nederland. „Nederland is een der weinige landen", zoo schreef Henri van Wermeskerken onlangs terecht in ..Het Tooneei", „waar het tooneei niet krachtig gesteund wordt. Het tooneei brengt niets op in de staatskas. Het is geen handel in koloniale waren, geen negotie; het is slechts Kunst en dus vele eeuwen door in de oogen van de regeerders en den Staat een onvruchtbaar iets geweest, dat zich zelf maar moest beduipen en waar men beter deed niet naar om te zien!" Eigenlijk zouden wij nog verder mogen gaan. Wan. niet alleen, dat men in Nederland niets doet om het tooneei te steunen, men doet door de extravagant hcoge vermakelijkheids belastingen die in de dagen van de hoog conjunctuur zoo belachelijk zijn opgeschroefd en na dien tijd nooit meer verlaagd alles om het in den grond te werken. Het tooneei is voor de steden feitelijk niet anders dan een vruchtbaar belastingobject. En zou toch iemand durven ontkennen, dat een goed nationaal tooneei voor een land van hooge cutureele waarde is? Is een krach tig nationaal tooneei voor de cultuur van een volk niet van evenveel belang als het bezit van musea of stadsbibliotheken? Maar wat doet de Staat, wat doen de gemeenten om het tooneei in stand te houden? Men zal mij misschien wijzen op de subsidies, die enkele groo e steden aan eenige tooneelgezelschappen verstrekken, maar dit is slechts een zeer denkbeeldige steun. Amsterdam gaf in 1923 een som van 115.000 gulden aan tooneelsub- sidles. maar inde in dat zelfde jaar 349.763 gulden dat is dus drie maal meer aan belasting op het tooneei enz., zoodat het toch nog ruim 234.000 gulden er aan verdiende. En dat is dan nog de stad Amsterdam, die verreweg het meest- voor de theaterkunst doet! Rotterdam betaalt zoo goed als niets aan tooneelsubsldles en ae provinciesteden, die alle zonder uitzondering zware belastingen op de tooneelvoorstellingen heffen, komen het tooneei niet voor het minste of geringste in zijn hooge uitgaven te gemoet. En de Nederland- sche Staat? De kleine inmiddels nog ver minderde subsidies aan de tooneelschool ik meen van 3000 gulden is het eenige wat de staat voor 't ln stand houden van het tooneei meent te moeten doen. En zien wij nu eens naar het buitenland! Een klein land als Denemarken subsidieert zijn tooneei alleen reeds met anderhalf mil- •ioen kronen. Italië, Frankrijk en Belgie steu nen het tooneei en de opera met hooge be dragen. In het maandblad „Nationaai Too neei" van 30 December 1929 is het volgepde lijstje van vermakelijkheidsbelastingen en subsidies voor tooneei en opera voor enkele Duiische steden, opgenomen, dat ik hier laat volgen: Chemnitz Dortmund Essen Hamburg Hannover Magdeburg Neurenberg Vermakelijkheids belasting 105 000 M. 52.000 M. 27-000 M. 95 000 M. 25.000 M. 57.000 M- 48.000 M. Subsidie. 930.000 M. 1 723.000 M. 1.365.000 M. 1.352.000 M. 1.854.000 M. 940.000 M. 1-397.000 M. Totaal 409.000 M. 9.561.000 M. Het bedrag der subsidie is dus 25 zegge en schrijve 25 maal hooger dan dat der ver makelijkheidsbelastingen. Te Amsterdam be draagt het totaal der subsidies nog niet een derde van dat der belastingen. Wanneer men deze getallen met elkander vergelijkt, dan zal men er zich niet m.