LETTEREN EN KUNST
HET TOONEEL.
y /-II
MUZIEK.
HEERENBAAI
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 8 FEBRUARI 1930
VIERDE BLAD
TOONEEL EN SUBSIDIES.
Zelden ls een tooneellelder ln Nederiand
zijn taak met meer enthousiasme begonnen
dan Albert van Dalsum, toen hij Het Oos.
Nederlandsch Tooneei oprichtte, maar zel
den ook is de groote teleurstelling zoo spoe
dig gevolgd. Nog geen 4 maanden nadat het
nieuwe schip met volle zeilen de haven was
u.tgevaren, kreeg het reeds averij en het kar.
alleen nog maar drijvend worden gehouden
doordat de bemanning haar kapitein niet in
den steek wil laten en met vereende krach
ten alles doet om het schip niet in volle zee
te laten zinken.
De geschiedenis van Het Oost Nederlandsch
Tooneei geeft wel een heel droevig beeld van
de tooneeitoestanden in ons goede vader
land. Daar was nu eens een troep artisten
die onder voortreffe'ijke leiding vol idealism
zijn werk begon en in enkele maanden artis
tiek meer gepresteerd heeft dan menig an
der gezeiscnap in jaren. Men moet terug
gaan tot den eersten tijd van Royaards' ge
zelschap en van de oude Tooneelvereeniging
om voorbeelden te vinden van een zoo
geestdriftig begin en zoo vo.komen slagen
bij een nieuw tooneel-ensemble als dat van
Van Dalsum. Hier bleef het nu eens niet bij
beloften alleen! De opvoeringen van De Co-
medie van het Geluk. De Drie Stuivers-
Opera, Volpone en het allerlaatst die van
Liefde onder de Olmen waren telkens weer
gebeurtenissen, die alle liefhebbers van het
tooneei hoopvol stemden. De successen volg
den elkander met verrassende snelheid op,
maar helaas! de successen waren alleen
maar artistiek. Nog maar 3 maanden na de
openingsvoorstelling liepen er al geruchten,
dat het gezf^sehao van Van Da^um finan
cieel zwak stond en al heel spoedig bleek het,
dat dat maar al te waar was! De directie
moest met de a-tisten een accoord aangaan
en alleen door de bereidwilligheid van de aar
het gezelschap verbonden dames en heeren
die bij een stranding midden In het sei
zoen trouwens geheel werkloos zouden zijn
is het Van Dalsum mogelijk onder deze
uiterst moeilijke omstandigheden door te
spe'en.
Nu zullen practische Hollanders natuurlijk
dadelijk wel zeggen, dat dit alles te voorzien
was. Een gezelschap als van Van Dalsum. dat
geen vaste speelavonden had te Amsterdam
of Den Haag en het voornamelijk van de
provincie moest hebben, was van te voren
reeds tot een vroegen "dood veroordeeld. De
kosten van dezen zoo ver van de tooneelcen-
tra gevestigden troep zijn door de hooge reis
kosten en de vele séjours aanzienlijk grooter
dan van de andere in Amsterdam of Den
Haag resideerende troepen. En daarbij kwam
nog. dat van een artist als Van Dalsum geen
artistieke concessies te verwachten waren!
Hij zou met zijn gezelschap liever ten onder
gaan dan te gaan „schmieren".
Een gezelschap als Het Oost-Nederlandsch
Tooneei, dat zijn voorstellingen artistiek tot
in de finesses verzorgt, heeft alleen maar be
staansmogelijkheid. wanneer het financieel
zeer krachtig gesteund wordt.
J. C. P. heeft in zijn Om Ons Heen „Het
Tooneei en zijn Tegenstrevers" eenige facto
ren aangewezen, die oorzaak zijn van de te
genwoordige moeilijkheden van het tooneei
en er opgewezen, dat de tooneelleiders ook
zelf hieraan schuldig zijn en den tegenspoed
eer in de hand werken dan tegengaan.