-'er over verbazen, dat het tooneei in Nederland een kommervol bestaan voert vooral niet als men bedenkt, dat de Duitschers veel meer naar het theater gaan dan de Hollanders. En wie verwondert er zich dan nog over, dat een gezelschap als Het Oost-Nederlandsch Tooneei dat enkel van particulieren fi nancieelen steun had gekregen ten onder moet gaan? En vragen wij ons af is het dan niet noodig, dat wij in Nederland lang zamerhand een ander standpunt gaan in nemen? Heeft het tooneei ik bedoel hier natuurlijk het goede, waarlijk artistieke too neei niet eerder steun nocdig dan tegen werking? Is het niet een nationaal belang om de bestaansmogelijkheid van een gezelschap als van Van Dalsum te verzekeren? Wan* men ver ge te niet: een bloeiend nationaal tooneei is in dezen tijd van bioscoop en dan cing voor onze cultuur belangrijker dan ooit. J. B. SCHUIL. LIEUWE JANSEN, f Je Lieuwe Jansen. Lieuwe Jansen gestorven! Dat bericht zal in den kring der Haarlemsche tooneel- dilettanten en vooral in de vereeniging Cremer groote verslagenheid brengen! Ik weet wel zeker, dat velen zijn heengaan even als ik als een persoonlijk verlies zullen ge voelen! Want Lieuwe Jansen was een man, die om zijn eenvoud, zijn oprechtheid en zijn fijn gevoel niet alleen hooggeacht maar ook bemind werd! Alles aan hem was waar, eer lijk en natuurlijk'. Ik hield van Lieuwe Jansen, omdat hij zich altijd precies gaf, zooals hij was! Hij was een goed en nobel mensch! En hij was onder de dilettanten een uitzonderingsmensch, want hij was de een voud, de bescheidenheid zelve. Toen ik hem voor zijn veertig-jarig jubileum als werkend Cremerlid wilde interviewen zei hij me: „Ik vind altijd, wat wij doen, zoo gering, verge leken bij het werk van de echte, goede acteurs!" en het opmerkelijkste was, dat hij volkomen meende, wat hij zei! En toch was hij veertig jaar lang een der beste krachten van Cremer geweest, had Cremer aan hem en aan zijn trouwen, besten vriend Gerrit van Gasteren zijn grootste successen te danken gehad! Lieuwe Jansen was met Van Gasteren en mevrouw Hamann de eenige overgeblevenen van de oude garde, die van de oprichting van Cremer af en zelfs nog daarvoor komedie had gespeeld! Met Lieuwe Jansen is dus ook een der merk waardigste figuren uit de Haarlemsche dilettanten-wereld heengegaan. In den tijd, toen ik de kritieken voor ons blad begon te schrijven nu ongeveer twintig jaar geleden behoorde de heer Jansen tot de vooraanstaande tooneeldilet- tanten. En toen had hij reeds meer dan 25 jaar komedie gespeeld! In de dagen van den grootsten bloei van Cremer, toen onze Haar lemsche letterlievende vereeniging overal in Nederland en in België op wedstrijden de eerste prijzen behaalde, waren het de heeren Jansen en Van Gasteren, die wel het voor naamste aandeel hadden in deze sucessen. En opmerkelijke overeenkomst belden waren zij even bescheiden en eenvoudig. Zij, die den eerlijken, trouwhartigen Jansen heb ben gekend, zullen het zich nauwelijks kun nen verbeelden, dat deze juist in marqué- rollen zoo uitblonk. Toen ik onlangs met den heer Van Gasteren over vroegere tijden zat te praten, zei hij mij nog niet wetend, dat zijn oude vriend reeds ziek was „Jansen als Scarpia in Tosca, dat was een van de mooiste rollen, die ik ooit van een dilettant heb gezien!" Ook zijn marqué in Simon Turchi werd door ouderen van dagen zeer geroemd. En wij mogen het hier ook wel zeggen, dat Cremer haar eerste medaille aan zijn nu gestorven lid Jansen in een voor drachtwedstrijd te Hoorn te danken heer:. Maar toen ik den heer Jansen leerde ken nen. speelde Cremer al lang niet meei stukken, waarin de marqués hoofdrollen ver- vulden. Ik heb den heer Jansen alleen ge kend als „eerste karakterrol" bij onze Ko ninklijke Letterlievende Vereeniging. en wat hij in deze qualltelt presteerde, g'ng nu en dan ver boven gewoon dilettantisme uit. Ik heb de herinnering aan twee rollen van den heer Jansen, waarin hij ver boven zich zelf uitging, en hij plotseling artist werdik meen Bandt, den ouden boekhouder in Van Schevichavens's „Edel Metaal" en Kasper Soldaat in Schlnkel's Dageraad. Den inhoud van die twee stukken ben ik al lang verge ten, ik weet er absoluut niets meer van. maar Lieuwe Jansen zie ik nog steeds voor mij als den ongelukkigen levensschipbreukeling ln Edel Metaal! Nooit heb ik op het dilet- tantentooneel een kleine rol zóó in perfectie zien spelen- Het werd een kabinetsstukje, waarnaast al het andere onnoozel gel'.ef- hebber leek. En even mooi was zijn Kasper Soldaat in Dageraad! In dien psychisch - defecten kerel was niets meer van Jansen te vinden. Ik zou onder onze tegenwoordige dilettanten geen enkelen kunnen noemen, die dit spel van vlsionnaire verbeelding zou kunnen benaderen. Hoeveel andere moo'e rollen herlr.ner lk mij ook nog van Jansen! Zijn Clgnoni in Van Riemsdijk's Tzlngari, zoo knap en vol fan tasie gespeeld, de oude eigenzinnige boer in De Distel, Hein Roekoe. Vogelreuter in St. Jansvuur, Jüttner in Oud Heidelberg, domi nee van Baaien in Een Geloovige en een zijner laatste rollen de oude prachtig ge speelde werkman Knossen in mijn Fatsoen. Jansen was iemand, die nooit vroeg om een ..groote" rol! Elke rol, zelfs de kleinste, was hem goed. mits zij hem maar iets zei en zij hem lag! Hij speelde enkel en alleen uit liefde voor het tooneelspelen. zijn eigen per soon stelde hij nooit en nimmer op den voor grond! Hij hield van zijn vereeniging Cre mer, hij speelde voor Cremer en niet voor zich zelf. In vroeger Jaren had de heer Jansen in Haarlem en omstreken een goeden naam als declamator en tientallen jaren was hij de organist van de Hervormde kerk te Benne- broek! Maar alles deed hij steeds in de grootste besche'denheid: zich zelf overschat ten heeft hij nooit gedaan. Van kwaad soreken wist hij niet. Eerlijk en oprecht was hij, maar toch altijd miiu en zacht in zijn oordeel! Het dilettanten tooneei kent maar weinige zoo waarachtig sympa thieke figuren als Lieuwe Jansen was! Wan neer de vereeniging Cremer over eenige jaren haar gouden jubileum zal vieren, zal zij dit oudste en trouwste lid, dat nooit anders wilde zijn dan eenvoudig werkend lid en nimmer een plaats in het bestuur ambieerde, met weemoed herdenken. Lieuwe Jansen ls met Van Gasteren meer dan 40 jaar een steun pilaar van Cremer geweest! Wij die hem ge kend hebben, zullen dezen trouwhartigen, eerlijken, fijnvoelenden man missen. J. B. SCHUIL. JAN MUSCH OP HET KENNEMER LYCEUM. In de aula van het Kennemer Lyceum Is Jan Musch gisteren opgetreden voor de leer lingen der hoogste klassen van deze onder wijsinrichting en het daverend applaus aan het slot was wel het beste bewijs, hoe Musch zijn jeugdig auditorium onder den ban van ziin talent heeft weten te brengen. Een „heer- liike Nederlandsche les" noemde de heer Nienhuys. de voorzitter van de Kennemer Lyceum Vereeniging. in zijn aardig onenings- wóörd dezen "middag zeer terecht: zelfs voor hen. die onzen groóteri acteur herhaalde ma len hebben gehóórd, is het telkens weer een vreugde naar deze beeldende voordracht te luisteren. Hoe komt het toch, vroeg ik mij gisteren af. dat Musch in zijn voordracht van verzen altijd weer zoo ongemeen boeit? Allereerst, doordat hij het vers zoo prachtig