Maar zie hier nu een gezelschap, dat ln
alle opzichten superieur werk levert en voor
treffelijk tooneei brengt en dat toch niet kan
blijven bestaan! Is dat eigenlijk niet bedroe
vend en in zeker opzicht ook niet eer weinig
beschamend voor ons land? Want het voor
beeld van Het Oost Nederlandsch Tooneei is
daar om te bewijzen, dat goed tooneei zonder
krach tigen financieelen steun in ons land
niet bestaanbaar is! Men zal mij misschien
zeggen, dat dit voorbeeld niet overtuigend is,
omdat het gezelschap van Van Dalsum door
zijn vestiging te Arnhem in een te ongun
stige positie verkeerde. Maar ik ben er wel
zeker van. dat al ware Van Dalsum te Am
sterdam begonnen hij met zulke groot op
gezette vertooningen zonder belangrijke sub
sidie financieel aan den grond zou zijn ge-
loopen.
De kosten van een tooneelgezelschap zijn
ln den tegen woord igen tijd zoo hoog, dat het
tooneei ik bedoel hier natuurlijk ernstig,
goed tooneei en geen „Schmiere" niet meer
rendeerend te maken is! Dat is niet alleen in
Nederland het geval maar ook in het buiten
land, doch onze gezelschappen verkeeren in
nog veel grooter moeilijkheden, omdat zij
verplicht zijn te reizen, wat altijd extra hoo
ge uitgaven vordert! En dan en nu kom ik
od het belangrijkste is er misschien geen
land, dat zoo weinig doet voor het in stand
houden van het tooneei als Nederland.
„Nederland is een der weinige landen", zoo
schreef Henri van Wermeskerken onlangs
terecht in ..Het Tooneei", „waar het tooneei
niet krachtig gesteund wordt. Het tooneei
brengt niets op in de staatskas. Het is geen
handel in koloniale waren, geen negotie; het
is slechts Kunst en dus vele eeuwen door in
de oogen van de regeerders en den Staat een
onvruchtbaar iets geweest, dat zich zelf maar
moest beduipen en waar men beter deed niet
naar om te zien!"
Eigenlijk zouden wij nog verder mogen gaan.
Wan. niet alleen, dat men in Nederland niets
doet om het tooneei te steunen, men doet
door de extravagant hcoge vermakelijkheids
belastingen die in de dagen van de hoog
conjunctuur zoo belachelijk zijn opgeschroefd
en na dien tijd nooit meer verlaagd alles
om het in den grond te werken. Het tooneei
is voor de steden feitelijk niet anders dan
een vruchtbaar belastingobject.
En zou toch iemand durven ontkennen,
dat een goed nationaal tooneei voor een land
van hooge cutureele waarde is? Is een krach
tig nationaal tooneei voor de cultuur van een
volk niet van evenveel belang als het bezit van
musea of stadsbibliotheken? Maar wat doet
de Staat, wat doen de gemeenten om het
tooneei in stand te houden? Men zal mij
misschien wijzen op de subsidies, die enkele
groo e steden aan eenige tooneelgezelschappen
verstrekken, maar dit is slechts een zeer
denkbeeldige steun. Amsterdam gaf in 1923
een som van 115.000 gulden aan tooneelsub-
sidles. maar inde in dat zelfde jaar 349.763
gulden dat is dus drie maal meer aan
belasting op het tooneei enz., zoodat het toch
nog ruim 234.000 gulden er aan verdiende.
En dat is dan nog de stad Amsterdam, die
verreweg het meest- voor de theaterkunst doet!
Rotterdam betaalt zoo goed als niets aan
tooneelsubsldles en ae provinciesteden, die alle
zonder uitzondering zware belastingen op de
tooneelvoorstellingen heffen, komen het tooneei
niet voor het minste of geringste in zijn
hooge uitgaven te gemoet. En de Nederland-
sche Staat? De kleine inmiddels nog ver
minderde subsidies aan de tooneelschool
ik meen van 3000 gulden is het eenige
wat de staat voor 't ln stand houden van het
tooneei meent te moeten doen.
En zien wij nu eens naar het buitenland!
Een klein land als Denemarken subsidieert
zijn tooneei alleen reeds met anderhalf mil-
•ioen kronen. Italië, Frankrijk en Belgie steu
nen het tooneei en de opera met hooge be
dragen. In het maandblad „Nationaai Too
neei" van 30 December 1929 is het volgepde
lijstje van vermakelijkheidsbelastingen en
subsidies voor tooneei en opera voor enkele
Duiische steden, opgenomen, dat ik hier laat
volgen:
Chemnitz
Dortmund
Essen
Hamburg
Hannover
Magdeburg
Neurenberg
Vermakelijkheids
belasting
105 000 M.
52.000 M.
27-000 M.
95 000 M.