uiteenaet! Musch heeft jaren lang onder regie van Royaards gespeeld, maar hij is in het ver zen zeegen nooit een discipel van Royaards geworden. Royaards genoot van den klank en het rhythme van het. vers. Musch zet het vers in telkens verschillende schakeerineen uiteen, waarbij hij het woord sterk beeldt, maar het rhythme wel eens verwaarloost! En dan. Musch blijft altijd acteur, zelfs in lyrische of beschrijvende verzen! Hoor en zie hem een vers zeggen als ..Het Schrijverke"! Hij draagt het voor als een monoloog, dien de dichter houdt tegen het „krlnklende winklende waterding"! In Kind°rcedachten van Adama van Scheltema „spéélt" hij het kind dat den regen hoort ruischen. De Diik wordt één cn al actie, zelfs in de beschrij ving evenals De Wilgen! Welk een verschil in voordracht in Scheepspraet bij Royaards. die Huygen's vers gaf ster rhythmisch en daverend van klank en bij Musch. die het geeft. ook prachtig van klank maar als een verhaal vol leven en dramatiek. Opmerkelijk was het. dat het fragment uit „De Spaansc'ne Brabander" dat toch louter tooneei is en in costuum door Musch werd ..gespeeld", het bij dit Jeugdig publiek het 't minste deed. Maar verwonderen deed het mij niet! Dit was te fragmentarisch, de toe hoorders kwamen er niet in. stonden absoluut vreemd tegenover den Spaanschen Braban der en Robbeknol, die daar beurtelings door Musch in actie en stem werden weergegeven! Heel anders was dit met het verhaal van Vosmeer de Süie uit den Gysbreght! Dat ver haal is een geheel, dat door één persoon wordt gedaan; het krijgt kleur en leven door de voordracht en kan de omgeving en ook het „costuum" ontberen! Musch had een programma van groote ver scheidenheid opgesteld, al was er voor ons. die hem herhaaldelijk eehoord hebben, dan ook weinig nieuws in! Wij bewonderden weer de virtuositeit in „Het Meezennestje", dat qua voordracht meesterlijk genoemd mag worden, wij genoten van zijn prachtig geluid in ..De drie Bloemen" van Alice Nahon! Musch ont dekt aan ons telkens weer de schoonheid van onze eigen taal! Welk een klank en kleur en gloed in een enkel woord als „papaver"! Is het niet, of dat woord geheel nieuw voor ons wordt? Niet altijd kan lk met de voordracht van Musch meegaan! ,Le Retour des Hirondel- les" wordt- naar mijn smaak in zijn voordracht V? gekunsteld, te precieus en te veel uitge sponnen en het plotseling verbreken van het rhythme en het fluisteren der regels: O. ik voel me ln 't donker rollen En den schimmel verder hollen Hoela, hoela, hoela beest. 'k Ben er bovenop geweest! lijkt mij niet gemotiveerd en te veel op effect berekend! Maar hoe meeslepend wordt zijn voordracht in de volgende strophen. welk een geweldigen climax weet hij aan het slot te brengen! Welk een daverende kracht is er in de voordracht van De Daad! Het was een mooie middag, waarvoor wij Musch en de Kennemer Lyceum-Vereeniging dankbaar zijn. G U ARNERI - KWARTET. Uit den naam dien dit ensemble heeft aan genomen, mag men de veronderstelling put ten dat het vier instrumenten van den be roemden Itallaanschen meester Guarneri bespeelt. Ik heb niet geïnformeerd of dit werkelijk zoo is, maar. te oordeelen naar de kwaliteit van den voortgebrachten klank, lijkt het me alleszins waarschijnlijk. Schoon heid en homogeniteit van klank zijn wei de meest kenmerkende eigenschappen van het Guarneri-kwartet, de prachtige zuiverheid der intonatie en het voortreffelijke samenspel behoef ik niet ln het bijzonder te noemen, want zonder deze zou het tegenwoordig nu het kwartet-spel door den arbeid van vele eerste-rangs combinaties tot een zoo hoogen graad van volkomenheid is opgevoerd, nau welijks in aanmerking komen. Nieuws heeft het Guarneri-kwartet ons niet gebracht, zoomin wat de uitgevoerde werken als wat de opvatting en vertolking betreft. Mozarts kwartet in D-min., Beetho ven's op. 18 no. 5, Schumanns op. 41 no. 3 ze kwamen alle reeds vaak op de programmas voor. Van die drie ligt Schumann hun het best: hun romantische speelwijze, hun orns aan het te veel grenzende vibrato past zich bij deze muziek uitstekend aan. Maar ik begrijp niet waarom we van de trits, die Schumann in zijn gelukkigsten tijd. kort nadat hij zijn geliefde bruid naar het alt-aar had mogen voeren, schreef, altijd alleen het derde te hooren krijgen. Ook de andere twee. vooral het eerste, bevatten mooie, warm gevoelde muziek, en de dalende kwint, waar mee no. 3 aanvangt, en die ontleend schijnt aan Beethovens sonate op. 31 no. 3, wordt vaker herhaald dan voor een niet-verliefden hoorder interessant is. Het mooiste deel uit dit werk schijnt mij altijd het poëtische langzame, dat profetisch op Brahms wijst; ln het scherzo en het finale mist men hier en daar de echte polyphone kwartetstijl en bovendien wordt het rhythme van het ref rein ln het slotstuk op den duur onaardig De voordracht van Mozart's kwartet (een der aan Haydn opgedragen werken van den 'ongen meester) was mij over het algemeen iets te zwaar op de hand. miste de noodlge lichte contrasten; alleen het zeer fijn ge speelde trio uit de Menuet maakte daarop een uitzondering. Bovendien gaf de eerste violist wat te veel aan zijn voorliefde voor flageolet tonen toe: zelfs de eerste inzet van het hoofdthema in het begin was een fluit toon! Van het kwartet van Beethoven werd het eerste hoofddeel mij ook wat erg bedacht zaam gespeeld: in de beroemde Variaties was daarentegen menig mooi moment aan te stippen, zoo b.v, de uitert delicaat gespeelde vierde variatie. En het finale won aan tem po en de frischheid van de vertolking wat het eerste hoofddeel te kort kwam. Resumeerende: een avond die wel geen nieuwe gezichtspunten opende of diepe in drukken teweegbracht, maar toch een avond van prachtig en voornaam musiceeien, dat den niet weinigen hoorders menig schoon oogenblik bereidde en door geen enkelen wanklank verstoord werd. K. DE JONG. J. B. SCHUIL. ATJEH VÓÓR EN Na DE PACIFICATIE. Lezing van den heer J. C. Lamster voor „Oost en West' Voor vele leden van „Oost en West" hield Vrijdagavond de heer J. C. Lamster, conser vator aan het koloniaal Instituut te Amster dam in den Schouwburg aan den Jansweg een lezing over Atjeh vóór en na de pacifica tie. De heer Lamster kent Atjeh uit den tijd toen hij aLs marechaussee her en der door dat land trok, hij heeft geschiedenis en toe standen bestudeert, maakt-e een deel van den Atjeh-oorlog mee onder Van Heut-sz en is dus zeker een zeer bevoegd spreker. Kort behandelde de heer Lamster het eerste contact tusschen Holland en Atjeh, den tijd dat Iskander Moeda er het pepermonopolie had en de Oost-Indische Compagnie er han delsbetrekkingen trachtte aan te knoopen Eerst na de verovering van Malakka op de Portugeezen ln 1641 kreeg men hier meer in vloed en in 't einde der zestiger jaren van de 16e eeuw werd ln Atjeh een handelsloge ge vestigd die er vrij lang bleef bestaan. Dan komen tegen 't begin der 18e eeuw de Na poleontische oorlogen, Engeland bewaart onze