25.000 M.
57.000 M-
48.000 M.
Subsidie.
930.000 M.
1 723.000 M.
1.365.000 M.
1.352.000 M.
1.854.000 M.
940.000 M.
1-397.000 M.
Totaal 409.000 M. 9.561.000 M.
Het bedrag der subsidie is dus 25 zegge
en schrijve 25 maal hooger dan dat der ver
makelijkheidsbelastingen. Te Amsterdam be
draagt het totaal der subsidies nog niet een
derde van dat der belastingen.
Wanneer men deze getallen met elkander
vergelijkt, dan zal men er zich niet m.-'er
over verbazen, dat het tooneei in Nederland
een kommervol bestaan voert vooral niet als
men bedenkt, dat de Duitschers veel meer
naar het theater gaan dan de Hollanders.
En wie verwondert er zich dan nog over, dat
een gezelschap als Het Oost-Nederlandsch
Tooneei dat enkel van particulieren fi
nancieelen steun had gekregen ten onder
moet gaan? En vragen wij ons af is het
dan niet noodig, dat wij in Nederland lang
zamerhand een ander standpunt gaan in
nemen? Heeft het tooneei ik bedoel hier
natuurlijk het goede, waarlijk artistieke too
neei niet eerder steun nocdig dan tegen
werking? Is het niet een nationaal belang om
de bestaansmogelijkheid van een gezelschap
als van Van Dalsum te verzekeren? Wan*
men ver ge te niet: een bloeiend nationaal
tooneei is in dezen tijd van bioscoop en dan
cing voor onze cultuur belangrijker dan
ooit.
J. B. SCHUIL.
LIEUWE JANSEN, f
Je
Lieuwe Jansen.
Lieuwe Jansen gestorven! Dat bericht zal
in den kring der Haarlemsche tooneel-
dilettanten en vooral in de vereeniging
Cremer groote verslagenheid brengen! Ik
weet wel zeker, dat velen zijn heengaan even
als ik als een persoonlijk verlies zullen ge
voelen! Want Lieuwe Jansen was een man,
die om zijn eenvoud, zijn oprechtheid en zijn
fijn gevoel niet alleen hooggeacht maar ook
bemind werd! Alles aan hem was waar, eer
lijk en natuurlijk'. Ik hield van Lieuwe
Jansen, omdat hij zich altijd precies gaf,
zooals hij was! Hij was een goed en nobel
mensch! En hij was onder de dilettanten een
uitzonderingsmensch, want hij was de een
voud, de bescheidenheid zelve. Toen ik hem
voor zijn veertig-jarig jubileum als werkend
Cremerlid wilde interviewen zei hij me: „Ik
vind altijd, wat wij doen, zoo gering, verge
leken bij het werk van de echte, goede
acteurs!" en het opmerkelijkste was, dat hij
volkomen meende, wat hij zei! En toch was
hij veertig jaar lang een der beste krachten
van Cremer geweest, had Cremer aan hem
en aan zijn trouwen, besten vriend Gerrit
van Gasteren zijn grootste successen te
danken gehad! Lieuwe Jansen was met Van
Gasteren en mevrouw Hamann de eenige
overgeblevenen van de oude garde, die van
de oprichting van Cremer af en zelfs nog
daarvoor komedie had gespeeld! Met
Lieuwe Jansen is dus ook een der merk
waardigste figuren uit de Haarlemsche
dilettanten-wereld heengegaan.
In den tijd, toen ik de kritieken voor ons
blad begon te schrijven nu ongeveer
twintig jaar geleden behoorde de heer
Jansen tot de vooraanstaande tooneeldilet-
tanten. En toen had hij reeds meer dan 25
jaar komedie gespeeld! In de dagen van den
grootsten bloei van Cremer, toen onze Haar
lemsche letterlievende vereeniging overal in
Nederland en in België op wedstrijden de
eerste prijzen behaalde, waren het de heeren
Jansen en Van Gasteren, die wel het voor
naamste aandeel hadden in deze sucessen.
En opmerkelijke overeenkomst belden
waren zij even bescheiden en eenvoudig. Zij,
die den eerlijken, trouwhartigen Jansen heb
ben gekend, zullen het zich nauwelijks kun
nen verbeelden, dat deze juist in marqué-
rollen zoo uitblonk. Toen ik onlangs met den
heer Van Gasteren over vroegere tijden zat
te praten, zei hij mij nog niet wetend, dat
zijn oude vriend reeds ziek was „Jansen
als Scarpia in Tosca, dat was een van de
mooiste rollen, die ik ooit van een dilettant
heb gezien!" Ook zijn marqué in Simon
Turchi werd door ouderen van dagen zeer
geroemd. En wij mogen het hier ook wel
zeggen, dat Cremer haar eerste medaille aan
zijn nu gestorven lid Jansen in een voor
drachtwedstrijd te Hoorn te danken heer:.
Maar toen ik den heer Jansen leerde ken
nen. speelde Cremer al lang niet meei
stukken, waarin de marqués hoofdrollen ver-
vulden. Ik heb den heer Jansen alleen ge
kend als „eerste karakterrol" bij onze Ko
ninklijke Letterlievende Vereeniging. en wat
hij in deze qualltelt presteerde, g'ng nu en
dan ver boven gewoon dilettantisme uit. Ik
heb de herinnering aan twee rollen van den
heer Jansen, waarin hij ver boven zich zelf
uitging, en hij plotseling artist werdik
meen Bandt, den ouden boekhouder in Van
Schevichavens's „Edel Metaal" en Kasper
Soldaat in Schlnkel's Dageraad. Den inhoud
van die twee stukken ben ik al lang verge
ten, ik weet er absoluut niets meer van.
maar Lieuwe Jansen zie ik nog steeds voor mij
als den ongelukkigen levensschipbreukeling
ln Edel Metaal! Nooit heb ik op het dilet-
tantentooneel een kleine rol zóó in perfectie
zien spelen- Het werd een kabinetsstukje,
waarnaast al het andere onnoozel gel'.ef-
hebber leek. En even mooi was zijn Kasper
Soldaat in Dageraad! In dien psychisch -
defecten kerel was niets meer van Jansen te
vinden. Ik zou onder onze tegenwoordige
dilettanten geen enkelen kunnen noemen, die
dit spel van vlsionnaire verbeelding zou
kunnen benaderen.
Hoeveel andere moo'e rollen herlr.ner lk
mij ook nog van Jansen! Zijn Clgnoni in Van
Riemsdijk's Tzlngari, zoo knap en vol fan
tasie gespeeld, de oude eigenzinnige boer in
De Distel, Hein Roekoe. Vogelreuter in St.
Jansvuur, Jüttner in Oud Heidelberg, domi
nee van Baaien in Een Geloovige en een
zijner laatste rollen de oude prachtig ge
speelde werkman Knossen in mijn Fatsoen.
Jansen was iemand, die nooit vroeg om
een ..groote" rol! Elke rol, zelfs de kleinste,
was hem goed. mits zij hem maar iets zei en
zij hem lag! Hij speelde enkel en alleen uit
liefde voor het tooneelspelen. zijn eigen per
soon stelde hij nooit en nimmer op den voor
grond! Hij hield van zijn vereeniging Cre
mer, hij speelde voor Cremer en niet voor
zich zelf.
In vroeger Jaren had de heer Jansen in
Haarlem en omstreken een goeden naam als
declamator en tientallen jaren was hij de
organist van de Hervormde kerk te Benne-
broek! Maar alles deed hij steeds in de
grootste besche'denheid: zich zelf overschat
ten heeft hij nooit gedaan.
Van kwaad soreken wist hij niet. Eerlijk en
oprecht was hij, maar toch altijd miiu en
zacht in zijn oordeel! Het dilettanten tooneei
kent maar weinige zoo waarachtig sympa
thieke figuren als Lieuwe Jansen was! Wan
neer de vereeniging Cremer over eenige jaren
haar gouden jubileum zal vieren, zal zij dit
oudste en trouwste lid, dat nooit anders wilde
zijn dan eenvoudig werkend lid en nimmer
een plaats in het bestuur ambieerde, met
weemoed herdenken. Lieuwe Jansen ls met
Van Gasteren meer dan 40 jaar een steun
pilaar van Cremer geweest! Wij die hem ge
kend hebben, zullen dezen trouwhartigen,
eerlijken, fijnvoelenden man missen.
J. B. SCHUIL.
JAN MUSCH OP HET KENNEMER
LYCEUM.