koloniën, vraagt later de garantie, dat Atjeh onafhankelijk zal blijven Maar de Atjehers voeren een ware anarchie, schepen worden geroofd, de kust ls onveilig, in 1871 wordt eindelijk het voorbehoud van Atjeh's onaf hankelijkheid opgeheven en kort daarna be gint de Atjeh-oorlog, een der meest tragische conflicten in onze koloniën. Waar hier twee partijen zóó verschillend van opvatting en belangen tegenover elkaar stonden, moest het. conflict wel van langen duur zijn. Uitvoerig behandelde de heer Lamster den Atjeh-oorlog, hij wees er op hoe men met de weifelende politiek op den verkeerden weg was. tot in 1893 Snouck Hurgronje waar schuwde. Een flinke klap was beter dan zacht moedig handelen: Van Heutsz kreeg het be vel, hij achtervolgde Teukoe Oemar tot die bij Menlabok in een hindelaag viel waarbij twintig soldaten het opnamen tegen het on geveer 800 man tellende leger van Teukoe Oemar en deze laatste met verschillende panglima's sneuvelde. Dan trekt Van Dalen door de Gajoe-landen. in 1903 geeft de pre tendent-Sultan. in 1904 Pagiima Polem het verzet op. Zoo kwam onder Van Heutsz Atjeh onder Nederlandsch gezag, rust en orde heerschten weer. Daarna werd begonnen met het openleggen van het binnenland, werd de Gajoe-weg aan gelegd naar Takengön. Wel waren er nog onverzoenlijken. desperado's, maar gouverneur Swart wist voeling met de bevolking te krij gen, hij luisterde naar hun klachten, over woog die en als ze gegrond waren deed hij den klagers recht wedervaren. De Atjeh-tram werd doorgetrokken tot Medan; al trokken in den beginne de Atjehers ook nog zoo vaak de rails ondersteboven, al lieten ze de tram derail leeren, de tram kwam er en beteekent thans zeer veel voor het Atjehsche verkeer. Onder wijs, hygiënische toestanden, en?- werden ver beterd, het werd den opstandelingen gemak kelijk gemaakt door credieten weer een kalm kampongbewoner te worden. Handel en ver keer ontwikkelden zich en zij vormden een belangrijk middel tot de algeheele pacificatie van Atjeh. Met een aantal lichtbeelden liet de heer Lamster zien hoe de troepen door rimboe en rivieren trokken, hoe wegen werden aan eelegd in het bergland, en we kregen Van Heutsz op het doek te zien, Kota-Radja, O-léh-Léh, hulzen en bosschen. Het was een interessante lezing over een belangrijk onderwerp en men mag het be stuur van „Oost en West" dankbaar zijn voor zijn initiatief. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cl» per reiel. ECHTE FRIESCHE 20 50ct. per ons (•O- UrxtayJ Uw UTutke/icr 'rt paAjfc/?*£ MOORD TE HENGELO. VROUW MET EEN HAMER DOOD- GESLAGEN. Vrijdagmorgen Is te Hengelo (O.) de 30- jarlge vrouw van N., die met haar man en hun achtjarig dochtertje sinds eenige maan den bij den vader van den man inwoon den, ln diens woning aan de Reitzstraat met hamer slagen op het hoofd doodelljk gewond. Het dochtertje, dat van school thuiskwam, vond haar moeder in een plas bloed op den grond liggen. Terstond werd geneeskundi ge hulp ingeroepen en de politie gewaar schuwd. Naast het lijk werd een hamer ge vonden. waarmee de moord vermoedelijk is gepleegd. De schoonvader van het slachtoffer heeft, zich op het politiebureau gemeld en wordt als de vermoedelijke dader van den mx>rd vastgehouden. De waarschijnlijke oorzaak ls een erfenis kwestie, meldt de N. R. Ct. WEGENVERBETERING. SUPPLETORE BEGROOTING VAN HET WEGENFONDS 1930 GEVRAAGD. In eon adres aan den minister van Water staat betooeen de besturen van den A N.W.B. en de K.N.A C. de