In de aula van het Kennemer Lyceum Is
Jan Musch gisteren opgetreden voor de leer
lingen der hoogste klassen van deze onder
wijsinrichting en het daverend applaus aan
het slot was wel het beste bewijs, hoe Musch
zijn jeugdig auditorium onder den ban van
ziin talent heeft weten te brengen. Een „heer-
liike Nederlandsche les" noemde de heer
Nienhuys. de voorzitter van de Kennemer
Lyceum Vereeniging. in zijn aardig onenings-
wóörd dezen "middag zeer terecht: zelfs voor
hen. die onzen groóteri acteur herhaalde ma
len hebben gehóórd, is het telkens weer een
vreugde naar deze beeldende voordracht te
luisteren.
Hoe komt het toch, vroeg ik mij gisteren
af. dat Musch in zijn voordracht van verzen
altijd weer zoo ongemeen boeit? Allereerst,
doordat hij het vers zoo prachtig uiteenaet!
Musch heeft jaren lang onder regie van
Royaards gespeeld, maar hij is in het ver
zen zeegen nooit een discipel van Royaards
geworden. Royaards genoot van den klank
en het rhythme van het. vers. Musch zet het
vers in telkens verschillende schakeerineen
uiteen, waarbij hij het woord sterk beeldt,
maar het rhythme wel eens verwaarloost!
En dan. Musch blijft altijd acteur, zelfs in
lyrische of beschrijvende verzen! Hoor en zie
hem een vers zeggen als ..Het Schrijverke"!
Hij draagt het voor als een monoloog, dien
de dichter houdt tegen het „krlnklende
winklende waterding"! In Kind°rcedachten
van Adama van Scheltema „spéélt" hij het
kind dat den regen hoort ruischen. De Diik
wordt één cn al actie, zelfs in de beschrij
ving evenals De Wilgen! Welk een verschil
in voordracht in Scheepspraet bij Royaards.
die Huygen's vers gaf ster rhythmisch en
daverend van klank en bij Musch. die het
geeft. ook prachtig van klank maar als een
verhaal vol leven en dramatiek.
Opmerkelijk was het. dat het fragment uit
„De Spaansc'ne Brabander" dat toch louter
tooneei is en in costuum door Musch werd
..gespeeld", het bij dit Jeugdig publiek het 't
minste deed. Maar verwonderen deed het
mij niet! Dit was te fragmentarisch, de toe
hoorders kwamen er niet in. stonden absoluut
vreemd tegenover den Spaanschen Braban
der en Robbeknol, die daar beurtelings door
Musch in actie en stem werden weergegeven!
Heel anders was dit met het verhaal van
Vosmeer de Süie uit den Gysbreght! Dat ver
haal is een geheel, dat door één persoon wordt
gedaan; het krijgt kleur en leven door de
voordracht en kan de omgeving en ook het
„costuum" ontberen!
Musch had een programma van groote ver
scheidenheid opgesteld, al was er voor ons.
die hem herhaaldelijk eehoord hebben, dan
ook weinig nieuws in! Wij bewonderden weer
de virtuositeit in „Het Meezennestje", dat qua
voordracht meesterlijk genoemd mag worden,
wij genoten van zijn prachtig geluid in ..De
drie Bloemen" van Alice Nahon! Musch ont
dekt aan ons telkens weer de schoonheid van
onze eigen taal! Welk een klank en kleur
en gloed in een enkel woord als „papaver"!
Is het niet, of dat woord geheel nieuw voor
ons wordt?
Niet altijd kan lk met de voordracht van
Musch meegaan! ,Le Retour des Hirondel-
les" wordt- naar mijn smaak in zijn voordracht
V? gekunsteld, te precieus en te veel uitge
sponnen en het plotseling verbreken van het
rhythme en het fluisteren der regels:
O. ik voel me ln 't donker rollen
En den schimmel verder hollen
Hoela, hoela, hoela beest.
'k Ben er bovenop geweest!
lijkt mij niet gemotiveerd en te veel op effect
berekend! Maar hoe meeslepend wordt zijn
voordracht in de volgende strophen. welk een
geweldigen climax weet hij aan het slot te
brengen! Welk een daverende kracht is er in
de voordracht van De Daad!
Het was een mooie middag, waarvoor wij
Musch en de Kennemer Lyceum-Vereeniging
dankbaar zijn.
G U ARNERI - KWARTET.
Uit den naam dien dit ensemble heeft aan
genomen, mag men de veronderstelling put
ten dat het vier instrumenten van den be
roemden Itallaanschen meester Guarneri
bespeelt. Ik heb niet geïnformeerd of dit
werkelijk zoo is, maar. te oordeelen naar de
kwaliteit van den voortgebrachten klank,
lijkt het me alleszins waarschijnlijk. Schoon
heid en homogeniteit van klank zijn wei de
meest kenmerkende eigenschappen van het
Guarneri-kwartet, de prachtige zuiverheid der
intonatie en het voortreffelijke samenspel
behoef ik niet ln het bijzonder te noemen,
want zonder deze zou het tegenwoordig nu
het kwartet-spel door den arbeid van vele
eerste-rangs combinaties tot een zoo hoogen
graad van volkomenheid is opgevoerd, nau
welijks in aanmerking komen.
Nieuws heeft het Guarneri-kwartet ons
niet gebracht, zoomin wat de uitgevoerde
werken als wat de opvatting en vertolking
betreft. Mozarts kwartet in D-min., Beetho
ven's op. 18 no. 5, Schumanns op. 41 no. 3
ze kwamen alle reeds vaak op de programmas
voor. Van die drie ligt Schumann hun het
best: hun romantische speelwijze, hun orns
aan het te veel grenzende vibrato past zich
bij deze muziek uitstekend aan. Maar ik
begrijp niet waarom we van de trits, die
Schumann in zijn gelukkigsten tijd. kort
nadat hij zijn geliefde bruid naar het alt-aar
had mogen voeren, schreef, altijd alleen het
derde te hooren krijgen. Ook de andere
twee. vooral het eerste, bevatten mooie, warm
gevoelde muziek, en de dalende kwint, waar
mee no. 3 aanvangt, en die ontleend schijnt
aan Beethovens sonate op. 31 no. 3, wordt
vaker herhaald dan voor een niet-verliefden
hoorder interessant is. Het mooiste deel uit
dit werk schijnt mij altijd het poëtische
langzame, dat profetisch op Brahms wijst;
ln het scherzo en het finale mist men hier
en daar de echte polyphone kwartetstijl en
bovendien wordt het rhythme van het ref
rein ln het slotstuk op den duur onaardig
De voordracht van Mozart's kwartet (een
der aan Haydn opgedragen werken van den
'ongen meester) was mij over het algemeen
iets te zwaar op de hand. miste de noodlge
lichte contrasten; alleen het zeer fijn ge
speelde trio uit de Menuet maakte daarop
een uitzondering. Bovendien gaf de eerste
violist wat te veel aan zijn voorliefde voor
flageolet tonen toe: zelfs de eerste inzet van
het hoofdthema in het begin was een fluit
toon!
Van het kwartet van Beethoven werd het
eerste hoofddeel mij ook wat erg bedacht
zaam gespeeld: in de beroemde Variaties
was daarentegen menig mooi moment aan te
stippen, zoo b.v, de uitert delicaat gespeelde
vierde variatie. En het finale won aan tem
po en de frischheid van de vertolking wat het
eerste hoofddeel te kort kwam.
Resumeerende: een avond die wel geen
nieuwe gezichtspunten opende of diepe in
drukken teweegbracht, maar toch een avond
van prachtig en voornaam musiceeien, dat
den niet weinigen hoorders menig schoon
oogenblik bereidde en door geen enkelen
wanklank verstoord werd.
K. DE JONG.
J. B. SCHUIL.
ATJEH VÓÓR EN Na DE
PACIFICATIE.
Lezing van den heer J. C.
Lamster voor „Oost en West'
Voor vele leden van „Oost en West" hield
Vrijdagavond de heer J. C. Lamster, conser
vator aan het koloniaal Instituut te Amster
dam in den Schouwburg aan den Jansweg
een lezing over Atjeh vóór en na de pacifica
tie.
De heer Lamster kent Atjeh uit den tijd
toen hij aLs marechaussee her en der door
dat land trok, hij heeft geschiedenis en toe
standen bestudeert, maakt-e een deel van den
Atjeh-oorlog mee onder Van Heut-sz en is
dus zeker een zeer bevoegd spreker.