wcnschelljkheid van een sneller temoo van uitvoering der weeenver betering. Zij wijzen er od. dat in de afgeloo- pen jaren belangrijk minder is verwerkt dan werd toegestaan, cn wijten dit aan het feit, dat dikwijls on de begroot ineen groote be dragen voorkomen voor werken, waarvan de voorbereiding niet zoo vlot verliep, als bij bet onmaken der begrooting werd verwacht en voorts aan de omst andigheid, dat volgens de nieuwe Comptabiliteitswet niet meer in eenig dienstjaar werken mogen worden uit gevoerd. waarvoor de gelden on de begrooting van het voorafgaande dienstjaar waren uit getrokken. doch onverwerkt waren gebleven. Het nalaten van de uitvoering van verschil lende werken, die zijn aanbesteed, leidt al dus adressanten er toe, dat andere werken, die thans oo de begrootlng van 1930 zlin ge bracht, niet voor uitvoering ln aanmerking kunnen komen en dat die begrootlng dus fel- teliik eeheel wordt ontwricht. De besturen wijzen er voorts on. dat als motief voor het snoeien der begrooting zeker niet kan gelden, dat de grens van wat tech nisch en economisch kan worden verwerkt, reeds zou ziln bereikt en dat Juist door. in- nlaats van kleine stukles weg. groote traiec- ten ineens in uitvoering te eeven. veel meer en veel economischer gewerkt zou kunnen worden. Op deze en ander*» e-ronden mepn»n de be sturen van den A N.W.B. en de K. N A C.. dat er alle reden bestaat om, innlaats van de voor 1930 beschikbaar te ste'len fonds°n te beperken, deze zoo ruim mogelijk te verstrek ken; waarom zij den minister verzoeken, nog een ruim-opgezette sunnletolre b"«rrooting van het weeenfonds voor het i^ar 1930 fan de volksvertegenwoordiging te willen voorleggen. VERZOEK OM r.n*r»vr»nnr r»r-»*DE KLASSE Sl'OORKAARTEN. Namens den Ned. Bond van Christelijke Fabrieks- en Transportarbeiders ls aan de directie der Ned. Sooorwecen een adres ge richt. waarin verzocht wordt het daarheen te leiden, dat voor de arbeiders, die op verren afstand van hun woonolaats werkzaam zijn, goedkoope derde klasse spoorkaarten onge veer oo den voet v^n de bestaande weekkaar ten worden beschikbaar gesteld, waardoor het voor deze groen van a-beiders t^neeillk zal worden den 7ondae ln hun woonn'aatcen en in den huiselljken kring door te brengen. DE MOORI) TE STOMP WIJK De burgemeester van Leidschendam, ge meente Stompwijk, verzoekt namens den rechter-pommissaris te 's-Gravenhage op gave en inlichtingen, wie na 1 Januari J.l. al dan niet langs particulieren weg ln het bezit gekomen is van een k'e:n model Brow ning. fabrikaat F(abrique) N(ationale), kali ber 6.35. Voor Inlichtingen, welke lelden tot het op sporen van bedoelde revolver zal een beloo ning worden uitgekeerd van ten hoogste f 200. te bcoordeeien door genoemden rech- ter-commissaris. Vervolging van den bezit ter wegens overtreding der vuu:\vapenwet behoeft niet te worden gevreesd. ZAAKJUBILTUM II. W. VAN TURNHOUT. De heer H. W. van Turnhout stlrhf.'e on 13 ^e^-uari 1905 een «•"hoener^'carii-n op den Teidsch9vaartweg 245 te He«ms'ede. H?t Bosch en Vaartkwartier bestond toen no<? niet. Veertien jaar later was de heer Van Turn hout wevens den toenemenden b'oei van zijn •'aak gedwongen naar een ruimer huis om te z;en. Dit vond hij op den Wagenweg 114. waar hij zijn zaak in Maart van het vorig 'aar geheel naar de cisehen des tijds heeft Ingericht. Het schoenwerk dat hij daar ver koopt ls van prima kwaliteit en heeft een goeden pasvorm.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 11