Kort behandelde de heer Lamster het eerste
contact tusschen Holland en Atjeh, den tijd
dat Iskander Moeda er het pepermonopolie
had en de Oost-Indische Compagnie er han
delsbetrekkingen trachtte aan te knoopen
Eerst na de verovering van Malakka op de
Portugeezen ln 1641 kreeg men hier meer in
vloed en in 't einde der zestiger jaren van de
16e eeuw werd ln Atjeh een handelsloge ge
vestigd die er vrij lang bleef bestaan. Dan
komen tegen 't begin der 18e eeuw de Na
poleontische oorlogen, Engeland bewaart onze
koloniën, vraagt later de garantie, dat Atjeh
onafhankelijk zal blijven Maar de Atjehers
voeren een ware anarchie, schepen worden
geroofd, de kust ls onveilig, in 1871 wordt
eindelijk het voorbehoud van Atjeh's onaf
hankelijkheid opgeheven en kort daarna be
gint de Atjeh-oorlog, een der meest tragische
conflicten in onze koloniën. Waar hier twee
partijen zóó verschillend van opvatting en
belangen tegenover elkaar stonden, moest
het. conflict wel van langen duur zijn.
Uitvoerig behandelde de heer Lamster den
Atjeh-oorlog, hij wees er op hoe men met
de weifelende politiek op den verkeerden weg
was. tot in 1893 Snouck Hurgronje waar
schuwde. Een flinke klap was beter dan zacht
moedig handelen: Van Heutsz kreeg het be
vel, hij achtervolgde Teukoe Oemar tot die
bij Menlabok in een hindelaag viel waarbij
twintig soldaten het opnamen tegen het on
geveer 800 man tellende leger van Teukoe
Oemar en deze laatste met verschillende
panglima's sneuvelde. Dan trekt Van Dalen
door de Gajoe-landen. in 1903 geeft de pre
tendent-Sultan. in 1904 Pagiima Polem het
verzet op. Zoo kwam onder Van Heutsz Atjeh
onder Nederlandsch gezag, rust en orde
heerschten weer.
Daarna werd begonnen met het openleggen
van het binnenland, werd de Gajoe-weg aan
gelegd naar Takengön. Wel waren er nog
onverzoenlijken. desperado's, maar gouverneur
Swart wist voeling met de bevolking te krij
gen, hij luisterde naar hun klachten, over
woog die en als ze gegrond waren deed hij den
klagers recht wedervaren. De Atjeh-tram werd
doorgetrokken tot Medan; al trokken in den
beginne de Atjehers ook nog zoo vaak de rails
ondersteboven, al lieten ze de tram derail
leeren, de tram kwam er en beteekent thans
zeer veel voor het Atjehsche verkeer. Onder
wijs, hygiënische toestanden, en?- werden ver
beterd, het werd den opstandelingen gemak
kelijk gemaakt door credieten weer een kalm
kampongbewoner te worden. Handel en ver
keer ontwikkelden zich en zij vormden een
belangrijk middel tot de algeheele pacificatie
van Atjeh.
Met een aantal lichtbeelden liet de heer
Lamster zien hoe de troepen door rimboe
en rivieren trokken, hoe wegen werden aan
eelegd in het bergland, en we kregen Van
Heutsz op het doek te zien, Kota-Radja,
O-léh-Léh, hulzen en bosschen.
Het was een interessante lezing over een
belangrijk onderwerp en men mag het be
stuur van „Oost en West" dankbaar zijn voor
zijn initiatief.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cl» per reiel.
ECHTE FRIESCHE
20 50ct. per ons
(•O-
UrxtayJ Uw UTutke/icr 'rt paAjfc/?*£
MOORD TE HENGELO.
VROUW MET EEN HAMER DOOD-
GESLAGEN.
Vrijdagmorgen Is te Hengelo (O.) de 30-
jarlge vrouw van N., die met haar man en
hun achtjarig dochtertje sinds eenige maan
den bij den vader van den man inwoon
den, ln diens woning aan de Reitzstraat met
hamer slagen op het hoofd doodelljk gewond.
Het dochtertje, dat van school thuiskwam,
vond haar moeder in een plas bloed op den
grond liggen. Terstond werd geneeskundi
ge hulp ingeroepen en de politie gewaar
schuwd. Naast het lijk werd een hamer ge
vonden. waarmee de moord vermoedelijk is
gepleegd.
De schoonvader van het slachtoffer heeft,
zich op het politiebureau gemeld en wordt
als de vermoedelijke dader van den mx>rd
vastgehouden.
De waarschijnlijke oorzaak ls een erfenis
kwestie, meldt de N. R. Ct.
WEGENVERBETERING.
SUPPLETORE BEGROOTING VAN HET
WEGENFONDS 1930 GEVRAAGD.
In eon adres aan den minister van Water
staat betooeen de besturen van den A N.W.B.
en de K.N.A C. de wcnschelljkheid van een
sneller temoo van uitvoering der weeenver
betering. Zij wijzen er od. dat in de afgeloo-
pen jaren belangrijk minder is verwerkt dan
werd toegestaan, cn wijten dit aan het feit,
dat dikwijls on de begroot ineen groote be
dragen voorkomen voor werken, waarvan de
voorbereiding niet zoo vlot verliep, als bij
bet onmaken der begrooting werd verwacht
en voorts aan de omst andigheid, dat volgens
de nieuwe Comptabiliteitswet niet meer in
eenig dienstjaar werken mogen worden uit
gevoerd. waarvoor de gelden on de begrooting
van het voorafgaande dienstjaar waren uit
getrokken. doch onverwerkt waren gebleven.
Het nalaten van de uitvoering van verschil
lende werken, die zijn aanbesteed, leidt al
dus adressanten er toe, dat andere werken,
die thans oo de begrootlng van 1930 zlin ge
bracht, niet voor uitvoering ln aanmerking
kunnen komen en dat die begrootlng dus fel-
teliik eeheel wordt ontwricht.
De besturen wijzen er voorts on. dat als
motief voor het snoeien der begrooting zeker
niet kan gelden, dat de grens van wat tech
nisch en economisch kan worden verwerkt,
reeds zou ziln bereikt en dat Juist door. in-
nlaats van kleine stukles weg. groote traiec-
ten ineens in uitvoering te eeven. veel meer
en veel economischer gewerkt zou kunnen
worden.
Op deze en ander*» e-ronden mepn»n de be
sturen van den A N.W.B. en de K. N A C.. dat
er alle reden bestaat om, innlaats van de
voor 1930 beschikbaar te ste'len fonds°n te
beperken, deze zoo ruim mogelijk te verstrek
ken; waarom zij den minister verzoeken, nog
een ruim-opgezette sunnletolre b"«rrooting
van het weeenfonds voor het i^ar 1930 fan de
volksvertegenwoordiging te willen voorleggen.
VERZOEK OM r.n*r»vr»nnr r»r-»*DE
KLASSE Sl'OORKAARTEN.
Namens den Ned. Bond van Christelijke
Fabrieks- en Transportarbeiders ls aan de
directie der Ned. Sooorwecen een adres ge
richt. waarin verzocht wordt het daarheen te
leiden, dat voor de arbeiders, die op verren
afstand van hun woonolaats werkzaam zijn,
goedkoope derde klasse spoorkaarten onge
veer oo den voet v^n de bestaande weekkaar
ten worden beschikbaar gesteld, waardoor
het voor deze groen van a-beiders t^neeillk
zal worden den 7ondae ln hun woonn'aatcen
en in den huiselljken kring door te brengen.
DE MOORI) TE STOMP WIJK
De burgemeester van Leidschendam, ge
meente Stompwijk, verzoekt namens den
rechter-pommissaris te 's-Gravenhage op
gave en inlichtingen, wie na 1 Januari J.l.
al dan niet langs particulieren weg ln het
bezit gekomen is van een k'e:n model Brow
ning. fabrikaat F(abrique) N(ationale), kali
ber 6.35.
Voor Inlichtingen, welke lelden tot het op
sporen van bedoelde revolver zal een beloo
ning worden uitgekeerd van ten hoogste
f 200. te bcoordeeien door genoemden rech-
ter-commissaris. Vervolging van den bezit
ter wegens overtreding der vuu:\vapenwet
behoeft niet te worden gevreesd.
ZAAKJUBILTUM II. W. VAN TURNHOUT.
De heer H. W. van Turnhout stlrhf.'e on 13
^e^-uari 1905 een «•"hoener^'carii-n op den
Teidsch9vaartweg 245 te He«ms'ede. H?t
Bosch en Vaartkwartier bestond toen no<? niet.
Veertien jaar later was de heer Van Turn
hout wevens den toenemenden b'oei van zijn
•'aak gedwongen naar een ruimer huis om
te z;en. Dit vond hij op den Wagenweg 114.
waar hij zijn zaak in Maart van het vorig
'aar geheel naar de cisehen des tijds heeft
Ingericht. Het schoenwerk dat hij daar ver
koopt ls van prima kwaliteit en heeft een
goeden pasvorm.